Engelands vloot in In Koninklijk Nederlandse!) Landbouw Comité Olie kolen? EIMELIJKE Radioprogramma DE STRIJD Of misschien beide producten? door Michael Corvin Het voordeel van olie. Genoemde vraag kan van twee zijden be keken worden: van een technische en van een strategische. Technisch gezien weet ie der zeeman, die op beide soorten schepen heeft gevaren, dat aan het met olie gestook te schip de voorkeur moet worden gege ven. Moeilijker is reeds de strategische zijde van het vraagstuk te beantwoorden. Een schip, dat met oliemachines is uitgerust, kan zich langer en verder van een bunkerplaats verwij derd houden, want een voorraad kolen is sneller verbruikt dan een voorraad olie. Ook kunnen de met olie gestookte machi nes langer op volle kracht werken en bo vendien kan een schip met oliemotoren in tegenstelling met het schip met stoomketels een dik rookgordijn ontwikkelen en vooral dit laatste is in een eventueelen oorlog van groot belang. Aldus schijnt voor de vloot olie in alle opzichten superieur aan kolen te zijn. En het nadeel...... Maar het nadeel van de olie, dat aan de Britsche admiraliteit zooveel moeilijkheden berokkent, ligt opgesloten in de vraag: hoe komt de Britsche vloot in geval van ernst aan voldoende olie. Het moederland Enge land met zijn overzeesche bezittingen heeft slechts de beschikking over 5 a 6% van zijn behoefte aan olie. 94% moet Engeland dus betrekken uit landen, welker olievoor raden niet onder Britsche controle staan. Dat zijn Nederlandsch-Indië, eenige deelen van Zuid-Amerika, de Vereenigde Staten, Mexico, Iran en Roemenië. 50% ontvangt Engeland uit het wsten, 30% uit het Noor den en 14% uit kleine, niet onder Engel- sche controle staande staten. Zoo is Engeland in geval van oor log voor wat de dekking van zijn behoefte aan olie betreft, op de vriendschap en den goeden wil van vreemde mogendheden aangewe zen. Het ontbreekt dan ook niet aan stemmen, welke aan kolen de voorkeur willen geven. Het grootst in aantal zijn echter de men schen, die voor beide, dus voor een kolen- en oliestookinrichting, gecombineerd op elk schip, pleiten. Het vraagstuk der torpedojagers. Intusschen schijnt de Britsche admirali teit toch aan een vloot met oliestookinrich tingen te willen blijven vasthouden. Zij gaat daarbij uit van de overweging, dat in tijden van oorlog de Engelsche vloot in ieder deel van de wereld en niet slechts aan de kolenrijke en olie-arme kusten van het moederland, gevechtsklaar moet zijn. In het moederland kan men tenminste groote hoeveelheden'olie in reusachtige reservoirs opslaan. In de wereld in het algemeen is echter olie in tegenstelling met kolen het meest verbreide product en de Britsche vloot vindt buiten liet moederland gemak kelijker olie dan kolen. In zooverre is de rekening theo retisch juist, maar reeds vragen velen zich af, of zij ook practisch juist is en men haalt daarbij voor beelden uit den wereldoorlog aan. Een ervaring uit den oorlog leert Engeland, dat het vooral torpedo jagers noodig heeft, die de handels vloot, in het bijzonder in het Ka naal kunnen beschermen. 450 groote en kleine torpedojagers heeft men aan het einde van den wereldoorlog geteld, terwijl de Engelsche vloot op het oogenblik slechts 140 van der gelijke schepen bezit. Engeland is bereid, 278 millioen pond voor zijn herbewapening uit te geven. Het leeuwenaandeel van deze som wordt natuurlijk door de vloot verslonden. Het parlement heeft de credieten toegestaan en de belastingbetaler weet, wat hem te wachten staat. De wapens kun nen dus gesmeed worden. Maar reeds thans doet zich een moeilijk heid voor: een bijzonder probleem moet opgelost worden, alvorens de scheepsteekeningen aan de wer ven kunnen worden overhandigd, moet Engeland zijn vloot met ko len of met olie of misschien zelfs met beide brandstoffen stoken? Willen echter in geval van oorlog slag schepen en kruisers naar alle deelen van de wereld vertrekken, dan zouden zij tot hun bescherming alleen reeds 150 torpedo jagers moeten medenemen, en waar blijft dan het moederland, dat toch in de eerste plaats bescherming van noode heeft en geen olie bezit of op de opgeslagen voorra den moet teeren? Eerst dan zou men dus veilig het grootste deel van de vloot met olie kunnen stoken, indien het aantal torpe dojagers driemaal grooter zou zijn dan op het oogenblik. Men moet nu afwachten, of de Britsche admiraliteit verder wil gaan op den weg, welken zij insloeg, toen zij het bekende slagschip „Nelson" van een oliestookinrich ting voorzag, dan wel, dat zij het brandstof- vraagstuk oplost, door aan haar nieuwste schepen zoowel een kolen als een oliestook inrichting te geven. Ontwerp-adres inzake vervroegde denaturatie-mogelijkheid van con sumptie-aardappelen. Over- draoht mestvergunningen. Klachten inzake overdracht teelt- vergunningen. Ook in de toe komst afzonderlijk landbouwde- partement gewenscht. Geruch ten over den Deenschen vleesch- invoer. Onder voorzitterschap van den heer J. L. Nysingh uit de Wijk werd de maandelijk- sche vergadering der eerste afdeeling van het Kon. Ned. Landbouw Comité te 's-Gravenhage gehouden. Steun consumptie-aardappelteelt. Ingevolge het besluit eener vorige verga dering werd een ontwerp-adres inzake het vroeger openstellen n.1. per 1 October, van de mogelijkheid tot denaturatie van con sumptie-aardappelen tegen een vergoeding van f 1.50 per 100 Kg. vastgesteld. Beslo ten werd de andere centrale landbouw organisaties uit te noodigen zich te dezer zake gezamenlijk tot den met de zaken van den landbouw belasten minister in het nieuwe ministerie te wenden. Steun varkenshouderij. Mededeeling werd gedaan van het ant woord van den regeeringscommissaris voor den akkerbouw en de veehouderij op de door de drie centrale landbouworganisaties MUSKET 217 OP ENGELSCHE BODEM. Viif minuten later legde de boot aan den. landingssteiger aan. De officier sprong op en bood Mylady zijn hand aan. Een rij tuig wachtte reeds op hen. „Is dat ons rijtuig? vroeg ze. Ta "is 'het ver naar het hotel, waar ik over nachten moet?" Het ligt aan den anderen kant der Sta,Goed, vooruit dan maar," zei Mylady. ï)e officier zorgde er voor, dat de baga ge goed vastgelegd werd. Nadat alles in orde was, ging hij eerbiedig naast haar zitten en sloot het portier. De koetsier was blijkbaar ingelicht. Hij gaf de paarden een tik met de zweep en verdween spoedig in de drukte der straten, Daar de officier bleef zwijgen en geen lust scheen te hebben een gesprek aan te knoopen, leunde Mylady in haar hoek te rug en was weldra in gedachten verzon ken over de zonderlinge ontvangst, die haar te beurt was gevallen. ;f; 218. IN HET RIJTUIG. De tocht duurde tamelijk lang. Na een kwartier boog ze zich naar het venster, om te zien waar ze naar toe reden. Er was geen huis te bekennen. Alleen zag men de schaduw van de hoornen, welke verward door elkander joegen. Mylady hui verde. Wii zijn toch al buiten de stad, zei ze eindelijk. De officier antwoordde niet. „Wanneer u niet direct zegt, waar we naar toe rijden, kunt u alleen verder rij den. Ik ga niet verder mee, dat zeg ik u." Ze kreeg geen antwoord. „Dat is toch te gek," riep Mylady. „Help, help?" Ze was woedend haar oogen schoten in t donker vuur en ze boog zich voorover om de deur te openen en naar buiten te sprin gen. „Wees voorzichtig," luidde het koude ge zegde van den officier. „U zult beslist nog een ongeluk krijgen." Mylady zag wel in, dat ze te ver ging. Ze viel in haar hoek terug en begon te jammeren. „Waarom is men toch zoo wreed tegen mij," hoorde de officier haar zuchten. gestelde vraag omtrent de overdracht van mestvergunningen. Het bleek, dat genoemde regeeringscom missaris tegen het scheppen van deze mo gelijkheid bezwaar had, aangezien een zoodanige maatregel een verhooging van de varkenstoewijzing zou beteekenen, hetgeen ongewenscht moet worden geacht. Tuinbouwteeltvergunning. Medegedeeld werd, dat naar aanleiding van het schrijven der drie centrale land bouworganisaties aan den regeeringscom missaris voor de groenten- en fruitteelt, aangaande de overdracht van teeltvergun ningen, de minister van Landbouw en Vis- scherij heeft verzocht hem te dien opzichte klachten te noemen. In verband hiermede heeft de secretaris van de vergadering der dag. besturen der organisaties aan de pro vinciale landbouworganisaties verzocht hem mededeeling te doen van deze feiten. Opgemerkt werd, dat genoemde organi saties niet aan dit verzoek kunnen voldoen, omdat haar door den minister van Land bouw en Visscherij geheimhouding is op gelegd. Om inlichtingen te kunnen verschaffen, zal dus deze geheimhouding moeten worden opgeheven. Besloten werd voor te stellen den minis ter in dien zin te antwoorden. Departement van Landbouw. Medegedeeld werd, dat de drie centrale landbouworganisaties een schrijven hebben gericht aan den minister van Staat, dr. H. Colijn, waarbij dezen beleefd in overweging is gegeven bij de nieuwe kabinetsformatie het afzonderlijk departement van Land bouw te handhaven. Invoer Deensch vleesch. Naar aanleiding van de geruchten als zou ons land op grond van de Oslo-overeen komst een grooter invoercontingent Deensch vleesch hebben toegestaan, werd besloten de andere centrale landbouworganisaties voor te stellen deze aangelegenheid te be spreken met het college van regeerings- commissarissen en eventueel verdere stap pen te doen. DONDERDAG 24 JUNI 1987. Hilversum I. 8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.00—12.00 NCRV. 8.009.15 en 10.00 Gramofoonmuziek. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gramofoonplaten. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-Orkest en gramofoonmuziek. 2.00 Handwerkles. 3.00 Gramofoonmuziek. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Cursus handenarbeid voor de jeugd. 5.15 Het Rotterdamsch Pianokwartet en solist. 6.45 CNV-Kwartiertje. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie over Christ. Lichamelijke Op voeding. 7.30 Causerie over zeereizen. 7.45 Reportage. 8.00 Berichten ANP. Herh. SOS-berlchten. 8.15 Causerie over den bouw van den Maas tunnel te Rotterdam. 8.45 Christ. Radiokoor, m.m.v. solisten en het NCRV-Orkest. 9.50 Gramofoonmuziek. 10.00 Berichten ANP. 10.05 NCRV-Orkest. 10.45 Gymnastiekles. 11.0012.00 Gramofoonmuz., hierna schrift lezing. Hilversum H. AVRO-uitzending. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gewijde muziek (Gr.pl.)'. 10.30 Solistenconcert en declamatie. 12.00 Kavocs Lajos' orkest. 12.45 Gramofoonmuziek. I.30 Kovacs Lajos' orkest. 2.10 Literaire causerie, declamatie en gra mofoonplaten. 3.00 Omroeporkest en solist. 4.00 Voor zieken en thuiszittenden. 4.30 Gramofoonmuziek, 4.50 Voor de kinderen. 5.30 De Palladians. 6.30 Sportpraatje. 7.00 AVRO-Dansorkest. 7.30 „Fietstochten door Nederland", causerie, 7.45 Gramofoonplaten. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Omroeporkest, Toonkunstkoor en solis ten. 9.05 Gramofoonmuziek. 9.30 Massazang met orkestbegeleiding. 10.00 Omroeporkest en soliste, 10.30 Gramofoonmuziek. II.00 Berichten ANP. Damnieuws. Hierna tof 12.00 AVRO-Dansorkest en gramofoonmuz, 40. Zij had het geluk gehad weder andere dwarsdoorslagen en rembanen te vinden en daardoor het daglicht reeds enkele honderden meters dichter te naderen. Toen, na weder een moeizame klimpartij door een soort nau- wen schoorsteen, bereikte zij weder een hoo- ger gelegen gan. Deze schoorsteen had slechts een smalle spleet als doorgang aan haar rechterzijde, welke opening echter door twee zonderling gevormde steenblokken haast ge heel afgesloten was. Zij duwde tegen de blok ken en was op hetzelfde oogenblik van ont zetting bijna weer door den schoorsteen in de depte teruggevallen. Want de blokken, die zij voor steenen gehouden had, waren omgetuimeld en twee afzichtelijk verwrongen gezichten staarden haar aan. Bij haar eerste onbeheerschte vluchtbeweging had zij zich zoo hevig aan een scherp uitsteeksel gestoo- ten, dat zij zich de huid van haar schouder schaafde, wat haar weder tot bezinning bracht. Zij belichtte de gezichten der beide dooden met haar lantaarn en zag nu, dat zij tot mummies verdroogd waren. Ondanks al haar ontsteltenis schoot haar de naam Falum te binnen. Het was immers Falum? Als kind had zij eens een geschiedenis van een erïs groeve gelezen, waarin een jonge mijnwerker den dood vond en vele tientallen Jaren on ontdekt in een hoek gehurkt was blijven zit ten. Ook deze mannen konden wie weet hoe lang reeds dood zijn en eindelooze jaren hier in deze verlaten stad van holen gezeten hebben. Nog steeds over alle leden sidderend, stapte zij over de beide mummies heen, maar lang moest zij daarna nog ronddwalen en steeds met den verschrikkelijken angst, dat zij misschien nog meer zulke sporen van vroegere rampen zou kunnen ontmoeten. Zij stond op het punt van wanhoop haar pogingen op te geven, toen tot overmaat van ramp ook haar lamp nog begon uit te gaan. Maar deze omstandigheid werd juist haar redding. Zij stond weder aan een kruisweg en zij had haar nu nutteloos geworden lantaarn op den grond gezet. In het wegstervende roode licht staarde zij de beide zwarte spelonken in, die links en rechts van haar gaapten. Eens klaps kwam het haar voor, alsof zij in het gat aan haar linkerzijde uiterst vaag en als ge dempt door een dichten sluier, een bleeke schemering ontwaarde. Zij strompelde, nog slechts als een dier den zwakken lichtschijn volgend, over den ongelijken grond voort. Haar vroeger reeds aan de knieën, elbogen en schouders gescheurde kleeding veranderde door de scherpe steensplinters hoe langer hoe meer in flarden maar het licht nam toe! Nu stond zij op den bodem van een buis, die regelrecht in den hemel uitliep. De voor zienigheid had haar een der oud?, verlaten schachten laten vinden en door haar tranen heen, die haar nu in stroomen over de wangen liepen en haar blik verduisterden, herkende Esther in de eindelooze verte een ster. Deze schacht had nog geen lift, maar een naar het Esther voorkwam eindeloos aantal ladders vormde een weg naar boven. Hoewel het te vreezen was, dat vele sporten vergaan en onbruikbaar geworden zouden zijn, waagde Esther toch zonder zich een oogenblik te be denken de klimpartij. Tweemaal, driemaal braken er meerdere sporten onder den druk van haar voeten weg, telkens gelukte het haar zich vast te klemmen en na een ware eeuwig heid trok zjj zich onder aanwending van het laatste restje van haar krachten over den rand der schacht, die als veiligheidsmaatregel slechts door een vervaleln houten schutting omringd was. De omgeving waarin zij zich nu bevond, was haar volkomen vreemd. Zij probeerde nog enkele schreden te loopen, maar toen zag zij een paar menschen over een weide naderen en verloor zij plotseling al haar zelfbeheer- sching. Zij zonk bewustloos ineen en kwam eerst weder bij in het directiegebouw, waar men haar in de haar reeds toegewezen kamer te bed gelegd had. Van het gezelschap, waarmede zij in de mijn was afgedaald, was verder nog niemand teruggekeerd, maar men had door klopsig nalen reeds vastgesteld, dat allen in leven gebleven waren en nog slechts van de reddings brigade door een instorting waren gescheiden. Op haar leger hoorde Esther een gelijk matig en onophoudelijk geruisch, dat slechts af en toe even aanzwol. Eerst kon zij niet begrijpen, wat dat kon zijn, maar toen zij na den middag met pijnlijke en als gebroken leden opstond en aan het venster trad, ontdekte zij in het licht der dalende zon de oorzaak. De binnenplaats en het terrein rondom de schacht moesten wel vol menschen staan en zelfs de open vlakte tusschen het directie gebouw en den ringmuur was met groote groepen belangstellenden bezet. Het waren meest vrouwen, de vrouwen der mijnwerkers, die nog beneden waren en wier lot men nog niet kende. Het geruisch werd veroorzaakt door het onrustige voetgeschuifel der menigte en door het fluisteren der menschen, die het niet waagden hardop te spreken. Slechts af en toe klonk hier en daar het luidere schreien van een enkele stem, dat dan gevolgd werd door een aantal andere, doch spoedig placht te bedaren, tot weder alleen het ang stige en beangstigende gemurmel overbleef. Eensklaps hoorde Esther schreden, die haar kamer naderden en zij legde zich haastig weder te bed. De schreden hielden voor haar deur op een een vrouwenstem Esther her kende haar als die van het dienstmeisje verklaarde, dat de dame nog sliep. „Goed. Dan zal ik hier voor de deur wachten. Zij mag onder geen voorwaarde vertrekken voor ik haar hm gesproken heb." De mannestem, die deze woorden geuit had, werd zachter, maar Esther verstond alles even duidelijk, of zij naast den spreker stond. „Heb je niets verdachts opgemerkt? Zij gaat om met Russen, Bolsjewisten ja, werkelijk..." Wat nu nog volgde, werd nog zachter ge zegd en drong niet duidelijk tot Esther door, maar toen hoorde zij hem weder op een eenigszins luideren toon om een stoel vragen, daar bij voor de deur de wacht wilde blijven houden tot de dame op zou staan. Ondanks het hevige kloppen van haar hart, bleef Esther nog wel een volle minuut bewe gingloos in haar bed liggen nadenken. Men hield haar dus voor een helpster der Russen, vermoedelijk voor een agente van Jury. Deze verdenking was even verkeerd en dwaas als gevaarlijk. Wanneer men haar onderzocht en zij twijfelde er niet aan, of de Engelsche crimineele politie verstond het om verdachte individuen te onderzoeken zou men het horloge met de fotografieën vinden. Zij huiverde en de koude, die haar lichaam doortrok, maakte haar volkomen wakker en vastberaden. Er stond haar slechts één ding te doen: zij moest dien man voor haar deur ontloopen. Stil als een muis stond zij op en begon zij zich aan te kleeden. Haar schouder, knieën en elbogen veroorzaakten haar helsche pijnen, maar daar lette zij niet eens op. Elke seconde vreesde zij, dat de deurknop omgedraaid zou worden en de politieman zou binnentreden Zij sloop naar de deur en schoof den grendel er voor. Dat gaf haar althans voor "enkele oogenblikken veiligheid. Toen gleed zij naar het venster en keek naar beneden. Het plein was nu verlaten, want iedereen was rondom de schacht saamgestroomd, waar men te oordeelen naar het steeds luider worden' ge schrei, zeker dooden of gewonden boven bracht. Zij schoof het onderste deel van het raam open. De afstand tot den grond bedroeg vier of vijf meter, maar de muur bezat als versiering bedoelde diepe groeven, waaraan zij wel houvast dacht te kunnen vinden. Zij keek nog eens achter zich. Haar kamer lag in schemerlicht gehuld. Fluks schikte zij het beddegoed zoo, dat men bij een vluchtigen blik in het vertrek kon denken, dat er een mensch onder de dekens lag, en klauterde toen vlug en handig het venster uit. Zij vond dade lijk een steunpunt voor haar voet en trok, terwijl zij zich met de eene hand aan de vensterbank vastgeklemd hield, met de andere het schuifraam weder dicht en kwam toen spoedig, half hangend, half vallend, zonder opgemerkt te zijn, op den beganen grond te land. Er viel niet aan te denken om door de poort te vertrekken, want men zou haar daa zeker herkennen en aanhouden. Dus over den muur. Snel liep zij naar het opgehoogde g deelte van het terrein, werkte zich op den muur en liet zich er aan den anderen kam weer afglijden. Er scheurde iets, maar daar sloeg zij geen acht op. Juist toen zij pen sprong waagde, hoorde zij een motorfiets naderen en voorbijrijden. Eerst liep zij langzaam een paar veria straten door, tot zij meende ver genoeg v de mijn verwijderd te zijn om te dury draven. Haar doel was The Crown, maar n was wel zeer de vraag of de auto, waarv Selfride geschreven had, er nog zou staanj.„.0 Het begon te regenen. Dat was een guna omstandigheid, want nu viel haar harde l0°P niet zoo op en kreeg iedereen op straat m uitsluitend met zichzelf alleen te <^°elTl0tei, bereikte het parkeerterrein naast het maar daar stonden verscheidene auto s. moest zij nu de rechte vinden? (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 8