Het controle systeem
wankelt
Gentleman-dief
ontmaskerd
DE
EIMELIJKE
STRIJD
^MARKTBERICHTEN
door Michael Corvin
Bome en Berlijn tegen Fransch-
Britsch toezicht op de Spaan
sche kust.
In de „Giornaie d'Italia" verwerpt
V'irginio Gayda uit naam van
Duitschiand en Italië de gedachte
aan een uitsluitend Fransch-Britsche
controle der Spaansche kusten. De
ItaliaanschDuitsche houding te
dien aanzien Iaat geen twijfel meer.
De officieele corqmeiitatop stelt
duidelijk vast, dat „een controle-mo
nopolie van Frankrijk en Engeland
een belangrijke bijdrage zou vormen
voor de poging om te komen tot
een communistisch monopolie in
Spanje, juist op 't oogenbiik, waar
op de tegenstand der rooden wan
kelt. Italië en Duitschiand, die sinds
lang hun politiek van Europeesche
waardigheid in Spanje hebben be
paald, kunnen dat niet aanvaarden".
De schrijver merkt verder op, dat niets
gedaan kan worden zonder de goedkeuring
yan Italië en Duitschiand.
Na vervolgens herhaald te hebben, dat
Jioch Rome noch Berlijn doelstellingen heb
ben welke de souvereine rechten van het
Spaansche volk zonden kunnen aantasten en
dat men te Berlijn en Rome ten doel heeft
te verkrijgen „dat het door buitenlandsche
wapenen opgelegde communisme wegge
vaagd wordt", legt Gayda den nadruk op de
nauwe gemeenschappelijkheid der Itali-
aansch-Duitsche opvattingen. „Op dit punt,
evenals op andere punten, is de function-
ncering van de as RomeBerlijn categorisch
-Actieve besprekingen worden op het oogen
biik gevoerd tusschen Rome en Berlijn ter
bepaling van een gemeenschappelijke ge
dragslijn. Er is een volmaakte synchronisa
tie tusschen beide regeeringen.
Stem uit Berlijn.
r D.N.B. zegl:Hct verdere lot der controle in
de Spaansche water, wordt natuurlijk ooit
in Berlijnsche politieke kringen breedvoerig
besproken.
Het moet, aldus zegt men, in de eerste
plaats de taak van de niet-inmengingscom-
missic zijn zich bezig te houden met 't voor
stel van Engeland en Frankrijk de controle
aan de Spaansche kusten alleen ten uitvoer
te leggen.
Daarbij moet zeer zeker in het oog wor
den gehouden, dat dit voorstel in de niet-in-
amengingscommissie op moeilijkheden zou
kunnen botsen, daar men van Duitsche en
zeker ook van Italiaansche zijde rekening
zal moeten houden met de ondervinding,
welke Duitschiand en Italië in de zaak van
de „Leipzig" met. de beide westersche mo
gendheden hebben opgedaan.
De kwestie is, welke toestand ontstaat,
wanneer geen eenstemmig besluit in de niet-
inmengingscommissie zou tot stand komen.
In dit geval zou het wel is waar mogelijk
zijn terug te grijpen naar vroegere overeen
komsten, zooals b.v. die van December 1936,
die voorloopig slechts bepaalden, dat de mo
gendheden zich in Spanje van iedere in
menging moesten onthouden.
Zal Engeland doorzetten?
In antwoord op vragen in het lagerhuis
heeft Eden gisteren wederom bevestigd, dat
Engeland en Frankrijk het voornemen heb
ben de opengevallen plaats in de controle
ter zee langs de Spaansche kusten in te ne
men.
Morgen, aldus deelde Eden mede, zal het
ondercomité voor de niet-inmenging bijeen
komen, teneinde de nauwkeurige voorstellen
te bestudeeren, die hierover zullen worden
ingediend. „Ik hoop morgen in staat te zijn
een verklaring over deze zaak te kunnen
pf leggen."
Op de vraag van een labourafgevaaraigde,
of de houding der Italiaansche en Duitsche
regeering niet het geheele niet-inmengings-
systeem in gevaar bracht, herhaalde Eden,
dat Groot-Brittannië vastbesloten is, trouw
te blijven aan deze politiek.
Een ander labourafgevaardigde vroeg:
„Heeft de minister van buitenlandsche
zaken kennis genomen van het in Italië
gepubliceerde bericht, volgens hetwelk met
of zonder interventie generaal Franco moet
winnen?"
„Wanneer dit zoo is", antwoordde Eden,
„hoop ik, dat er geen interventie zal zijn".
Omvangrijke oplichterij achter
haald. Het eene gat werd met
het andere gestopt. Talrijke
slachtoffers in gegoede krin
gen van Rotterdam, Schiedam
en Den Haag.
De Centrale recherche te Rotter
dam heeft gistermorgen in een ho
tel aldaar aangehouden een oplich
ter, die sedert het begin van 1935 er
zijn werk van maakte om gegoede
burgers te Rotterdam, Schiedam en
Den Haag onder tal van voorwend
sels geld uit den zak te kloppen,
waarin hij wonderwel is geslaagd.
De man heeft slachtoffers bij tien
tallen gemaakt en de bedragen, die
hij op deze wijze heeft verzameld
loopen in de duizenden.
Een deel van dit geld heeft hij in den
vorm van winstaandeclen uitgekeerd, maar
desondanks moet he bedrag, dat de man
zich heeft toegeëigend, niet worden onder
schat. Overigens is dit een oplichterij met
romantiek.
Maandagmorgen waren rechercheurs in
een Rotterdamseh hotel in verband met een
andere zaak. Terloops informeerden zij
naar den bewusten persoon, in verband met
wien den laatsten tijd tal van klachten bij
haar waren binnengekomen, en op een
vraag of hij wel eens hier kwam, antwoord
de een lid van het personeel van het hotel:
„Ja, daar staat hij net in de telefooncel".
Overbrenging naar het hoofdbureau van
politie was thans liet werk van eenige mi
nuten.
De man, de 44-jarige reiziger J. van B.,
zich noemende en schrijvende J. B., is in
1935 reeds begonnen zich in vrijwel alle
groote café's in Rotterdam, in kegelclubs
en dorgelijken in te dringen. Hij wist door
zijn correcte optreden vertrouwen te wek
ken, en vertelde dat hij gedurende twaalf
jaar op een seminarium was geweest en dat
hij thans ambtenaar bij de Crisiszuivelcen-
trale was. Ook zeide hij wel verbonden te
zijn aan het departement van Sociale Za
ken.
Wanneer hij in den vriendenkring een
maal goed ingevoerd was, begon hij de
heeren in het vertrouwen te nemen. De na
druk werd gelegd op het feit, dat alles wat
hij zeide strikt vertrouwelijk was en dat
niemand er iets van mocht hooren, maar
dat er geld te verdienen was.
Het is onbegrijpelijk, maar tal
van bekende zakenlieden, die toch
niet over een nacht ijs gaan, zijn
op die wijze leelijk bij den neus
genomen.
Want wat was het geval? Van B. wist
heel aannemelijk te maken, dat hij in ver
band met zijn hooge functie veel gemakke
lijker dan buitenstaanders handelstransac
ties tot stand kon brengen. Als crisisambte
naar kon hij bijvoorbeeld invloed uitoefenen
op de distributie en den aankoop van crisis
goederen, hetgeen iemand in den vrijen
handel niet kon. Het eenige wat noodig
was, was geld en wel onmiddellijk.
Als ambtenaar kon hij zelf natuurlijk niet
handelen, dat was hem verboden maar aan
gezien er inderdaad geld te verdienen was,
wilde bij blijkbaar op zijn manier ook een
steentje bijdragen tot de „actie herlevend
Rotterdam" en daarom interesseerde hij er,
heel filantropisch, andere menschen voor.
Het bedrag van deelneming bedroeg vier
honderd gulden, waarop gedurende plus
minus een jaar, maandelijks een winstaan
deel van tachtig tot honderd gulden zou
worden uitgekeerd. Verder moesten de ge
gadigden één dag in de week vrij houden,
want het zou wel eens voorkomen, dat zij
een conferentie moesten bijwonen of groote
DE DRIE MUSKETIERS
227. DE KONING VERMAAKT ZICH.
Daarom wachtte de kardinaal ongedul
dig op dit bericht uit Engeland, dat Buc-
kingham niet zou komen.
Af en toe nam men ordonnansen van de
Rochcllers gevangen. Men las hun brieven
en maakte korte metten met hen. De kardi
naal zei nooit anders dan „ophangen!"
De koning werd bij deze wreedheden
.steeds uitgenoodigd. Hij ontbrak nooit en
zocht zich een goed plaatsje uit om alles
goed te kunnen zien. Dat was een kleine
afwisseling voor hem en deed hem het lan
ge wachten weer een weinig korten. Maar
ondanks alles verveelde hij zich erg en zei
steeds maar weer, dat hij naar Parijs te
rug wilde.
De kardinaal wist veelal niet wat hij voor
het amusement van den koning moest ver
zinnen.
228. EEN NIEUWE
BARTHOLOMEUSNACHT?
Het plan, de stad met een algemeenen
stormaanval in te "nemen, werd steeds weer
door den koning verworpen, hoewel hij
eigenlijk niets tegen een stormaanval had.
Maar de ter zake kundigen beweerden strak
en stijf, dat de stad slechts door den hon
ger was te onderwerpen. Verder was de
kardinaal er van overtuigd, dat een strijd
tusschen Franschen onderling geen vooruit
gang beteekende. In dit opzicht was hij zijn
tijd ver vooruit.
Daarbij zou een bestorming van de stad
en het vermoorden van eenige duizenden
Hugenoten in het jaar 1628 al te veel aan de
beruchte Bartholomeusnacht van 1572 her
inneren.
Hij wachtte daarom met veel ongeduld
op bericht van zijn agente.
Had ze hem misschien verraden. Of was ze
dood? Hij wist, dat ze zich niet zonder
grond onbetuigd zou. laten.
geldsbedragen moesten halen. Maar verder
had men niets anders te doen dan het geld
op te strijken. Voor de gestorte deelnemings
som kreeg de bij de zaak geïnteresseerde
een gezegeld papier, waarop hij later zijn
handelsbedrag van vierhonderd gulden zou
terugkrijgen, zulks onafhankelijk van de uit
betaalde wdnstaandeefen:
Na een paar keer gemaand te zijn,
hetgeen niet= eeqSf. zoo .erg veel arg
waan wekte, kwamen de eerste
winstaandeelen inderdaad los en zijn
er onder de deelnemers, die meer
hebben teruggekregen aan winst
aandeelen dan hun eigenlijke stor
tingsbedrag groot was.. Deze zijn er
nog wel bij gevaren, de meesten zijn
evenwel bedrogen uitgekomen, want
van B. interesseerde telkens nieuwe
personen voor zijn affaire om zijn
andere slachtoffers vóór èenigen tijd
tevreden te stellen.
Toch kon v. B. blijkbaar niet genoeg geld
verzamelen om een gemakkelijk leventje te
slijten, waarom hij er nog een extra baantje
bij nam. Hij speelde quasi-geneesheer, en
dat was een zaakje, dat meer in het laatje
bracht. In die functie verkocht hij voor hoo
ge bedragen verpakte geneesmiddelen, die
zoogenaamd uit Parijs kwamen, doch waar
hij in werkelijkheid bij een Botterdamsche
apotheek slechts enkele kwartjes voor be
taald had.
Tal van personen uit Rotterdam, Schiedam
en Don Haag zijn de dupe geworden van de
diverse oplichterspractijken van van B.
Toen van B. gisteren aan een verhoor
werd onderworpen, zeide hij gedupeerde te
zijn. De man noemde den naam van een te
goeder naam en faam bekend staand hoofd
ambtenaar, dat was zijn opdrachtgever. De
zen zond hij rechtstreeks de gelden die hij
incasseerde toe; hij ontving dan later de be
dragen, welke hij als winst moest uitbetalen,
terug. Alles zou goed geloopen zijn, wan
neer bedoelde hoofdambtenaar niet eenige
maanden geleden spoorloos was verdwe
nen
Hij had de hoop, dat de man binnen af-
zienbaren tijd wel zou terugkeeren en de
zaken hun gewonen loop zouden krijgen.
Aangezien alles omtrent dezen zg. opdracht
gever fictief is en van B. bij de politie geen
onbekende is, omdat hij eenige maanden
geleden voor een soortgelijke zaak heeft
moeten verschijnen, .is hij op het hoofdbu
reau van politie opgesloten.
AMSTERDAM, 28 JUNI 1937.
306 Vette koeien, le kwaliteit 7684; 2e
kwaliteit 6474; 3e kwaliteit 5862; 110
Melk- en Kalfkoeien 185250; 93 Vette Kal
veren 2e kwaliteit 4856; 3e kwaliteit 40—
46; 155 Nuchtere kalveren 712; 30 Schapen
28—36; 11 lammeren 1922; 438 varkens.
Vleeschvarkens, wegende van 90110 kg.
5859; Zware varkens 5758; Vette varkens
5556; 3 Paarden 140170; Aangevoerd 3
wagons.
AMSTERDAM, 28 J.uni 1937.
Binnenlandsche granen. (Boerennoteering)
Rogge f 8.25S.50; Chevalier-gerst f 8.25—
8.75; Haver f 7.257.50; Duivenboonen f 9
f 10 alles per 100 kg.; karwijzaad f 1010.50
blauwmaanzaad f 1111.50 alles per 50 kg.
AMSTERDAM, 28 Juni, aardappelmarkt.
(bericht, van den mak. Jac. Knoop).
Noordholl. Muizen f 45. kl. driel. Mui
zen f 2.403, kriel f 22.50, Wcstlandsche
Muizen f 4.605, voor mooie blanke Mui
zen; drielingen f 44.20; kriel f 22.10,
mooi kriel gezocht; Nieuwe Malta aardap
pelen f 11.1012, Friesche Roodstar per 7(
Kg. f 2.10—2.40.
AMSTERDAM, 28 Juni 1937.
1900 kg. blauw schoon f 0.680,80; 10.10(
kg. Hollandsch Geel f 0,680,78
ALKMAAR, 28 Juni.
Aardappelen f 2.60—5.60, Aardbeien f 28—
01, Aalbessen f 8—18, Andijvie f 0.802.40
Bloemkool, I f711, id. II f36, Doperwter
f 6.509, druiven f 39—43, kropsla f 0.90—
3.10, komkommers f25, peterselie f2—
2.80, perziken f59, postelein f 0.480.60.
peulen f 12—20.50, rabarber f 1.804.20, roo
de kool f5.90, selderie f 0.901.90, spinazie
f 5680, snijbooncn f 19—23, dubbele spercie-
boonen f 1922, tuinboonen f 2.50—3.50, to
maten f 10—14, uien f2.503.80, worteler
f 5.90—9.50.
PURMEREND, 29 Juni.
Koeien totaal 446 st. 210 vette koeien f 0.6?
0.78, gelde f 160—225, melk f 150275, stie
ren f0.520.62, 16 paarden f80—200, 55 vet
te kalveren f 0.30—0.60, 420 ncht. kalverer
f4—15, 160 vette varkens f0.490.5141
mag. varkens f 1832, 230 biggen f 12—17
360 schapen f 15—29, 38 bokken f 4—13, 65j
lammeren f 1215,
NOORD-SCIIARWOUDE, 29 Juni 1937.
113400 Kg. aardappelen: Schotsche Muizen,
f 44.60, grooten f 2.50—3.70, export f 2.5C
2-60, driel. f 2.SO--3.SO kleine f 1.50—2.1(
250 Kg. zilvernep f 9.30—9.40, 136 stuks
bloemkool f 8.90—9.30.
BROEK OP LANGENDIJK, 29 Juni 1937.
400000 Kg. Schotsche muizen f 4—4.60,
drielingen f 2.50—3.60, kleine f 1.50—1.90
6000 Kg. peen f 4.80-6.30, 20.000 Kg. toma
ten A f 25.60—25.90, B f 25.90—26.40, C f 26.7C
—26.80, CC f 21.20—21.80.
45.
Nigmand wist beter dan Symes op welk een
zwakken grond de aanklacht onder de be
staande omstandigheden rustte en dat de
eenige kans op resultaat voor de politie be
stond in het verkrijgen van eenig uitstel. De
gevangene glimlachte inspecteur Symes bij het
verlaten van het kantoor opgewekt toe en
Symes wist niet beter te doen dan eveneens
te grijnzen.
Voor den rechter van instructie, die twee
uren later den gevangene het verhoor afnam,
kreeg nu de zaak het door Hardley gehoop
en door Symes gevreesde verloop. De Amen-
kaan verzocht voor alles mededeelmg van de
reden, die tot zijn gevangenneming aanleiding
gegeven had. Symes gaf een beknopt versla»,
waarbij hij zich inspande het bezwarende der
aanwijzingen en omstandigheden, onder
hij Hardley gearresteerd had, te doenuit
komen. De rechter vroeg naar Hardley s
bezigheden te Londen.
„Ik ben koopman uit Boston, z°oals "n*
makkelijk kunt vaststellen. Bovendien heb fl
de opdracht van den Boston Exammerom een
serie artikelen te schrijven over
sche openbare leven. Het verheugt mij, dat
inspecteur Symes mij geholpen heeft deze
serie zeer interessant te kunnen t t
„Geeft u toe zich met geweld toegang tot
de vertrekken van miss Raleigh m het
Hotel verschaft te hebben
„Het spijt mij zeer dit niet te kunnen doen.
Ik wilde miss Raleigh, de mij bekende corre
spondente van de „Welt", in haar kamer be
zoeken, vond de deur ongesloten en trad
binnen. Tot mijn verwondering was miss
Raleigh niet in de kamer. Daarentegen trad,
toen ik het vertrek weder wilde verlaten, de
heer Symes mij met een pistool in de h'and
tegemoet. Ik moet erkennen, dat ik eerst ten
uiterste verbaasd was, maar toen een weinig
boos werd en den heer Symes bewees, dat
ook een gespannen revolver geen absolute
zekerheid garandeert. Mijn wegloopen mag
mogelijk onverstandig zijn, maar is toch niet
geheel en al onbegrijpelijk."
„Wat heb u hieromtrent op te merken,
inspecteur Symes"?"
„Zwendel van het begin tot het eind. Op
dienstorder was ik belast met het onderzoek
der kamers van miss Raleigh en bevond mij
in het weede vertrek, toen ik in de andere
kamer een geruisch hoorde. Ik keek door de
kier van de deur en zag dezen heer, die het
schrijfbureau van de dame nazocht. Er be
staat geen twijfel, of..."
„Een oogenbiik, alstublieft! Was de deur
naar de gang op slot of niet?"
„Ik heb mogelijk vergeten haar na mijn
binnentreden weer af te suliten."
„En hoe wilt u uw doorzoeken van het
schrijfbureau verklaren?"
„Ook ik hoorde, toen ik een oogenbiik ge
wacht had, een geruisch in de andere kamer.
Ik ging naar de schrijftafel, waar enkele
brochures en geïllustreerde bladen op lagen,
om daarin te bladeren, tot miss Raleigh, die
ik meende, dat in het andere vertrek was, zou
komen. In haar plaats kwam, toen ik mij
omkeerde, inspecteur Symes de deur door en
legde zijn dienstrevolver op mij aan."
„Lagen er brochures op die schrijftafel?"
„Jawel, edelachtbare."
Inspecteur Symes kon zijn woede niet ver
bergen, wat Hardley met innige vreugde ver
vulde. Hij had niet durven hopen zoo snel en
zeker den onmiskenbaar bestaanden twijfel
van den rechter van instructie te kunnen op
heffen. Dat de inspecteur nu een politiek
pleidooi tegen hem zou gaan houden, was
niet waarschijnlijk. De rechter dacht eenigen
tijd zwijgend na en liet daarbij zijn blikken
van Symes naar den beklaagde en terug
dwalen.
„Hebt u een vaste woonplaats in Londen?"
„Ik logeer in het Savoy Hotel. Hier is mijn
pas. Ik ben bij het Amerikaansche gezant
schap bekend en men zalu daar over mij
ongetwijfeld alle verlangde inlichtingen willen
verstrekken. Ik begrijp hij keerde zich
naar Symes, die hem aankeek, zooals een
postzegelverzamelaar zou kijken naar een
zeldzaam exemplaar, dat hij nog niet bezat
„dat mijnheer de inspecteur door rnrjn ver
schijning, die hem misschien verraste, moge
lijk even in de war raakte, maar ik sta er
verbaasd over, zoo vlug de Britsche politie
tot arrestaties overgaat, voor zij zich zelfs
aangaande den persoon van den gearresteerde
georiënteerd heeft. Ik geloof, dat men in
Boston..."
„Ik geloof, dat het beter is, mijnheer
Hardley, niet teveel naar Boston te schrijven.
Ik moet u nu wegens gebrek aan bewijs laten
gaan, maar ik wil u niet verhelen, dat ik u
voor een man met buitengewoon veel geluk
houd en ik neem aan. dat dit ook de meening
zal zijn, die inspecteur Symes zich over u
heeft gevormd".
„Met uw welnemen zal ik mij dus kunnen
verwijderen?"
„Alstublieft. Als u uit deze kamer komt.
de lange gang rechts door en de middelste
trap af. Gelijkvloers doet u het beste nog
maar eens naar den uitgang te vragen."
Hardley verliet het kantoor met een be
leefde buiging voor den rechter en inspecteur
Symes, die dadelijk na zijn vertrek dicht voor
de tafel van den magistraat kwam staan.
„Hij is in dienst van de United Service en
hij is een van de gevaarlijkste knapen, die
ons en anderen in Londen bespionneeren.
Natuurlijk verlies ik hem niet uit het oog
en den volgenden keer hoop ik wat bezwaren-
der materiaal mee te brengen, dat zijn vrij
lating na zulk een korten tijd onmogelijk zal
maken."
Symes rende de kamer uit en langs een
korteren weg naar den uitgang, waar hij,
verscholen in de portiersloge, den heer Hard
ley voorbij liet wandelen, die op straat een
taxi nam om zich naar zijn hotel terug te
laten brengen. Hardley twijfelde er geen
seconde aan, of van dit oogenbiik af stond
hij onder bijzonder poltietoezicht, dat scherper
en onontkoombaarder was dan welke offici
eele controle ook. Hü. mocht erniet aan
denken zich op een der tot nu toe gebezigde
manieren met Selfride in verbinding te stellen.
Telefoneeren van het hotel uit was uitge
sloten, daar Symes zonder pardon zijn ge
sprekken zou laten afluisteren. Er bleef
slechts één manier over. Hij moest naar het
gezantschap gaan en zich daar met den atta
ché voor persaangelegenheden in verbinding
stellen, die voor het verdere kon zorgen.
Na een kort oponthoud in het hotel ging hij
weder uit en begaf hij zich naar het gezant
schap. Attaché Wilkins ontving den hem on
bekenden landgenoot hoffelijk. Hij was
eenigszins verbaasd, toen Hardley hem ver
zocht aansluiting te laten vragen met de
West Indian Rubber Company, maar liet er
toch onmiddellijk voor zorgen. Hij overhan
digde zijn bezoeker den horen, die zich onder
zijn eigen naam aanmeldde en den chef
wenschte te spreken. Wilkins kon niet hoo
ren, wat men Hardley antwoordde. Hij zag
slechts, dat deze heftig knikte en zeer snel
afbelde. Toen bedankte hij den attaché verliet
eenigszins zenuwachtig het gezantschapsge
bouw.
Hij had Selfride niet te spreken gekregen,
maar men had hem gezegd, dat hij onder aan
wending van alle slechts denkbare voorzich
tigheidsmaatregelen en eventueele vervolgers
op dwaalwegen voerende middelen, naar een
klein Italiaansch café in Soho moest gaan,
waar Selfride hem zou verwachten.
Het was inmiddels avond geworden en deze
omstandigheid vergemakkelijkte Hardley's
plan aanmerkelijk. Hij wist, dat er voor den
ingang van het gebouw stellig een van Sy
mes' helpers naar hem stond uit te kijken,
waarom hij op de gelijkvloersche verdieping
een trap afdaalde, die in het sousterrain uit
kwam, dat voor allerlei huishoudelijke dienst
doeleinden gebruikt werd. Hoewel Hardley
officieel slechts eens of tweemaal in dit ge
bouw geweest was, kende hij den plattegrond
nauwkeurig en wilde hij nu proheeren door het
sousterrain een kleine deur te bereiken, die
op de binnenplaats van een belendend huis
uitkwam en slechts zelden gebruikt werd. De
officieele zij-uitgang werd, als Symes geen
ezel was, natuurlijk eveneens bewaakt. Het
gelukte Hardley zonder stoornissen de deur
te bereiken, die hij had voorgesteld en door
dezen uitgang verliet hij haastig het ge
bouw. Onderweg had hij zich van een pet
meester gemaakt, die vermoedelijk aan
iemand van het keukenpersoneel behoorde en
die hij tegen zijn hoed verruild had.
Hij kwam, ongezien naar hij hoopte, op
straat, maar nam toch den voorzichtigheids
maatregel in acht om op verschillende auto
bussen over te stappen en de hem aange
duide ontmoetingsplaats langs een vrij groo
ten omweg te naderen.
Gedurende dezen tocht kwamen er allerlei
gedachten bjj hem op, die er niet op berekend
waren hem vroolijket te stemmen. Hij kende
Selfride's niets onzienden aard en hij wist,
dat het in zijn beroep niet op de goede bedoe
ling, maar op den uitslag aankwam. Zijn
waarde voor de United Service lag daarin,
dat hij een onbesproken, onopvallend en on
schadelijk mensch was. Op het oogenbiik, dat
hij de aandacht van de politie zou trekken,
was hij geen medewerker meer, maar een
last. Zijn carrière in Londen en in geheel En
geland was met één slag vernietigd, dat waf
zeker.
(Wordt vervolgd.)