De Schotsche rok en de Help: Drie gouden sleutels Feestrit T Radioprogramma Feuilleton PETIAN DE „CLANS", EEN OUDE, MERK WAARDIGE INSTELLING. Ter gelegenheid van het bezoek, dat de Engelsche koninklijke fami lie kortelings aan Schotland bracht, slaat dit land weer eens in het brandpunt der belangstelling. Het is trouwens toch een merkwaardig, zeer karakteristiek land, waar zeer oude gebruiken in zwang gebleven zijn. De doedelzak en het beroemde Schotsche rokje, dat de heeren met zooveel zwier dragen, zijn alom bekend. Schotland behoort tot een van de merk waardigste landen op aarde. Dit is zelfs zoo sterk, dat de Engelschen ten opzichte van dit land een bepaalde houding aanne men. Zoo zijn er bijvoorbeeld Engelschen, die nooit een voet in Schotland zullen zetten, omdat zij er zich niet thuis gevoelen, 'Andere daarentegen kennen geen grootere vreugde, dan hun vacantie in liet ge bergte door te brengen. Van hun kant zijn de Schotten, hoewel ze sedert honderden jaren om economische redenen gedwongen zijn, te emigreeren, echte patriotten. Ook moest Schotland in den strijd tegen Enge land het onderspit delven, al behaalden de Schotten veel kleine overwinningen. Het jaar 1745, toen de hertog van Cumberland met zijn soldaten een geweldig bloedbad in het Schotsche Hoogland aanrichtte, dat men thans nog niet vergeten is, bracht de uit eindelijke beslissing. Sinds dien tijd gingen de Engelsche en Schotsche geschiedenis hand in hand en was het Britsche eiland vereenigd. Verschillen tusschen het Engel sche en Schotsche volk. Toclï bleven er belangrijke verschillen tusschen het Engelsche en Schotsche volk bestaan, die vooral betrekking hebben op opvoedkundig en godsdienstig gebied. Geen F.ngelschman is trotsch op zijn schoolvor ming, die hij ver achterstelt bij de opvoe ding, die hij in het practische leven krijgt. In tegenstelling daarmee schat men in Schotland de schoolopvoeding zeer hoog en steeds behoudt men daar de waardeering ,voor de wetenschap. Engeland drijft hier natuurlijk den »spot mee, en spreekt van de Schotsche beschavingsverbeelding. Ook oefent men er kritiek uit op de Schotsche godsdienstigheid. Inderdaad is Schotland een uitgesproken religieus land, waar de geestelijken urenlange preeken kunnen hou den. En reeds lang, toen het in Engeland veroorloofd was, op Zondag te tennissen of te dansen, hield Schotland nog vast aan de viering van den Zondag. Veeten uitvechten hij het geluid van de doedelzak. Hiermede heeft Schotland even wel tevens zijn mystieke neigingen bewaard. Nergens op het Britsche eiland spreekt men zooveel over spo ken en geesten het Loch-Ness- monster niet te vergeten die door de oude kasteelen en door de bos- schen dwalen, als juist in Schotland. En hoe nuchter en kalm de Schot in het dagelij ksch leven ook is, bij een of andere feestelijke gelegenheid komt zijn ware aard boven, Geen feest kan overtroffen worden door het Caledonische bal, dat zij in Londen ge ven. De klanken van het orkest worden overtroffen door het zangerige geluid, dat het nationale muziekinstrument de doedel zak maakt, waarbij clan de nationale dan sen, de „reels" gedanst worden. Hoewel de doedelzak slechts een paar tonen kan voort- Langs de mooiste buitenwegen Trekt een auto-karavaan, 't Zijn de glunderende oudjes, Die een dag uit rijden gaan. En ze kijken en ze wijzen Kaar zooveel, wat d'aandachl trekt, En zooveel herinneringen Weer aan vroegere dagen wekt! Neen, ze werden niet vergeten, Want hun auto kwam toch vóór, Veer end in de zachte kussens Gaan z' er blij verbaasd vandoor, Want ze trekken uit hun tuintjes, Vit hun vaak zoo stil gezin, Met een rijke, diepe vreugde, Recht de wijde wereld in! En in heel veel oude oogen Kwam iels van de jeugd terug, Zeer veel krasse oude heeren Strekken zelfbewust hun rug! Zeer veel krasse oude dames Brengen ons hun eere-groet, Als een dank voor al het mooie, Wat een ander voor hen doet. Gij, die nooit nog hebt gereden, Vul Uw wagen ook eens bij, Ga ook eens Vw plaatsje zoeken In die lange auto-rij. 't Is niet veel, wat d'oudjes vragen, Want hun wenschjes zijn maar klein, Breng ze eens één enk'len middag Midden in de zonneschijn! En gij. die in dezen zomer Reeds Uw feestrit hebt volbracht, k Heb een splinternieuw ideetje, Maar ik zeg het héél,... hèèl zacht! Weet U, tegen eind Augustus Vindt U, dat 'k te veel verlang?.. Toe, de zomer is zoo prachtig, Ende winter duurt zoo lang! Juli 1937. KROES (Nadruk verboden.) brengen, is hij toch in staat, de toehoorders in extase te brengen, waarbij men onwille keurig denkt aan de religieuze feesten in het Verre Oosten. Men begrijpt, dat bij de opwindende tonen van deze muziek veeten uitgevochten worden, waarvan de wreed heid haars gelijke niet kent. Het clanstelsel. Want wanneer de Schotten niet tegen Engeland oorlog voerden, dan hadden zij onder elkaar wel wat uit te vechten. Dit waren geen burgeroorlogen, maar de veeten van de „clans", die voor de geschiedenis van Schotland zoo karakteristiek zijn. Slechts tot aan de Engelsche Noordgrens, en beslist niet daarbuiten, kon het leenstelsel van de Middeleeuwen van het vaste land van Europa, ook daar wortel schieten. In Schotland daarentegen bestond de clan, de Schotsche familiestam, waar juist, in tegen stelling met het feudale stelsel, de zoon den vader niet opvolgde, maar waar de opvolger door de clangenooten gekozen werd. Te genwoordig heeft het clansysteem natuur lijk zijn politieke beteekenis verloren. Even wel niet de moreele beteekenis. De Came- rons, en de Campbells, de Mac-Donalds en de Mac Kenzies, de Frasers, Gordons en Mac-Leans, hebben ook tegenwoordig nog hun hoofden, die door de stamgenooten als hun heer en meester erkend worden. En al is nu een van de clangenooten een mar kies, de ander een arbeider, het saamhoorig- heidsgevoel blijft bestaan, De nationale kleederdraeht. De uiterlijke samenhoorigheidsteekenen van de clangenooten zijn de clankleuren, die in het buitenland door de zoogenaamde Schotsche plaids bekend geworden zijn. De ze clankleuren worden op doeken en das sen, maar vooral op de beroemde rokken van de Hooglanders aangebracht, op de „kilts", die evenwel slechts een gering on derdeel vormen van het uiterst gecompli ceerde Schotsche nationale costuum. Even als alle volksdrachten, is ook de Schotsche duur, zoodat ze alleen bij feestelijke gele genheden en dan hoofdzakelijk nog in ver mogende kringen gedragen wordt, Maar, een heel gezelschap in „kilt" gekleed is dan ook wel een zeer schilderachtig schouwspel, waarbij vooral de heeren door hun kleuren pracht opvallen. Een Schotsche dame mag DE DRIE ETIERS 263. VERGIFFENIS. Ach, Felton, ik meende, dat hij schertste of me slechts bang wilde maken. Maar na een uur bedenktijd verscheen hij weer in gezelschap van een gemaskerde persoon, die een vuurbaak in de hand droeg. Ook hij zelf droeg een masker, maar ik herkende hem op het eersté gezicht. „Hebt u al een beslissing-genomen?" vroeg hij. „Wilt u een eed afleggen? Mijn eenige ant woord daarop was een hoonend gelach. „Beul ,doe je plicht," riep hij met donde rende stem. Het volgend oogenblik werd ik op den grond gesleurd en voelde de stekende pijn van een gloeiend ijzer in mijn schouder." Felton uitte een onderdrukte kreet. „Zie hier, Felton," riep Mylady, terwijl ze zich met de houding, een koningin waar dig van haar plaats verhief. „Zie hier, welke nieuwe gruwelijke marteling men voor een onschuldig meisje had verzonnen, dat het slachtoffer was geworden van de onmenschelijkheid van een echte schurk." 264. HOOG SPEL. Met gekunstelde toorn toonde ze den jon gen officier het onuitwischbare teeken, dat haar mooi gevonmde schouder ontsierde. Ontdaan, knielde Felton peer. „Maar," schreeuwde Hij uit, „dat is immers de Fransche lelie." „Ja, juist daaruit bestaat de schande lijkheid van deze misdaad", riep Mylady uit. „Als het het Engelsche brandmerk ge weest was, dan had hij moeten bewijzen, welke rechtbank mij tot deze onteerende straf had veroordeeld. Maar om me van dit Fransche brandmerk weer te ontdoen, was me absoluut onmogelijk." „Oh, vergeeft u me toch", stamelde Fel ton en overdekte Mylady's handen met kussen. „Vergeeft u me, dat ik ook tot uw beulen behoord heb.' En als een echt Pu ritein liet hij haar handen los, om haar voeten te kussen. Er werd geklopt. Felton stormde naar de deur, rukte ze open en stond sprakeloos en geheel in de war tegenover een sergeant. Mylady, die begreep, dat hier iets' ge daan moest worden, greep de dolk, welke yoor haar op tafel lag en riep uit: „Met wel recht wilt u mij Verhinderen, zelfmoord te plegen?" dan al bij een Parijsche kleermaker de prachtigste japon bestellen, zoodra de heer in „kilt" verschijnt, is zij geslagen. Rijke natuur. i Ook wat natuurschoon betreft, is Schot land een zeer merkwaardig land. Terwijl het lager gelegen land geheel van natuur schoon verstoken is, biedt het Hoogland een prachtigen aanblik. Zoodra men Glasgow verlaten heeft, be gint de trein te klimm,en. Geweldige berg massa's stijgen uit de wijde dalen omhoog, waartusschen men de kristalheldere meren ziet liggen. Hier en daar een boerderij of een heerenhuis, daaromheen het gebied, waar de adelaar en het hert regeeren. Wie hier te voet doortrekt, kan gemakkelijk ver dwalen. Klopt hij aan een deur, da.n wordt hij met een gastvrijheid ontvangen, die alle Engelsche grappen logenstraft. ...den man, die *n witten wandelstok draagt als hij de straat moet kruisen! (Want zoo'n stok wordt .Sfe gedragen door menschen, dte slecht kunnen zien) WOENSDAG 21 JULI 1987. VARA-uitzenidng. 10.0010.20 v.m. en 7.30—8.00 VPRO. 6.30—7.00 RVU. 8.00 Gramofoonmuzek. 9.30 Causerie „Onze keuken", 10.00 Morgenwijding. 10.20 Declamatie, Radiotooneel en graxnofoon- muziek. 12.00 Orgelspel. I.001.45 Melody Circle. 2.00 De Flierefluiters en solist. 2.45 Gramofoonmuziek. 3.30 Voor de kinderen. 5.30 Gramofoonmuziek, 6.15 Sportpraatje. 6.30 Causerie „Vacantie vieren". 7.00 Vocaal concert. 7.30 Causerie „Vrijzinnig Protestantisme in Overijsel". 8.05 Herhaling SOS-berichten. 8.07 Berichten A.N.P., VARA-Varia. 8.15 „Fantasia". 9.00 Cabaret-programma. 10.00 Berichten ANP. 10.05 Gramofoonmuziek. 10.20 VARA-orkest. II.1512.00 Dansmuziek (Gr.pl.). NCRV-uitzending. 6.307.00 Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. 8.00 Schriftlezing, meditatie, gewijde muziek (Gr.pl.). 8.30 Gramofoonmuziek, 9.30 Gelukwenschea. 9.45 Gramofoonmuziek.: 10.30 Morgendienst. 11.00 Ensemble Van der Horst. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Vervolg concert. 1.30 Gramofoonmuziek. 2.00 Kinderkoorconcert, 3.00 Christ. lectuur. 3.30 Gramofoonmuziek. 3.45 .Christ. Liederenuurtje.. 4.45 Felicitaties. 5.00 Kinderuur. 6.00 Gramofoonmuziek. 6.30 Causerie over het Binnenaanvai ings-. reglement en stoommachines. 7,00 Berichten. 7.15 Landbouwhalfuur, 7.45 Reportage. 8.00 Berichten A.N.P. Herhaling SOS-Ber. 8.15 Klein Dameskoor, strijkorkest en orgel. 9.00 Causerie „De jeugd moet critischer wor den". 9.30 Vervolg concert (Om 10.00 Berichten A.N.P.) 10.3012.00 Gramofoonmuz. Hierna: Schrift lezing, DOORt i. In de vijftiende eeuw kreeg Fernam Coelho, burger van Almodorrer een stadje in het zuiden van Portugal, onaangenaamheden met Bernar- dim Ribeiro over de grensscheiding tusschen hun landerijen. De beide mannen werden driftig, en de twist steeg zoo hoog, dat Fernam Coelho zijn medeburger met een tuinspade neersloeg, met Het gevolg, dat Bernardim Ribeiro op de plaats dood bleef. Coelho hield zich eenige dagen schuil. Toen vonden hem de <üenarCnc van het gerecht, die hem voor de vierschaar brachten. Op het misdrijf stond maar één straf: veertien dagen later werd Coelho ten aanschouwe van alle inwoners van de stad op het marktplein opgehangen De familie Ribeiro zat op de eerste rij. Zij was tevreden met het gebodene, maar niet voldaan. Weliswaar had het recht zijn loop gehad, maar de eer was niet gewroken. De Ribeiro's wachtten slechts op een gelegen heid om in dit gemis te voorzien. En zoo viel, tien jaren later Joajo Coelho, op een somberen herfstavond, door de hand van Duarte Ribeiro, die hem een welgeslepen dolk op vakkundige wijze tusschen de derde en vierde rib aan de linker rugzijde had geplaatst. Duarte Ribeiro hield zich eenige dagen schuil. Toen vonden hem de d.enaren des gerechts en veertien dagen later zat de familie Coelho op den eersten rang toe te zien hoe Duarte Ribeiro volgens alle regelen der traditie op het marktplein van Almodorrer werd opgehangen. Zij achtte daarna haar tijd gekomen om de eer van de Coelho's, die door den moord ernstig had geleden, te herstellen door een Ribe.ro in één van de steile straatjes, waar de rozen over de tuinmuren groeien, op een midzomerdag om hals te brengen. Déze Coelho werd op het marktplein opgehangen Op een Aprilavond in 1781 wandelde Franciscus Ribeiro door zijn tuin, die buiten de stad lag. De zon was ondergegaan, maar de warmte van den dag hing nog tusschen de olijvenboomen. In een hoek van de lage muren, die de tuinen begrensde, bloeide een jasmijn, waarin hartstochtelijk de nachtegaal floot. Francisco liep te droomen in de zoelte, waar de geur van de jasmijn doorheen vloeide. Hij dacht aan zijn jonge vrouw en aan zijn pas geboren eersten zoon. Het geslacht Ribeiro was een sterk geslacht, peinsde hij, en een trotsche glimlach speelde om zijn lippen. Al vier eeuwen woonde het in deze stad en al was het niet toegenomen in rijkdom, toch was altijd deze tuin zijn eigen dom geweest en de hand van den vader, die den hof aan zijn zoon had overgedragen, was de hand geweest van een vrij en eerlijk man. Op dit oogenblik ging hij voorbij de jasmijn, waarvan de geur hem bijna bedwelmde. De nachtegaal zong een lang aangehouden triller. Toen schoot een zwarte gedaante van achter den heester en plantte een dolk tusschen de schouders van Francisco Ribeiro. Deze gaf een diepen zucht en viel voorover in het gras. De zwarte gedaante sloop weg in den snel vallenden avond. Gongaio Coelho had, volgens de traditie van drie eeuwen, de eer van zijn ge slacht gewroken door een Ribeiro te dooden. Hij daalde snel de hellingen der tuinen af, en rende schichtig door de golvende akkers en de wijngaarden op de zuidelijke flanken van de Siërra de Monchique. In zijn haast struikelde hij over de steenen, die in de akkers verspreid lagen. Zijn handen grepen in de roode klei en het bloed, dat uit de schrammen te voorschijn kwam, vermengde zich met de roode aarde. Telkens keek hij om, zonder stil te staan, of hij al werd achtervolgd. Maar het lichaam van Francisco Ribeiro lag nog voorover in het gras, dat nu vochtig begon te worden van den avond nevel onder de jasmijn, waar verliefd de nachtegaal floot. Gongaio Coelho gunde zich geen rust. Wel ging zijn adem droog en moeilijk door zijn benauwde keel, maar met al het uithoudingsvermogen van zijn twintig jaren rende hij door. Hij daalde af in het ravijn aan den voet van den Siërra de Monchique. De steenen waren glad onder zijn voeten, de braamstruiken haakten aan zijn kleeren, of zij hem wilden tegenhouden, maar vertwijfeld worstelde hij verder. Eindelijk, bij een beek, die door het diepst van het ravijn liep, viel hij neer, snakkend naar adem. Gulzig dronk hij van het koude water, en met zijn zakdoek bette hij zijn gezicht, dat geschramd was door de dorens, en gestriemd door de zwiepende takken. Ineens luisterde hij gespannen. Hoorde hij het gekraak van takken, het geschuifel van voorzichtige voeten, het gemompel van stemmen? Op vloog hij, door de koude beek, die hem beplaste tot boven het middel, en tegen de andere helling van het ravijn op. In het donker klauterde hij van steen op steen, hij stootte zijn knieën wond tegen de scherpe kanten: zijn handen kleunden in de vochtige aarde en tastten van boom naar boom. Zijn kleeren hingen aan flarden om zijn lijf. Plotseling stoof voor hem een groote vogel op, een duif of een patrijs, die was opgeschrikt uit zijn nachtrust, en nu met groot geklep van vleugels een heenkomen zocht tusschen de takken. Gongaio Coelho gaf een schreeuw van angst, zijn hart dreigde te breken, zóó geweldig sloeg het tegen zijn ribben. Toen hij besefte, dat het maar een vogel was geweest, wiide hij verder gaan, maar hij was als lam geslagen. Meer dood dan levend liet hij zich vallen op het mos. Langzamerhand voelde hij het slaan van zijn hart bedaren, en een onweerstaanbare behoefte om hier te blijven, overviel hem. Hij. rekte den hals om beter te kunnen hooren. Maar het lichaam van Francisco Ribeiro was nog niet gevonden, al smeekte in het kleine huisje in Almodorrer een schreiend vrouwtje van zestien jaar den buren te gaan vinden den vader van haar zoon. Gongaio Coelho stond op, en ging verder. Hij wist,- dat hij niet kon blijven waar hij was. Als de wond nog niet was ontdekt, kon hij elk oogenblik worden ontdekt, en men zou hem zoeken in de bosschen van de Siërra de Monchique. Iedereen in het zuiden van de provincie Alemtego en in de provincie Algarve, die iets op zijn geweten had, nam de wijk in de Siërra, en de gerechtsdienaren kenden den weg goed. Als hij werd gevonden zou het einde zijn: de galg op het Markt plein van Almodorrer. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 3