Het raadsel van hel Drie gouden sleutels Met een streng touw geslagen Radioprogramma Jeugdige autodiefjes op heeterdaad betrapt DOORt PETIAN VAN WAAR KOMT DE GOUD RESERVE VAN 6000 TON? SPROOKJESACHTIGE GOUD VELDEN ONTDEKT OF De „Temps" heeft dezer dagen een opzienbarend artikel gepubliceerd over „Het geheim van het Russi sche goud". Dit „geheim" bestaat hierin, dat de opgaven, welke men over de goudproductie der laatste Ja ren bezat, geenszins kloppen met de nieuwste mededeelingen, over de goudreserves der Sovjet-Unie. De economische experts, de financieele deskundigen, en de geleerden zou den naar het Fransche blad meent voor een onoplosbaar raadsel staan. De goudproductie speelde van oudsher 'n belangrijke rol in het Russische rijk, dat na Zuid-Afrika, de Vereenigde Staten en Au stralië op de vierde plaats der goudprodu- ceerende landen stond. Dit beteekent, dat het tsarenrijk het tot een productie van 60 ton per jaar bracht. Dit werd gewonnen in bepaalde districten van den Oeral, West- Siberië en Oost-Siberië. Wereldoorlog en revolutie brachten daarna de goudproductie geheel tot stilstand. Daarna kwam het be drijf langzamerhand weer op gang en on geveer 10 jaren geleden voorspelde men, dat Rusland in het jaar 1936 met een produc tie van 100 ton per jaar op de tweede plaats zou komen te staan. Maar, zooals Fran<;ois Herbette in het „Bulletin de la Société et d'Inforimations Economiques" zegt, be slaan er geen statistieken en tabellen, welke kunnen verklaren, waardoor de Rus sische goudvoorraad in het jaar 1936 plot seling met meer dan 200 ton gestegen zou zijn. Zelfs indien men aanneemt, dat het Rus sische goud zijn vroegere rol, goederenle veranties uit Duitschland te betalen en nieu we credieten te openen, sinds 1933 niet meer speelt en thans verzameld wordt tot een goudschat, welke in tijden van oorlog van belang kan zijn zelfs dan is het nog niet waarschijnlijk, dat de curve van 1934 af bij na loodrecht stijgt! Maar dat is nog het minste. Van 1928 tot 1936 zegt de Sovjet-Unie 838 t. goud gewon nen te hebben. Daarvan gaan af 574 t. voor leveranties uit Duitschland, Engeland en de Vereenigde Staten, zulks volgens de statis tische gegevens van deze drie staten. Blij ven er dus volgens de rekening van Bartjes nog 264 t. over, die bij den staatsschat ge voegd zouden kunnen zijn 'indien niet altijd volgens den heer Herbette Rus land in deze jaren schulden aan het bui tenland zou hebben terugbetaald en wel tot een bedrag, dat aanzienlijk hooger is dan het overschot van de handelsbalans. Wint men goud uit het niets? Desondanks beroemt Moskou zich op een enorme goudreserve: een in New York ontvangen telegram spreekt van niet minder dan 6000 t „Een zeer onwaarschijnlijk cijfer. Volgens eigen opgaven is er in Rusland sinds 1754 nog geen 3000 t goud gewonnen- Men heeft hier dus wel te doen met een ma noeuvre om de openbare meening te im poneeren." Vanwaar deze onverwachte zegen? „Heeft men nieuwe productie methoden uitgevon den? Wint men goud uit het niets? Heeft men een Klondyke ontdekt? Is er een Trans vaal uit den Russischen bodem gestegen?" Deze beschouwing van den „Temps", teza men met een opstel van den geoloog De Launay over de goudbronnen der wereld, verschenen in de „Revue des deux Mondes" hebben in Frankrijk groot opzien gebaard. Een leerling van De Launay, M. Walton, heeft in een brief aan de redactie het vol gende verklaard: „Tot aan de revolutie van 1917 is het goud, dat men eerst in de 18de eeuw in Rusland ontdekt heeft, slehts voor 25 in den Oeral, voor 5 in West-Siberië, maar daarentegen voor 70 in Oost-Sibe rië gewonnen. Men kende slechts twee soorten: het aangespoelde, dat 92 en het adergoud, dat 8 der winning uitmaakte. Tusschen 1890 en 1900 bedroeg de jaar- lijksche productie ongeveer 40 t. Zij daalde, toen de aanleg van den Transsiberischen Spoorweg arbeidskrachten aantrok, steeg voor den wereldoorlog weer tot 50 t. en daalde daarna tot 32 t. in het jaar 1932. Sindsdien is zij langzamerhand gestegen tot 228 t. in het jaar 1936. In dat jaar bedroeg de totale wereldproductie niet meer dan 1088 t. en op de eerste plaats stond Trans vaal met 356 t. Hoe laat zich dit nu begrij pen. Men heeft de veronderstelling geuit, dat er een nieuw Transvaal in de Sovjet unie ontdekt zou zijn. Dat is zeer onwaar schijnlijk; het sedimentaire goud, zooals het in Transvaal voorkomt, vormt een uitzon dering. De eenig mogelijke verklaring is, dat de Sovjetregeering, die deviezen voor enorme openbare werken en de industrialiseering van het reusach tige rijk noodig heeft, het over schot aan arbeidskrachten uitbuit (het bevolkingscijfer is van 135 mil- lioen voor de revolutie tot 165 mil- lioen gestegen) en met groote legers arbeiders de zeer talrijke goudvel den in het Oeralgebied en in Si berië te lijf gaat. De levensstandaard van den Russischen arbeider is op het oogenblik nog, vergele ken met dien van West-Europeesche arbei ders, ellendig. Met behulp van zeer lage loonen, moderne baggermachines en onder drukking van de vroeger veel voorkomende diefstallen kunnen de goudvelden inten sief geëxploiteerd worden. Overigens neemt men genoegen met een gram goud op een ton drijfzand of 8 gram goud op een ton gesteente, terwijl de „reefs" in Trans vaal meer dan 25 gram goud per ton op leveren." Ook deze' verklaring van Walton, die zeer lang in Rusland gewoond heeft en twee maal een bezoek aan de gouddistricten van den Oeral heeft gebracht, spreken dus niet ten gunste van de Russen, Tegelijkertijd meldt de „Prawda" dat het productieplan voor het eerste halfjaar de goudwinning niet vervuld is, omdat „volksvijandige Trotzkisten" sabotage gepleegd zouden nebben. En ondanks alles een goudreserve van 6000 ton? Wie kan dit wonder verklaren? Nachtelijke achtervolging door de straten van Den Haag. Omstreeks het middernachtelijk uur zag een agent van politie in de buurt van de Mient te 's-Gravenhage een auto rijden met een 5-tal 20-jarige jongens. De agent ver trouwde een en ander niet, hij wilde er iets meer van weten en sommeerde de jongens te stoppen. Maar daar wilden zij niets van weten, de chauffeur stoorde zich niet aan het stopteeken en reed snel door. De agent die spoedig assistentie kreeg van een aantal collega's zette onmiddellijk de achtervolging in. Een der agenten loste een waarschuwingsschot. Het is mogelijk DE DRIE MUSKETIERS 313. DE AANKLACHT. d'Artagnan deed een stap naar voren en sprak: „Voor God en de geheele wereld klaag ik deze vrouw aan en beschuldig haar van den giftmoord op Constance Bonacieux, die gisterenavond stierf". Tegelijk wendde hij zich tot Porthos en Aramis, die zich achter hem hadden opge steld. „Daarvoor kunnen wij getuigen," rie pen de beide mannen als uit één mond. d'Artagnan ging verder: „ik klaag deze vrouw aan omdat ze heeft getracht me met wijn, welke ze me van Villeroi liet zenden, te vergiftigen. Bij dezen wijn was een brief gevoegd, welke er me van moest over tuigen, dat ze van mijn vrienden afkomstig was. God behoedde mij van dit lot, maar een man, Brisemont genaamd, stierf ten ge volge van de giftige drank ter plaatse". En opnieuw klonk uit de monden van Porthos en Aramis: „Daarvoor kunnen wij getuigen" „Ik heb gezegd" besloot d'Artagnan en trad met Porthos en Aramis ter zijde. „Wat hebt u te zeggen?" vroeg Athos aan den Lord. De baron trad langzaam naar voren. 314. DE TWEEDE AANKLAGER. „Ik klaag deze vrouw aan", begon de Lord. „Ze heeft den hertog van Bucking- ham doen vermoorden". „Is de hertog van Buckingham vermoord?" vroegen allen ontzet. „Ja" ging de Lord verder, „door een sluip moord werd hij van het leven beroofd. Ge waarschuwd door den brief, die u me zond, liet ik deze vrouw gevangen nemen en door een vertrouwde ondergeschikte bewa ken. Deze man heeft ze misleid, heeft hem het moordwapen in de hand gedrukt, heeft hem den hertog laten dooden en in dit oogenblik boet Felton misschien zijn mis daad met zijn leven". Een diep afgrijzen ging bij deze woorden door de aanwezigen. „Maar dit is nog niet alles", sprak Lord Winter en wendde zich nu rechtstreeks tot de ontstelde vrouw. „Mijn broer, die haar tot zijn erfgename had aangewezen, stierf plotseling. Hij was maar drie uur ziek ge weest. Hij stierf tengevolge van een merk waardige ziekte. Zijn geheele lichaam was met blauwe plekken bedekt. Kunt u mij misschien een verklaring van den dood van uw man geven, schoonzuster?" „Schandelijk-" riepen Porthos cn Aramis onwillekeurig uit. f.4 ph'*--v iai„Tv:Ü 'i "'-EZf ,vA, dat de jongens hierdoor danig schrokken, want nauwelijks was het geluid van het schot in de nachtelijke stilte verstorven of de auto kwam tot stilstand, tegen een hek van het plantsoen op de Mient. De vijf jon gens vluchtten hals qyer kop uit de auto en trachtten te ontkomen. Drie echter werden gegrepen en naar het politiebureau overge bracht. Zij bekenden den wagen op den Loosduinscheweg gestolen te hebben. Twee jongens werden vrijgelaten en naar huis ge bracht. De derde evenwel heeft den nacht op het politiebureau doorgebracht. Soldaat staat terecht. Toen de gewoon diensfplichtigsoldaat van de 2e schoolbatterij van het korps rijdende artillerie te Arnhem, J. K., zekeren II. C. Jansen op 17 Mei in de Bergstraat te Arn hem ontmoette, voegde hij Jansen toe: „Nu moet jij blijven staan, wij zijn nu onder vier oogen en zullen nu uitmaken, wat wij met elkaar hebben". Jansen was bereid het uit te maken, als K. zijn mes weggooide. K. heeft Jansen toen met een streng touw op zijn hoofd geslagen ter vergelding van een oude veete, beweren de, dat de familie Jansen zijn vrouw lastig viel. Wegens mishandeling 'veroordeelde de Krijgsraad te 's-Hertogenbosch K. tot f 20.- boete subsidiair 10 dagen hechtenis, van welk vonnis K. in beroep kwam. De advocaat-fiscaal, mr. Rombach, geloof de niet, dat Jansen de eerste klap heeft ge geven, zooals beklaagde blijft volhouden. Van noodweer of een aanval van Jansen is niets gebleken. De advocaat-fiscaal vroeg bevestiging van het gewezen vonnis. De Raadsman van beklaagde, mr. E. A. Kan, achtte de opgelegde straf, die in dit geval op hechtenis neerkomt, te zwaar en pleitte clementie. DONDERDAG 19 AUGUSTUS 1937. AVRO-uitzending. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonplaten. 10.30 Matrozenkoor, ensemble „Koetjitja" (e.o.), declamatie en harmonicaduo. 12.30 AVRO-dansorkest. 1.00 Omroeporkest en solist. 3.00 Jetty Cantor'n Ensemble en gramofoon platen. 4.00 Voor de zieken. 4.30 Vervolg concert. 5.00 Kinderuurtje. 5.30 De PaJadians. 6.30 Sportpraatje. 7.00 Berichten A.N.P., mededeelingen. 7.15 Inleiding tot de volgende uitzending. 7.25 Uit Salzburg: „Figaro's Hochzeit" opera. In de pauze's: Toelichting. 11.0012.00 Berichten A.N.P., hierna AVRO- dansorkest. 8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO 2.00—12.00 NCRV. 8.009.15 en 10.00 Gramofoonplaten. 10.30 Morgendienst. 10.45 Gramofoonplaten. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonplaten. 12.30 KRO-orkest. 1.00 Gramofoonplaten. I.30 De KRO-Melodisten. 2.00 Pianokwartet „Die Haghe" en gramo foonplaten. 3.30 Gramofoonplaten. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Handenarbeid voor de jeugd. 5.15 Sopraan en tenor. 6.20 Gramofoonplaten. 6.45 Causerie vanwege het C.N.V. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie over Volkszang. 7.45 Reportage. 8.00 Berichten A.N.P., herhaling SOS-ber. 8.15 Stafmuziek 6de Reg. Infanterie. 9.05 „Militair ceremonieel", causerie. 9.35 Vervolg concert. Om 10.45 Berichter AN.P. 10.40- Gramofoonplaten. 10.45 Gymnastiekles. II.00—12.00 Gramofoonplaten. Schriftlezing. FEUILLETON. 26. Dat vond het vrouwtje alleraardigst, en 's avonds op het sloepen- dek liet ze zich kussen door Vincente. Die verklaarde hoffelijk, dat zij zijn hart gestolen had, maar hij was toch te zeer in beslag genomen door zijn zending, dan dat hij behoorlijk verliefd kon worden. En zoo scheidden ze in Rio de Janeiro als goede vrienden, die bij het Vaarwel geen gebroken hart achter laten. Zoo stond hij dan den negen en twintigsten April 1931 op de kade te Rio de Janeiro met twee koffers en een beurs, die vrijwel leeg was. Want hij had het oirbaar gevonden, zijn gezellige vriendin zoo nu en dan een cocktail aan te bieden of een plombière. En zij had dat altijd met gratie aanvaard. Hij besloot dus, omdat hij een degelijk man was, de paar dagen die hem nog scheidden van den eersten Mei, door te brengen in een eenvoudig hotelletje. Later, als de buit eenmaal binnen was, zou hij zijn scha wel inhalen in een of ander Ritz of Palace. Hij zocht en vond dus, dicht bij de haven, en niet te ver van het eentrum een logement in een nauw straatje, waar hij werd verwel komd door een dikken en vriendelijken waard, iets te vriendelijk misschien, en iets te dik. Die behandelde hem of hij een graaf de Monte Cristo was en gaf hem de beste kamer van zijn huis. Wanneer meneer wilde eten en hoe laat hij 's morgens wenschte te worden gewekt, of meneer soms bijzondere wenschen had, voor zoover zijn kleine vermogen dat toeliet zou hij eraan tegemoet komen. Of meneer plan had lang te blijven in deze stad Rio de Janeiro, die wel de mooiste stad van de wereld mocht heeten. Of meneer voor zaken V/as overgekomen of als toerist. Vincente was geroerd door zooveel vaderlijke zorgen, maar hij achtte het voorzichtiger, op al die vragen een ontwijkend antwoord te geven, zoodat de herbergier wel den indruk moest krijgen, dat zijn gast een toerist was, die echter ook wel een zaakje wilde doen, als het zoo te pas kwam en die niet te lang wilde blijven, maar ook zeker niet te kort om al het moois af te kijken van die wonderstad Rio de Janeiro. Dien zelfden avond ging Vincente de stad in; allereerst richtten zich zijn schreden naar de bank, die als een marmeren fort met zwaar getraliede vensters een majestueus plein beheerschte. Zijn hart beefde van trots. Daar liggen mijn millioenen dacht hij overmorgen zal ik er heer en meester over zijn. Den volgenden dag bracht hij door in een steeds stijgende ongerust heid. Hij liep straat in, straat uit en trachtte te genieten van al het moois, dat deze vorstelijke stad tentoon spreidt, maar niets boeide hem voldoende om er lang bij stil te staan. Hij verlangde maar, dat het eindelijk 1 Mei zou zijn. Verstrooid antwoordde hij op de vragen van den hotelier, die met indringerige belangstelling informeerde of meneer had genoten van het schoons, dat den kunstlievenden bezoeker hier werd geboden. Hij bracht een slapeloozen nacht door en den volgenden ochtend stond'hij om zes uur al weer op straat. Hij kon het binnen niet langer uithouden. Twintig maal draaide hij om het plein heen, waaraan de bank stond, telkens weer liep hij een verder huizenblok om, in de hoop dat met die wandeling een uur zou zijn gemoeid. De minuten verstreken met een afschuwelijke traagheid. Hij nam zich voor, niet op zijn horloge te kijken, maar te wachten tot hij een klok tegen kwam. Na een ontzaglijk tijdsverloop keek hij op zijn horloge: er waren zes minuten omgegaan. Hij ging maar weer een blokje om- loopen. Ineens dacht hij. dat hij te laat zou komen, zoo vlug als hij durfde liep hij de straat af. Treiterend wees de klok op het bankgebouw tien minuten voor negen. Ongehaast besteeg het personeel de stoep. De klok stond op negen uur. Maar: ,,nog vijf minuten wachten", dacht Vincente, de directeur zal wel wat later komen. Toen het vijf minuten over negenen was, besloot hij nog eens vijf minuten te wachten. Toen kon hij zich niét meer beheerschen en liep met kloppend hart de stoep op. Aan een onverschilligen portier vroeg hij naar den directeur. „Die is er waarschijnlijk nog niet' antwoordde de man, „informeert u eens binnen". Hij klopte aan een loket, de man die erachter zat ging rustig door met optellen. In zijn zenuwachtigheid werd hi; onbeschoft: „Of meneer dacht, dat hij voor zijn plezier hier voor dat loketje liep te dansen. Hij moest den directeur spreken er onmiddellijk ook. Of meneer hem maar wilde aandienen." „De directeur?" vroeg de man, „die is er nog niet. Moet u hem persoonlijk hebben?" „Allicht", blafte Vincente. „Wie bent u dan, als ik mag vragen?" „Ribeiro, uit Almodorrer". De man haalde de schouders op. „Weet de directeur, dat u komt?" „Man", schreeuwde Vincente, „ga aan je baas zeggen, dat ik er ben." De man keek hem medelijdend aan en liep naar achteren, het kantoor in. Daar fluisterde hij, gebogen over een schrijftafel met een paar van de collega s, die daar werkten. Er ontstond een kleine opschudding, alle blikken richtten zich op Vincente. De man dien hij had aangeblaft kwam door een getraliede deur in de hall. „De directeur is er nog niet", zei hij beleefd, „gaat u zoo lang in de wachtkamer." Hij geleide Vincente naar een kamertje, waar vier gemakkelijke stoelen stonden om een kleine ronde tafel. Vincente viel in een stoel en bekeek het adresboek, dat op het tafeltje lag. Lusteloos bladerde hij erin. Toen greep hij het prospectus van een scheepvaart maatschappij en daarna de mededeeling van uitgifte van 5 obligaties ten laste van den staat Sao Paulo. Nerveus gooide hij de paperassen op de tafel en ijsbeerde door het vertrekje. Hij bekeek de platen aan den wand: er was een olieverfschilderij van een eigenwijzen ouden heer met bakkebaarden: zeker een van de vroegere directeuren, dacht hij; een groote foto van de haven van Rio, en verder een paar foto's van het interieur van het bankgebouw. De tijd leek stil te staan, geen geluid van buiten drong in het wacht kamertje door. Steeds opgewondener paste hij het vertrekje af, drie passen in de lengte, drie in de breedte. Plotseling schrok hij op, de deur werd geopend en een stem vroeg, of meneer hem maar wilde volgen naar den directeur. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 3