De bonte bevolking
van Bombay
Juweelendieven voor de rechtbank
Woensdagsche Mijmerij
Ongehoorzame
dienstplichtigen
Chinoiseries.
Als er (in alle bescheidenheid) iets in
de wereld is, wat ik niet begrijp, dan is
het de politieke mentaliteit van het Verre
Oosten.
Het is, dunkt me, duidelijk dat Japan den
vrede wil. Japansche ministers zeggen im
mers iederen dag, dat de Chineezen een
broedervolk van hen zijn, en dat hun troe
pen in Noord-China slechts den vrede
komen brengen. Het spreekt vanzelf, dat
het hen irriteert, als de Chineezen dit niet
gelooven en óók troepen naar Noord-China
sturen. Dat is naaperij. Het is altijd flauw,
een ander na te doen, en het is voldoende,
als alleen de Japansche troepen den vrede
brengen. De Chineezen moesten trouwens
wijzer zijn om zooveel te verspillen aan
troepentransporten. Iedereen weet, dat ze
arm zijn en het vervoer van heele legers
kost handenvol geld. Het ligt voor de hand,
dat de Japanners nu denken, dat de Chi
neezen hen wantrouwen, en daar boos om
worden.
Gelukkig heeft men in het Verre Oosten
een onuitputtelijk geduld: De Japanners
hebben Nankau platgeschoten, maar zij
hopen den vrede te kunnen bewaren.
De Chineezen hebben de Japansche vloot
gebombardeerd, maar dat heeft de goede
betrekkingen niet te bederven.
Wat zullen de volgende dagen brengen?
Wij zullen een voorspelling wagen:
De Japanners openen het vuur op
Sjanghai. Er worden 15000 Chineezen ge
dood en de Japansche minister-president
verklaart in de Volksvertegenwoordiging,
te hopen dat dit incident niet tot vijande
lijkheden zal leiden, aangezien China en
Japan op elkaar zijn aangewezen en beide
landen slechts kunnen gedijen, indien er
goede en vriendschappelijke betrekkingen
tusschen hen bestaan.
Volgende dag:
De „zegsman" van de regeering te Tokio
geeft er zijn verbazing over te kennen, dat
de centrale regeering te Nanking zich met
de incidenten te Nankau en Sjanghai be
moeit. Tokio wenscht deze kwestie uit
sluitend te regelen met den veldwachter
van Nangping, die daarvoor een behoor
lijk salaris van Tokio ontvangt en zou het
liefste zien, dat Nanking werd afgebroken
of opgeheven. Niets zal daarna een blijven-
den vrede tusschen de beide landen in den
weg staan.
Volgende dag:
Aangezien een Japansch matroos, die te
Peiping een dancing heeft bezocht, door
alle geisha's is geboycot, heeft de regee
ring te Tokio zich tot haar leedwezen ge
noodzaakt gezien, Peiping te bezetten en
weer tot hoofdstad van China te verkla
ren. De Chineezen zullen worden uitgewe
zen. De eer van de Japansche vloot is daar
mede gewroken eh indien de Chineesche
regeering het gezag van Japan in Peiping
erkent, is de handhaving van den vrede
gewaarborgd. Japan en China (aldus de
Japansche premier) zullen zich dan
tezamen kunnen wijden aan de bestrijding
van het communistische gevaar, dat voor
China zulk een ernstige bedreiging vormt.
Volgende week:
Tokio heeft een ernstig vertoog tot Nan
king gericht: De Japansche regeering heeft
namelijk tot haar pijnlijke bevreemding
gemerkt, dat er in China een anti-Japan-
sche stemming bestaat. Japansche handels
reizigers worden door de Chineesche klan
ten eenigszins koel ontvangen en Chinee
sche troepen hebben hier en daar hun ge
voelens zóó weinig in bedwang, dat zij
terugschieten! Dit zal moeten veranderen.
Teneinde de vriendschap van de Chineezen
(die voor Japan onontbeerlijk is) terug te
winnen, zal Japan een strafexpeditie onder
nemen en de provincies Hopei en Tsjahar
bezetten, voorloopig permanent. Zij zal een
millioen Japansche emigranten heensturen
om voor de Japansche industrie de zoo
noodige klandizie terug te winnen en hoopt,
dat de regeering te Nanking zal beseffen,
dat Japan daarmede geen ander doel heeft
dan voor zijn eigen belangen op te komen.
Volgende week:
Er zijn in Hopei en Tsjahar 40.000 Chi
neezen gesneuveld. De regeering te Tokio
stelt voor, het Chineesche leger te demo-
biliseeren, om dergelijke onaangename in
cidenten voor het vervolg te voorkomen,
en den veldwachter van Nangping tot gou
verneur van de Noord-Chineesche provin
cies te benoemen.
De regeering te Nanking meent dit voor
stel te kunnen aanvaarden: waarmede haar
kwade trouw definitief is bewezen..*.
VELE GODSDIENSTEN, RASSEN
EN BESCHAVINGEN. RELIGIE
EN KLEEDING. VOLKSBUURT.
DE DOODEN AAN GIEREN TEN
PROOL
Breede boulevards, grootsche ge
bouwen, banken, hotels, musea,
een indrukwekkend station in het
hart der stad heeft Bombay, schoo-
ne parken, wandelwegen langs de
zeekust; er heerscht een druk ver
keer van duizenden automobielen,
van autobussen, van trams, ook van
karren, getrokken door ossen, maar
het is niet dit, wat me telkens we
der verbaasd doet staan.
Het onbegrijpelijkst, het verbluffendst is
de zoo ongelooflijk gemengde bevolking, die
door haar kleeding vaak haar ras, haar
godsdienst wil betoogen. En daar de klee
ding daarvoor nog niet voldoende gele
genheid geeft, dragen veel Hindoes nog op
het voorhoofd ,aan de slapen, op de borst
op de armen verschillende teekenen in kleu
ren, roode of gele horizontale of verticale
streepen met ergens een roode of zwarte
ronde vlek. Vele tientallen dier teekens be
staan er en elk dezer teekens geeft aan
tot welke secte der Hindoes de drager of
de draagster behoort. Tientallen dier sec
ten zijn er en elke secte heeft haar eigen
tempels, waar aanhangers van een andere
secte geen toegang hebben. Aanhangers van
verschillende secten zullen niet tezamen
eten en zeer zeker zullen geen huwelijks
banden worden aangeknoopt tusschen leden
der verschillende secten, die ik nog lang
niet alle uit elkander ken. Het onderscheid
tusschen de verschillende secten van den
Hindoe-godsdienst, welke term meer als een
verzamelnaam moet worden beschouwd, is
vaak aanmerkelijk grooter dan dat tus
schen bij voorbeeld Katholieken en Protes
tanten. Bij al deze verscheidenheid schijnt
er vaak ook weder een zekere vage eenheid
te bestaan.
De roode god.
Ik heb geen toegang tot een Hindoe-tem
pel, maar niet ver van mijn woning is een
kleine tempel, waarvan soms ook gedurende
den dienst de vensters open staan, zoodat
ik er binnen kan zien. De priester bidt en
zingt er voor een altaar, waarvoor een klein
steenen beeld staat van een witten stier met
een bloemkrans om den hals. In den achter
wand is aangebracht het beeld van een
ziftenden god, die fel-rood is geverfd en
vaag herinnert aan een Boeddhabeeld.
Hier heb ik het gezien, dat een Hindoe,
behoorende tot een andere secte, een oogen-
blik stil hield voor de geopende vensters
en bad, staande op straat, daar hij er niet
binnen mocht treden.
Sommige secten zijn aan bepaalde stre
ken verbonden en hebben daardoor te Bom
bay geen tempel. De aanhangers dier sec
ten, die door onstandigheden, bij voorbeeld
hun werk, naar Bombay zijn gekomen, moe
ten het dus zonder tempel stellen, daar ze
in de tempels der andere secten niet wor
den toegelaten.
De paria's.
En dan zijn er nog de Hindoes, die ner
gens toegang hebben tot een tempel, de dui
zenden, die hoewel Hindoe zijnde, uit de
Hindoe-gemeenschap zijn gestooten, als min
derwaardigen, als onreinen worden be
schouwd, de „Paria's, of, zooals de F.ngel-
schen hen noemen, de „untouchables", de
„onaanraakharen", daar men, door hen
aan te raken, zichzelf zou bezoedelen.
De zoo hopeloos verdeelde massa der Hin
does vormt in Engelsch-Indië bijna zeven
tig ten honderd der bevolking.
De Mohammedanen, die ruim
twee-en-twintig ten honderd der be
volking uitmaken, zijn aanmerke
lijk minder verdeeld. Er zijn onder
hen slechts twee secten, de Sunni's
en de Sjiieten, maar beiden kunnen
elkanders moskeeën bezoeken zonder
dat dit protest uitlokt. Tegenover
de buitenwereld vormen ze toch een
zekere eenheid, die duidelijk aan
den dag treedt als het komt tot
botsingen tusschen Mohammedanen
en Hindoes, want hier als overal in
het Oosten, gaan politiek en gods
dienst sterk hand aan hand.
Wandelend door de straten van Bombay
tracht ik steeds weder deze verschillende
menschen naar hun kleeding uit elkander
te houden, wat niet steeds gemakkelijk is.
Zoo dragen bij voorbeeld zoowel vele Mo
hammedanen als sommige Hindoes en de
priesters der Parsi's turbans op het hoofd,
maar deze turbans zijn niet op dezelfde wij
ze geknoopt, en ook deze wijze van knoo-
pen moet men dus uit elkander weten te
houden.
Oorspronkelijke en „verweste-
lijkte" Hindoes.
Er bestaan echter niet slechts de verschil
len in godsdienst in Engelsch-Indië, maar
ook sterke verschillen in ras en eveneens
in trap van beschaving. De menschen in de
groote steden en zelfs in de dorpen nabij de
groote verkeerswegen hebben een zekere
ontwikkeling doorgemaakt, zijn zelfs min of
meer „verwestelijkt", echter meer uiterlijk
dan innerlijk. In de binnenlanden van dit
uitgestrekte gebied leven evenwel nog be
volkingsgroepen, die door de beschaving
zoo goed als niet beïnvloed zijn. Zij worden
beschouwd als de oorspronkelijke bevolking,
want ook de Hindoes zijn hier gekomen,
tientallen eeuwen geleden, als veroveraars.
Bananenkoopvrouw met kind op den rug.
Museum te Bombay.
Liever op straat dan in huis.
Niettegenstaande den regenmoesson en
zijn telkens weder nederkletterende buien
heb ik reeds vele uren gedwaald door de
stad, voornamelijk door de volksbuurten,
waar vrijwel elk benedenhuis een winkeltje,
een eethuisje of een cafétje is. In enkele
volksbuurten ziet men huizen, die vroeger
blijkbaar zijn gebouwd voor Europeanen,
huizen met meerdere verdiepingen, welke
thans overbevolkt zijn met inlanders van
allerlei soort, van allerlei ras, allerlei gods
dienst. Is het een oogenblik droog, dan ge
ven de straten een ongelooflijk bont beeld
van druk gewoel. Breekt een bui los, dan
verdwijnt die bonte menigte binnen enkele
seconden, maar nauwelijks houdt de re
genval op, of allen komen weder buiten de
huizen. Het woningvraagstuk heeft hier een
andere beteekenis dan in Europa. De men
schen leven liever op straat dan binnen de
muren.
Een politie-agent met een para-
plui.
Heel gemoedelijke Inlandsche politie-agen-
ten in blauw-katoenen uniform, kort broek
je, sandalen, bloote bruine kuiten en een
gelen turban op het hoofd wandelen rond
met aan de zijde een kleinen knuppel en
onder den arm een regenscherm. En het
regenscherm is hun van meer nut dan hun
knuppeltje, want hiervan heb ik hen nog
nimmer gebruik zien maken. Ontstaat er
onder deze bonte kleurige menigte eens een
twist, dan zijn enkele vaderlijke woorden
van den man van het gezag met zijn regen
scherm voldoende om binnen enkele oogen-
blikken de rust te doen terugkeeren.
In die volksbuurten ziet men hier en
Acrobaat en chauffeur betuigen
vergeefs hun onschuld.
Voor de HaagSche rechtbank, gepresideerd
door mr. H. Haga, stonden gisterenmorgen
terecht de 44-jarige acrobaat J. A. V. en de
26-jarige H. J. C. H„ die verdacht worden de
geruchtmakende inbraak in het „Ringen-
huis" aan de Prinsestraat te 's-Gravenhage
gepleegd te hebben, waarbij voor f 14.000
aan gouden ringen, horloges en andere sie
raden werd buitgemaakt
Naar men zich zal herinneren
hebben de inbrekers in den nacht
van 9 op 10 Mei zich tot den juwe
lierswinkel toegang verschaft door
eerst met een looper in een onbe
woond bovenhuis boven den winkel
binnen te dringen. Door een gat
in het plafond te zagen, lieten zij
zich daarop in den winkel zakken, en
deze wijze van werken deed de Haag
sche recherche in de richting van ge
routineerde inbrekers zoeken.
Op 21 Mei werd de acrobaat V. gear
resteerd, dien men zeer geschikt achtte om
een dergelijk karweitje te volvoeren en drie
dagen later hield de politie den chauffeur
H. aan. Eenigen tijd later volgden nog en
kele arrestaties. V. en H. bleven in arrest,
doch de anderen liet de politie weer op
vrije voeten.
Bezwarende verklaringen.
Onder hen was een juffrouw, die ver
klaard heeft, dat zij van H. een pakje heeft
ontvangen, waarin zij, na het opengemaakt
te hebben, een groot aantal juweelen, af
komstig van de diefstal, vond B. bij de in
structie is zij echter grootendeels weer op
haar verklaring teruggekomen. Zij deelde
n.1. bij den rechter commissaris mede, dat
zij het pakje op 7 Mei dus voor de
inbraak had ontvangen en dat zij niet
gezien had, dat er juweelen in zaten.
Een andere bezwarende verklaring voor
daar een Hindoe-tempeltje, wonderlijk en
vreemd. Er is er één, dat ik telkens weder
terug wil zien. Het is een huis met tallooze
balconnetjes, met eigenaardige vensters,
met overal dierfiguren, vogels, olifanten,
koeien, gazellen en de voorgevel van de
zen tempel is geverfd in de onverwachtste
kleuren: zeegroen, rood, geel.
Het is een Jain-tempel en in het Engelsch
en in de Hindoe-taal staat er een bordje,
vermeidend dat de tempel voor aanhangers
van andere secten niet toegankelijk is.
Nu sta ik, als nieuweling hier, voor het
vragstuk: is de Jain-secte, aan die deze
kleine tempel behoort, een Hindoesecte of
niet? In een bevolkingsstatistiek worden de
Hindoes en de aanhangers der Jain-secte
apart opgegeven, maar in een heel geleerd
werk, dat op mijn tafel ligt, wordt onder de
Hindoe-secten ook de Jain-secte genoemd.
Ik begin me echter ook af te vra
gen of het mogelijk zal zijn met
deze zoo los tezamen hangende be
volking zonder eenig spoor ivan
homogeniteit een zelfstandige, demo
cratische regeering op te bouwen.
Nakomelingen der Perzen.
Een der merkwaardigste minderheden in
Engelsch-Indië vormen de Parsi's, wier aan
tal zeer gering is, niet meer dan één op el
ke 3500 inwoners van Engelsch-Indië. Zij
staan echter zeer hoog in beschaving en
hebben in verschillende steden hun eigen
scholen, waar als vreemde talen Perzisch
en Fransch worden geleerd. Deze Parsi's
zijn de afstammelingen van Perzen, die
bijna dertien eeuwen geleden uit Perzië
zijn weggevlucht, toen daar te vuur en te
zwaard door de Mohammedaansche vero
veraars de Islam werd ingevoerd. In den
loop der tijden hebben deze afstammelingen
van Perzen hun taal verloren, maar hun
godsdienst, de leer van Zoroaster, hebben ze
behouden. Nog steeds zijn ze vuuraanbid
ders en er bestaan te Bombay, waar onge
veer zestigduizend Parsi's wonen, meerdere
vuurtempels, waaronder één bijzonder
fraai, gebouwd naar het model der vuur
tempels van het oude Persopolis.
„Toren der stilte".
De Parsi's zijn over het algemeen gegoe
de verdachten was die van den chauffeurT,
die' de beide mannen op 13 Mei in een auto
naar Amsterdam heeft gereden en gezien
heeft, dat zij toen een pakje bij zich hadden.
Toen zij naar Den Haag terugreden, had
den zij geen pakje meer.
Tenslotte beweerde de pensionhoudster,
mevr. B., dat zij op den bewusten avond des
nachts om bij half één voor het „Ringen-
huistwee ongunstige individuen heeft ge
zien, die ze absoluut als de beide verdach
ten herkent.
Ondanks deze verklaringen blijven de
verdachten hardnekkig ontkennen. Door het
openbaar ministerie waren negen getuigen,
door de verdediging acht gedagvaard.
De beide verdachten werden verdedigd
door mr. M. N. Huygens te 's-Gravenhage.
Als eerste getuige werd gehoord de eige
naar van den juwelierswinkel, de heer P.
Teerling, van wien wij het geheele verhaal
van de ontdekking van de inbraak te
hooren krijgen.
Toen mevr. B. den dag nadat zij beide
mannen voor het Ringenhuis had zien staan
het bericht van de inbraak in de courant
las, bracht zij de ontmoeting van den vori-
gen avond dadelijk daarmee in verband.
Zit heeft niet dadelijk aangifte bij de
politie gedaan, omdat zij zich niet in de
zaak wilde mengen. Later toen zij hoorde,
dat T. niet verzekerd was, heeft zij zich ech
ter bedacht en alles medegedeeld.
Hoe zwaar was het pakje?
De chauffeur T., die op 13 Mei beide ver
dachten naar Amsterdam heeft gereden,
heeft 't pakje, dat zij bij zich hadden, op zij
moeten leggen, toen hij gereedschap noodig
had voor het repareeren van een band.
Voor de rechtbank verklaarde hij thans,
dat het eerder mogelijk was, dat er papier
in het pakje heeft gezeten, dan metaal.
Een dergelijke verklaring gaf ook mej. de
L., die het pakje voor verdachte H. be
waard heeft.
President mr. Haga: „Voor de politie hebt
U gezegd, dat U het pakje hebt openge
maakt en er ringen in hebt gevonden."
Getuige: „Ik werd zoo slecht behandeld
en toen heb ik maar alles gezegd, wat ze
wilden om naar huis te komen."
President: „Dus U hebt het pakje niet
opengemaakt?"
Getuige: „Neen, edelachtbare."
Tenslotte werden nog eenige getuigen ge
hoord, die na de inbraak in een cafétje te
Bodegraven een samenkomst hebben gehad
met de verdachten om de gestolen voor
werpen aan den man te brengen.
In ieder geval voerden ze niet
veel goeds in hun schild.
Het getuigenverhoor a décharge was er
voornamelijk op gebaseerd om het alibi van
de verdachten te bepalen.
„Ga maar eens mee buiten de.
stad."
Aan korporaal Hendrikse's bevel in de
houding te gaan staan had H. T., gewoon
dienstplichtig soldaat van de le schoolbat-
terij van het 5e regiment veldartillerie te
Amersfoort, niet voldaan en toen de kor
poraal den soldaat in arrest stelde, zou
de laatste gezegd hebben: „Ga maar eens
mee buiten de stad".
Wegens opzettelijke beleediging meerma
len gepleegd en het met eenig kwaad be
dreigen van zijn meerdere veroordeelde da
Krijgsraad te 's-Hertogenbosch T. tot 3 we
ken gevangenisstraf, tegen welk vonnis de
veroordeelde in beroep kwam.
Beklaagde zeide, dat het „Ga maar eens
mee buiten de stad" geen bedreiging inhield.
Hij bedoelde met deze uitlating, dat hij wel
buiten de stad wilde groeten, maar niet ter
plaatse van de ontmoeting, waar veel pu
bliek aanwezig was, waarvoor hij zich!
schaamde.
De advocaat-fiscaal, mr. Rombach, ge
loofde deze uitlegging niet. De bedoeling van
dit gezegde was de zaak buiten eens uit te
vechten en spr. vroeg bevestiging van het
gewezen vonnis.
Het Hof zal later uitspraak doen.
Requisitoir.
Hierna nam de officier van justitie mr,
Cohen Tervaert, requisitoir.
Uit de verschillende getuigenverklaringen
concludeerde de officier tot de schuld vart
verdachten.
Men heeft hier te doen met een
paar geroutineerde inbrekers en
de officier vorderde daarom ©en
zware straf, n.1. twee jaar en zes
maanden tegen beide verdachten.
De hospita van V. deelde de recht
bank mede, dat deze op den bewus
ten avond om ongeveer half twaalf
dronken is thuisgekomen en dat zij
hem daarna niet meer heeft uit
hooren gaan.
Des morgens was zijn bed ook beslapen
Wat verdachte H. betreft, deze zou op
den avond van de inbraak met een gestolen
auto naar Amsterdam zijn gegaan om dit
voertuig te verkoopen. Dit bleek echter mis
lukt te zijn.
„Ik ben onschuldig."
„Ik ben onschuldig" verklaarde verdach
te V., toen de president zich tot hem richtte.
„Ik ben den geheelen avond thuis geweest.
Op 13 Mei ben ik naar Amsterdam met H.
meegegaan, die ci^iretten papier wilde
smokkelen".
Deze verklaring werd door verdachte H
ondersteund.
President Mr. Haga: „U hebt eerst ge
zegd, dat u een wild-vreemden man meege
nomen hebt, maar u kende V. langer
Waarom hebt u eerst gelogen?"
Verdachte: Ik had met de zaak niets te
maken".
President: „Reden temeer om de waar
heid te spreken".
Waar bent u in den nacht van 9 op 10
Mei in Amsterdam geweest?"
Verdachte wilde dat niet zeggen.
„Ik ben aan de heele zaak onschuldig
maar nu komen bij de ondervraging aller'
lei dingen aan het licht, die ik aan niemand
had willen zegden.
President: „Maar je spreekt onwaarheid
ook over dingen, die je niet in gevaar kun
nen brengen."
Pleidooi. De zondebok,
„Welk bewijs is er", zoo vroeg de verdedi
ger mr. M. H. Huygens, „dat deze verdach
ten de inbraak hebben gepleegd?"
Mevrouw B. heeft hen vóór den juweliers
winkel gezien en daaruit zou men hoogstens
een „op den uitkijk staan" kunnen aflei
den. Maar van de werkelijke daders is dart
geen spoor gevonden, noch van de betrek
king, waarin deze tot verdachten stonden.
Voorts laakte mr. Huygens de houding
van de politie, die eenige getuigen heeft
vastgehouden door ze als verdachten te be
schouwen.
"ierd°°r is mej. de L. tot haar tegenstrif-
ge verklaringen gekomen. Aan haar ver-
U1£ van heden, onder eede voor de
rechtbank afgelegd, hechtte pleiter dan ook
meeste waarde. Zelfs zonder de verkla-
ninitCn V,f11 f?etuigen décharge meende!
,clat het bewijs van de schuld van,
verdachten geleverd is.
bal=td-aahte -V" aldus Pleiter, wordt van)
eenioo u® lnbraak. die in de residentie is
ffpni vr f eschuldigd. Driemaal is hij we-
Vrij uit. gearresteerd, driemaal ging hi]
Slechts van den laatsten juweeldiefstal,
verdènki® Spu!straak kan men hem niet
zat omdat hij toen in voorarrest
en^'ve^vu!?11* k'em op vrijspraak aart
ling onmiddellijke invrijheidsstel-
rechtharu-1^6^ «an verdachte V. beval de
hechtenis Vn a \npr van de preventieve
erdachte H. bleef in voorarrest
Uitspraak 30 Augustus.
de middenstandmenschen, voor een deel
zakenlui. O. a. vele cafés en restaurants
zijn in hun handen. Onder hen zijn evenwel
ook enkele zeer rijken, meerdere malen mil-
lionnair, die niet aarzelen een deel hunner
rijkdommen uit te geven niet slechts voor
hun eigen gemeenschap, maar ook voor meer
algemeen nuttige doeleinden.
Aan den rand der stad, op den Malabar^
heuvel, hebben de Parsi's, verborgen tus
schen hoog opgaande gebaamte hun „toren
der stilte", waar zij, zooals ik dit vroeger
reeds uit Perzië beschreef, hun dooden heen
brengen.
De Parsi's begraven hun dooden niet, daar
dit de aarde zou verontreinigen; ze verbran
den ook hun dooden niet, daar dit het door
hen vereerde vuur zou verontreinigen. Hun
dooden leggen ze neder in de „toren der
stilte", die feitelijk niet meer is dan een
ommuurde ruimte zonder dak. Daar worden
dan de dooden verslonden door de aasdie
ren der lucht, de gieren, welke zich steeds
in groote getale nabij den „toren der stilte,"
ophouden.
J. K. BREDERODE.
Een huzaar, die het hoofdstel van
een paard niet wilde oppoetsen.
De Krijgsraad te 's-Hertogenbosch legde
A. J. S., gewoon dienstplichtig huzaar bij
het 4e escadron van het 2e regiment hu
zaren te Breda, twee weken gevangenis
straf op, omdat S„ die op 11 Juni j.1. met
zwaar arrest gestraft was, ondanks het
verbod van den wachtcommandant, kor
poraal van den Kolk, de kazerne heeft ver
laten, daal- hij meende, dat het arrest ten
onrechte was opgelegd.
Beklaagde stond vervolgens terecht van
een vonnis, waarbij de Krijgsraad hem tot
4 weken gevangenisstraf veroordeelde, om
dat S. het bevel van den korporaal Boluijt,
om het hoofdstel van een paard te poetsen
niet heeft opgevolgd en den korporaal be
dreigd heeft, toen deze hem in arrest wilde
stellen.
De advocaat:fiscaal vroeg bevestiging van
beide vonnissen.
Het Hof zal later uitspraak doen.