De bonte bevolking van Bombay Juweelendieven voor de rechtbank Woensdagsche Mijmerij Ongehoorzame dienstplichtigen Chinoiseries. Als er (in alle bescheidenheid) iets in de wereld is, wat ik niet begrijp, dan is het de politieke mentaliteit van het Verre Oosten. Het is, dunkt me, duidelijk dat Japan den vrede wil. Japansche ministers zeggen im mers iederen dag, dat de Chineezen een broedervolk van hen zijn, en dat hun troe pen in Noord-China slechts den vrede komen brengen. Het spreekt vanzelf, dat het hen irriteert, als de Chineezen dit niet gelooven en óók troepen naar Noord-China sturen. Dat is naaperij. Het is altijd flauw, een ander na te doen, en het is voldoende, als alleen de Japansche troepen den vrede brengen. De Chineezen moesten trouwens wijzer zijn om zooveel te verspillen aan troepentransporten. Iedereen weet, dat ze arm zijn en het vervoer van heele legers kost handenvol geld. Het ligt voor de hand, dat de Japanners nu denken, dat de Chi neezen hen wantrouwen, en daar boos om worden. Gelukkig heeft men in het Verre Oosten een onuitputtelijk geduld: De Japanners hebben Nankau platgeschoten, maar zij hopen den vrede te kunnen bewaren. De Chineezen hebben de Japansche vloot gebombardeerd, maar dat heeft de goede betrekkingen niet te bederven. Wat zullen de volgende dagen brengen? Wij zullen een voorspelling wagen: De Japanners openen het vuur op Sjanghai. Er worden 15000 Chineezen ge dood en de Japansche minister-president verklaart in de Volksvertegenwoordiging, te hopen dat dit incident niet tot vijande lijkheden zal leiden, aangezien China en Japan op elkaar zijn aangewezen en beide landen slechts kunnen gedijen, indien er goede en vriendschappelijke betrekkingen tusschen hen bestaan. Volgende dag: De „zegsman" van de regeering te Tokio geeft er zijn verbazing over te kennen, dat de centrale regeering te Nanking zich met de incidenten te Nankau en Sjanghai be moeit. Tokio wenscht deze kwestie uit sluitend te regelen met den veldwachter van Nangping, die daarvoor een behoor lijk salaris van Tokio ontvangt en zou het liefste zien, dat Nanking werd afgebroken of opgeheven. Niets zal daarna een blijven- den vrede tusschen de beide landen in den weg staan. Volgende dag: Aangezien een Japansch matroos, die te Peiping een dancing heeft bezocht, door alle geisha's is geboycot, heeft de regee ring te Tokio zich tot haar leedwezen ge noodzaakt gezien, Peiping te bezetten en weer tot hoofdstad van China te verkla ren. De Chineezen zullen worden uitgewe zen. De eer van de Japansche vloot is daar mede gewroken eh indien de Chineesche regeering het gezag van Japan in Peiping erkent, is de handhaving van den vrede gewaarborgd. Japan en China (aldus de Japansche premier) zullen zich dan tezamen kunnen wijden aan de bestrijding van het communistische gevaar, dat voor China zulk een ernstige bedreiging vormt. Volgende week: Tokio heeft een ernstig vertoog tot Nan king gericht: De Japansche regeering heeft namelijk tot haar pijnlijke bevreemding gemerkt, dat er in China een anti-Japan- sche stemming bestaat. Japansche handels reizigers worden door de Chineesche klan ten eenigszins koel ontvangen en Chinee sche troepen hebben hier en daar hun ge voelens zóó weinig in bedwang, dat zij terugschieten! Dit zal moeten veranderen. Teneinde de vriendschap van de Chineezen (die voor Japan onontbeerlijk is) terug te winnen, zal Japan een strafexpeditie onder nemen en de provincies Hopei en Tsjahar bezetten, voorloopig permanent. Zij zal een millioen Japansche emigranten heensturen om voor de Japansche industrie de zoo noodige klandizie terug te winnen en hoopt, dat de regeering te Nanking zal beseffen, dat Japan daarmede geen ander doel heeft dan voor zijn eigen belangen op te komen. Volgende week: Er zijn in Hopei en Tsjahar 40.000 Chi neezen gesneuveld. De regeering te Tokio stelt voor, het Chineesche leger te demo- biliseeren, om dergelijke onaangename in cidenten voor het vervolg te voorkomen, en den veldwachter van Nangping tot gou verneur van de Noord-Chineesche provin cies te benoemen. De regeering te Nanking meent dit voor stel te kunnen aanvaarden: waarmede haar kwade trouw definitief is bewezen..*. VELE GODSDIENSTEN, RASSEN EN BESCHAVINGEN. RELIGIE EN KLEEDING. VOLKSBUURT. DE DOODEN AAN GIEREN TEN PROOL Breede boulevards, grootsche ge bouwen, banken, hotels, musea, een indrukwekkend station in het hart der stad heeft Bombay, schoo- ne parken, wandelwegen langs de zeekust; er heerscht een druk ver keer van duizenden automobielen, van autobussen, van trams, ook van karren, getrokken door ossen, maar het is niet dit, wat me telkens we der verbaasd doet staan. Het onbegrijpelijkst, het verbluffendst is de zoo ongelooflijk gemengde bevolking, die door haar kleeding vaak haar ras, haar godsdienst wil betoogen. En daar de klee ding daarvoor nog niet voldoende gele genheid geeft, dragen veel Hindoes nog op het voorhoofd ,aan de slapen, op de borst op de armen verschillende teekenen in kleu ren, roode of gele horizontale of verticale streepen met ergens een roode of zwarte ronde vlek. Vele tientallen dier teekens be staan er en elk dezer teekens geeft aan tot welke secte der Hindoes de drager of de draagster behoort. Tientallen dier sec ten zijn er en elke secte heeft haar eigen tempels, waar aanhangers van een andere secte geen toegang hebben. Aanhangers van verschillende secten zullen niet tezamen eten en zeer zeker zullen geen huwelijks banden worden aangeknoopt tusschen leden der verschillende secten, die ik nog lang niet alle uit elkander ken. Het onderscheid tusschen de verschillende secten van den Hindoe-godsdienst, welke term meer als een verzamelnaam moet worden beschouwd, is vaak aanmerkelijk grooter dan dat tus schen bij voorbeeld Katholieken en Protes tanten. Bij al deze verscheidenheid schijnt er vaak ook weder een zekere vage eenheid te bestaan. De roode god. Ik heb geen toegang tot een Hindoe-tem pel, maar niet ver van mijn woning is een kleine tempel, waarvan soms ook gedurende den dienst de vensters open staan, zoodat ik er binnen kan zien. De priester bidt en zingt er voor een altaar, waarvoor een klein steenen beeld staat van een witten stier met een bloemkrans om den hals. In den achter wand is aangebracht het beeld van een ziftenden god, die fel-rood is geverfd en vaag herinnert aan een Boeddhabeeld. Hier heb ik het gezien, dat een Hindoe, behoorende tot een andere secte, een oogen- blik stil hield voor de geopende vensters en bad, staande op straat, daar hij er niet binnen mocht treden. Sommige secten zijn aan bepaalde stre ken verbonden en hebben daardoor te Bom bay geen tempel. De aanhangers dier sec ten, die door onstandigheden, bij voorbeeld hun werk, naar Bombay zijn gekomen, moe ten het dus zonder tempel stellen, daar ze in de tempels der andere secten niet wor den toegelaten. De paria's. En dan zijn er nog de Hindoes, die ner gens toegang hebben tot een tempel, de dui zenden, die hoewel Hindoe zijnde, uit de Hindoe-gemeenschap zijn gestooten, als min derwaardigen, als onreinen worden be schouwd, de „Paria's, of, zooals de F.ngel- schen hen noemen, de „untouchables", de „onaanraakharen", daar men, door hen aan te raken, zichzelf zou bezoedelen. De zoo hopeloos verdeelde massa der Hin does vormt in Engelsch-Indië bijna zeven tig ten honderd der bevolking. De Mohammedanen, die ruim twee-en-twintig ten honderd der be volking uitmaken, zijn aanmerke lijk minder verdeeld. Er zijn onder hen slechts twee secten, de Sunni's en de Sjiieten, maar beiden kunnen elkanders moskeeën bezoeken zonder dat dit protest uitlokt. Tegenover de buitenwereld vormen ze toch een zekere eenheid, die duidelijk aan den dag treedt als het komt tot botsingen tusschen Mohammedanen en Hindoes, want hier als overal in het Oosten, gaan politiek en gods dienst sterk hand aan hand. Wandelend door de straten van Bombay tracht ik steeds weder deze verschillende menschen naar hun kleeding uit elkander te houden, wat niet steeds gemakkelijk is. Zoo dragen bij voorbeeld zoowel vele Mo hammedanen als sommige Hindoes en de priesters der Parsi's turbans op het hoofd, maar deze turbans zijn niet op dezelfde wij ze geknoopt, en ook deze wijze van knoo- pen moet men dus uit elkander weten te houden. Oorspronkelijke en „verweste- lijkte" Hindoes. Er bestaan echter niet slechts de verschil len in godsdienst in Engelsch-Indië, maar ook sterke verschillen in ras en eveneens in trap van beschaving. De menschen in de groote steden en zelfs in de dorpen nabij de groote verkeerswegen hebben een zekere ontwikkeling doorgemaakt, zijn zelfs min of meer „verwestelijkt", echter meer uiterlijk dan innerlijk. In de binnenlanden van dit uitgestrekte gebied leven evenwel nog be volkingsgroepen, die door de beschaving zoo goed als niet beïnvloed zijn. Zij worden beschouwd als de oorspronkelijke bevolking, want ook de Hindoes zijn hier gekomen, tientallen eeuwen geleden, als veroveraars. Bananenkoopvrouw met kind op den rug. Museum te Bombay. Liever op straat dan in huis. Niettegenstaande den regenmoesson en zijn telkens weder nederkletterende buien heb ik reeds vele uren gedwaald door de stad, voornamelijk door de volksbuurten, waar vrijwel elk benedenhuis een winkeltje, een eethuisje of een cafétje is. In enkele volksbuurten ziet men huizen, die vroeger blijkbaar zijn gebouwd voor Europeanen, huizen met meerdere verdiepingen, welke thans overbevolkt zijn met inlanders van allerlei soort, van allerlei ras, allerlei gods dienst. Is het een oogenblik droog, dan ge ven de straten een ongelooflijk bont beeld van druk gewoel. Breekt een bui los, dan verdwijnt die bonte menigte binnen enkele seconden, maar nauwelijks houdt de re genval op, of allen komen weder buiten de huizen. Het woningvraagstuk heeft hier een andere beteekenis dan in Europa. De men schen leven liever op straat dan binnen de muren. Een politie-agent met een para- plui. Heel gemoedelijke Inlandsche politie-agen- ten in blauw-katoenen uniform, kort broek je, sandalen, bloote bruine kuiten en een gelen turban op het hoofd wandelen rond met aan de zijde een kleinen knuppel en onder den arm een regenscherm. En het regenscherm is hun van meer nut dan hun knuppeltje, want hiervan heb ik hen nog nimmer gebruik zien maken. Ontstaat er onder deze bonte kleurige menigte eens een twist, dan zijn enkele vaderlijke woorden van den man van het gezag met zijn regen scherm voldoende om binnen enkele oogen- blikken de rust te doen terugkeeren. In die volksbuurten ziet men hier en Acrobaat en chauffeur betuigen vergeefs hun onschuld. Voor de HaagSche rechtbank, gepresideerd door mr. H. Haga, stonden gisterenmorgen terecht de 44-jarige acrobaat J. A. V. en de 26-jarige H. J. C. H„ die verdacht worden de geruchtmakende inbraak in het „Ringen- huis" aan de Prinsestraat te 's-Gravenhage gepleegd te hebben, waarbij voor f 14.000 aan gouden ringen, horloges en andere sie raden werd buitgemaakt Naar men zich zal herinneren hebben de inbrekers in den nacht van 9 op 10 Mei zich tot den juwe lierswinkel toegang verschaft door eerst met een looper in een onbe woond bovenhuis boven den winkel binnen te dringen. Door een gat in het plafond te zagen, lieten zij zich daarop in den winkel zakken, en deze wijze van werken deed de Haag sche recherche in de richting van ge routineerde inbrekers zoeken. Op 21 Mei werd de acrobaat V. gear resteerd, dien men zeer geschikt achtte om een dergelijk karweitje te volvoeren en drie dagen later hield de politie den chauffeur H. aan. Eenigen tijd later volgden nog en kele arrestaties. V. en H. bleven in arrest, doch de anderen liet de politie weer op vrije voeten. Bezwarende verklaringen. Onder hen was een juffrouw, die ver klaard heeft, dat zij van H. een pakje heeft ontvangen, waarin zij, na het opengemaakt te hebben, een groot aantal juweelen, af komstig van de diefstal, vond B. bij de in structie is zij echter grootendeels weer op haar verklaring teruggekomen. Zij deelde n.1. bij den rechter commissaris mede, dat zij het pakje op 7 Mei dus voor de inbraak had ontvangen en dat zij niet gezien had, dat er juweelen in zaten. Een andere bezwarende verklaring voor daar een Hindoe-tempeltje, wonderlijk en vreemd. Er is er één, dat ik telkens weder terug wil zien. Het is een huis met tallooze balconnetjes, met eigenaardige vensters, met overal dierfiguren, vogels, olifanten, koeien, gazellen en de voorgevel van de zen tempel is geverfd in de onverwachtste kleuren: zeegroen, rood, geel. Het is een Jain-tempel en in het Engelsch en in de Hindoe-taal staat er een bordje, vermeidend dat de tempel voor aanhangers van andere secten niet toegankelijk is. Nu sta ik, als nieuweling hier, voor het vragstuk: is de Jain-secte, aan die deze kleine tempel behoort, een Hindoesecte of niet? In een bevolkingsstatistiek worden de Hindoes en de aanhangers der Jain-secte apart opgegeven, maar in een heel geleerd werk, dat op mijn tafel ligt, wordt onder de Hindoe-secten ook de Jain-secte genoemd. Ik begin me echter ook af te vra gen of het mogelijk zal zijn met deze zoo los tezamen hangende be volking zonder eenig spoor ivan homogeniteit een zelfstandige, demo cratische regeering op te bouwen. Nakomelingen der Perzen. Een der merkwaardigste minderheden in Engelsch-Indië vormen de Parsi's, wier aan tal zeer gering is, niet meer dan één op el ke 3500 inwoners van Engelsch-Indië. Zij staan echter zeer hoog in beschaving en hebben in verschillende steden hun eigen scholen, waar als vreemde talen Perzisch en Fransch worden geleerd. Deze Parsi's zijn de afstammelingen van Perzen, die bijna dertien eeuwen geleden uit Perzië zijn weggevlucht, toen daar te vuur en te zwaard door de Mohammedaansche vero veraars de Islam werd ingevoerd. In den loop der tijden hebben deze afstammelingen van Perzen hun taal verloren, maar hun godsdienst, de leer van Zoroaster, hebben ze behouden. Nog steeds zijn ze vuuraanbid ders en er bestaan te Bombay, waar onge veer zestigduizend Parsi's wonen, meerdere vuurtempels, waaronder één bijzonder fraai, gebouwd naar het model der vuur tempels van het oude Persopolis. „Toren der stilte". De Parsi's zijn over het algemeen gegoe de verdachten was die van den chauffeurT, die' de beide mannen op 13 Mei in een auto naar Amsterdam heeft gereden en gezien heeft, dat zij toen een pakje bij zich hadden. Toen zij naar Den Haag terugreden, had den zij geen pakje meer. Tenslotte beweerde de pensionhoudster, mevr. B., dat zij op den bewusten avond des nachts om bij half één voor het „Ringen- huistwee ongunstige individuen heeft ge zien, die ze absoluut als de beide verdach ten herkent. Ondanks deze verklaringen blijven de verdachten hardnekkig ontkennen. Door het openbaar ministerie waren negen getuigen, door de verdediging acht gedagvaard. De beide verdachten werden verdedigd door mr. M. N. Huygens te 's-Gravenhage. Als eerste getuige werd gehoord de eige naar van den juwelierswinkel, de heer P. Teerling, van wien wij het geheele verhaal van de ontdekking van de inbraak te hooren krijgen. Toen mevr. B. den dag nadat zij beide mannen voor het Ringenhuis had zien staan het bericht van de inbraak in de courant las, bracht zij de ontmoeting van den vori- gen avond dadelijk daarmee in verband. Zit heeft niet dadelijk aangifte bij de politie gedaan, omdat zij zich niet in de zaak wilde mengen. Later toen zij hoorde, dat T. niet verzekerd was, heeft zij zich ech ter bedacht en alles medegedeeld. Hoe zwaar was het pakje? De chauffeur T., die op 13 Mei beide ver dachten naar Amsterdam heeft gereden, heeft 't pakje, dat zij bij zich hadden, op zij moeten leggen, toen hij gereedschap noodig had voor het repareeren van een band. Voor de rechtbank verklaarde hij thans, dat het eerder mogelijk was, dat er papier in het pakje heeft gezeten, dan metaal. Een dergelijke verklaring gaf ook mej. de L., die het pakje voor verdachte H. be waard heeft. President mr. Haga: „Voor de politie hebt U gezegd, dat U het pakje hebt openge maakt en er ringen in hebt gevonden." Getuige: „Ik werd zoo slecht behandeld en toen heb ik maar alles gezegd, wat ze wilden om naar huis te komen." President: „Dus U hebt het pakje niet opengemaakt?" Getuige: „Neen, edelachtbare." Tenslotte werden nog eenige getuigen ge hoord, die na de inbraak in een cafétje te Bodegraven een samenkomst hebben gehad met de verdachten om de gestolen voor werpen aan den man te brengen. In ieder geval voerden ze niet veel goeds in hun schild. Het getuigenverhoor a décharge was er voornamelijk op gebaseerd om het alibi van de verdachten te bepalen. „Ga maar eens mee buiten de. stad." Aan korporaal Hendrikse's bevel in de houding te gaan staan had H. T., gewoon dienstplichtig soldaat van de le schoolbat- terij van het 5e regiment veldartillerie te Amersfoort, niet voldaan en toen de kor poraal den soldaat in arrest stelde, zou de laatste gezegd hebben: „Ga maar eens mee buiten de stad". Wegens opzettelijke beleediging meerma len gepleegd en het met eenig kwaad be dreigen van zijn meerdere veroordeelde da Krijgsraad te 's-Hertogenbosch T. tot 3 we ken gevangenisstraf, tegen welk vonnis de veroordeelde in beroep kwam. Beklaagde zeide, dat het „Ga maar eens mee buiten de stad" geen bedreiging inhield. Hij bedoelde met deze uitlating, dat hij wel buiten de stad wilde groeten, maar niet ter plaatse van de ontmoeting, waar veel pu bliek aanwezig was, waarvoor hij zich! schaamde. De advocaat-fiscaal, mr. Rombach, ge loofde deze uitlegging niet. De bedoeling van dit gezegde was de zaak buiten eens uit te vechten en spr. vroeg bevestiging van het gewezen vonnis. Het Hof zal later uitspraak doen. Requisitoir. Hierna nam de officier van justitie mr, Cohen Tervaert, requisitoir. Uit de verschillende getuigenverklaringen concludeerde de officier tot de schuld vart verdachten. Men heeft hier te doen met een paar geroutineerde inbrekers en de officier vorderde daarom ©en zware straf, n.1. twee jaar en zes maanden tegen beide verdachten. De hospita van V. deelde de recht bank mede, dat deze op den bewus ten avond om ongeveer half twaalf dronken is thuisgekomen en dat zij hem daarna niet meer heeft uit hooren gaan. Des morgens was zijn bed ook beslapen Wat verdachte H. betreft, deze zou op den avond van de inbraak met een gestolen auto naar Amsterdam zijn gegaan om dit voertuig te verkoopen. Dit bleek echter mis lukt te zijn. „Ik ben onschuldig." „Ik ben onschuldig" verklaarde verdach te V., toen de president zich tot hem richtte. „Ik ben den geheelen avond thuis geweest. Op 13 Mei ben ik naar Amsterdam met H. meegegaan, die ci^iretten papier wilde smokkelen". Deze verklaring werd door verdachte H ondersteund. President Mr. Haga: „U hebt eerst ge zegd, dat u een wild-vreemden man meege nomen hebt, maar u kende V. langer Waarom hebt u eerst gelogen?" Verdachte: Ik had met de zaak niets te maken". President: „Reden temeer om de waar heid te spreken". Waar bent u in den nacht van 9 op 10 Mei in Amsterdam geweest?" Verdachte wilde dat niet zeggen. „Ik ben aan de heele zaak onschuldig maar nu komen bij de ondervraging aller' lei dingen aan het licht, die ik aan niemand had willen zegden. President: „Maar je spreekt onwaarheid ook over dingen, die je niet in gevaar kun nen brengen." Pleidooi. De zondebok, „Welk bewijs is er", zoo vroeg de verdedi ger mr. M. H. Huygens, „dat deze verdach ten de inbraak hebben gepleegd?" Mevrouw B. heeft hen vóór den juweliers winkel gezien en daaruit zou men hoogstens een „op den uitkijk staan" kunnen aflei den. Maar van de werkelijke daders is dart geen spoor gevonden, noch van de betrek king, waarin deze tot verdachten stonden. Voorts laakte mr. Huygens de houding van de politie, die eenige getuigen heeft vastgehouden door ze als verdachten te be schouwen. "ierd°°r is mej. de L. tot haar tegenstrif- ge verklaringen gekomen. Aan haar ver- U1£ van heden, onder eede voor de rechtbank afgelegd, hechtte pleiter dan ook meeste waarde. Zelfs zonder de verkla- ninitCn V,f11 f?etuigen décharge meende! ,clat het bewijs van de schuld van, verdachten geleverd is. bal=td-aahte -V" aldus Pleiter, wordt van) eenioo u® lnbraak. die in de residentie is ffpni vr f eschuldigd. Driemaal is hij we- Vrij uit. gearresteerd, driemaal ging hi] Slechts van den laatsten juweeldiefstal, verdènki® Spu!straak kan men hem niet zat omdat hij toen in voorarrest en^'ve^vu!?11* k'em op vrijspraak aart ling onmiddellijke invrijheidsstel- rechtharu-1^6^ «an verdachte V. beval de hechtenis Vn a \npr van de preventieve erdachte H. bleef in voorarrest Uitspraak 30 Augustus. de middenstandmenschen, voor een deel zakenlui. O. a. vele cafés en restaurants zijn in hun handen. Onder hen zijn evenwel ook enkele zeer rijken, meerdere malen mil- lionnair, die niet aarzelen een deel hunner rijkdommen uit te geven niet slechts voor hun eigen gemeenschap, maar ook voor meer algemeen nuttige doeleinden. Aan den rand der stad, op den Malabar^ heuvel, hebben de Parsi's, verborgen tus schen hoog opgaande gebaamte hun „toren der stilte", waar zij, zooals ik dit vroeger reeds uit Perzië beschreef, hun dooden heen brengen. De Parsi's begraven hun dooden niet, daar dit de aarde zou verontreinigen; ze verbran den ook hun dooden niet, daar dit het door hen vereerde vuur zou verontreinigen. Hun dooden leggen ze neder in de „toren der stilte", die feitelijk niet meer is dan een ommuurde ruimte zonder dak. Daar worden dan de dooden verslonden door de aasdie ren der lucht, de gieren, welke zich steeds in groote getale nabij den „toren der stilte," ophouden. J. K. BREDERODE. Een huzaar, die het hoofdstel van een paard niet wilde oppoetsen. De Krijgsraad te 's-Hertogenbosch legde A. J. S., gewoon dienstplichtig huzaar bij het 4e escadron van het 2e regiment hu zaren te Breda, twee weken gevangenis straf op, omdat S„ die op 11 Juni j.1. met zwaar arrest gestraft was, ondanks het verbod van den wachtcommandant, kor poraal van den Kolk, de kazerne heeft ver laten, daal- hij meende, dat het arrest ten onrechte was opgelegd. Beklaagde stond vervolgens terecht van een vonnis, waarbij de Krijgsraad hem tot 4 weken gevangenisstraf veroordeelde, om dat S. het bevel van den korporaal Boluijt, om het hoofdstel van een paard te poetsen niet heeft opgevolgd en den korporaal be dreigd heeft, toen deze hem in arrest wilde stellen. De advocaat:fiscaal vroeg bevestiging van beide vonnissen. Het Hof zal later uitspraak doen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 8