Texel's vogelstand dreigt
geen gevaar tenzij
sleutels
Drie gouden
Radioprogramma
PETIAN
van het Meeuwenprobleem?
Optimistische woorden van den heer Drijver
Komt 1 October oplossing
DOOR*
DE DRIE MUSKETIERS
Na een stevige duinwandeling met den
heer Draver voelt men z'n onderdanen, ook
al zegt men natuurlijk dat het niets was...
En düs werden er onzerzijds niet in het
minst bezwaren gemaakt, toen voorgesteld
werd den weg naar huis weer eens op te zoe
ken. Via het reeds beschreven pad, langs de
fluisterende dennen, arriveerden wjj een half
uur later weer bij „De Marei".
In „De Marei".
De heer Drijver is een uitnemend vogel
kenner, maar bleek ook als gastheer over op
merkelijke antecedenten te beschikken.
„De Marei" is een ideaal home voor
iemand, die zijn leven aan de natuur geschon
ken heeft. Het ligt magnifiek tusschen de
dennen en de lage weidelanden in, en zelfs
van den weg af is het volmaakt verscholen
voor nieuwsgierige blikken van voorbijfietsen-
de of wandelende touristen,
Daarbinnen hangen de met smaak gekozen
teekeningen en schilderijtjes, staan de veld
bloemen op de tafeltjes en roept een 100 pro
cent origineele schouw herinneringen op aan
gure winteravonden, als hier knapperende den-
neblokken hun grillig schijnsel door het ver
trek laten gaan. Het is in deze omgeving, dat
wij den heer Drijver eens gepolst hebben over
eenige, juist nu actueele vraagstukken, Texel
betreffende.
Vogelstand blijft op peil.
Als eerste was daar de vraag of hij dacht
dat er een, zjj het langzame, achteruitgang in
het Texelsche vogelwereldje merkbaar was,
of dat er wellicht nog van een vooruitgang
sprake mocht zijn.
De heer Drijver is optimistisch gestemd: hij
gelooft niet dat er thans gesproken kan wor
den van een achteruitgang van de vogels op
het eiland, al mag er dan ook zeker niet van
een uitbreiding gesproken worden.
Het is echter noodzakelijk, dat steeds meer
terrein aangeschaft zal kunnen worden, ter
inrichting van broedplaatsen voor de vogels,
op de wijze van Thijsse's Fienweid. Blijft het
voedsel voldoende en hebben de vogels daarbij
de beschikking over geschikte broedplaatsen,
dan zal er zeker geen enkele reden zijn om
over den vogelstand ongerust te zijn. Onbe
rekenbare factoren natuurlijk daargelaten.
Het Meeuwenprobleem.
Uit den aard der zaak kwamen wjj auto
matisch op het meeuwenprobleem, waarover
nog steeds door ieder vogelliefhebber in den
lande gediscussieerd wordt.
A priori merkt de heer Drijver op, dat
goeddeels alles wat thans over de meeuwen
gezegd en geschreven wordt, aan een zekere
mate van overdrijving mank gaat. De mensch
maakt weer de oude fout: er wordt gegene
raliseerd.
Intusschen... valt het niet te ontkennen,
dat de toestand, zooals die zich thans heeft
ontwikkeld, onhoudbaar is en dat maatregelen
noodzakelijk zijn. Hierbij moet ruiterlijk wor
den toegegeven, dat destijds deze moeilijk
heden niet voorzien zijn, bij het in bescherming
nemen van ALLE meeuwen.
Wat de oplossing betreft... waarschijnlijk
zal per 1 October a.s. de nieuwe vogelwet in
werking treden, de wet, die er op gericht is
een beteugeling mogelijk te maken. Het plan
is dat men dan tijdelijk en plaatselijk vogels,
wier aantal te groot wordt, buiten de bescher
ming kan laten vallen. Bijvoorbeeld voor een
periode van 2 jaar. Hier op Texel zou men zoo
aan een 20-tal personen, om een getal te noe
men, een speciale vergunning kunnen uitrei
ken om eieren van zilvermeeuwen en kok-
341. BIJ ATHOS
Denzelfden avond ging d'Artagnan naar
Athos, die op 't punt stond een flesch
Spaansche wijn te drinken, wat hij regel
matig eiken avond deed.
Hij vertelde hem wat er tusschen hem en
den kardinaal was voorgevallen en terwijl
hij de oificiersaanstelling te voorschijn
haalde zei hij:
„Kijk eens hier, beste Athos, die komt jou
rechtswege toe."
Athos glimlachte op zijn gewone, lieflijke
wijze.
„Beste vriend", antwoordde hij, „voor
Athos is dat te veel en voor den graaf de
la Fere te weinig. Behoud uw aanstelling,
ze behoort jou. Je hebt ze waarachtig duur
genoeg betaald."
d'Artagnan verliet Athos en ging naar
Porthos.
Deze had zijn mooiste uniform aange
trokken en bekeek zich in den spiegel.
J. DRIJVER.
meeuwen uit te halen, waardoor het mogelijk
zal zijn het zich zoo geweldig uitgebreid heb
bende meeuwenleger langzamerhand te mini-
seeren.
Als wij dit alles zoo zitten te bepraten in
„De Marei" blijkt telkens weer de groote
liefde, die deze rasechte Texelsche zoon
voor zijn geboortegrond bezit.
Men moet hem hooren vertellen van dit
stukje Nederland, hoe men hier op ideale wijze
het leven van de vogels kan gadeslaan. Ook
de schommelingen Hij geeft een voorbeeld: 3
jaar geleden hebben vlak bij de Marei een 12-
tal zanglijsters gebroed, doch dit jaar geen
enkele. Ook op andere plaatsen op Texel heeft
hij hen weinig gezien. Wèl 15 jaar geleden.
Zoo kan men hier gadeslaan: opkomst en
teruggang van de diverse soorten, een studie
op zichzelf.
Het volgend chapiter betreft het, vooral ook
dit jaar, overweldigend vreemdelingenbezoek
Vooral in de vacantiemaanden komen uit alle
deelen van het land (en ook van daarbuiten)
duizenden en duizenden bezoek cen meer dan
eens werd ons de vraag gesteld of dit op den
duur voor den vogelstand geen fnuikende ge
volgen kon hebben.
Even trekt zich een rimpel in het gebruinde
voorhoo, a van den heer Drijver, doch dan zegt
hij: nee, ik geloof niet, dat er gevaat dreigt...
zoolang dit verkeer maar in de juiste banen
geleid wordt. Wordt dit verzuimd, dan zou
het een hopeloos geval zijn en waren de
vogels spoedig Texel vergeten. Maar zooals
het thans gaat is er geen reden aan te nemen
dat het bergafwaarts zal gaan.
Hilversum II.
KRO-uitzending. 4.005.00 HIRO.
8.009.15 en 10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 De KRO-Melodisten en solist, (Om 1.00
GramofooryntjZjiek en, postduivenberichtenL
2.00 Voor de rijpere jeugd.
2.30 KRO-Orkest.
3:00 Kinderuur.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.10 „Wat is een medium?", causerie
4.30 Gramofoonmuziek.
5.45 De KRO-Nachtegaaltjes.
6.20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Gramofoonmuziek.
7.00 Berichten:
7.15 „Spraakgebrekkigheid en geestelijke
volksgezondheid", causerie.
7.35 Actueele aecherflitsen.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Overpeinzing met muzikale omlijsting,
8.35 Gramofoonmuziek.
9.00 Chansons.
9.10 De KRO-Melodisten en solist.
9.30 Chansons.
10 00 KRO Melodisten.
10.30 Berichten ANP,
10.40 Internationale sportrevue.
10.5512.00 Gramofoonmuziek.
312. PORTHOS.
„Ben jij het, beste vriend?" riep Porthos
uit. „Wat dunkt je ervan, hoe staat me
dit?"
„Buitengewoon", antwoordde d'Artagnan.
„Maar ik kom om je een uniform aan te
bieden, die je nog veel beter zal staan."
„En dat is?" vroeg Porthos.
„De uniform van een luitenant bij de
musketiers."
Sn nu vertelde hij Porthos zijn onderhoud
met den kardinaal en terwijl hij de aanstel
ling toonde, zei hij:
„Zie je, beste vriend, nu schrijf je je
naam hieronder en probeert een goed lei
der voor mij te zijn."
Porthos bekeek het stuk vluchtig en gaf
het daarna aan d'Artagnan terug. Deze was
ten zeerste verbaasd.
„Zeker", zei hij, „mijn ijdelheid zou er
door gestreeld worden, als ik me luitenant
mocht noemen. Maar ik zou beslist geen tijd
hebben, mijn geluk werkelijk te genieten.
Tijdens onze onderneming tegen Bethune
is de man van mijn hertogin gestorven, en
ik wil nu met de weduwe trouwen. Ik was
juist bezig mijn bruiloftsuniform te passen.
Behoud daarom de aanstelling zelf, beste
vriend, behoud ze!"
Kom niet bij de nesten I
In dit verband merkt de heer Drjjver nog
op, dat vélen nog steeds van de veronderstel
ling uitgaan dat „vogels-zien" beteekent: vlak
met de neus over de nesten hangen. Niets is
minder waar! Als men de vogelr wil zien, hen
volgen in den natuurlijken staat, ",an moet
men, tenminste als leek, ver van het nest
blijven, op den weg. Dan zjjn de dieren onbe
wust dat ze gadegeslagen worden.
Waar men eveneens op Texel voor heeft
moeten zorgen (de tijden schijnen gelukkig
thans voorbij te zijn) is het bekende „eieren-
verzamelen". Het is nog niet zoo heel lang ge
leden, dat de naam van Texei als vogeleiland
in Albion was doorgedrongen en vele Engel-
sche dames en heeren overstaken om hun ver
zamelwoede aan deze stranden bot te vieren.
Dit had natuurlijk een averechtsche uitwer
king op de vogels en het was de hoogste tijd,
dat hieraan paal en perk gesteld werd.
Gelukkig... nog op den juisten tijd en thans
is het zóó, dat geen Engelschman het meer
wagen zal een ei uit de Texelsche broedplaat
sen weg te halen. Dank zij de aangestelde 8
vogelwachters, wier oogen in deze maanden
met bijzondere opmerkzaamheid naar eventu-
eele bedrijvers van dit euvel uitzien.
Aldus vertelde de heer J. Drijver, van zijn
vacantie genietend in „De Marei", een der
eerste vogelkenners van Nederland.
ZATERDAG 4 SEPTEMBER 1937.
Hilversum I.
VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. en
7.30—8.00 VPRO.
10.00 Morgenwijding.
12.00 Gramofboonmuziek.
I.001.45 Orgelspel.
2.00 Voor de vrouw.
2.20 Gramofoonplaten.
2.40 Reportage.
3.00 „Fantasia".
3.40 Reportage.
4.00 „Musica".
4.30 Esperanto-uitzending.
4.50 Gramofoonmuziek.
5.05 Solistenconcert.
5.40 Literaire causerie.
6.30 „Ramblers".
7.00 „Filmland".
7.30 „Van gemeente tot kerk", causerie.
8.00 Herhaling SOS-berichten.
8.15 C Steyn's Accordeonorkest.
8.40 Zang.
9.00 VARA-Orkest.
9.45 Radiotooneel.
10.00 Berichten ANP.
10.05 VARA-Orkest.
II.0012.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
Wie zou kunnen uitmaken, of deze mogelijkheid bestaat? Ik kende
maar één macht, die ik aan den lijve heb gevoeld. Het is de macht
van het oerwoud. Ik weet. dat het oerwoud beslist over verdeeld
heid en saamhoorigheid. Wat niet bij elkaar past, wordt gescheiden
door de macht van het oerwoud, wat bijeen hoort, wordt samen
gevoegd. Daarom besloot ik, het oerwoud te laten beslissen. Heden
hoort gij, afstammelingen van de geslachten Ribeiro, en Coelho. zijn
uitspraak! Als mijn liefste wensch in vervulling gaat, zijt gij thans
vereenigd. Indien het oerwoud anders heeft beslist, zult gij voortgaan,
met elkander te haten. De hoop op het bezit van een handvol steenen,
heeft u afzonderlijk, wie weet, vijandig getrokken naar de oude mijn,
waar ik, een eenzaam man, achttien jaren de macht van het woud
heb gevoeld. Moge een edeler gezindheid U hebben teruggevoerd
naar de plaats waar ge nu mijn stem hoort spreken. Dan zullen
de steenen, die ongeluk hebben gebracht aan velen, waarvoor sterke
mannen hun leven hebben gegeven, in het eind nog geluk brengen.
Mijn zegen reikt over honderd jaren tot u.
De directeur zweeg. Inez en Vincente keken elkander lang aan,
en, onder de oogen van den directeur, die bescheidenlijk en zorgzaam
zijn baard streelde, omhelsden zij elkaar.
„Ik heb u gezegd," zei de directeur, „niet lichtvaardig te spreken
over Gongaio Coelho. Hij was een groot man. Hij zag in een verre
toekomst, wat mijn oogen zoo juist hebben gezien en wat mij .doet
terug verlangen naar mijn jeugd. Ik verzoek u, mij thans voor de»
derde maal te volgen naar den kelder. Zwijgend ging het drietal
weer over de caoutchouc loopers. In de derde kast lagen een paar
kleine leeren zakjes, beide verzegeld met het wapen der Coelho s.
De directeur nam ze mee naar zijn kamers.
„De zegels zijn niet verbroken," zei hij, „de directeuren van deze
bank eerbiedigen de bezittingen, die worden toevertrouwd aan de in
stelling. Zie!" Hij had de zegels verbroken en stortte den inhoud van
de zakjes leeg op de tafel. Een glinstering van juweelen spatte in
duizend vonken over t groene kleed. Lichtstralen schoten en flitsten
in alle kleuren van den regenboog.
Coelho, mijnheer Ribeiro, op wiens naam moet dit te goed worden
gesteld. Ik reken hem tot de beste relaties van de bank.
„Zet het op naam van het echtpaar RibeiroCoelho zei Inez
vlug.
„U loopt daardoor vooruit op de feiten, maar Gongaio Coelho liep
er honderd jaar op vooruit. 'U hebt gezegd, dat hij een groot man
was."
De directeur boog toestemmend. „Ik mag ze dus voorloopig
bewaren tot u er een bestemming aan geeft?"
„Meneer", zei Vincente, „ik ben u drieduizend milreis schuldig."
„Drie duizend milreis?" vroeg de ander verbaasd, „waarvoor, als
ik mag vragen?"
„U hebt toch aan meneer Exarva drie duizend milreis gestuurd?"
„Bent u meneer Exarva?"
„Neen, maar..."
„Luister, meneer Ribeiro, in mijn instructie stond, dat ik u geen
enkele hulp mocht verleenen bij het zoeken naar de sleutels. Ik heb
drie duizend milreis gestuurd aan den inspecteur Exarva, die ze
noodig scheen te hebben voor een Portugeeschen advocaat, die in
moeilijkheden was geraakt. Hoe die juist heette, weet ik niet. Het
spreken."
En minzaam geleidde hij de jonge menschen naar de deur van zijn
kamer.
Dien middag gingen zij een bezoek brengen aan papa Exarva,
wiens oogjes fonkelden van plezier toen hij het tweetal begroette
binnen de wanden van zijn sombere bureau.
„Ja meisje", zei hij tegen Inez, „het was altijd mijn droom, eens
een sprookje te beleven hier op aarde. En gij past wonderwel in dat
sprookje.
„Maar u bent een groot en wijs toovenaar," zei Inez, „zonder u..."
„Mijn zoon", zei de oude heer trotsch, is de beste piloot op de
transcontinentale lijnen van Zuid-Amerika. Wat Balbo kon, kan hij
ook. Hij brengt je desnoods in lengterichting over de Cordelleras de
los Andes."
Hij zweeg even, en riep. toen opgewonden: „Het bureau wordt
gesloten! De landverhuizers kunnen wachten tot morgen. Wij gaan
eerst naar Pepi, en dan samen ergens eten. Ik weet een knus
hotelletje, waar ze de lekkerste dingen klaar maken voor weinig geld!,.
En, al buiten adem, vóór hij nog een stap had verezet, trok de oude
heer hen mee. de straat op. Onderweg stond hij plotseling stil.
„A propos", zei hij, „ik heb nog duizend milreis in mijn zak." En
zijn beweeglijke handen tastten naar de portefeuille.
„Bewaar ze, papa Exarva", zei Vincente zachtjes, „tot er weer
eens een vreemdeling komt, zonder middelen van bestaan. En als
duizend milreis niet genoeg is..."
Maar de oude heer was al weer op stap en beklom met twee
treden tegelijk de trap die naar Pepi's flat leidde.
„Jongen, Pepi", zei hij, „we gaan samen eten. Maar geef ons eerst
een glaasje Madeira."
Drie weken later waren Vincente en Inez getrouwd. De beide
Exarva's, vader en zoon, waren in hun prachtigste galapakken
opgetreden als getuige, en de bankdirecteur was de eerste, die het
jonge paar gelukwenschte.
„Een aardige jongen", mompelde hij goedkeurend, „en een snoezig
vrouwtje. Bepaald een heel snoezig vrouwtje."
Den volgenden dag gleed de mailboot de baai van Rio de Janeiro
uit. Onder de passagiers bevonden zich de heer en mevrouw Ribeiro-
Coelho, die een suite van staatsie-vertrekken hadden afgehuurd.
Trillend droeg het onzaglijke schip hen over de lange deining van
den Atlantischen Oceaan naar Lissabon.
De goede stad Almodorrer verkeerde in koortsachtige opwinding.
Op de hoeken van de straten waren eerepoorten geplaatst, waarop de
blazoenen van de oude en roemruchte families Coelho en Ribeiro
waren omstrengeld door kransen van levend groen.
En toen de trein uit Lissabon naderde, begon daar met kracht
van longen en armen de fanfare te blazen en te slaan op horens en
Turksche trommen, zoodat de verbaasde passagiers zich bogen uit
de raampjes en zelfs de machinist zijn zwarte gezicht naar buiten
stak om te zien wat daar wel gaande was.
Nauwelijks stond de trein stil of een oud vrouwtje viel Vincente
om den hals en riep snikkend, „Mijn jongen, mijn jongen!" En ook
Inez werd onhelsd en geliefkoosd en gestreeld en bewonderd. Door
de eerepoorten ging de stoet in de beste auto's van den garage
houders, die ze voor deze gelegenheid zoo blinkend had opgepoetst
als nooit te voren. En de goede burgers van Almodorrer, verrukt over
een zoo prachtige afwisseling, juichten en wuifden alsof een vorsten
paar zijn intree deed in de oude stad.
's Middags hield de burgemeester een toespraak, om den verloren
zoon te verwelkomen en hij sprak terloops over de stoelen van de
raadszaal, die toch zoo deerlijk waren aangevreten door de motten.
De f anfares schetterden. En de pastoor bracht een bezoek en
verwelkomde het jonge paar.
En die leelijke kwajongens hadden als maar meer gaatjes
geschoten met hun katenpulten in dat heerlijke geschilderde raam.
Maar 's avonds kwam de secretaris van de stad. die zei, dat hij
een speciale verrassing had voor het echtpaar, dat op het onver
wachts was gevonden tusschen de oude rommel, die werd opgeborgen
op de stoffige zolders van het stadhuis. Met zorg wikkelde hij een
plat voorwerp uit zijn papieren omhulsel.
Het was een geschilderd portret van een ernstigen, bleeken
jongeman van misschien twintig jaar, uit wiens oogen een hunkerend
verlangen sprak.
Vincente draaide het schilderij om. Op den achterkant stond:
„Gon^alo Coelho, 1780".