De neiging van den Britsch-Indiër Dit moest niet noodig zijn! Onze Indische vlooi in een afspraak getrokken/? Vrijheidsdrang of onverschilligheid? Gevolgen van het Chineesch-Japansch conflict mr. Eden vertrouwt mr* Roosevelt niet! EUROPA VERGIST ZICH ALS HET SOMS MEENT DE „STEM VAN HET INDISCHE VOLK" TE HOOREN VAN DEMOCRATIE HEEFT DIT LAND GEEN BEGRIP. BOMBAY, Augustus 1937. Eigenaardig is' het voor den onpar- tijdigen, onbevooroordeelden waar nemer, in het dagelijksche leven slechts heel weinig te kunnen be merken van de „vrijheidsbeweging" in Indië. Zeker, er zijn fallooze nieuwsbladen, die zich ook bezig houden met politiek, maar daarin imoet men telkens weder vast stellen, dat deze politiek zich grootendeels beperkt tot onderlinge twisten tusschen Hindoes en Mohammedanen, tusschen Hindoe's en Parsi's, tusschen verschillen de leiders' en hun aanhangers. Er bestaat een „congres-vlag", de „vlag der vrijheid en onafhankelijkheid". Ze is oranje, wit, groen. In de zes weken, dat ik te Bombay vertoef, heb ik deze vlag nog geen zes maal gezien. Men zou mogen verwachten, dat een naar de vrijheid stre vend volk zich algemeen zou tooien met linten en strikken in de kleuren, die het zinnebeeld moeten vormen van de begeer de vrijheid en onafhankelijkheid. Welnu, hiervan heb ik niets bemerkt. Ik heb ook geen winkels gezien, waar vlaggen, linten en strikken in deze kleuren verkocht wor den. Waarvoor zou een winkelier artikelen te koop aanbieden, waarnaar geen vraag bestaat? Verdeeldheid in de padvinders beweging. Wel bestaat er (evenals in Iran en Tur kije bij voorbeeld) een overgevoeligheid, een uiterste prikkelbaarheid vpor critiek. Baden Powell heeft zich woorden van cri tiek veroorloofd op den Indiër in het al gemeen en zijn karakter-eigenschappen en eenige heethoofden hebben daarover min of meer kunstmatig een stormpje van ver ontwaardiging gewekt. Eenige padvinders- vereenigingen van Indiërs zijn getreden uit het groote padvindersverbond, waarvan Baden Powell de ziel is en in vertegenwoor digende lichamen is het voorstel ingediend allen steun verder te weigeren aan pad- vindersvereenigingen, die bij de Baden- Powell-organisatie aangesloten blijven. De groote massa leeft in heer lijke onwetendheid Eenige Duitschers zijn maar Indië geko men om daar opnamen te doen voor een film en één dier Duitschers heeft, schrij vende over Indië, verteld, dat de menscben in Indië werken „als slakken". En weder is een storm van verontwaardiging opge stoken, een storm, die, als men hem van nabij beschouwt, niet meer is dan het la waai van zeer weinigen. De groote massa, 95 van de honderd (of zijn het er 99 per honderd?), leest geen couranten, weet van dit alles niets en zou zich, ook indien ze het wist, er heet noch koud over maken. Schreeuwt er echter in Engelsch-Indië één op de honderd, dan zijn het er altijd nog drie-en-een-half k vier-cn-eon-half miillioen, die hun stem laten hooren. Dat klinkt dan over den Oceaan tot in Europa en daar meent men dan ten onrechte de stem van „het Indische volk" te vernemen. De Indiërs hebben meer ver trouwen In de Europeanen dan ln hun landgenooten. Er zijn ook onder de Indiërs menschen, uitzonderingen, zeer, zeer hooge uitzonde ringen, die niets gevoelen voor deze hef tige protesten tegen de geringste critiek. Toen Baden Powell zijn critiek had geuit op het karakter van en op het gebrek aan eenheid bij de Indiërs en daarover bij een klein gedeelte der bevolking een wild ge schreeuw opging, verscheen in een der plaatselijke bladen een ingezonden 6tuk .van een Hindoe, die beweerde: „Indien Baden Powell heeft ge zegd, wat men hem verwijt, dan heeft hij in klare woorden de volle waarheid gesproken en moeten we hem dankbaar zijn, dat hij ons de gelegenheid geeft eens ons zeiven te beschouwen. Hoeveel Indiërs dur ven met de hand op het hart ver klaren, dat de Indiërs als regel zich meer laten leiden door de be grippen recht en onrecht dan door het denkbeeld van winst of verlies? Vijfenzeventig ten honderd van de kooplieden in dit land, gaat de schrijver voort, hebben in hun zaken geen vaste prij zen. Waarom is dit het geval, indien niet de bedoeling voorzit te trachten te bedrie gen? En als we overgaan naar de hoogere klassen der maatschappij, wat vinden we dan bij ons? De ontwikkelden en politiek ge schoolden onder de minderheden in Indië schijnen meer vertrouwen te stellen in de Engelschen dan in de meerderheid hunner landgenoo ten wat aangaat de erkenning hun ner rechten. Is hun wantrouwen on gegrond? Zoo ja, wat heeft de meer derheid dan gedaan om hen daar van terug te brengen? danen verlangen een aandeel in de regee ring maar juist dezer dagen heeft een Hin doe-minister, namelijk die voor openbare werken, M. L. Nurie, een merkwaardig antwoord gegeven. Hij zeide: „De eisch der Mohammedanen, die een aandeel in de regeering opvor deren, is ongegrond, daar zij niet hebben deelgenomen aan den strijd voor de vrijheid welken wij jaren lang hebben gevoerd. Het is alsof zij een aandeel verlangen in een maaltijd, dien wij hebben toebereid, zonder dat de Mohammedanen aan die toebereiding medehielpen." Met andere woorden: de regéeringsmacht wordt beschouwd als een soort buit, waar van niemand een deel krijgt, indien hij niet aan de verovering van dien buit heeft medegedaan. Met democratie, met „regeering door het volk" heeft deze opvatting natuurlijk niets te maken, maar dit schijnt men niet in to zien. Gandhi's standpunt. Het standpunt van Gandhi is een ander. In een onderhoud heeft hij gezegd, dat een ministerschap niet kan zijn een belooning voor bewezen diensten, maar dat voor een ministerschap bepaalde eischen van be kwaamheid moeten worden geste d. Voor ons is dit volkomen duidelijk, maar in Indië is het anders. Gandhi heeft zich evenwel buiten de prac. tische politiek gesteld en neemt geen deel aan de regeeringsvormingen. Op de groote menigte, die feitelijk evenmin aan de pol,, tiek deel neemt, blijft evenwel zijn invloed bestaan. Voor haar is hij nog steeds de „mahatma", de „groote ziel", wiens woorden Evangelie zijn, 1. K. BREDERODE. Gandhi bij zijn morgentoilet. Zooals men zich zal herinneren heeft eeni- gen tijd geleden een plaatselijk blad ge tracht vast te stellen of Indiërs liever die nen onder Europeanen of onder landgenoo ten. De verpletterende meerderheid sprak zich uit ten voordeele der Europeanen. Wat beteekent dit anders dan dat de Indiërs zelf meer vertrouwen hebben in het karakter der Europeanen dan in dat van een Indiër. Wat belemmerde het tot stand komen van een zelfregeering? Wat aangaat de eenheid onder de bevol king van Indië kunnen geen twee meenin gen bestaan. Indien Hindoes en Mohamme- dacn niet tot eensgezindheid kunnen ko men als het gaat om de meest onbenulli ge en kinderachtige aangelegenheden, wat moet er dan van terecht komen indien le vensbelangen in het spel zijn?" Deze Hindoe, met wien ik het volkomen eens ben, gaat dan verder: „Indien mijn landgenooten de vernedering inzien een onderworpen ras te zijn, dan moeten ze trachten daarvan de oorzaak te vinden, lie ver dan uitsluitend de Engelschen verant- Verkeersagent te Bombay in actie. woordelijk te stellen voor dit feit. Onze vijanden zijn heel vaak meer in ons dan buiten ons. Wie weet niet hoezeer we ge durende de beweging voor het uitsluitend gebruik van Indische producten zijn uitge buit door onze eigen landgenooten? Het kan niet worden ontkend, dat er in Indië zeer vele eerste-klasse- koppen zijn. Ik ben overtuigd, dat de intelligentie van een Hindoe hooger staat dan die van welk an der volk ook, maar indien we slechts half zooveel karakter had den als we hersenen hebben en slechts half zooveel eenheid, dan zouden we reeds heel lang geleden zelfregeering hebben verkregen." Eigenaardige opvatting over re- geeringsfuncties. Zulke woorden van klaar inzicht en ge zond verstand als van dezen Hindoe zijn hier evenwel zeldzaam, maar, laat ik erbij voegen, ze zijn het heel vaak ook in andere landen. Met heel veel belangstelling volg ik hier thans den politieken strijd, die heel dik wijls niet veel anders is dan onderling kra keel. Zooals men weet, zijn er thans in verschillende provincies van BritschIndië gedeeltelijk zelfstandige regeeringen ge vormd met eigen volksvertegenwoordiging. Het minst schoone gedeelte van de politiek namelijk de kuiperijen om goede postjes, heeft men al vrij aardig geleerd. Te Bom bay zou in het ministerie ook een Parsi worden benoemd, maar hem hebben de Hindoes een beentje gelicht. De Mohamme- Wij leven in een verlichten tijd. Zwakjes flakkert de vredeswil der vol keren in verhouding tot de fel aan den horizon flitsende oorlogsbliksems der kwaadwilligen. Overal dus licht, maar veel weldadig en koesterend schijnsel is er niet bij. Wanneer eenmaal de duistere prac- tijken van het verlichte mienschdoim zich baanbreken, dan zal een groot deel van het onweer zich boven de hoofden der burgerbevolking ontlas ten. De bommenregens zullen gas rondsproeien, dat in één zwarte se conde stad en dorp tot een kerkhof maakt. Tegen deze vernuftige bedenksels an onzen verlichten geest moeten wij beschermd worden. Ja, het moest niet noodig zijn. Maar het licht der feiten is al te fel. Dus kruipen wij met onze hoofden inclusief de verlichte hersens, in een gummi-kastje met twee gaten om te kunnen kijken en een slangetje met zuurstof-apparaat om adem te kun nen halen. Duitschland begon dezer dagen met de distributie van „volksgasmaskers" waarvan bovenstaande foto een beeld geeft. Ook de kinderen mogen kennis maken met de vernuftige uitvindin gen hunner verlichte vaderen. Er is geen land ter wereld, of het werkt aan zijn luchtbescherming, want zijn buurman mocht het eeps verrassen, wanneer de verlichte geest over hem vaardig wordt eland in den d Handen der Britten gebonden. Ten aanzien van de gebeurtenissen in Sjanghai heeft Engeland zich genoodzaakt gezien, zich te beperken tot het doen van eenige formeele voorstellen en verder de handen in den schoot te leggen en af te wachten. Waardoor genoodzaakt, vraagt, men zich af. Wijl den Britten op het oogenblik niets onaangenamer kan zijn dan een nieuwe politieke verwikkeling op een moment, dat Engeland niet slechts in Europa, maar ook in alle hoeken van het wereldrijk de handen vol heeft om zijn belangen te beschermen. Op een moment, dat het Palestijnsche probleem den Britten veel moeilijkheden berokkent, de juist voor een onderneming in het Verre Oosten zoo belangrijke Middellandsche Zee-route alles behalve be,veiligd schijnt te zijn en last not least op een tijdstip, dat de betrek kingen tusschen Engeland en de Angel saksische mogendheid aan de overzijde van den Oceaan geenszins zoo goed zijn, als de Britsche regeering het wenscht. Amerika zwijgt in alle talen. Beschouwen wij de betrekkingen met de Vereenigde Staten mi -de eerste plaats; want deze spelen de grootste rol bij de bepaling van de Britsche houding tegen over de gebeurtenissen in China. Londen weet zeer goed, dat zonder actieve mede werking van Amerika een energiek optre den in het Verre Oosten op het oogenblik niet mogelijk is. Het is bekend, dat Londen vele pogingen in het werk heeft gesteld om de Amerfkaansche autoriteiten te bewegen tot een samengaan met Engeland ter bescherming van de Westersche belangen in Sjanghai tot nog toe zonder succes. Men is in Washington op graniet ge- stooten en heeft zich moeten laten bevestigen, dat het Amerikaansche volk krampachtig vasthoudt aan de politiek der neutraliteit en niet- inmenging. Het Engelsche plan, dat de terugtrek king der Japansche en Chineesche troepen uit Sjanghai en de gemeenschappelijke be scherming der internationale nederzetting door Amerika, Engeland en Frankrijk voorstelt, is niet slechts in Tokio, maar ook in Washington van de hand gewezen. De Chineesche instemming is van zuiver theoretischen aard en de medewerking, welke Frankrijk beloofd heeft, wordt in Londen niet zeer hoog aangeslagen. Men weet, dat Frankrijk nauwelijks in staat is een Engelsche actie in het Verre Oosten met voldoende manschappen en oorlogs schepen te steunen. En een alleenstaand Engeland kan op het oogenblik, nu het herbewapeningsprogramma nog niet geheel uitgevoerd is en de bewapening van Au stralië en Nieuw-Zeeland nog in de kin derschoenen staat, geen voldoende kracht in het Verre Oosten ontwikkelen. Volkenbond houdt zich stil. Waar blijft de Volkenbond? roepen de Britsche links georiënteerde kringen en de zelfde vraag stelt zich misschien in stilte ook mr. Eden. Overigens echter zijn de woorden „Volkenbond" en „sancties" op het oogenblik taboe in de Engelsche politiek. Engeland heeft zijn les uit de slechte er varingen met Mandsjoerije en Abessinië geleerd en bovendien spreekt hier het feit, dat de Vereenigde Staten en Japan geen lid van den Volkenbond zijn, ook nog een woordje mee. Ware Eden nog, zooals' vroe ger, alleenheerscher in het Foreign Office, dan zou men waarschijnlijk meer van Genève hooren. Sinds echter Neville Chamberlain zich met de leiding van buiten,- landsche zaken is gaan bemoeien, zijn de oude Geneefsche leuzen en ideologieën voor een groot deel verdwenen. Het moet ook wel aan Chamberlain worden toegeschre ven, dat Engeland tegenover het conflict in het Verre Oosten zoo'n gereserveerde en gematigde houding aanneemt, want hij is er van over tuigd, dat een conflict met Japan zij het dijlomatiek of met de wa penen niet slechts de Engelsche belangen in het Verre Oosten nog meer in gevaar zou brengen, dan op het oogenblik reeds het geval is, maar bovendien ook een bedrei ging van de belangrijkste deelen van het Britsche wereldrijk ten gevolge zou kunnen hebben. Kort en goed, Engeland is op het oogen blik voor een strijd tegen Japan niet ge reed. Het harnas ligt klaar. Dat het echter vastbesloten is, zich op de mogelijkheid van een dergelijk conflict in de toekomst voor te bereiden, bewijzen b.v. de laatste berichten uit Singapore, Austra lië en Nieuw-Zeeland. In Singapore wordt koortsachtig aan den bouw van nieuwe groote vestingwerken gewerkt, met Siam en Malakka zijn onderhandelingen aan den gang om zich in geval van oen Japanschen aanval in don rug te dekken. Australië heeft zoojuist zeker niet hij toeval nieuwe bewapeningsmaatregelon te land, te water en in de lucht aangekondigd en' hetzelfde heeft Nieuw-Zeeland gedaan. Beide staten hebben tegelijkertijd het hui dige tijdstip gekozen om opnieuw van hun solidariteit met het moederland te getui gen, d.w.z. zij zijn van meening, dat zij zonder hulp van Engeland in geval van ernst het slachtoffer van de Japansche ex pansieplannen zullen worden. Verder doet te Londen 't gerucht de ronde, dat Engeland zekere „gentle- man-overeenkomsten" met de Ameri kaansche en Nederlandsche vloot- strijdkrachten in de Aziatische wa teren zou hebben gesloten. Het betreft hier waarschijnlijk de staf besprekingen, welke in het vorige jaar bij het Amerikaansche en het Nederlandsche vlootbezoek aan Singapore plaatsvonden. Daadbij moet men natuurlijk bedenken dat het geenszins zeker is, dat eventueele wederzijdsche beloften ook de zegen van de desbetreffende regeeringen gekregen heh- Wat er in Sjanghai, van Engeland uit p de,eTte p,aatR °P spel staat zijn de Engelsche economische belangen en het Engelsche prestige. Het bedrag dat Fn geland in China geïnvesteerd heeft?'bedraagt vele milliarden guldens; in Sjanghai alleen wordt het op meer dan 1 milliard gulden geschat. John Buil houdt stand. Daarbij komt nog de bedreiging der in- en uitvoerrechten, die de Chineezen op zee hef fen. Een groot deel van de opbrengst van deze belasting wordt zooals bekend gebruikt voor de betalingen van renten en aflossin gen der buitenlandsche leeningen. Onder deze omstandigheden is het voor Engeland geheel uitgesloten, aan een terugtocht uit Sjanghai te denken en Londen heeft zich genood zaakt gezien, op Japansche wenken in deze richting het energieke ant woord te geven, dat Engeland nim mer de internationale nederzetting in Sjanghai zal ontruimen. Ter bescherming van- de Britsche belan gen zijn de vlootstrijdkrachten in de Chi neesche wateren versterkt. Bovendien houdt men troepen uit Singapore en Hongkong, die op hun beurt door Indische troepen vervan gen zijn, gereed een noodmaatregel, die voor Engeland met het oog op de ietwat gespannen situatie in Britsch-Indië geens zins aangenaam is. Overigens handhaaft Engeland op het oogenblik zijn gematigde houding, wat reeds uit den inhoud van de nota, welke Londen naar aanleiding van den aanslag op den ambassadeur Hugessen aan Tokio heeft gericht, blijkt, De lastige Duce. Tn de Engelsche overwegingen ten aanzien van de situatie in het Verre Oosten spelen het Middellandsche Zee-probleem en de be trekkingen met Italië een niet onbelangrijke rol en het is geen toeval, dat hij de Londen- sche besprekingen van Chamberlain het con flict in het Verre Oosten, de bescherming van de Engelsche scheepvaart in de Middel landsche Zee en het vraagstuk der Engelsch- Itahaansche toenadering op denzelfden dag behandeld werden. Engeland weet heel goed, dat de huidige onbevredigende situatie in de Middellandsche Zee en de mogelijkheid eener bedreiging van den Engelschen scheep vaartweg naar Azië in geval van een ern stige verwikkeling in het Verre Oosten een groot gevaar beteekent.. Bepaald verontrus tend is het, dat aan den vooravond van de voorgenomen Engelsch-taliaansche bespre kingen kort achter elkaar een Engelsche torpedojager en een schip beschoten zi.in> een ieder heeft de naam „Italië" op de lip* pen, maar durft deze natuurlijk niet uit spreken zonder bewijs. Een hernieuwde spanning met Italië ware voor Engeland op het oogenblik zeer fataal Bovendien gaan er geruchten, dat Engeland P de a.s. Volkenbondsvergadering 9®®11 stappen zal doen tot de erkenning van Abessinie's annexatie. dntw lichi.pr,ez.ifin- is het niet onmogelijk d'ine l"*»1 ln ^ere Oosten aanloi" de Fncrni v PPn 70'<ere herziening van dp Engelsche politiek Zeker is, dat Londen vin!u P oogenblik in een doolhof 'ie' ontdekff'is11 e0n Uitweg zeer moeiUjk W

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 10