Ali Hagger van Ipi voert oorlog!
't HOEKJE
OUDERS
r
Xaê- tw-o-it!
Oproer in het „vervloekte land
m SfiEPk
VOOR DE
De strijd tegen den
„vlamtnenden fakir" aan de
Noordwestergrens van
Britsch-Indië
Er zijn nog vrij wat Engelsche soldaten,
die in tijden, waarin over het geheel ge
nomen vrede schijnt te heerschen, oorlogs
onderscheidingen verdienen. Het Engelsche
wereldrijk is groot, er ontstaat altijd wel
ergens een brandje, de geweren beginnen
onverhoeds te knallen en reeds marcheeren
er een paar bataillons: ergens is oorlog
in „Het Keizerrijk".
Een Engelsche statisticus heeft uitgere
kend, dat den Boerenoorlog en den We
reldoorlog buiten beschouwing gelaten, on
geveer tweederden van alle Engelsche rid
derorden in Britsch-Indië werden verdiend,
en van deze weer het overgroote deel aan
de Noord westgrens. Dit is de onrustgrens
van Engelsch-Indië. Sinds den grooten
Britsoh-Indischen opstand van 1857, de
„Mutiny", is het overigens in dit deel van
het Imperium rustig gebleven. Aan de
Noord westgrens echter, de grens bij Af
ghanistan heeft de oorlog eigenlijk nooit
opgehouden, sinds de Engelschen over den
Indus trokken om de oproerige grensstam-
men in het gebergte aan beide zijden van
de Khaiberpas te onderwerpen. Dat heb
ben de stammen zich niet zonder meer la
ten welgevallen. Ze bezitten van huis uit
een sterk onafhankelijkheidsgevoel; ze
zijn taai, hebben uithoudingsvermogen, zijn
geoefend in den strijd en van jongs af aan
met wapens vertrouwd en wapens bezitten
zij in groote hoeveelheden, die uit onna
speurbare bronnen afkomstig zijn.
Het arme land verschaft hun niet vol
doende voedsel, dus moeten ze van roof
i leven, die zij als volkomen wettig en ge
oorloofd beschouwen. Daarbij zijn ze fana
tieke Mohammedanen, die in de Engel
schen, als de vertegenwoordigers van het
Christendom, hun natuurlijke vijanden
zien.
Oorspronkelijk wilde Engeland met de
grens, die het huidige Britsch-Indië van
Afghanistan scheidt, geen genoegen nemen.
Ook Afghanistan moest bij Indië behoo-
ren. Ongeveer honderd jaar geleden, het
was in 1839, trokken de Britsche troepen
over de Khaiberpas, welke naam voor En
geland sinds dat oogenblik bijna een sym
bool is geworden, Afghanistan binnen.
Maar de Afghanen kwamen in opstand, de
troepen moesten zich terugtrekken en alle
Europeanen, die in het land waren, werden
vermoord. Op de Khaiberpas kwam het
tot een laatsten strijd met de Afghanen,
waarbij de Engelschen groote verliezen le
den.
In 1878 onderneemt Engeland een nieu
we poging. Weer komt men tot Kaboel;
40.000 Engelschen staan in het veld, maar
overal breekt weer de opstand tegen hen
los. Een Engelsche legerafdeeling wordt
volkomen vernietigd, een tweede wordt in
gesloten en zoo goed als weggevaagd,
slechts de derde troep, onder aanvoering
van Generaal Roberts, de latere Lord Ro
berts van den boerenoorlog slaagde erin
over den Khaiberpas te ontkomen.
Dat was in Juli 1880. Doch dan nemen
de krijgskansen een keer, er volgen En
gelsche successsen en het resultaat is, dat
Afghanistan, zooal niet onder Engeland's
heerschappy, dan toch onder zijn invloed
komt te staan. De jaren van den wereld
oorlog zijn het hoogtepunt van dezen in
vloed. Dan slaat de wijzer om en in den
derden Afghaanschen oorlog weet Afgha
nistan in 1919 voor goed het Engelsche juk
•N
I - -
Een der Engelsche legerkampen, zooals ze
zich met tusschenruimten van een kilome
ter langs de wegen aan de Noordwestgr-as
bevinden. Men ziet, hoe de tinnen der ves
ting nog door speciale zandzakken
versterkt zijn.
Een kaartje van Britsch-Indië. De pijl bo
venaan wijst naar Waziristan, de onrust-
haard aan de Noordwestgrens.
af te schudden. Nooit zou" het hierin ge
slaagd zijn, zonder de militaire hulp van
de grensstammen rondom den Khaiberpas.
Maar deze strijd om Afghanistan betee-
kende meer dan de verovering van een
stuk land. De eigenlijke zin ervan was
tot een afbakening te komen van het
machtsgebied in Azië tusschen Engeland
en Rusland. Zooals vroeger Afghanistan de
steun van het Czaristische Keizerrijk had,
zoo drong zich nu het Bolsjewistische Rus
land als beschermer op. Niet ais onbaat
zuchtig vriend! Ook langs de pas van het
Aziatische bergland tracht het Bolsjewisme
zijn propaganda in vreemde gebieden te
doen binnendringen om daar zijn macht
te vestigen. En wat lag dan meer voor de
hand dan allereerst te trachten bij de eeu
wig ontevreden, altijd oproerige stammen
van Britsch-Indië invloed te verkrijgen, om
van hier uit- een spaak te steken in het
wie] der Britsche macht?
Het zijn de stammen der Afridis, de
Mohmands, de Mahsoeds, de Tori Khel en
vooral de machtige stam der Waziri's, die
de steunpilaren van de opstandige beweging
zijn. Zij zijn een mengeling van rassen uit
Afghanen, Tartaren, Perzen, Turkmenen,
Arabieren, Indiërs en al deze volkeren
hebben wel eens getracht in die rotsgebie-
den vasten voet te krijgen, om vandaar uit
naar een of anderen kant hun legers ver
der te laten doordringen. Reeds Alexander
de Groote heeft het geprobeerd, doch hij
werd teruggedreven, evenals later Dzin-
giskhan en Tamerlan werden afgeslagen.
Zij hebben allen een gedeelte van hun
manschappen in dit onherbergzame ge
bied achtergelaten, maar niemand kon
hier blijvend de heerschappij voeren. Nu
probeerden de Engelschen, wat hun voor
gangers mislukt was. Het resultaat: in 30
jaar heeft Engeland aan deze grenzen in
het Noordwesten elf oorlogen gevoerd en
hebben ontelbare schermutselingen plaats
gehad, waarbij steeds bloedige verliezen te
betreuren vielen en nu staan daar, sinds
weken meer Britsche troepen dan indertijd
Marlborough, Lord Clive, de Indische ver
overaar, of Wellington onder hun vanen
hadden alles om een paar oproerigen
in toom te houden, die onder commando
van den fakir Ali Naggar van Ipi, de fak
kelfakir staan.
Wie is deze fakir? Fakir is de titel van
een bijzonder geloovig mensch, die de we
reld veracht en zich geheel wijdt aan Al
lah en zijn dienst. Verder weet men niet
veel van den fakir, alleen dat zijn hoofd
en baardhaar rood moeten zijn, waarom
men hem den bijnaam van „brandend stuk
hout" heeft gegeven en dat hij vroeger
lastdrager was. De opgaven betreffende zijn
leeftijd varieeren van 25 tot 45 jaar, zijn
moed, die ware doodsverachting is, wordt
geroemd, zijn redenaarstalent en zijn fana
tisme geprezen. Meer weet men niet, zelfs
niet of hij een kleine opstoker met eenige
practische ervaring is of een echte leider
met strategisch talent. In ieder geval maakt
hij den Engelschen het leven zuur. De berg
stammen schijnen geheel' onder zijn invloed
te staan en de oorlog tegen de Britten wordt
meer door het land dan door de menschen
gevoerd. De Engelschen hebben getracht de
bergdalen door spoorwegen en autowegen
toegankelijk te maken. Maar om deze we
gen te bewaken hebben ze meer troepen
noodig, dan de trajecten strategisch waard
zijn. Men heeft op afstanden van een kilo
meter kleine vestingen aangelegd en daar-
fusschen liggen nog steunpunten. Ieder stra
tegisch object, iedere wegkruising en spoor
wegovergang is door prikkeldraadversper
ringen beveiligd.
De troepen loopen ook betrekkelijk wei
nig gevaar, zoolang ze in de forten en in
hun nederzettingen zijn. De bergstammen
bestormen hen niet. Hun ontbreekt de er
varing in den omgang met zware wapenen,
zelfs als ze deze zouden bezitten, wat niet
onmogelijk is, als men bedenkt, welke
krachten er in werkelijkheid achter den
opstand van den fakir staan. Bij een storm
loop kunnen ze een dergelijk fort niet be
schieten. Maar de troepen kunnen natuur
lijk niet eeuwig in de veilige Schuilplaat
sen liggen, als buiten in de dalen en op
de berghoogten de opstand dreigt. Zij moe
ten oprukken om tot een treffen met den
vijand te komen en zelfs als ze niet be
hoeven te marcheeren, dan moet hun door
kolonnes proviand en ammunitie worden
toegevoerd. Het zijn in hoofdzaak deze ko
lonnes, die door de opstandelingen worden
overvallen. De opstandelingen zijn scherp
schutters; zooals reeds gezegd worden ze
er van jongs af aan aan gewend met het
geweer om te gaan. Em hier heeft Enge
land een fout gemaakt, die zich nu bitter
wreekt. Engeland heeft geloofd, dat het,
zooals de overige inheemsche bevolking,
ook de bergstammen zou kunnen overhalen
tot vrywillig dienstnemen onder de Brit
sche wapenen. Misschien heeft men ge
hoopt, hierdoor de strijdlustigheid van de
ze stammen af te leiden en zelfs ten eigen
bate te kunnen aanwenden. Er waren
heele regimenten van Britsch-Indiërs, die
zoo opgesteld waren als ;op het eind van
de middeleeuwen de regimenten solde
niers; dat wil zeggen: een door Engeland
benoemd aanvoerder wierf zich troepen
aan. Elk van deze troepen was een zelf
standige eenheid. Dat is een tijdlang goed
gegaan, maar toen de (jnrust groeide, de
serteerden er vele van deze huurlingen en,
wat het ergste was, zij hamen hun wapens
mee. Daarbij hadden zij bij den troep tac
tische ervaring opgedaan, ze kenden den
aard van hun tegenstander, en vooral diens
zwakste zijde.
Meer dan een nauwkeurig verslag van
de krijgsverrichtingen vindt men weerge
geven in de navolgende episode, ontleend
aan Yeats Browns „Bengal Lancers", wel
ke aan de Noordgrens gevochten hebben.
Een der officieren Vertelt: „Ónze voor
hoede reed weg én ik volgde met het eska-
De spoorbrug, die door prikkeldraad
beveiligd is.
dron, eerst in galop, daarna in sukkeldraf.
Daar wij vanzelf sprekend niet eerst iede
re voet gronds konden afzoeken, liet ik
slechts mijn geoëfenden blik langs de
berghellingen glijden, om eventueel ver
dekte stellingen op te sporen. Wij reden
door een lieflijk dal, welks schilderachtig
heid nog meer tot zijn recht kwam door de
aan weerszijden hoog oprijzende rotsmu
ren en de strakke blauwe hemel daarbo
ven. Maar de akkers lagen braak en de
watermolens in de schaduw van de moer-
beiboomen stonden stil, omdat de bewoners
allen voor den oorlog opgeroepen waren.
Ik voelde, hoe al onze bewegingen bespied
werden. De Britsch-Indische officier, die
aan mijn zijde reed, droeg den mooien
naam van „moedige tijger."
„Zie je daar dat boschje?" vroeg ik den
„moedigen tijger", „daar bij dat schaap?"
Zijn oogen waren scherper dan mijn verre
kijker. „Bij het schaap staat een jongen
Sahib." „Juist! En achter dien jongen?"
Ik zag wel is waar niets, doch ik vroeg
het uit principe. „U hebt gelijk. Ver, heel
ver aan den horizon beweegt zich een
vrouw". Dadelijk luidde het bevel: „de
kop links afslaan!" Het geheele eskadron
rijdt in galop naar die eenzame vrouw,
daar op den k-den bergtop, want die maalt
daar geen graan, zij is een spionne en mn-
f - r*. - -
Een inboorling als scherpschutter in dienst
van hét Èngelsch-Indische leger.
nitiedraagster. In vliegende galop gaat het
voort. Pas onder de schietgaten van het
fort gaat het stapvoets. Juist zullen we de
draadversperring binnenrijden, daar be
ginnen achter ons een half dozijn machine
geweren te ratelen. De infanterie komt
naar buiten vliegen. Tien machinegeweren
en honderd schutters jagen hun kogels in
het struikgewas en de rotswanden, maar
de vijand, die reeds lang verdwenen is, laat
zich natuurlijk niet zien.
Een Engelsche ordonnans-officier heeft
een kogel in den hals gekregen. Mijn Indi
sche kameraad werd licht gewond.
„Een dozijn Mahsoeds hadden in het
boschje verscholen gezeten", vertelde mijn
kameraad mij. Tegenover den weg had een
troep, met dolken gewapend op den loer
gelegen, zoo vlak aan dén weg van het
eskadron, dat wij bijna over hun hoofden
gereden waren."
Dat is de oorlog in het „vervloekte land",
tegen den fakir Ali Naggar van Ipi. En
daarachter staat Moskou, dat via Britsch-
Indië de revolutie wil brengen over Azië.
COMPLEXEN EN HUN OORZAAK.
Een complex is als een van die planten,
die in het donker groeien. Onverwerkte
levensbelemmeringen, waarvan men zich
niet of onvolledig rekenschap heeft kunnen
of willen geven, zinkend naar het duister
van het onderbewustzijn en daar ontstaat
dan een complex, dat zich meestal in geheel
onjierkenbaren vorm in het bewuste leven
openbaart en ons minstens evenveel te ver
werken geeft, als de oorspronkelijke belem
meringen gedaan zou hebben indien wij wel
den moed gehad hadden, deze onder de
oogen te zien.
Wij kunnen niet ontloopen, wat het leven
ons te verwerken geeft; wanneer wij het in
den oorspronkelijken vorm trachten te ne-
geeren of te ontloopen, duikt het in een
anderen vorm weer op.
En die veranderde vorm maakt het voor
ons zwaarder, omdat alles, waarvan wij de
oorzaak niet beseffen, moeilijker te dra
gen is.
Onthoudt één ding: er bestaan geen
„eigenlijk" verkeerde daden of toestanden:
iets is goed of verkeerd. .En zoodra ons ge
voel ons zegt, dat iets verkeerd is, kunnen
wij een. mogelijk complex voorkomen door
direct te bekijken, wat er verkeerd is, waar
door -dit verkeerd is en hoe wij het kunnen
veranderen. Er bestaat een mogelijkheid,
dat wij in omstandigheden leven, die het
ons onmogelijk maken om onverwijld het
geen verkeerd is recht te zetten. Wanneer
wij er dan maai voor waken, onszelf wijs
te maken dat het zoo eigenlijk toch goed is
en er attent op blijven om althans zoo
gauw dit mogelijk is de herstellende Etap
te doen, ook dan zal zich geen complex
kunnen vormen.
Want de voornaamste basis voor een
complex is een negatieve houding onzerzijds
tegenover een noodzakelijke stap, een hou
ding dje ons doet uenken: „ik moet dit
eigenlijk veranderen, maar ik durf het niet
aan, het is mij te lastig" of, de gevaarlijk
ste houding van allen: het kan zoo ook
wel blijven".
Menschen die het schuwen, bewust te
leven uit apgst voor het gevoel van verant
woordelijkheid dat dit meebrengt, en die
liever wachten tot hun verzuim hen een
veel grooter verantwoordelijkheid bezorgt
in den vorip van een complex,grijpen zich
<jikwijls vast aan het, op een 'trcohalm ge
lijkend argument: „het is al zoolang zoo
gegaan, waarom zou het ook verder zoo
niet kunnen gaan?" Dit is, op den keeper
beschouwd,» in. 't geheel geen argument,
want dekruik gaat zoo lang te water tot
zij breekt.
En zoo gaat het met alles. Waar iets ver
keerd is, naar lichaam of geest, daar moet
hoe eerder hoe 1! ver ingegrepen worden.
En wanneer U tot de weifelachtigen be
hoort, die terugdeinzen voor een beslissende
stap, houdt U dan voor dat doortastendheid
noodig is ter voorkoming van erger.
DR. JOS DE COCK.
TERUGGANG VAN DE HUISELIJKE
OPVOEDING?
In mijn vórig artikeltje heb ik er al op
gewezen, dat de hooggekoesterde verwach
tingen, welke men van de school had, leid
den tot een meerdere of mindere verwaar-
loozing van de huiselijke opvoeding. Een
bekend schrijver over opvoedkundige vraag
stukken heeft in zijn boek hierover het
volgende gezegd: Hoe meer van de school
verwacht werd, zooveel te minder werd in
het gezin gedaan. De godsdienstige opvoe
ding, en de teere, trouwe zorg daarvoor, is
toch wel allereerst voor het gezin. In hoe
veel gezinnen, draagt men die over aan
Zondagsschool, aan kinderkerk, aan Chris
telijke school?
Wat het laatste betreft, hoe dikwijls stui
ten zij, die er werken, niet op de uitspraak
der ouders: „Ja, ziet u meneer, het is toch
ook goed, dat de kinderen uit den Bijbel
leeren en daar hebben wij niet zooveel tijd
voor."
Deze uitspraak van een vooraanstaand
figuur ip de wereld van het Bijzonder on
derwijs zou ik kunnen vermeerderen met
die van opvoeders, werkzaam op de open
bare inrichtingen van onderwijs. Herhaal
delijk treffen wij bij de ouders de gedachte
aan, dat de school, de meester en de juf
frouw alles met de kinderen kan doen en
bereiken.
Nog dezer dagen kwam een vader mijn
hulp inroepen voor het volgende merkwaar
dige geval:
De man was werkzaam in de werkver
schaffing en kwam slechts éénmaal per
week, n.1. van Zaterdag op Zondag, thuis.
Bij zijn thuiskomst vond hjj dan zjjn vrouw
met jérimiades over het pudste dochtertje,
dat tijdens zijn afwezigheid onregeerbaar
was. Herhaaldelijk had dë moeder gedreigd
mijn hulp in te roepen en nu kwam de man
dan vragen, of ik zijn kind eens krachtig
onder handen wilde nemen. Zijn vrouw kon
het geen baas meer en, daar zij ziekelijk
was, leed het mensch erg onder de ondeu
gendheid van dit kind. Ik heb den man
allereerst aan het verstand probeeren te
brengen, dat mijn taak zich tot zoovér niet
uitstrekte en dat ik eigenlijk niet het recht
had, mij met de opvoeding in het ouderlijk
huis zoo te bemóeien als beide ouders hier
wenschten. Ik probeerde hem daarbij te
overtuigen, dat er in zijn huiselijke opvoe
ding ergens een fout moest schuilen en dat
hij deze allereerst moest zien te ontdekken
en daarna de gemaakte fouten te vermijden.
Enfin, om kort te gaan, mijn betoog ver
mocht weinig en de man bleef aanhouden,
dat ik me met zijn kind zou bemoeien. Ik
heb' het gedaan, doch niet volgens de me
thode, welke hij mij ook dit nog! voor
hield: streng straffen en haar desnoods een
flink pak voor de broek geven! Ik heb mijn
eigen manier, gevolgd en het kind den vol
genden dag bij me geroepen. Vervolgens
heb ik een vriendelijk en vertrouwelijk ge
sprek met dit kind gehad. Ik heb het ge
wezen op de ziekte van moeder en de nood
zakelijkheid, dat zij moeder zooveel moge
lijk moest helpen. Ik ontdekte, dat het kind
dolveel van moeder hield en eigenlijk in het
geheel niet bedoelde ondeugend te zijn,
maar moeder was zoo kort en moeder wilde
nooit hebben, dat zij eens ging spelen. Toen
ben ik naar de vrouw gegaan en heb haar
medegedeeld, dat ik wel bereiu was het
kind op een beter spoor te brengen, mits
zij de moeder dus mijn aanwijzingen
wilde opvolgen. Dit geschiedde en ik kreeg
klaar, dat het kind iederen dag een poos
mocht spelen. Daar had dit kind het is
negen jaar behoefte aan. Enfin, ik heb
nog enkele voorwaarden gesteld, heb het
kind verteld, dat ik voortaan zou kijken,
hoe het thuis ging en dat moeder besloten
had, dat het wat meer mocht spelen, enz.
Het is gelukt het kind gemakkelijker te
maken in het huisgezin. De vader kwam me
na een week mededeelen, dat het prachtig
ging. Het was verbazend hoe goed of ze in
de afgeloopen week had opgepast. Moeder
had haar uit dankbaarheid een fiets ge
geven en het meisje was hiermede in de
wolken van vreugde. Ik vertel dit, om aan
te toonen, hoe in sommige gezinnen de
huiselijke opvoeding bijna machteloos is
geworden en de school d.z. de meester
en de juffrouw in de bres moeten sprin
gen. Dit feit, u voelt het zoo goed als ik,
niet waar, kan niet verdedigd worden. De
ouders moeten in de eerste plaats zeggings
kracht over hun kinderen behouden en heb
ben. Zij toch hebben het grootste deel der
opvoeding in handen. De school heeft het
kind slechts enkele uren per dag!
Maar men ziet herhaaldelijk hoe de ge
zinstaak afgewenteld wordt op de school,
die van alles moet kunnen! Het zijn hoog
gekoesterde verwachtingen en het heeft zijn
beteekenis, hierop de nadruk te leggen. In
het huisgezin wordt als regel over de toe
komstige levensrichting van het kind be
slist, in positieven en negatieven zin."
OVEÉKA,