Militair accoord tusschen Duce en Führer te wachten Vrienden? De Brabantsche Briei van Automobilisten, die met hun leven spelen Reuzen-hagedis in Artis Zaterdag II September 1937 MUSSOLINI'S BEZOEK AAN HITLER. ADOLF'S TYPE STAAT ME NIET AAN, ZEGT BENITO. ADOLF VERAFGOODT ZIJN ITA- LIAANSCHEN VRIEND. EERSTE ONTMOETING IN VE- NETIë WAS EEN MISLUKKING. Het bezoek van Mussolini aan Duitschland zal wel dè gebeurtenis van deze maand worden, schrijft het Hsbl., althans voor het Italiaan- sche en het Duitsche publiek. De Italiaansche bladen wijden reeds thans, onmiddellijk na de officieele aankondiging van het bezoek, al hun aandacht daaraan, waardoor onderwerpen als de conferentie over de veiligheid der soheepvaart in de Middellandsche Zee of de herfst- zitting van den Volkenbond op het tweede plan worden gedrongen. De reis heeft zeer zeker een be langrijker doel en genoemd blad meent, dat het voor de hand ligt te veronderstellen, dat er tijdens of kort na de aanwezigheid van den Duce te Berlijn, een militair ver drag tusschen de beide totalitaire staten zal worden gesloten. Verrassingen mogelijk. Toch zou de samenkomst der dictatoren ook wel eens tot verrassingen kunnen lei den. Men zal zich herinneren met hoeveel ophef in 1934 het bezoek van Hitier aan Venetië werd aangekondigd en hoe deze eerste ontmoeting der heide volksleiders een volkomen negatief resultaat heeft gehad. Terwijl de Duitsche pers de reis van Mus solini wil beschouwen als een tegenbezoek, dus in verhand brengt met Venetië, is men in Italië zoo wijs over deze eerste ont moeting maar liever te zwijgen. Dit komt ook, wijl het Italiaansche publiek, veel beter dan het Duitsche, op de hoogte is van het weinig gunstige verloop dier ont moeting. Men zal zich herinneren, dat kort daarop de Italiaansche houding ten aanzien van het Derde Riik geheel omsloeg en er een periode volgde, waarin Hitier en het nat. socialis me in de Italiaansche pers heftig werden aangevallen. In die periode verluidde ook een en an der over de samenkomst te Stra en Venetië en men kon toen o.a. uit den mond van personen, die bij de aankomst van Hitlor aanwez'g waren geweest, enkele teëkenende details hooren. De slordige regenjas. Het was een tactische fout van Hitler's omgeving, dat men den „Führer" had aan braden „in burger" naar Venetië te gaan. Hij stapte in zijn bekenden, opvallend wit ten regenmantel uit het vliegtuig en bevond zich onmiddellijk temidden van de zeer ele gant gekleede groep der Italiaansche hoog- •te partijleiders, allen in uniform en in Ita liaansche uniformen, die uitmuntten door gorden snit. Mussolini zelf zag er in zijn uniform van eerekornoraal der militie kra nig uit. Hitier, in den onzichtigen. slordig gedragen regenjas, kon niet anders dan zich in dit geielsrhao van hooge officieren een weinig misplaatst gevoelen. Nog voor hij den Führer begroette moet Mussolini tot een zijner bege leiders gefluisterd hebben: „Non mi piace" (in 't Hollands ch het best weer te geven als: een type, dat me niet aanstaat). Deze uitspraak van den Duce werd, vooral in de pe riode waarin Italië en Duitschland op gespannen voet stonden, in Ita lië herhaaldelijk geciteerd en is al gemeen bekend. Het is trouwens begrijpelijk, dat er moeilijk persoonlijke sympathie van den Duce, een man vol energie, bliksemsnel in zijn heslui ten, doch steeds soepel in de toepassing er van, een werker en man van de realiteit, kan bestaan voor den woordenrijken, steeds ietwat dwependen en vaak als in trance handelenden Duitsehen staatsman, die zoo moeilijk een besluit kan nemen, doch in het doorzetten van zijn geuit-en wil een taaie onverzettelijkheid toont. Als karakters zijn de twee dictatoren zeer verschillend van elkaar. Van Hltler is hekend, dat hij een groote voreering voor Mussolini koestert. „Mussolini is Pruis". Ileeds lang voor hij aan de macht kwam hing Mussolini's foto in zijn werkkamer als voorbeeld ter navolging. Hij schrijft over den Duce: „Preussentum ist kein geographischer sondern ein sittlicher Begriff Mussolini ist Preusse." Of Mussolini liet erg prettig zal hebben gevonden een Pruis genoemd te wor den, wagen wij le betwijfelen. In Italië pleegt men meer met Caesar op te hebben dan met den „alten Fritz". Van Mussolini nu wordt algemeen beweerd dat hij de gevoelens van vereering, hem door Ilitler toegedragen, allerminst beantwoordt. Men zal ook in geen enkel geschrift in geen enkele rede van den Duce een uitspraak over Ilitler vinden, die men naast de boven aangehaalde citaten zou kunnen plaatsen. Wel hebben wij herhaaldelijk hooren zeggen, dat Mussolini, nadat hij met groot geduld de eindelooze monologen van Hitier te Vene tië had aangehoord, zich zeer weinig vleiend over zijn hoogen gast moet hebben uitge laten. Dit zou Ilitler ter oore zijn gekomen, wat zijn plotseling vertrek zou verklaren. Wat daar precies van waar is, zal wel nooit bekend worden, mede wijl er bij de gesprek ken tusschen Hitier en Mussolini niemand tegenwoordig was. De Duce spreekt voldoen de Duitseh om ook belangrijke besprekingen zonder tolk te kunnen voeren. Maar er is toch ook heel veel, dat de heide landen bindt: den strijd tegen de vrijmetse larij; tegen alle internationale tendenzen (Volkenhond, padvindersbeweging, interna tionale arbeidersorganisatie), den afkeer tegen de vrije pers. En dan is er de geza menlijke strijd tegen het bolsjewisme en t^gen de bijna evenzeer verfoeide liberale opvattingen. En wellicht mag men als voor naamste punt van het contact be schouwen, de in de beide landen levende overtuiging, dat de toekomst behoort aan de jonge, opkomende landen, die geroepen zijn morgen de plaats in te nemen van de nu nog rijke en verzadigde staten van West- Europa, die men te Rome en Berlijn gaarne als afgeleefd en tandeloos be schouwt. Door hun samenwerking hebben Italië en Duitschland tot nu toe belangrijke voordeelen kunnen behalen. Ongestraft kon Hitier Lo- carno opzeggen en Mussolini zijn Imperium stichten. Het zou, van-hun standpunt bezien, wel zeer dwaas zijn, indien zij hun samen werking niet zouden bestendigen en nog eens extra zouden bekrachtigen. Hun politiek kan kort als volgt geformu leerd worden: „Jij mag dit, als ik dat mag." NOORSCHE SCHEEPSBEMANNING WEI GERDE NAAR CHINA TE VAREN. De Noorsche tankboot „John Knudsen heeft niet kunnen uitvaren uit de haven van San Pedro (Californië), als gevolg van een staking met gekruiste armen der uit 20 koppen bestaande bemanning, welke wei gerde naar het Verre Oosten te vertrek ken wegens de vijandelijkheden tusschen China en Japan. AMERIKA HOUDT DE EXTREMISTEN IN HET OOG. Senator Edward R. Burke, uit Nebraska (Amerika) heeft aangekondigd, dat hij in de nieuwe zittingsperiode van het congres een motie zal indienen bevattende een verzoek tot oen speciaal door den senaat in te stellen onderzoek naar de activiteit der nationaal-socialisten in de Vereenigde Staten en van andere groepen welke fas cistische en revolutionnaire leerstellingen verspreiden. VULCANISCHE WERKING OP KAMSJATKA. Het vulkanische instituut op Kamsjatka (Siberië) meldt, dat de vulcaan Klioetsjefski op het oogenblik volop in werking is. Op 2 September j.1. heeft men een enorme lava uitbarsting waargenomen welke zich tot op verscheidene kilometers uitstrekte. Dichte aschwolken vlogen veertig kilometer ver weg. Zeven van de ruim tweeduizend rijden door onveilig sein bij on bewaakte overweg. De directie der NederLandsche Spoorwe gen meldt: Bij den on bewaak ten overweg nabij Steen- wijk werd in den Rijksweg van Meppel naar Heerenveen een automatische beveili ging van het wegverkeer in dienst gesteld, die zoodanig is ingericht, dat normaal een wit licht getoond wordt, dat 45 flikkeringen per minuut maakt, ten teeken, dat hier .een sein aanwezig is en welk licht, wanneer een trein den overweg nadert, automatisch wordt vervangen door een rood licht, dat het dubbele aantal dus 90 flikkeringen per minuut maakt. De lichten zijn van een dergelijke duidelijkheid en helderheid, dat zij iederen weggebruiker in het oog móeten vallen. Doordat het flikkerlichten zijn, val len deze nog meer op, dan de bekende stads- verkeerslichten. Dé inrichting is ruim acht maanden geleden in dienst gesteld en heeft geen enkele storing gehad. Nu werd op drie dagen, n.1. 1, en 3 September gedurende de volle 24 uur opgenomen hoeveel motor voertuigen dien overweg zijn ge passeerd en hoeveel daarvan zich niet aan het roode licht hebben ge stoord. Het is gebleken, dat in dat tijdperk van drie dagen 2169 motor voertuigen den overweg zijn overge gaan en dat daarvan niet minder dan zeven zijn doorgereden niette genstaande het roode flikkei licht waarschuwde, dat een trein den overweg naderde. Dit is een voor de weggebruikers bescha mend resultaat. Wat baten de beste bevei- ligingsinriohtingen, wanneer de bestuurders van motorvoertuigen zich er niet aan sto ren? Men vraagt zich af of er wel re den is om een dergelijke kostbare be veiliging van onbewaakte overwe gen te laten voortgaan. Laat zooals in een land als Engeland zoo opvalt ieder weggebruiker er een eer in stellen de verkeersregels stipt op te vol gen: eerst dan zal er een gunstige wending komen in het al te groot aantal verkeers ongevallen en zullen kosten, als die te Steen wijk gemaakt zijn, niet grootendeels onnut zijn uitgegeven. Dier kan een lengte van 3 meter bereiken. Door tusschenkomst van den directeur van economische zaken te Batavia ontving „Ar tis" Maandag j.1. een tweede exemplaar van den reuzen-waaraan, van welke grootste der hagedissen het genootschap reeds een exem plaar van ruim 21/? m. lengte sinds zeven jaar in leven heeft. De Komodo-waraan, door Ouwens in 1912 bekend gemaakt en beschre- ven, komt voor op de eilanden Komodo, Rindja, Padar en op West-Flores. Deze wa- raan kan een lengte van ruim 3 meter be reiken, maar de beweringen v. inboorlingen dat de „Boeaja Darat" (landkrokodil) 7 m. lang zou worden, moet stellig als verregaand overdreven worden beschouwd. In het rep tielenhuis van Artis bewonen de interes sante reuzenwaranen, die ontleedkundig door verschillende onderzoekers werden bestu deerd, maar omtrent wier leefwijze en gedrag, aangeboren „instelling" en aanpassings- of leervermogen men nog weinig of in 't geheel geen ervaring heeft opgedaan, een groot en bijzonder doelmatig ingericht verblijf, voor zien van klimgelegenheid biedend rotswerk en hol aan 't, water. Het reeds zeven jaar in Artis levende exemplaar heeft al eens eieren gelegd en in een nestkuil begraven, maar bij gebrek aan een mannelijke partner was foksucces uitgesloten. Wanneer het nieuwe, bij aankomst oogenschijnlijk gezonde en on geveer 1.80 m. lange exemplaar nu maar een. mannetje zal blijken te zijn, zou het genoot schap met deze op zichzelf al zeer belang rijke aanwinst nog bijzonder gehaat zijn. Ulvenhout, 8 Sept. 1937. Amico, Daar zit ik dan nou, in ons verstil de durpke, waar honderden stoom- fietsen hebben ge raasd, waar duu- zenden auto's zijn geglejen deur de herfstkleurige, zon-deurzeefde naiiabH. Doschdreven; in ons verstilde durpke, waar op twee Zondagen tijds lionderdduuzend vrimdelingen zijn geweest. Daar zit ik nou, aan Trui's witgeschuurde tafel te droomen en te peinzen in m'nen ver koperden notenleer, mee den echo van 't ge lukkige feest nog in mijnen kop. Mee n'en kop die één weergaren is, van mu ziek, plazier, van borrelend feestgedruisch! Mee'n hart, dat overschuimt van geluk en dank, om de veurbije jubeldagen van ons durp ke z'n 650-jarig feest! Daar zit ik dan nou mee m'n potlood en m'n leeg pampier, kwaai en grof gereedschap om den gelukkigen neuriezang van 'n dankbaar zielement te verklanken 't Is me echter wel 'ns meer gelukt om mee dieën botten potloodpunt efkens te raken aan den geheimzinnigen ziel-electriek, die deur den mensch stroomt en ik kan alleen maar hopen, dat 't me weer 'ns lukken mag. Hopen ja! Want per slot van rekening mot O. L. H. dat efkens willen, niewaar? Dat kunt ge wel zien aan de „Moderne Kunst", dei heelegaar van „moderne menschen en moderne (is goddelooze) tijen isDeuze moderne kunst wordt nou opge stookt en de vlammen, die er uitslaan, ver spreien 't ennigste licht, dat de „kunst"-wer- ken óóit verspreidden! En d'n criticus, d'n schrijvenden kunst„kenner"( komt papier en potlood tekort deuze dagen, om zijn z.g. „intel lectueel" gestotter van de leste 1020 jaren weg te praten. Maar ge hoeft maar weinig meelijen mee deuze schrijvende „artisten" te hebbenook deuzen arbeid, die den vorigen van de 1ste jaren vernietigen mot, wordt be taald. Zullie zijn dokter-doodsgraver! Ze ver dienen aan den patiënt ènaan z'n begra fenis. Maar genogt. Ge weet wa'k bedoel en da's voldoende, want ik heb plazieriger onderwerp te beschrijven, dan den arbeid van kunstenmakers, die van daag den dag d'r eigen graf motten delven...! De hel is 'n trieste plek. Ookom er ande ren in te zien knarsetanten Ons Feest! Allee, Amico, wat is ons durpke bemind. Ze zijn afgekomen, de vrimdelingen, mee tienduu- zenden! En 't schoonste is: ze komen allegaar terug! 't Is, of ze allen 'n tikskie kregen mee den staf van ons Lauwke, onzen patroon St. Lau- rentius, lijk mijn baaske Dré H, die mee den krul van dieën staf om z'nen nek naar Ulven hout getrokken wierd! 't Kan ook nie anders. Alweer jaren ge- lejen, schrijvende den hoek „Dré III", toen al potlooide-n-ik: ,,'k Zag 't feest van Kerstmis stralen in de sterrenoogskes van m'nen baaske, vol als ie was van 't geluk weer hier te zijn, op den buiten, waar ie zoo geren is, in Gods schoone natuur. Want hier is de sneeuw wit ter, de locht helderder, dan in de groote stad. Hier branden zelfs de keerskens schoonder, want op den buiten, den kleeren buiten, daar waait den wind rechtstreekscher uit den hemel. Hier, onder de bosschen, waar de eeuwen ver- glejen, waarover honderden nachten de kerst kloksken klepten, daar zijt ge nou eenmaal dichter bij Onzenlievenheer, dan in de groot stad, waar 'nen electrieken kerstboom in de kroeg staat, tusschen 't geklots van de biljert- ballen". Zoo is 't hier in 't Veurjaar, in den Zomer, in 't rosse Najaar, waarin we nou leven. Altij leeft ge dichter bij den Schepper, dan in de groote stad, waar oew oogen altij ketsen teu gen steen, steen, steen! Ze hebben 't ons vaneigens gezeed, de vrim delingen: „wij komen terug". Enin huiliën oogenglans bespeurden wij de waarheid van die woorden. Daar zijn er al, die vier en vijf keeren per jaar hier komen wonen. Hollanders! Die in de kindschheid hadden geleerd, dat 't hier zoo duister was, erm en onbeschaafd. Ze zijn mee zooveulen af gaan komen, dat er 'n brug gebouwd wierd over den Moerdijk, die millioenen kostte. Want gaat ze maar tellen: daar komen er meer uit 't Noorden, dan uit 't Zuiden over die brug. Honderdduuzend vrimdelingen zijn er op wee Zondagen tijds alleen in Ulvenhout geweest, op stoomfietsen kwamen ze uit Roodeschool, Am sterdam, Haarlem, uit alle Noordelijke stejen, aangezwermd. Gezwermd, ja. 'n Ploeg van eenentwintig dubbelgelajen stoomfietsen uit Haarlem alleen en trotsch en gul reikte onzen Burgemeester, huilie n'en prachtigen herinneringsbeker over! Ze zijn gekomen, per stoomfiets van Lubeck, van Trier, van Parijs! Wij kwamen haast her inneringsbokalen tekort Ze zijn gekomen mee treinen en bussen uit Amsterdam, uit den Haag. Uit 't Geldersche! Uit Alle provincies! Ons bosch (daar zijn er hier veul in den om trek) ons Ulvenhoutsche bosch is 1600 bun ders groot. Zestien millioen vierkante meters, als ge dat beter verstaat. Maar daar is n'en oogenblik geweest, dat onzen Houtvester, Tu- tein Nolthenius ik noem man en peerd z'n eigenbosch niemeer in of uit kost komen. Ge kost in de dreven over de autokappen kuie ren! Zoo kan ik, op Amerikaansche manier, 'n feestverslag geven mee cijfers, getallen, ver- gelijkings. Maar ik hou daar mee op, want ba lansmaken doe 'k mee Bamis, begin October, als 't boerenboekjaar alweer om is. Maar één cijfer mot ik noemen nog. Den eersten Zondag van ons feest, als meer dan vijftigduuzend vrimdelingen manneke aan manneke deur ons durpke schuifelden, als Amsterdam mee trots z'n bordekes „Verkeer gestremd" in de krant zou hebben gezet, dandan hebben wij dat geregeld mee...... éénen veldwachter! Onthou dat leste getal, amico! Eénen veld wachter! En, Amico, daar is gin krabbeke op 'n spat bord, gin knoopke van 'nen jas geraakt! En nog 'n cijfer: daar is maar éénen zatkul in 't kot gestoken. Ginnen Ulvenhouter. Gelooft ge nou, da'k uit den grond van m'n hart sprak, als ik, de leste uren van 't Feest mee den Fielp op de muziektent veur de kerk stond, tusschen onzen burgemeester Jhr. Mr. Serraris en mijnen anderen goeien vrind ons Pastoorke, den Z.Eerw. Heer Vermunt, al mijn vrienden en vriendinnen (dat zijn er dan duu- zenden!) danken kost veur dit schoone feest! „Vrienden en Vriendinnen", zoo zee ik deur den microfoon: „deus dagen heb ik dikkels ge docht, als ik burgemeester of pastoor van Ul venhout was, dan mocht O. L. H. m'n durpke vrijwaren van 'nen Dré, die nou en dan zóó danig 't durp op stelten zette. Mééraan- veerdt m'nen hartgrondigen dank, veur de ma nier, waarop ge deus feest vierdet! Wént want nou kan ik, hij 'nen volgenden keer on zen burgemeester en menier pastoor recht in d'oogen kijken, als we weer feestvieren gaan!" Amico, de hoera's waren nie te stoppen. Van den burgemeester tot den jongsten dreu tel van Ulvenhuot ze lustten allegaar méér van deuzen feestkoek, die op z'n end ge raakte. 't Is nie meugelijk oe alles te vertellen in éénen brief. Maar enkele hoogtepunten mot ik toch 'noemen. 't Begin was al dalijk zo'n hoogtepunt. Deur den stillen Zaterdagmiddag, mee de versierde geveltjes en eerepoorten, de ge- schrobte stoepkes en natte plekskes zand daarlangs, mee de schoone vitraasgordijntjes en opgerijfde, bloeiende tuintjes, begosten om kwart veur vier de klokskes te luien. Te roepen, te roepen: ,,'t is feest, 't is feest, 't is feest in Ulvenhout!! 'n Auto glee zacht en statig over den weg. 'Nen durpeling, op z'n Zondags, blinkend ge schoren, kwam „veurzichtig" 'ns koekeloeren. Drie auto's kwamen binnengestoven. Eri „hooge" uniforms, gouwen epauletten, statige dames schimden veurbij achter de spiegelgla zen van glimmende, geruischlooze autowagels. Hooge hoeien, zwarte pakken, decoraties 'nen kleurigen, deftigen sliert van hooge Pie ten en Pieta's ging, onder den galm van me nier pastoor z'n roepende klokskes deur 't Za- terdagsche durpke, dat stil was van verwach- tings. Hooge Geestelijkheid, Hoogste Leger oversten, kamerleden en burgemeester, ja den hoogen Adel van Brabant, begaf z'n eigen naar 't oudst-bekende, naar 't meest-histori- sche punt van Ulvenhout, da's daar waar onze kerk staat, waar boven de klokskes luidden, beierden, bimbamden over 't kerkdurp, dat ruim tien jaren gelejen, toen gij m'n brieven ging afdrukken nog niemand wist te vin den. Zelfs dikkels de kwieke Nederlandsche Posterijen nie! Ik heb dat in mijnen aanspraak ook gezeed en ze hadden er allegaar leut om: En om vier uren, als de klokskes zwegen, dan stond daar, aan den voet van de Kerk, toegewijd aan St. Laurentius, de blom van Brabant, ons eerecomité, opengebloeid in 't schoonste feestgewaad van goud en schar laken, kant en deftig zwart. En m'n hart klopte van trots teugen m'n keel. Trotsch, om al die eer m'n durpke bewezen! Wat 'n prach tige, kleurige prent wierd daar toegevoegd aan mijnen levensboek van Ulvenhout. En daar efkens wij erop, den weg wierd opengelaten, - déér stond Ulvenhout! En veur 't kerkplein, daar zat ons Hermo- nie, voltallig in den kiosk. Wat 'n prent, wat 'n onvergetelijke feestprent wierd daar op- eenen opengerold. De locht zat nog dicht. Dicht van grauwe wolken, die al twee weken de zon hadden weggehouwen Den Fielp, die aan alles denkt, had me al gevraagd g'ad: „En Dré, zullen we 'n regen verzekering sluiten veur honzen bah'ondag" (die duur was, amico!). „Neeë, Fielp, gin kwestie van! Ik heb den regenpolis loopen bij onzen Lauw, die laat ons nie in den steek. Vertrouw op Hum!" En, amico, als 't illustere feestcomité stond opgesteld, dan brak de locht! En of ons Lauwke teugen me knipoogde...? Maar als ik m'nen aanspraak ging houwen en de zon beloofde, dan... dan brak ze deur in gouwen luister en ze is nie meer wegge weest St. Laurentius was op ons feest! Hij was zelfs bij d'opening al en schoof de gordijnen veur de zon weg. Kóst onder die bescherming ons feest mis- lukken Mee diep en eerlijk vertrouwen op onzen Patroon wierd ons feest één overwel diging van geluk, van plazier, van succes! En daar is geklonken, gedanst, gekust, daar is veul en diep en plazierig geluk ge noten, want hecht en eerlijk vertrouwen op den Hemel hee gin huichelarij van noode! Na de officieele plechtigheid had ik 't veur- recht het hooge gezelschap uit te noodigen veur^'nen steuvigen borrel in de „Gouwen Koei en daar..., daar zijn we vrienden ge- worden Vrienden veur ons leven. Daar hebben wfl de glazen teugen malkaar gestooten, onder wijl malkaar diep in d'oogen ziend en we wisten 't! We wisten dat we deuzen geze.Ü- een, gelukkigen oogenblik op Ulvenhoutschen bojem nog herinneren zullen, als we malkaar over vijf, over tien jaren hier of daar in de waereld zullen ontmoeten. Dat we dan zeg gen zullen: weet ge nog...? Dit amico, was één hoogtepunt. t Volgende... den volgenden brief denk ik. Want daar is veul, veul, heel veul te ver téllen .Daar is veul, heel veul te herinneren. Daar is veul. heel veul geluk né te proeven-' En veul leut ook. Maar dat komt allegaar nog! Nou mot ik er afscheiën. eul groeten van Trui en als altij gin horke minder van oewen t.a.v. DRÉ. y

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 10