Wind, water en zand OUDERS Dat geejt op Terschelling duinen 't HOEKJE KhxvnJben-bexz&cunt do-et het Lu-eAk! XoS eiaail! f Een roltrap van 1000 M* VOOR DE Onze tijd en de huiselijke opvoeding Frankrijk als internationaal land Wat U ook te verkoopen hebt, Hoe staat U in het leven 1 „Ze zijn zoo' stop. W erking en beweging Terschelling heeft geen kern van door het landijs hier gebracht grint en keileem. Het heeft om zoo te zeggen geen ruggegraat zooals Texel en Wieringen. En tofh spoelt het met weg! Dat komt. omdat het eiland een evenwichtsvorm is tusschen het voort durend werken en bewegen van wind en golven, zand en slik. Thijsse zegt: De wad deneilanden liggen te kronkelen tusschen de zeeen". De eenige, die dat heftig bewegen tegen houden, die dus bevestigen en bindend werkzaam zijn, zijn de planten. Hoe?... In het Vlie zijn waaiervormig zandban ken gelegen. Langzaam bewegen ze Oost waarts en in het Westen worden voortdu rend nieuwe gevormd. Dat komt omdat tweemaal per etmaal de vloedgolf hier bin nenkomt. Wanneer hij tegen de langzaam stijgende kust oplocpt, vermindert z'n snel heid en dus ook z'n transportvermogen Zoo bezinken eerst de zwaarste deeltjes die hij meeslipte. Dat is het zand. In de achter ge legen Waddenzee komt het water geheel tot rust. Daar bezinken ook de fijnste deel tjes als slik. 'n Zandbank strandt... Zoo af en toe „strandt" de meest Oost waarts gelegen zandbank op de Westkust van Terschelling. Dat beteekent 'n tijdlang ruime zandaanvoer. Maar langzaam aan verdwijnt de zandbank en na jaren schuurt op dezelfde plek een sterke, gevaarlijke stroom langs de kust. Dit alles gaat natuurlijk langzaam. Dr. van Dieren gelooft, dat in de laatste 350 jaar drie zandbanken gestrand zijn, op grond van oude kaarten en archiefgegevens. Dr. van Dieren heeft veel onderzoekingen gedaan aangaande de duinvorming op Ter schelling. Wie er meer van wil weten moet z'n belangrijke dissertatie „Organogene Dünenbildung" maar in handen zien te krij gen. In zoo'n periode van ruime zandaanvoer ligt daar aan Terschellings Westkust dus 'n geweldig brok stuifzand. Enkele uren gaans is het. Soms ligt het onder den blauwen hemel als 'n goudgeel, onbewogen meer, waar de stilte over broedt. Verweg maalt de zee knarsend schelpen tot gruis... Maar op andere dagen, als 't stormt, wolken hoog-op de knarsende zandhoozen. Dan is het stuifzand één kolkende zandhel, s.' De eerste... En in dat barnende zand stuurt als eerste het biestarwegras z'n wortelstokken uit. Zijn zaden en evenzoo die van nog enkele andere, zooals zeeraket, zeepostelein ontkiemen op de wintervloedlijn, waar ze door de zee zijn aangespoeld. Het binden van het zand begint dus, daar, waar de hooge vloeden nog kunnen doordringen. De duinvorming begint. In de lijzijde van eiken halm wordt zand neergelegd. Zijn de door dit plantengezelschap vast gelegde duintjes zoowat 'n meter hoog en hebben deze een eigen zoetwaterreservoir, dan komt de helm met zijn begeleidende soorten, o.a. de zandhaver, 'n forsche soort melkdistel met groote donker-gele bloemen, de blauwe zeedister enz. Maar de helm kan lang zoo goed niet tegen zout als het bies tarwegras. Wél heeft hij een grooter zand- bindend vermogen, zoodat hij de beste duin vormer is. Voor beide plantengezelschap- pen is een levensvoorwaarde de aanvoer van 'n bepaalde hoeveelheid zand plus voedings- zouten daarin. En... daarom verknoeien ze het allebei voor zichzelf! Want ze leggen 't zand vast, stoppen dus de aanvoer van versch zand nagenoeg. De helm gaat dus kwijnen: 'hij heeft het voor zichzelf ver knoeid. Maar intusschen zijn de gevormde duinen al 'n meter of vijf hoog! Vooral aan de lijzijde kwijnt de helm dan sterk. Aan den windkant kan hij zich nog lang handhaven, omdat daar nog zandaan voer plaats heeft. En intusschen breidt het jonge duin zich uit. t Er komt kleur in. Andere planten volgen, waaronder rood zwenkgras. Ook de groote rose bloemen en glanzend, groene bladen van de strandwinde verschijnen mét de eerste houtige klanten, zooals duindoorn en vlier. Langzamerhand komt er zoo kleur en teekening in de flora van den zeereep. Het duin is gevormd! Daarmee is het natuurlijk niet uit. Er hoeft maar verbazend weinig te gebeuren, of het plantenkleed wordt vernield. Dan gaat het duin wandelen. En wanneer dat niet gebeurt, tja, dan hangt het van de om standigheden af, wat voor verdere lotgeval len 't duin zal hebben. Wat een variaties heb je zooal niet? Vruchtbaar, onvrucht baar, kalkrijk, kalkarm, nat, droog, koel, heet, steil en heel zwak hellend, op alle mogelijke windrichtingen. Aanpassing! Over 't algemeen hebben de op het boor den liggende hellingen een koel, vochtig Klimaat met goede humusvorming; die op 't Zuiden een heet en droog klimaat. De plantengroei past zich daarbij volkomen aan. We zien op de Noord-hellingen een uiterst dun plantendekje met vooral veel korstmos en buntgras en op de Noordhel lingen dan een veel dichter plantendek, met veel kraaihei met lekkere, donkerblauwe bessen In die korstmos-hellingen ontstaan heei gemakkelijk gaten, b.v. door konijnen, plag- gensteken, enz. Komt de wind daarbij, dan ontstaan windkuilen, die steeds verder uit waaien. Wordt het weggeblazen zand weet langs de randen en in het centrum neeige legd en schuift de kuil steeds verder ach teruit, dan ontstaan paraboolduinen. En nu kom ik terug, op wat ik al vroe- ger zei. Om West woonden van oudsher de visschers. Hier werd het duin niet of wei- nig uitgebuit. Hier kregen we dus vooral paraboolduinen. Om Oost stuurden de boeren hun scha pen het duin in, waardoor 't plantendek ge heel vernield werd. Hier ontstonden de sik kelduinen. En zoo komt het, dat een tegenstelling in middel van bestaan, zelfs heel duidelijk tot uiting komt in het landschap. En nu de folklore! een eigen, oeroude Terschelling heeft folklore. Wanneer de Harlinger boot de laatste vreemde zomervogels heeft meegenomen, is Terschelling weer voor de Terschellingers. Samen gaan ze den langen winter weer tegemoet. Vroeger werd die winter bekort door allerlei, elk jaar weerkeerende feesten en gebruiken. Telefoon, radio, vliegtuig en auto hebben de Terschellingers uit hun isolement verlost. En dus is in dat alles danig de klad gekomen. Zoo'n ouderwetsehe Skylger wintercyclus begon dan met een veulenmarkt, op den zesden dag in September, met tot slot 'n geweldige danspartij in een van de laagge zolderde herbergen. Geen rumba, foxtrott of tango wer er dan gedanst. Nee, échte oeroude Terschellinger dansen, zooals de Schotsche fjour en trije, het schoenlappertje, of de zevensprong. Daarna hebben we op 24 September een beestemerk en op 15 October nog een ossemerk, waardoor het zelfde recept geldt. Op Sinte Marten speelt een van de jongens voor den heilige. Met dien prachtig uitgedosten heilige trekt de jeugd de huizen langs en zingt daarbij het internationale deuntje, dat zegt, dat de koeien staarten hebben. Met Sinterklaas loopen er vermomde mannen door de dorpen. Ze strooien pepernooten, rammelen met kettingen en probeeren meisjes in den zak mee te nemen. Na Kerst en Nieuwjaar volgt het borrebier, waarover volgend keer meer. En juist met slat borrebier zullen we veel. folkloristisch schoons tegenkomen. Voor 'n echt folklorist om van te watertanden! J. K. S. EEN NIEUWE LUCHTREUS. Hij kan 380 kilometer halen. Voor kort is men bij de Juncker-vliegtuigenfabrieken overgegaan tot het bouwen van een nieuw type, de „Ju 90", een type, waarbij men niet alleen gestreefd heeft het risico in de lucht zoo gering mogelijk te doen zijn, doch tev'ens in dit vliegtuig het comfort der passagiers zoo groot mogelijk te maken. Zoo is het dan mogelijk geworden in de „Ju 90" naast de ruimten voor passagiers en bagage ook in te bouwen een flinke garderobe, een café in het klein en toiletten. Behalve voor den piloot en den marconist biedt het toestel plaai.3 aan 40 passagiers, terwijl de bagage-ruimte grooter is dan bij elk hiervoor aangebouwd type. De „Ju 90" vliegt op 4 lucht- en watergekoelde motoren, die een capaciteit ontwikkelen van meer dan 800 P.K. Het vlieggewicht bedraagt 20 ton, terwijl de snelheid maximaal varieert tusschen de 350 en 380 kilometer. Een roltrap van 1000 M. lengte is kort geleden door de stad Pensyp-ania gebouwd en voert naar den top van den berg Mon- tuard, aangezien de steile weg zelfs voor de meest geoefende bergklimmers ontoe gankelijk is. De trap bestaat uit 16 deelen, die telkens door kleine terrassen onderbroken worden. De kosten voor het maken zijn zelfs van uit Amerikaansch standpunt bekeken, reus achtig groot, hetgeen zich laat denken! Aan hét slot van mijn vorig artikeltje merkte ik op, dat als regel in het huisgezin reeds over de toekomstige levensrichting van het kind wordt beslist en wel in negatieven en positieven zin. Ik bedoelde hiermede te zeggen, dat de invloed van het huisgezin, de sfeer, welke er in het gezin heerscht, bijzon der groot is en dat in vele gevallen aan de kinderen en de menschen wel valt te bemer ken, hoe de ouderlijke opvoeding was. Dit kan men bijna nooit zeggen t.a.v. de schoolop- voeding. Want de school heeft het kind slechts vijf uren per dag! Ik ben er stellig van overtuigd, dat heel veel maatschappe lijke mistoestanden er niel zouden zijn, wan neer de opvoeding in het huisgezin beter was geweest. Men klaagt in onzen tijd dikwijls over onverdraagzaamheid bij het volk. Ik wil de waarheid van deze klachten niet ontken nen: in eigen kring kom ik herhaaldelijk din gen tegen, welke ook mij doen verzuchten: „Waarom kan men elkaar toch niet beter waardeeren De verdraagzaamheid en de gemeenschaps zin is dikwijls zeer gering ontwikkeld bij de volwassenen. Moet dit hier eigenlijk wel ge-' zegd worden? En wanneer volwassenen in hun dagelijksch leven het voorbeeld geven, hoe zullen wij dan van onze kinderen ver wachten, dat zij jegens elkander verdraag zaam en behulpzaam moeten zijn? Op school wordt het hun vaak genoeg voor gehouden en ik ben ervan overtuigd, dat bijna ieder onderwijzer (es), wanneer daartoe maar eenigszins de gelegenheid bestaat, op deze maatschappelijke en Christelijke deugden zal wijzen. Doch vijf uren in school tegenover het grootste deel van den dag op straat en in huis kan de school weinig uitrichten, wanneer de ouders vooral niet opletten, dat de kinde ren zooveel mogelijk naastenliefde betrach ten. Men versta mij evenwel goed: ik ben overtuigd, dat heel veel ouders hun kinderen in deze richting opvoeden zullen en dat er ook dikwijls in het ouderlijke gezin met kracht opgetreden wordt tegen onverdraag zaamheid. Doch laten wij de hand in eigen boezem steken: hoe dikwijls komt het in ons gezin voor, dat broertje niet met broer wil spelen of juist het speelgoed wenscht, waar mee zijn broer zoo juist aan het spelen was... Wat doen wij dan? Dikwijls pakken wjj beiden het speelgoed af om van het ge zeur af te zijn of we geven het kleinere broertje zijn zin en zeggen tegen den groo teren broer: „Toe, wees jij maar de minste. Geef het hem maar, hij is nog zoo klein." Een verkeerde tactiek! Zoo kweeken wij de I zoo begeerde eigenschappen bij het kind niet aan! Het zou me weinig moeite kosten dit voorbeeld uit de gezinsopvoeding met talrijke te vermeerderen. Ieder onbevooroordeelde ouder zal dit gaarne toegeven! Ik wil echter een sterk sprekend voorbeeld aanhalen. On langs had ik een ouderavond. Op dezen avond beging een der ouders tijdens de discussie over een behandeld onderwerp een fout. De gemaakte opmerking had zonder dat deze man het zoo bedoelde, een onaangename uitwerking op enkele aanwezigen -en het gevolg was, dat er in een minimum van tijd een scherp woordenduel ontstond, hetwelk ik met de grootste moeite wist te bedwingen. Maar nu komt het voornaamste: den volgen den dag reeds bleek mij, dat bijna.alle ouders in het bijzijn hunner kinderen de gewraakte opmerking nog eens hadden besproken en er geen malsch commentaar bij geleverd had den. Zoo kras was het, dat de meeste jongens elkaar wisten te vertellen, wat de onvoor zichtige debater gezegd had! Woordelijk! Men begrijpt het verloop: ook op het schoolplein kreeg ik de herrie. De kinderen van den bewusten vader werden ermee ge plaagd en wederom moest ik krasse maat regelen nemen, om het feit zoo goed mogelijk te begraven. Later vernam ik zelfs, dat op een naburige fabriek, waar verschillende ouders vaders werkzaam waren, in het schaftlokaal de discussies werden voortgezet! Men ziet aan het dit, wel is waar sterke voor beeld, hoe onverdraagzaam de menschen kun nen zijn enhoe dom daarbij. Want ver standig ware geweest het voorval te verge ten en zeer zeker niet te bespreken in het bijzijn van de kinderen. Men kan aan de kin deren op school merken, wat er thuis be sproken wordt en wie er over den hekel gaan! Zooiets is, men zal het toegeven, niet waar, absoluut verkeerd. Wanneer ieder onzer in zijn gezin anderen onbesproken wilde laten, of tenminste nooit in het bijzijn van kinderen becritiseerde zou er al heel veel gewonnen zijn. Ik geef toe, dat het dikwijls zonder erg geschied. Maar... wij mogen nooit onze ver antwoordelijkheid vergeten in dit opzicht. De wereld maakt een ernstige tijd door. Twee dracht en haat laaien op als nimmer tevoren en de wreedste wreedheden spelen zich op ons werelddeel af. Laten wij allen trachten naastenliefde en verdraagzaamheid aan te kweeken bij ons volk. De huiselijke opvoeding kan op dit terrein ontzettend veel misdoen. Wie maar eenigszins het leed weet aan te voelen, dat menschen elkander aandoen kun nen, zal met instemming mijn artikel gelezen hebben. Het is nimmer mijn bedoeling ge weest ouders ik behoor hier evenzeer toe de schuld te geven van mislukte opvoe ding: daarvoor werken nog te veel andere factoren mee! Maar mijn plicht acht ik het, gezamenlijk den weg te zoeken naar een zoo goed mogelijke opvoeding. OVÊEKA. Ongeveer 5.5 van de bevolking zijn buitenlanders. Naast de Vereenigde Staten en Argen tinië telt Frankrijk van alle overige lan den het grootste aantal buitenlanders bin nen zijn grenzen. Volgens de volkstelling van 1936 bedraagt Frankrijks totale bevol kingscijfer 42.343.000. waarvan echter slechts iets minder dan 40 millioen Fran- sche staatsburgers zijn. Dit aantal zou nog niet eens bereikt zijn. als de 260.000 natu ralisaties tusschen 1931 en 1936 niet waren meegerekend. Dpi het oogenhiik hehben de Fvansche autoriteiten nog meer dan 5QO.OOO aanvragen voor naturalisatie onder hun herustingnlie op behandeling wa'chten. Eenigen tijd geleden is zelfs de vloer van het vertrek, waar al deze acten bewaard worden, onder den last der naturalisatie- aanvragen bezweken! Tijdelijke schommelingen buiten beschou wing gelaten, neemt het aantal buitenlan ders in Frankrijk nog voortdurend toe; in »1881 telde Frankrijk ongeveer een mil lioen buitenlanders; op elke 1000 Fran- schen kwamen toen slechts 27 buitenlan ders voor. In 1900 telde men 1.064.000 bui tenlanders (28 op 10(10). in 1911 waren het er 1.160.000 (29 op 1000). in 1921 reeds 1.532.000 (39 op 1000) en in 1931 2.714.000, d.i. 66 op elke 10'K) inwoners. 1936 vertoont een kleine teruggang, waarschijnlijk van tijdelijke!) aard. Naast Luxemburg en Zwit serland is Frankrijk derhalve het land met de meeste buitenlanders. In 1930 woonden er in Frankrijk 93.7 van alle in Europa, doch buiten hun land gevestigde Spanjaarden. 87.9 van de dito Belgen. 7.1.6 der dito Italianen, 59.2 der dito Zwitsers en 31.6 der in Eu ropa buiten Rusland wonende Bussen ;on- gerekend de Russische emigranten!). In aanmerking genomen moet nog worden, dat de in Frankrijk dienst doende gekleur de troepen en ook alle oud-soldaten van de ze troepen als Fransche staatsburgers wor den beschouwd. Wat nu de verdeeling van de in Frankrijk wonende buitenlanders over de verschillende nationaliteiten be treft. beschikken wij slechts over de cijfers van 1931. waarin echter op enkele uitzon deringen na (Duitschersl geen al te groote veranderingen zullen zijn gekomen. De volkstelling van 1931 dan gaf aan. dat in Frankrijk leven: 808 000 Italianen, 507.000 Polen. 352.000 Spanjaarden tthans natuur lijk meer). 253.000 Belgen. 98.000 Zwitsers. 137.000 Roemeenen, Tsjechen. Zuidslaven, Hongaren en Bulgaren. 172.000 F.ngelschen. Duitsehers. Oostenrijkers, Balten, Neder landers en Srandinaviërs. 161.000 Russen. Turken. Portueeezen e.a.. 31.000 Amerika nen. ongeveer 50.000 Aziaten, waaronder al leen al 29.000 Armeniërs en ca 30.000 staat- loozen. Zooals hekend. bezit Frankrijk sinds lang meer vrouwen dan mannen. Voor de totale bevolking luiden de verhoudingscijfers: 1910 49.1 mannen en 50.9 vrouwen; 1920 47 5 mannen en 52.5 vrouwen; 1930 48 mannen en 52 vrouwen. Voor de buitenlanders in Frankrijk is deze ver houding precies omgekeerd, nl. 1910 53.8 m. en 462 vr.: 1920 57.4 m. en 42.6 vr.: 1930 58 3 m. en 41.7 vrouwelijke buitenlanders. Wjj hebben het al eerder in een ander ver band en misschien met andere woorden ge schreven: de gebreken, waarvan wij ons be wust zijn, zijrt niet onze ergste gebréken! Onze grootste fouten zijn gegroeid, juist door dat wij er ons nooit van bewust waren en er daardopr niet tegen 'gestreden hebben. Dit geldt ook voor het omgekeerde: de deugden, die wij meenen te bezitten, zijn ons in veel minder sterke mate eigen, dan wij vermoeden. Menschen die meenen, een ruimen blik op het leven te hebben, vinden een groot gedeelte hunner medemenschen bekrompen. En dit oordeel bewijst, dat hun blik veel minder ruim is dan zijzelf vermoeden. Want elk ver oordeel getuigt van een beperking van ons standpunt, van een niet in staat zijn tot het onzijdig aanvaarden van een ander standpunt dan het onze. Men behoeft, zoo'n standpunt nog niet te waardeeren of te deelen, om te vermijden, dat men het veroordeelt, men kan het aanvaarden zonder kritiek en zonder waardeering. Men kan kortweg zeggen: „dat is ook een gezichtspunt, het is niet het mijne, maar 't is heel goed mogelijk, dat het in zijn soort even goed is als het onze". En dat is het, wat de meesten van ons nog belet een waarlijk ruimen blik te hebben, „das verhöhnen von was wir nicht verste llen", zooals Goethe het noemt, het ver achten van hetgeen wij niet begrijpen. Wellicht noemt u anderen: „zoo bekrom pen", of „zoo onmeegaand", of „zoo kwalijk- nemend". Met, van hun standpunt gezien, precies evenveel recht, noemen die anderen u misschien: „zoo roekeloos", „zoo veel- eischend" en „zoo ongevoelig". Wij moeten die onwaardeerende bijvoegelijke naam woorden kwijt, willen wij ooit waarlijk ruimdenkend worden. Wjj zijn zóó, anderen zijn zóó, afgeloopen. Niet zóó „dit", of zóó „dat". Wij moeten elkander nemen zooals wij zijn, zonder minachting en zonder de hei melijke overtuiging, dat de wereld een heel stuk vooruit zou gaan wanneer iedereen maar dacht zooals wij. Onze aanleg, onze opvoeding en de invloe den, die zich in ons leven voordoen, dat alles vormt ons tot de menschen, die wij uiteindelijk worden. Hoofdzaak is, dat ieder een weg vindt om in harmonie en in vrede te leven met zijn diepste zelf, en welke weg dat is, is eigenlijk zeer onbelangrijk. Denkt nu niet, dat dit een individualistisch-sgoïs- tische leerstelling is, want alleen zij die vrede met hun innerlijke zelf gevonden heb ben, zijn in staat, werkelijk in hoogeren zin voor anderen iets te zijn. Met geestelijke waarden is het precies als met gewone dagelijksche dingen. De een zal zeggen: „blauw is mooier dan rood", de andere zal Volhouden, dat rood mooier is dan blauw. Wie heeft gelijk? Geen van beiden, de fout zit hierin, dat beiden hun eigen voorkeur als algemeen willen laten gelden. Indien zij zeiden: „ik voor mij vindt blauw mooier dan rood" of omgekeerd, was dit juist, en precies zoo is het met geestelijke waarden. Gewen U aan de gedachte, dat andersden kenden anders zijn dan U, niet noodzakelijk beter of slechter, alleen anders. Houdt reke ning met dit anderszijn door geen dingen van iemand te eischen, die tegen zijn natuur en zijn levensopvatting indruischen. Noemt Uw eigen ideeën slechts dan, wan neer er reden voor bestaat, d.w.z. wanneer er naar gevraagd wordt, wanneer Uw ideeën verguisd of aangevallen worden. Verdedig ze zonder ze op te dringen. Wees zoo on aantastbaar als ge wilt, maar gunt ook aan andersdenkenden diezelfde onaantastbaar heid. Dr. JOS DE COCK.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 3