De Brabantsche Brief
Een menschenleeftijd achter tralies
Millioenen in een
tuinvaas
van
Vorderingen geïnd,
maar niet verrekend
Groote marine-oefeningen
in onze Oost
Zaterdag 25 September 1937
Boeren ruimen het
slachtvee op
ÉilÈiP'
Directeur beroofde
Grieksche Bank
„IK WEET NIET EENS HOE EEN KWAAD GEWETEN ER UIT ZIET!"
ZWARE STRAFFEN TEGEN BERUCHTE INBREKERS GEËISCHT.
Gezamenlijk heeft het drietal, dat gisteren
in het verdachtenbankje plaats nam om
terecht te staan voor de vierde kamer der
rechtbank te A'dam. 26 Veroordeelingen
achter den rug. Een menschenleeftijd heb
ben deze drie recidivisten achter de tralies
gezeten.
Zij hadden zioh te verantwoorden wegens
een inbraak in een engroshandel in sigaren
en sigaretten in de Borneostraat te Amster
dam, gepleegd in den nacht van 12 op 13
Februari j.1.
Zij zaagden een stuk uit den vloer.
Zij aldus luidde de dagvaarding had-
'den een deur van de woning boven den
winkel geforceerd met een looper. Deze deur
is naast de winkeldeur gelegen. Via een luik
in het portaaltje konden zij onder den vloer
van den winkel komen. Hier zaagden zij een
stuk uit, zoodat ze in de winkelruimte kon
den komen. Den volgenden dag miste de
winkelier een groot aantal kistjes sigaren en
doozen sigaretten. In totaal bedroeg de scha
de ruim f 700.
„Wij weten van niets"
Het drietal, dat terecht stond, ontkende
eenstemmig: „Wij weten absoluut van niets,
met die inbraak hebben we niets te maken"
Dat was vrijwel het eenige punt waarover
de heeren het onderling eens waren: al heel
gauw regende het verwijten tegen verd. v.
d. S.
De een zag den ander voor verrader
aan en een oogenblik zag het er naar
uit, of de verdachten, die naast
elkaar in de voorste verdachtenbank
zaten, elkaar te lijf zouden gaan.
De president mr. Boon vond het maar
beter de opstelling te veranderen. Zij werden
achter elkaar geplaatst, ieder geflankeerd
door een rijksveldwachter.
Hoe kwam verdachte aan zooveel
geld?
Kort na den inbraak is tijdens een huis
zoeking bij twee der verdachten een gedeel
ten van de gestolen sigaren en sigaretten
gevonden, terwijl op den 3den verdachte, die
onder hevig verzet in de Spuistraat gearres
teerd werd, f 300.die gevonden werd.
Verd.: „Ik werd dien avond in de Spui
straat plotseling door twee mannen aange
vallen en met gummiknuppels op m'n kop
geslagen."
Officier: „Begreep u niet, dat het recher
cheurs waren. Vertelde uw kwaad geweten
dat niet?"
Verd.: „Ik weet zelfs niet, hoe een kwaad
geweten er uit ziet".
De beide mannen bij wien sigaren en si
garetten zijn gevonden, deden wederom een
aanval op den derden verdachte B. v. d. S.,
die hun het gestolen goed in bewaring zou
hebben gegeven, zonder te weten zoo ver
klaarden zij wat ze in bewaring kregen
en die hen later had verraden.
Verd. S.: „Ja, dat verhaal over dat ver
raad hebben ze overal rondgestrooid, maar
ik kan wel twintig getuigen voorbrengen,
die kunnen verklaren dat ik onschuldig ben
Ik heb ze nooit pakken in bewaring ge
geven."
Verd. K.: „Hij liegt het. Toen ik over de
inbraak in de courant las, rook ik lont en
toen ben ik naar v.d. S gegaan, die me een
paar rijksdaalders in de hand drukte."
Verd.: „Geen sprake van. Iedere „peno-
se jongen" zal u dat kunnen vertellen, dat
het verhaal van K. onmogelijk waar kan
zijn. Ik zou hem nooit gestolen goed in be
waring geven zonder er bij te zeggen, dat
het gestolen was".
DE EISCH
De officier van Justitie mr. Van
Dullemen vorderde tegen beide
mannen resp. twee en een half jaar
en twee jaar en vier maanden ge
vangenisstraf.
Spr. achtte het bewijs tegen v.d. S. niet
geleverd en requireerde tegen dezen dien
tengevolge vrijspraak.
De verdedigers mr. H. Spoor, mr. M.
Schorlesheim en mr. Th. Eskens, pleitten
vrijspraak.
Zeegevecht tusschen „Blauwen"
en „Rooden"
Van 27 September tot 13 October
zullen vloot-manoeuvres worden ge
houden, waarvoor het terrein zich
uitstrekt over zee van Soerabaja
af tot Nieuw-Guinea toe.
Hierbij zullen worden ingedeeld practisch
al het materiaal dat in dienst is, benevens
twee groote groepen van zee-vliegtuigen en
enkele kleine zee-vliegtuigen, voorts ver
schillende hulp-schepen en enkele schepen
van de gouverneraents-marine, welke bij
eventueele mobilisatie ter beschikking van
de marine zullen worden gesteld.
De oefeningen betreffen aller
eerst een strategische situatie in
tijden van spanning en voorts een
strategisch phase, waarin een te
genstander een aanval op ons ge
bied doet en ten slotte verschillende
tactische situaties.
De leiding van deze manoeuvres berust
bij den commandant van de zeemacht die
zich, met zijn staf op 27 September zal in
schepen op de „Arend". Bij de oefeningen
zal het geheel verdeeld zijn in een afdeeling
„Blauwen" met als commandant de eska
der-commandant Helfrioh en in een afdee
ling „Rooden" met als commandant de
commandant van de „De Ruyter", kapitein
luitenant ter zee van de Sande Lacoste.
Vermoedelijk zullen de schepen ook Banda,
Ambon en Makassar aandoen. Gedurende
de oefeningen zal de vloot geheel voor oor
logstoestand gereed zijn.
Angst voor mond- en klauwzeer.
Telegram aan minister.
Het bestuur van de „Ned Ver. van vee-
weiders en -mesters" heeft een telegram aan
den minister van Economische Zaken gezon
den, waarin wordt gezegd, dat wegens het
heerschende mond- en klauwzeer slachtvee
uit angst wordt opgeruimd. Bij overvloedig
aanbod op de markten zijn de prijzen daar
door abnormaal gedaald. Het bestuur ver
zoekt den minister ter gemoetkoming on
middellijke stopzetting van den invoer van
Deensch vleesch.
RIJKSLANDBOUWCONSULENTSCHAP
VOOR HET AMBTSGEBIED
NOORD-HOLLAND.
Nu de centralisatie van de landbouwtoch-
nische en economische voorlichting defini
tief is doorgevoerd, moge hieronder een over
zicht volgen van de adressen van de assis
tenten, welke momentcel bij deze voorlich
ting werkzaam zijn.
De Hoofdassistent J. Kooger te Schagen.
Vervolgens de assistenten:
P. J. Zuurbier te Sijbekarspel.
C. J. Bruin te Hoogkarspel.
H. Bruin te Schermerhorn (vanaf 1 Oct.)
J. D. van der Oord te Zaandijk (v. 1 Oct,)
J. Engel te Mijdrecht (tot 1 Nov.)
D. Otzen te Schagen
G. Gootjes te St. Maarten.
In meer algemeenen dienst zijn de assis
tenten:
K. Lap te Den Burg, Texel.
J. Zeeman te St. Maartensbrug.
H. van 't Wout te Groot-Schermer.
Twee Maastrichtenaren gearres
teerd.
Twee inwoners van Maastricht,
J. M. F. C. en J. M. J. Sch., die
tezamen het Vereen. Handelsbureau
exploiteerden, zijn deze week gear
resteerd. Zij belastten zich met het
innen van z.g. „dubieuze" vorde
ringen ten behoeve van crediteuren,
waarvoor deze een zeker bedrag be
taalden. Het is echter gebleken, dat
de beide Maastrichtenaren de gelden
wel inden, maar niet aan de recht
matige eigenaren afdroegen. Ver
scheidene middenstanders in
Maastricht en omgeving, die hun
moeilijk invorderbare vorderingien
in handen van het bureau gegeven:
hadden, zijn natuurlijk ernstig ge
dupeerd.
Het zag er wel solide uit!
In het jaar 193-i werd in Maastricht
een stichting opgericht, onder den naam
„Vereenigde Handelsbureaux". Deze inrich
ting belastte zich speciaal met het innen
van vorderingen, speciaal van z.g. „dubi-
euse" vorderingen ten behoeve van crediteu
ren, die, hetzij bij abonnement, hetzij van
geval tot geval hun - vordering in handen
van genoemd invorderingsbureau stelden.
De crediteuren abonneerden zich voor een
bedrag, groot f 20.per jaar en betaalden
bovendien vijftien procent van de geïnde
gelden. Het bureau was behoorlijk inge
richt.-.!
Dien laatsten tijd kwamen er bij de po
litie geregeld klachten binnen van credi
teuren, omdat hun gebleken was, dat er
vorderingen waren, dié wel waren geïnd,
doch die niet met hen verrekend waren.
Dit is aanleiding geweest tot een gron
dig onderzoek en bij een bezoek ter plaatse
is komen vast te staan, dat er geen gelden
aanwezig waren, om de geïnde vorderin
gen met de rechthebbenden te verrekenen.
Hierna is de recherche overgegaan tot
arrestatie van de genoemde ven.nooten C. en
Sch., waarvan de eerste Woensdag en de
tweede, die uitstedig was. Woensdagnacht
werd aangehouden.
Alle bescheiden, alsmede de inventaris,
zijn in beslag genomen.
Het onderzoek is nog loopende en het
is uiteraard nog niet mogelijk te bepalen,
hoeveel er precies verduisterd is.
V V. V
- V - -til,A;>
mm
■■A, ;.-;j 5, Af-.y
hi ',i -
De Betgen lokkenm
Negentien millioen drachmen wer
den enkele weken geleden uit de
Bank van Griekenland gestolen. Di
recteur Stavros Gatos en twee em-
ployé's bleken na een succesrijk
onderzoek de schuldigen. Het ge
stolen bedrag, dat reeds onder de
daders was verdeeld, werd geheel
teruggevonden: zeven millioen in
een oude pan, vijf onder dakpan
nen en vier in een terra cotta vaas
in één van de stadsparken.
Dicht bij het vuur.
De Bank van Griekenland brengt als
staatsbank bankbiljetten in omloop. Wie
van het personeel misdadige voornemens
bezit, heeft op gewone dieven voor, dat hij
in zekeren zin aan de bron zit. Zoo dacht
ook de directeur van de kasafdeeling. Sta
vros Gatos, maar voorloopig deed zich geen
gunstige gelegenheid voor om zich aan de
staatskas te vergrijpen. Eerst toen de
hoofdkassier ziek werd en zijn plaatsver
vanger de sleutels van de brandkast kreeg
kon Gatos zijn plan uitvoeren. Het toe
val wilde n.1., dat ook de plaatsvervanger
ziek werd. Hij gaf zijn directeur de sleu
tels, hoewel dit volgens het reglement niet
toegestaan was. Gatos maakte van deze ge
legenheid gebruik om duplicaten van de
sleutels te laten maken. Bovendien verze
kerde hij zich van de hulp van twee
andere bankbedienden, die op hun beurt
twee lieden, die niet bij de bank werk
ten, maar deskundigen op het gebied van
inbraken waren, inwijdden.
In het begin van deze maand nam Gatos
uit de brandkast 18 millioen drachmen in
biljetten van 5000 drachmen en 1 milli
oen in biljetten van 1000 drachmen. De
beide bedienden letten er op, dat Gatos
niet gestoord werd. Zij namen de pakken
bankbiljetten aan en verborgen deze in
een kantoorlokaal, waar zij tot drie uur in
den nacht bleven. Op dit uur hadden de
bewakers hun laatste ronde verricht. Zij
begaven zich daarop naar een balcon. Hun
helpers bevonden zich reeds op straat en
hielpen hen met afdalen.
Het verraderlijke pakket.
Den volgenden morgen zou de diefstal
wellicht nog niet eens ontdekt zijn, indien
niet de dieven een pakket biljetten van
1000 drachmen in het gebouw verloren-
hadden. Gatos deed zeer verwonderd en
riep de politie, die echter spoedig tot de
overtuiging kwam, dat Gatos een van de
daders moest zijn. Een anonieme brief ont
hulde de politie het overige. Alle daders
werden gearresteerd. Het geld was reeds
verdeeld. Zeven millioen vond men in een
oude. pan, vijf waren onder dakpannen
verborgen en vier millioen had men zelfs
in een van de openbare parken in een
terracotta vaas verstopt.
Ulvenhout, 23 September 1937.
Meneer Amico,
Mijnen Opa,
ge zult 'm wel
kennen. Dré I van
Ulvenhout, ze ken
nen hem bekanst
overal, Dré I
heeft teugen me
gezeed: Dré III
zeet-ie gij mot
deuze week maar
'ns den wekelijk-
schen brief pot-
looien aan m'nen
amico. Ge schrijft
maar sjuust zeet-
ie lfjk wfj hier on-
der malkaar praten zeet-ie en ge trekt oew
eigen van al die spellings die g'op school ge
leerd hebt, maar niks aan, want zeet-ie, daar
gerokt 'nen mensch maar van in t wèer-
garen.
Nou meneer Amico, daarin heeft mijnen
Opa veul gelijk! Heeft ie trouwens al tij al wil
Opoe daar niet van hooren. Zij weet altij alles
beter dan Dré I. Denkt zij. Maar 't is me
waar. Ojeenee. Maar zij kan er niks aan doen
dat zij dat denkt. Want mijnen Opa zeet altij
alles mee 'n lachend gezicht, zoo onder een
lolletje deur als ge dat verstaat. Toen ik nog
jong was (ik ben nou haast 15, volgend jaar
Mei) toen docht ik ook wel eens dat Opa zoo-
maar wat zee. Maar ik had al rap in de ga
ten als hij wat zee, dan kwam het uit ook..
Ik was nog heel erg jong, vier jaren pas
maar ik weet het nog goed. Ik was op de
f reubeiBij de nonnekes. In Amsterdam. Je
mocht daar niks. Nie eens vechten en zoo.
Ja, nou begrijp ik dat wel beter, meneer
Amico, maarfltoen nou ja, ik was pas 4. En ik
had al een prachtigen rechtsche en n besten
swing maar je mocht daar niks mee doen In
de boompjes klimmen op de spulplaatsNiks
hoor. Je had dadelijk 'n non aan je broek
hangen. Meisies pesten? Zelfs dat mocht nie.
Eki toen ik n'en keer 'n ongelukkie had moest
ik in den gang staan om uit te luchten zee
Soeur. En de praat die daarover gemaakt
wierd meneer Amico, ik had veul moeite om
nie te blozen en om net te doen of ik docht
dat Soeur het had gedaan. Het werd 'nen
triesten dag, want vader kwam me op de
fiets altij van school halen enne... de rest
is oe zeker wel klèèr als welwater! Maar toen
brak ineens de zon deur de wolken om 't eens
mooi te zeggen. Maar ik zou 't nog veul
mooier willen zeggen, als ik maar kón. Nie
m'nen paps kwam om twaalf uur binnen om
mij te halen, maar mijnen Opa!! Lachend!
Tuurlijk! En als Soeur mijn wandaden in
kleuren en nouja geuren vertelde, dan schoot
dieën goeien, leutigen, besten Dré I in den
lach, dat de tranen over z'nen bruinen kop
liepen. Ik vond hem in dieën tijd als ik in
Amsterdam woonde net zoo bruin en zoo
hard als mijn schoenen. Nou ben 'k eigens
zoo en gewend aan dat soort van vel. Onder-
weuge van school naar huis, Dré I en Dré III
waren voor 't eerst saampies en toen wierden
we vrienden voor ons heele leven, onderweuge
dan zee Opa: manneke zeet-ie da kooike daar
is veul te nauw veur jou. 'k Zal perbeeren
't deurke los te zetten. Meneer Amico, ik was
nog erg jong, maar de groote menschen had
den me al zoo dikkels iets onmogelijks be
loofd, dat ik er het mijne van docht. Ik was
in de freubelarij gedaan omdat ik thuis te
lastig was, nou weer thuiskomen omdat ik
op school te lastig was, zooiets kon zelfs zo*n
grooten, sterken, breejen man als Opa, die
mij net zoo gemakkelijk droeg als ik 'n za-
gemeelen pop was, zo'n wonder kon zelfs mij
nen Opa nie doen. Hij zee dat maar, dacht
me, om mij te troosten en om z'n eigen iets
plazierigs wijs te maken. Of om teugen mij
te bluffen. Groote menschen bluffen veul
teugen kleine kinders. Maar om vier uur
kwam ie me weer halen en ik moest Soeur
'n handje geven en goeiendag zeggen. Den
anderen dag zat ik in Ulvenhout op den rug
van den grazenden Bles. En als ik drie maan
den later thuiskwam, dan was er een broertje
bij gekomen. Onzen Bart.
Kijk, zie je, meneer Amico, zoo is Opa. Hij
zegt alles mee 'n lachend gezicht, zoo onder
'n lolletje deur, maar hij méént 't. En Opoe
vliegt daar nog dikkels in. Zij denkt, lijk de
meeste menschen, dat seerjeuze dingen alleen
mee 'n zuur gezicht gezeed en gedaan mot
ten worden, 't Is wel veul makkelijker, zuur-
kijken, maar Dré I doet 't nou eenmaal an
ders. En ik weet dat al 10 jaar!
Zie je, meneer Amico, hij is een man zoo
als je graag zelf worden zou. Zóó sterk, dat
je mee alles lachen kunt. Vooral mee heel
seerjeuze menschen, die denken dat ze te
voornaam zijn om te lachen. Ge weet wel,
dat soort dat naast z'n schoenen loopt. Een
groot soort, (in aantal tenminste, zooals ook
konijnen een groot soort zijn), Ja, ik druk
m'n eigen sjecuur uit, want dat mot van Opa.
Hij zee altij: schrijf wa ge te zeggen hebt
zóó, dat 'n klein kind oe begrijpen kan, want
lezen is 'n moeilijk ding. Schrijven zeet-ie, is
praten mee menschen, zonder dat z'oew ge
zicht zien. En daar wij gewend zijn meer mee
onze oogen te prateq dan mee onze mond,
motten wij als we schrijvend-praten ons
eigen heel duidelijk uitdrukken, anders wor
den we fout verstaan.
Ja, meneer Amico, ik leer veul van hem.
Op school heb ik 't a.b.c. geleerd. Van Dré I
leer ik lezen. Dat zijn twee veul verschillende
dingen. Want 't eene is de freubel, 't andere
't leven; 't eene is 't zaaike, 't andere 't ge
was.
Maar nou wat anders. Ik blijf alsmaar over
Dré I praten en de bedoeling van deuzen
brief is gaar iets anders.
Opa heeft van den zomer een brief gekre
gen die nog altjj op antwoord wacht. Men
schen in Amsterdam hadden op kantoor over
Opa's brieven gepraat en gelezen dat ik op
den hof van Dré I geplaatst was als a.s. com
pagnon. Deus kantoormenschen, die eigens
zonen hebben van mijnen ouwer, vonden het
in deuze tijen nog zoo gek nie, om 'n jongen
in 't boerenbedrijf te doen. Enzoovoorts. Eén
ding begrepen ze nie! Dat Dré I op 'n zomer
dag rustig naar stad ging mee den groenten-
wagel en mij op 't hooiland achterliet mee
't volk, terwijl Opa toch onweer verwachtte.
Toen kwamen de groote Ulvenhoutsche fees
ten aan de beurt en Opa kost geen gelegen
heid meer vinden om die Amsterdamsche
kantoorheeren de zaak uit te leggen. Nou
schijnt hjj die menschen beloofd te hebben,
dat ik eigens op huilie vragen zou antwoor
den en zoo zit ik nou mee de gebakken pe
ren. Mee drie spellingen, die ik op school
van drie ministers heb motten leeren, want
ditte komt in de krant dus het mot er pren
tjes uitzien dit schrijfsel en mee 'n vraag
die... nouja, als die heeren jongens van
school waren, zou ik zeggen: eenen gek kan
meer vragen dan honderd wijzen kunnen be
antwoorden.
Ja, die spellingen. Op 'nen goeien njorgen
zee den klasbroeder op 't Louis in den Ouwen-
bosch, dat er veul ennekens (n) waren afge
schaft dieën nacht. Het was nie meer: ik
krijg den gulden, maar ik krijg de gulde.
Docht ik. Maar de gulden bleef heel. Het was
nog voor de deeefelewaatsie (zeg ik dat
goed?) Dus het wierd: ik krijg de gulden. Ik
moest 'n hoop af leeren! En ik heb toen voor
al ditte geleerd, meneer Amico, éfleeren is
nog moeilijker, dan édnleeren!
Het was de spelling Terpstraat geloof ik.
Toen wij al dei moeilijk aangeleerde ennekens
afgeleerd hadden, toen vertelde den klasbroe
der op zekeren morgen, dat er nog veul meer
waos afgeschaft. Om te beginnen: alle dub-
le open klinkers. Het was niet meer regee
ring, maar regering. En wij lazen dus „réége-
ring". 'n Visch wierd 'n vis en ik ben aan dat
beest-zonder-stèèrt nooit gewend gerokt!
Toen gingen wij op school aan politiek doen.
Want wisten we vroeger mtt&r amper, dat er
ministers bestonden, nou wisten we zelfs, dat
er ministers-van-'n-blaauwen-maandag be
stonden. En als 't zoo nog efkens deurging,
dat er telkens 'n andere taaiminister kwam,
dan rokten wij van 'n heel moeilijk vak, van
't Nederlandsch af. Dus op school keken we
in de krant de advertenties na, of er weer
nuuwe ministers gevraagd wierden. Veural
zoo teugen de overgangsexamens. Volgens
Piet van 't Riet hadden we ook wel kans op
'nen makkelijker-sommen-minister.
Misschien is die er nou, ik heb 'm nie
meer meegemokt. Toen kwam er 'nen minis
ter mee 'nen baard. Dat zag er bedenkelijk
uit, meneer Amico. Want 'nen minister die
zelfs zonde er van mokt om zijnen baard weg
te laten kappen, zou zekers geen stukken uit
ons Taalboek wegkappen. Deus polithieke re
deneering kwam uit. Lijk dieën mensch z'nen
baard kweekte, zoo kweekte hij in onze gram
matica nuuwe stekskes op. En ik was aan m'n
vierde spelling.
Kijk, zie je meneer Amico, ik ben nouw
dalijk beenen suffert. Ik was op school wel
geenen meteoor zee Broeder-Overste, maar ik
ging toch altij over, want daar zat een gul
den van Dré I aan vast. En op de Cour
niet om te bluffen, maar de'jongens hebben
me toch geschreven, dat mjjn elftal niet meer
in 't eerst is, nou ik ben gaan boeren. Ik kon
dus wel mee, maar vier Nederlandsche talen
leeren in 'n paar jaren, dat lag me te zwaar
op de maag. Dré I heeft me gezeed da'k daar
maar nie te veul over tobben moest (was ik
ook nie van plan) want dat er teugenwoor-
dig zelfs wel perfesters zgn, die fout schrij
ven. En dat 't zelfs nog nie uitgemokt is, of
er éenen Nederlander bestaat, die z'n Neder-
lajidsch heelegaar sjuust schrijft. Nau me-
f --ar"
neer Amico, dat was veul troost, want ik
zou nie geren 'n uitzondering zijn. Ik schrijf
nou dus maar Brabantsch mee 'n Amster-
damsch accent.
Da's één.
En nou die Amsterdamsche kantoorheeren.
Dat zit zoo. Opa is hier den baas. En als ge
ooit opoe eens teugen 't lijf aanloopt kunt ge
me tóch gelooven!
Den allereersten zorg van den baas is......
het geld. En al spreekt Dré I daar nooit over
in z'n brieven, tóch is ie van deuzen verant
woordelijken zorg veur 't bedrijf diep over
tuigd. Zijnen groentenwagel is den handel
van 't bedrijf. Daarmee mokt ie z'n geld.
Mot ik nog meer zeggen?
Nog iets. Omdat Dré I den baas is en Dré
III z'nen kleinzeun-opvolger, kan den baas 't
volk gerust „aan z'n lot overlaten," omdat
ons volk net zoo slim is, als de arbeiders in
de stad en ons volk dus wel beseft, dat hui-
liën baas mee mij z'n oogen achterlaat. En...
't oog van den meester mokt 't volk vlijtig.
Da's twee.
En waarom mot Dré I hierblijven als er 'n
onweerswolkske aan komt drijven? Opa kan
veul. Heel veul! Maar 't onweer teugenhou-
wenneeë, da's nog onmeugelijker dan
4 Nederlandsche talen leeren veur oew 12e
jaar!
En 't allerveurnaamste is ditte nog: als
Dré I rap iets aan zijnen compagnon hebben
wil, dan zal Dré III toch op eigen beenen
motten leeren staan! En rap ook! En als ik
mijnen Opa goed en vlug wil opvolgen, dan
zal ik alweer rap op eigen beenen motten lee
ren staan! Net zoo goed mee mooi weer als
mee onweer.
En mokt guilie oew eigen nie ongerust. Opa
heeft me mee m'n vier jaren al te peerd ge
zet. Me zwemmen en schieten geleerd, zoo
jong als kost. Me sterk gemokt mee groote
botrammen, wandelingen en fietstochten van
100 K.M. per dag. Me vertrouwd gemokt mee
de beesten en mee 't volk. 'k Ben zoo groot
als Opa, weeg 165 pond en m'n handen zijn
van eelt. Ik wist in de schoolbanken geen
raad mee al m'n knieën. Neeë, mokt ie nie
ongerust, meneeren, Dré I laat geen papjong
achter op z'n bedrijf, als ie de klanten afgaat
mee onze producten!
Ik schei er af.
Opoe heeft den avondpap gereed gezet en
Opa lee zijnen paternoster op tafel, den dag
is om.
Veul groeten van Opoe en Dré I en geen
haar minder, meneer Amico, van
Dré m.
Saluut!