Een opzienbarende
verduisteringszaak
Help!
WOENSDAGSCHE MIJMERIJ
De Nederlandsche delegatie ter
Verre Oosten-Conferentie
„Megara" in veilige haven
De bergplaats
Werkloozen opgelicht)
Een gewefenlooze oplichter
maakt slachtoffers
Tc I|muiden binnengeloopen
KORT VERHAAL
Zy die het niet wisten en h(j die
het wel wist.
Hoe velen gaan er als blind door het
leven en zijn niet in staat het geluk te
grijpen, eenvoudig doordat ze den goeden
handgreep niet kennen!
Een man met alle boekhoudactes en alle
M.O.-diploma's, die de Staat en de parti
culiere exameninstituten hebben uitgevon
den, in zijn zak, probeert een leeraars
functie te veroveren; de eerste kleine
baan, den voet in den stijgbeugel, die hem
te paard moet helpen.
Wat kunt u, behalve uw diploma's,
tot uw aanbeveling aanvoeren
Hij wijst op zijn elegante bruine bottines.
Dwaasheid! De directeur haalt lachend zijn
schouders op. Afgewezen.
Een ander, correspondent in de moderne
talen, solliciteert voor den zeventigsten
keer. Hij heeft diploma's Fransch, Duitsch,
Engelsch, Spaansch, Italiaansch, Zweedsch,
Hongaarsch en Tsjechisch.
„Net wat we hebben moeten", zegt de
directeur, die hem heeft laten komen.
„Maar er zijn behalve u nog tien andere
gegadigden, die dezelfde diploma's hebben.
Bezit u nog een bijzondere capaciteit, die
de anderen misschien missen?"
Met trots haalt hijde zijden pochette
uit zijn borstzakje. Ze kleurt precies bij
zijn das. Het is een droom van harmonie.
Maar de directeur kijkt plotseling ont
stemd, alsof hij meent dat er een loopje
met hem genomen wordt. De zeventigste
sollicitatie is al even jammerlijk mislukt
als de negenenzestig vorige.
Derde geval. Een kundig journalist. Is
plotseling op straat komen te staan toen
de krant, waaraan hij vijftien jaar van zijn
beste jaren heeft gegeven, werd opgeheven.
Hij doet alles om weer aan den slag te
komen. Geen vacature ontsnapt aan zijn
aandacht. Zijn spaarduiten teren in met een
angstwekkende snelheid. Hij solliciteert
zich blauw en wordt op een dag opge
roepen. Hij maakt een aardige kans
samen met drie of vier anderen.
U hebt dus voor uzelf de volle over
tuiging, dat u voor het werk deugt vraagt
de hoofdredacteur.
Absoluut. Ik heb het werk jarenlang
tot volle tevredenheid van mijn vorigen
chef gedaan. Enik heb a 11 ij d een
vouw in mijn broek.
Alwéér het verkeerde woord, dat hem
noodlottig wordt.
Zijn vriend is het niet beter vergaan.
Jong advocaat, scherpe, heldere kop, ge
boren jurist. Heeft in een jaar twee pro
Deo-zaken gehad. De rest van den tijd
heeft hij in het afgeloopen jaar doorge
bracht aan de leestafel van het café, dat
hem uit zijn studententijd dierbaar is ge
bleven. Zijn belangstelling kent geen gren
zen. Er is op de leestafel geen tijdschrift,
dat hij niet heeft uitgelezen. Hij schijnt
nooit meer iets anders te zullen doen. Tot
op een dag, een groote sprekende adver
tentie zijn hartslag opjaagt. „Oude ge
vestigde advocatenfirma zoekt, wegens
overlijden van een der compagnons, junior
associé. Vast inkomen gegarandeerd". Hij
schrijft, hij krijgt een oproep, hij onder
handelt.
Dat u nog weinig praktijk hebt, doet
niets ter zake. Hoofdzaak is voor ons:
accuratesse, groote ijver, absolute betrouw
baarheid. Uw referenties zijn goed. Wij
zullen uw sollicitatie ernstig overwegen.
Ik dank u, zegt hij ontroerd en
nog nóóit ben ik met ongepoetste tanden
het huis uitgegaan.
Jammer, je ziet het niet direct, maar
de jongen is niet heelemaal snik, zeggen
de compagnons als hij de deur uit is, en
kiezen een ander.
Zjj allen hebben één fout gemaakt: zij
lezen niet alle advertenties.
Aan het bijkantoor van een bank is de
post van diretceur vacant gekomen. Een
slimme kweekeling, nauwelijks 20 jaar, die
allang de hoop heeft opgegeven, ooit een
vaste aanstelling als onderwijzer te ver
overen, stapt zonder schriftelijke sollicita
tie, moedig en zelfbewust, op het hoofd
kantoor af. De directeur ontvangt hem met
een breeden glimlach van voldoening.
Ik heb drie jaarbegint de mis
lukte onderwijzer.
Onnoodig, zegt de directeur, met een
kort gebaar.
Ik heb het gevoel, dat ik in zéér kor
ten tijdprobeert hij opnieuw.
Doet u geen moeite, glimlacht de ban
kier, en wijst op den hals van den sollici
tant. Ik benoem u voorloopig voor vijf
jaar op een salaris van 10.000 gulden.
Deze jongen heeft begrepen wat het
leven eischt. Hij heeft de advertentie ge
lezen, die de vorige week door de bladen
circuleerde, en aanving met de woorden:
Hij kon geen baan krijgen, totdat
Iemand hem zei:
„Zorg dat je steeds een onberispe-
lijken boord om hebt."
En hiermede is dan tevens het pijn
lijkste vraagstuk van dezen tijd op even
onverwachte als eenvoudige wijze opgelost.
Bekend Rotterdamsch notaris
staat terecht. Verduistering en
valschheid in geschrifte.
f 600.000.aan afgeloste hypo
theken aan zijn curotor ont
trokken. Verdachte was ver
suft door het gebruik van alco
hol en broom.
Voor de Rotterdamsche Rechtbank stond
gisteren terecht de 6t-jarige oud-notaris J.
A. M., wonende te Rotterdam, thans ver
blijf houdende te Oostkapelle.
De dagvaarding.
Blijkens "de dagvaarding zou hij zich schul
dig hebl>en gemaakt aan drie gevallen van
verduistering en een geval van gebruik
making van een valsch geschrift, in casu
een vervalschte balans. De verduisteringen
bestaan uit het z.gn.. „verslepen van af
geloste hypotheken" hetgeen M. zich tot
een systeem zou hehben gemaakt. Verder
zou hij tijdens zijn faillissement nu bijna
drie jaar geleden f 600.000 aan afgeloste
hypotheken aan zijn curator hebben ont
trokken. Dit geld had hij reeds in 1930 on
der zich.
Begrijpelijkerwijs deden de nadoelen van
dit systeem zich gelden, toen de crisis in
het bouwbedrijf uitbrak. De waarde der
huizen daalde sterk en vele deposanten en
rekening-couranthouders namen hun saldi
bij M. op. Het gevolg hiervan was, dat de
bedragen die M. door zijn verslepingssvs-
teem onder zich had, niet konden worden
uitbetaald.
Wat de vervalsching van de balans be
treft, M. heeft op 1 Juni 1934 aan de
accountants van het Bureau van Bijstand,
welk bureau een officieele instelling is,
deze balans verstrekt, waarin van de liqui
diteit van zijn kantoor een onjuiste voor
stelling werd gegeven.
De procuratiehouder van verdachte., zeke
re J. W. B., had zich in Februari 1935 voor
de Rotterdamsche Rechtbank te verant
woorden wegens vier gevallen van verduis
tering en twee gevallen van valschheid in
geschrifte. Hij werd toen tot twee jaar ge
vangenisstraf met aftrek veroordeeld, welke
straf hij inmiddels heeft uitgezeten.
Het O.M. heeft hem nu als getuige tegen
>1. gedagvaard en naar het zich laat aan
zien zal hij, gezien de houding die hij tij
dens de strafprocedure tegen zijn chef aan
nam. ten voordeele van hem getuigen. Toen
maals beweerde hij, dat men M. niet voor
zijn strafbare handeliazen verantwoorde
lijk kon stellen, omdat Af. dikwijls ziek
was, en hij dan als procuratiehouder de
zaken waarnam.
De reden waarom AT. toen niet vervolgd
werd, vindt ziin oorzaak in het feit, dat
hij een ziekelijk, door broom en alcohol
versuft man was. Nu is hij zooverre her
steld. dat de rechtbank meent, zijn strafzaak
te kunnen behandelen.
Het Openbaar Alinisterie, waargenomen
door mr. J. C. V. Afeischke heeft 21 getui
gen gedagvaard. Als raadsman van ver
dachte treedt op mr. P. Groencboom te
Rotterdam,
De rechtbank was als volgt samenge
steld: mr. J. G. Huijzer, president, mrs.
Marx en van Vollenhoven, rechters.
De verdediger van verd. droeg de nietig
heid der dagvaarding voor op grond, dat
gleze dagvaarding verschillende feiten, die
niets met elkaar te maken hebben, als één
feit vermeldt.
Na in raadkamer te zijn geweest, ver
wierp de Rechtbank dit beroep.
Het getuigenverhoor.
De Rijks-accountant G. J. Vis werd het
eerst als getuige gehoord en tevens als
deskundige. Hij heeft over deze zaak een
uitvoerig rapport samengesteld. Get. deelde
mede, dat het bedrijf van notaris AI. meer
een bankbedrijf was dan een notariskantoor.
Voor de Maatschappij voor Grondcrediet
waren 20 aandeelen uitgegeven, waarvan
de familie M. er 18 of 19 bezat.
Get. merkte op, dat een liquide zaak niet
in practijk brengt, wat hier is geschied,
n.1. het „verslepen van hypotheken". De
bedoeling was, extra veel crediet te kunnen
geven. Er moet overigens een chronisch
kastekort geweest zijn.
Verdachte zeide, desgevraagd, dat hij aan
vankelijk van een kastekort niets wist.
In 1932 heeft hij een tekort ontdekt; er wa
ren valsche boekingen gedaan, waarvan
verd. evenmin iets afwist.
De president wees erop, dat ook vóór
1932 „verslepingen van hypotheken'" plaats
hadden.
Verdachte zeide, dat hij na 1932 prac-
tisch buiten de zaken is gebleven. Voorts
deelde'hij nog inede, dat in 1934 zijn in
komen door den fiscus geschat werd op
f 100.000, zijn vermogen op f 600.000.
De president: Maar er is geconstateerd,
dat u veel geld onder uh ad, dat u niet
toekwam. Gelden die niets met elkaar te
maken hadden, kwamen in 1 pot. Reeds in
1929 aldus blijkt uit het deskuhdigen-
raport was de liquiditeit van de zaak
zeer zwak.
Rechter van Vollenhoven wees er boven
dien nog op, dat van alle kanten klach
ten binnenkwamen, zonder dat de notaris
maatregelen nam.
De zaak zat in 1934 al vast.
ATervolgens werd als getuige gehoord
notaris J. S. Alijs, die optrad als waarne
mer bij het ongevraagd verlof aan notaris
M.
Het is gebleken, dat het kantoor reeds
in het begin 1934 vastzat. Bekende Rotter
dammers hebben met vijf ton de zaak
trachten te redden.
Get. deed mededeeling van verschillende
hypotheken, die werden afgelost, doch waar
van aan de cliënten geen mededeeling
werd gedaan. Deze bedragen werden voor
andere doeleinden gebruikt, inplaats van
dat aan de cliënten gevraagd werd, wat er
met het geld moest gebeuren. Ook achtte
get. het hoogst uitzonderlijk, dat Levens
verzekeringsmaatschappijen en Hypotheek
banken haar renten ontvingen via het
notariskantoor.
Trouwens, al dat „verslepen van hypo
theken" achtte getuige voor een notaris
ontoelaatbaar.
Op een vraag, of notaris Af. niet had
moeten voorzien, dat de zaken mis zouden
loopen. antwoordde de getuige, dat dit niet
gemakkelijk was door de samengesteldheid
van deze zaak en door het feit, dat notaris
Af. de leiding bijna geheel aan anderen over
liet. De chef van het kantoor, R., trachtte
de bestaande practijken voort te zetten, toen
getuige reeds op het kantoor was. Na her
haalde waarschuwingen zag getuige zich
genoopt, B. de deur te wijzen.
De curator als getuige gehoord.
Vervolgens wordt als getuige gehoord,
mr. J. Court, die curator was in het fail
lissement van notaris Af. Deze zegt verd.
te hebben beschouwd als een pienter man,
die echter den indruk maakte ziekelijk te
zijn. Een groote fout noemde get. het
bankieren door een notaris.
Er werden daarna nog tal van getuigen
gehoord, die evenwel geen nieuw licht
werpen op de zaak.
De candidaat-notaris C. Af. L. Koole heeft
van 1929 tot 1932 op het kantoor van no
taris M. gewerkt en zegt, dat het personeel
wel een gevoel van onzekerheid had.
Op een vraag van rechter Alarx of getui
ge nooit eens vertrouwelijk met den notaris
had gesproken, antwoordde deze, dat er
met verd. niet te praten viel; hij had een
onaangenaam karakter en bezigde hoogst
onbehoorlijke taal.
Afr. E. A. Schoonheijt, lid van het Cen
traal Bureau van Bijstand inzake toezicht
op de boekhouding der notarissen, zeide,
in 1934 een bezoek te hebben gebracht aan
het kantoor van notaris Af., met het verzoek
de laatste balans over te leggen. Er werd
toen uitstel gevraagd. Ten slotte bleek op de
balans een tekort aan liquide middelen
van 426.000 guldén. Op drie punten was de
balans onjuist.
De getuiigen-verbooren zullen heden wor
den voortgezet, waarna de officier equisi-
toir zal nemen en de verdediger aan het
woord komt.
Hij gaf zich uit als jonkheer en
zeide tijdelijk geldgebrek te hebben
Twee buitenlandsche dienstmeisjes
raakten in zijn strikken verward. De
man beloofde de meisjes, met haar
te zullen trouwen en zij vertrouw
den hem ten volle.
Twee buitenlandsche dienstmeisjes, een
Oostenrijksche, en een Duitsche, beiden in be
trekking bij families te 's-Gravenhage, zijn
het slachtoffer geworden van een geweten-
loozen oplichter. Deze mian, de 21-jarige A.
A.I. electriciën van beroep, getrouwd en
vader van een kind, had met de twee meis
jes kennis gemaakt, eerst niet het Oosten
rijksche, daarna met het Duitsche mieisje.
Elk van deze gevallen stonden op zichzelf.
De man gaf zich uit voor jonkheer Har-
denberg, vertelde de meisjes dat hij stuur
man was ter koopvaardij deed de argelooze
kinderen de schoonste voorspiegelingen en
vergat natuurlijk niet er bij te vertellen, dat
hij niets liever zou willen dan trouwen.
De man, dlie een zeer net voorkomen heeft
en het volle vertrouwen van zijn bewon
deraarsters wist te winnen, slaagde er in
het Oqstenrijksohe meisje voor f 150.— en
net Duitsche meisje voor f 750. op té lichten
De niets kwaads vermoedende meisjes had
den de verhalen van hun „toekomstigen
echtgenoot" geloofd, hadden medelijden met
hem gekregen, omdat hij tijdelijk geldge
brek" had, en waren er jammerlijk ingevlo
gen.
Eerst deed het Oostenrijksche meisje aan
gifte. De politie arresteerde den man en
zond hem na proces-verbaal te hebben op
gemaakt, he-cn.
Korten tijd later kwam het Duitsche meis
je met haar aangifte bij de politie, die don
man toen opnieuw arresteerde en hein in be
waring heeft gehouden.
De regeeringspersdienst meldt:
Naar wij vernemen zijn bij Ko
ninklijk Besluit benoemd tot leden
van de Nederlandsche delegatie
naar de conferentie, betreffende
den politieken toestand in het Ver
re Oosten, welke op 3 November
fe Brussel, op voorstel van de Bel
gische regeering bijeen zal komen,
de heeren jhr. mr. A. C. D. de
Graeff, oud-miniater van Buiten
landsche Zaken en oud-gouverneur
van Nederlandsch-Indië, leider, en
prof. dr. B. O. Schrieke, oud-
directeflr van het Departement
van Onderwijs en Eeredienst in
Nederlandsch-Indië, hoogleeraar
in de Volkenkunde aan de ge
meentelijke universiteit te Am
sterdam, terwijl de heer G. \V.
Boissevain, consul-generaal der
Nederlanden te Shanghai als des
kundige aan de delegatie is toe- Jhr. mr. A, C. D. DE GRAEFF,
gevoegd. leider der delegatie.
Voorts zullen daarvan deel uitmaken de heeren A. J. Lievegoed,
chef van den regeeringspersdienst en mr. A. W. C. baron Bentinck
van Schoonheeten, van het Departement van Buitenlandsche Za
ken, secretaris der delegatie.
Schandelijke practijken van een
Rotterdamsch schilder.
Gisteren is maar 't huis van bewaring te Rot
terdiam overgebracht de 29-jschilder K. die J
die er zijn werk van maakte werkloozen van
hun laatste spaarduitjes te berooven door
het doen van mooie voorspiegelingen. Voor
zoover bekend is geworden, zijn er zes per
sonen op deze wijze benadeeld voor een to
taal bedrag van f 1000 tot f 1250.
De man plaatste advertenties in enkele
dagbladen te Rotterdam, waarin hij geld te
leen vroeg. Als tegenprestatie beloofde hij
zijn adspirant-geldschieters een vasten werk
kring. Hij garandeerde den liefhebbers lan
gen tijd werk tegen een weekloon van f 15
a f 20. Het geld, dat hij ter leen vroeg, was
bestemd voor het aanschaffen van schilders
materiaal en dergelijke uitgaven. Het te leen
gevraagde geld werd betiteld met bong
stelling. De man ging de verplichting aan
om de menschen, die bij hem in dienst kwa
men, elke week tegelijk met het loon een
bedrag van f 5.terug te betalen op het
door hen gestorte bedrag. Inderdaad zette
de oplichter het in dienst genomen perso
neel aan den arbeid.
Het aangenomen personeel bleef echter
nooit lang bij hem, want de werkgever be
taalde of heelemaal niets of slechts enkele
guldens en tot aflossing van het geleende
bedrag kwam het nooit.
Degenen, die na enkele weken weer weg
gingen, waren echter hun geld kwijt en zoo
werd de politie in de zaak gemengd. Het
onderzoek wees uit, dat, voor zoover bekend,
vier personen door den man zijn gedupeerd
voor bedragen van f 75 tot f 100.
Bovendien zijn twee anderen er nog in ge-
loopen met het voorstel van de J. compagnon
te worden in de zaak. Deze beiden hebben
hem bedragen van resp. f 150 en f 500 ter
hand gesteld.
Het Nederlandsche stoomrtaniksdhip
„Afegara," aan boord waarvan een
ontploffing heeft plaats gehad, waar
door een vijftal leden van de Cbi-
neesche bemanning is omgekomen
en eenige anderen gewond werden,
is gisteren te IJmuiden aangeko
men.
Begeleid door de sleepboot „Ganges" kwam
het schip omstreeks 11 uur voorgaats IJmiui-
den. Om half één liep de „Alegara" de noor
delijke sluis binnen.
De „Ganges" voer tot de sluis mee. Te
kwart over één voer de „Alegara" uit de
sluis en zotte de ïvis naar Amsterdam voort
Het schip werd door een van de sleepboo-
ten van de inederij Goedkoop begeleid.
De kapitein van de „Alegara" deelde me
de, dat hij van Southampton naar IJmui
den een goede mis had gehad. Er was niets
bijzonders aan boord voorgevallen.
Ie IJmuiden had het schip, waarvan het
voorschip meer op een ruïne dan op een
dool van oon schip gelijkt, veel bekijks.
Omstreeks vier uur gistermiddag kwam
de „Alegara" te Amsterdam aan.
Wat er van de boeg van het onge
lukkige tankschip overbleef.
door André de Bock.
Er was opschudding in het stadje en me
neer Borra, hologer en juwelier, was er de
oorzaak van. Het was trouwens heel begrij
pelijk, dat hij heel het stadje op stelten bad
gezet. Zooiets, als nu gebeurd was, viel niet
lederen dag, niet eens ieder jaar voor.
Aioneer Borra was een deskundige en hij
had een zwakke plek. Zijn deskundigheid be-
stond op het gebied van juweelen, en zijn
zwakke plek... Dat was het feit, dat hij hier
m l) woonde en de keukenklok van meneer
Bliek on den wekker van de dienstbode van
de baronesse, die haar geld verloren had
moest repareeren en eens in de maand in'
eten k okkentoren mocht klimmen om als
stadsklokkenmaker wat olie op de roestige
raderen van liet in-accurate uurwerk te
druppelen.
Meneer Borra had in zijn hart heimwee naar
de groote stad, waar hij bij een juwelier had
gewerkt en waar hij zijn positie had ver
speeld door een onherstelbare domheid. En
het ergste was geweest, dat hij hier in D.
had moeten vertellen, wat die domheid was,
Want op een goeden dag had men bij ge
ruchte vernomen, dat meneer Borra had ge
werkt bij een groote juwelierszaak en ont
slagen was en een dag later had iedereen
zijn uurwerken teruggehaald. Je kon nooit
weten zoo'n weggejaagde juwelier daar was
een luchtje aan. En er had niets anders op
gezeten, dan maar te vertellen, wat er ge
beurd was. Een dure ring, verkocht voor 'n
paar tientjes, omdat hij zich vergist had.
Maar nu was voor meneer Borra een groote
dag aangebroken. Hij had het overal verteld
en heel het stadje praatte erover. De jonge
meneer Tholen ging trouwen! De Tholen's
woonden al jaren op het oude kasteel van de
baronesse. Zij waren heel rijk en heel een
voudig. En nu had meneer Borra plotseling
uit Wiesbaden een brief gekregen van den
jongen meneer Tholen. Er zou een groote vei
ling van juweelen zijn in Amsterdam. Daar
was een prachtige ring bij met een grooten
diamant. Die moest meneer Borra koopen
voor den jongen meneer Tholen.
Een opdracht, een vorstelijke opdracht,
Het duizelde meneer Borra.
Dien avond kwam meneer Borra terug uit
Amsterdam. Toen hij naar huis liep groette
hij met een gebaar zijn buren, die allen „toe
vallig" aan hun deur stonden. Aan zijn pink
schitterde een gouden ring met een prach-
tigen steen. En heel de stad wist het, me
neer Borra had een ring in huis van twin
tigduizend gulden.
iedereen, ook de politie. En inspecteur
Aleerendonck vond het weinig aangenaam,
dat meneer Borra dien kostbaren steen in
huis wilde houden, tot de jonge meneer
Tholen terugkwam. Dat mag U niet doen,
zei hij streng. Wat u zelf wilt riskeeren,
is uw zaak, maar wij zetten onzen naam op
het spel. Toe, doet U mij een pleizier en
bergt dat ding in de bank op.
Die is al dicht, en bovendien, die ver
trouw ik heelemaal niet, antwoordde meneer
Borra obstinaat.
De directeur heeft het goedgevonden,
dat wij dien ring komen brengen Em daar
kunnen we er op passen. U wilt toch niet,
dat wij hier veertien dagen, totdat meneer
Tholen terugkomt, twee agenten in huis la
ten waken!
Aleneer Borra haalde de schouders op.
Maar tenslotte gaf hij toe.
Reeds den volgenden dag kwam de inspec
teur opgewekt bij don horloger.
Het was maar wat verstandig, dat U
dat gedaan hebt. Het gerucht is al doorge
drongen. Er zijn al een paar kerels hier
gekomen, die we niet kennen en ook niet
vertrouwen. Aleheer Rorra lachte flauwtjes.
Maar den volgenden dag lachte hij luid.
Hij zat breeduit in het kantoor van den
inspecteu r.
Alan, lach niet, schreeuwde deze. On
der onze oogen hebben ze dat ding wegge
haald. Een prachtstuk, knappe kerels, maar
wij zijn geblameerd.
Aleneer Borra lachte hiid. Beste Mee-
rendock, wat maak je je druk. Trek het je
niet aan. Die ring was valsch, zoo valsch
als de tanden van de baronesse. En de
echte is veilig!
Inspecteur Meerendock wilde niet geloo-
dat de ring veilig opgeborgen was,
voor dat hij het met zijn eigen oogen ge
zien had,
De heide mannen begaven zich op weg.
Het was nog vroeg, even negen uiur in den
morgen, maar mieneer Borra maakte haast.
,nr,{ton uur ging zijn winkel open, en
mj hield er niet van, de zaken aan zijn
bediende over te laten. Toen zij binnentra-
uon in don reeds geopenden winkel vroeg hij
terloops:
Al iets geweest?
Ja, meneer, luidde het antwoord,
er is nier nenuand geweest, dlie heeft een
ring gekocht, u weet wel, dlie imitatie-dia
mant uit de etalage voor vijftien gulden.
Meneer Borra werd lijkbleek. Met moeite
bracht hij uit:
Maar man, ezel, stommerd, dat was de
nng van meneer Tholen.
den man, die 'n witten
wandelstok draagt als hij
de straat moet kruisen!
(Want zoo'n stok wordt ïfe
gedragen doormenschen,
die slecht kunnen zien)