't HOEKJE
OUDERS
Het Ski-dorado Andermatt Ervaringen van een
Millionnair
Aus wolkigem Brodem
dem Alltag entschweben
nah Gottes Odem
ist Skilaufers leben
7
"XoS (t
Een schuld aan het Leven
Waardeertmeeren klaagtminder
De geschiedkundige drukfout
Hij, w-al u% 't iao&
ïlel all nieuw-
Hei freuMji.
Ylo-ty cd u~aa&
VOOR DE
Kinderen verlangen naar
orde en tucht
Z-oo er één wintersportplaats in Zwitser
land is, die de zoo fel begeerde, doch niet
altijd op waarheid berustende leuze „Gute
Schneeverhaltnisse anfangs Dezember bis
ende Aprilin haar devies mag voeren, dan
is het zeker Andermatt, in het Zwitsersche
kanton Uri. Vandaar, dat Andermatt bij den
internationale wintersport-toerist zeer in
trek is.
Voor ons Hollanders is Andermatt zeer ge
makkelijk te bereiken, daar dit dorp in de
onmiddellijke nabijheid ligt van Goeschingen,
het bekende station in het Gotthard gebied,
dat men vanuit onze hoofdsteden zonder
over te stappen na ongeveer 12 uur sporens
bereikt. Eenmaal in Goeschingen gearri
veerd geven de electrische treintjes der
Schöllenen Bahn onmiddellijk aansluiting
naar het op 1440 M. hoogte gelegen Ander-
mat.
Vooral na Luzern, wanneer de trein ge-
ruimen tijd de oevers van het Vierwald-
statter en Zuger Meer volgt, is de reis naar
dit oude Zwitsersche dorp vol afwisselende
bekoring. Bepaald imposant wordt het uit
zicht tusschen Goeschingen en Andermatt,
om ten slotte te culmineeren bij de wild-
romantische Teufelbrücke, een historisch
punt over de rivier de Reuss. Hier was het,
dat in het jaar 1799 de Russische Gene
raal Suwarow, aan het hoofd van een groote
legermacht, slag leverde aan de Franschen.
Van dit wapenfeit getuigt een 12 M. hoog
kruis, dat bij de Teufelbrücke in de rots ge
metseld is en in 't Russisch de volgende
woorden draagt:
17981799. Ter eere van de strijd
krachten van Maarschalk Suwarow,
graaf Von Rymnik, vorst van Italië. Op
gericht in 1898 ter herinnering aan het
overtrekken van de Alpen door de Rus
sen onder Suwarow, in September 1799
en aan 'den bij de Teubelbrücke plaats
gehad hebbenden strijd.
De wintertoerist, die zijn liefde gelijkelijk
verdeelt tusschen de eigenlijke wintersport
en mondaine vermaken zou ik willen ad-
viseeren niet naar Andermatt te gaan! Maar
de wintertoerist, voor wien ski-en in een
prachtige bergwereld No. 1 is en de modaine
vermaken op den koop toe neemt, ja voor
hem is Andermatt een ideale wintersport
plaats. Hiermee wil ik volstrekt niet zeggen,
dat Andermatt voor laatstbedoelde categorie
van toeristen taboe is. Integendeel! Da-
nioth's Grand Hotel, Bellevue, Monopole,
Krone, Fédier, zijn Hotelpaleizen met uit
stekende orkesten waar op z'n tijd Terpsi-
chore in groote getale haar aanhangers vindt,
maar zooals ik reeds zei: vóór alles is An
dermatt geliefd bij toeristen, die des win
ters willen genieten van de skisport in de
beste beteekenis van het woord.
Zooals alle bekende wintersportplaatsen
in Zwifserland, heeft Andermatt zijn ski-
school, hier Schweizerische Skischule Gott
hard geheeten, waaraan een groote staf van
ski-leeraren is verbonden, over het alge
meen gelijk de doorsnee Zwitsersche berg
gids sympathieke kerels! Ik had het ge
noegen een paar skilessen in Andermatt te
volgen en ik heb dikwijls versteld gestaan
met welk gemak deze menschen achtereen
volgens hun aanwijzingen geven in het
Hoog-Duitsch, Fransch, Engelsch, Ita-
liaansch en zoo er een plaatsgenoot(e) van
hen tusschen doorliep in het zoo smeuige
patois van hun landstreek.
Het deelnemen aan zoo'n skicursus is voor
ons bewoners van de lage landen aan de
Noordzee een waar genot! In Andermatt
was het oefenterrein voor skirecruten gele
gen op de zacht glooiende hellingen van den
Oberalp, waar men een prachtig uitzicht
had niet alleen op het dorp zelf, maar
ook op den sneeuwbestoven Basberg, Cutsch,
Pazzolastock, Badus, Rossbodenstock en vele
andere bergreuzen. In tegenstelling met vrij
wel alle andere takken van sport, hoe
vervelend en ontmoedigend kunnen b.v. de
eerste schermlessen niet zijn is de eerste
les in het ski'en even prettig als de
tiende en de tiende minstens even aan
genaam als de twintigste. Het allereerst
wordt de ski-babies bijgebracht op welke
wijze men met die eigenaardige houten lat-
ten van een helling kan glijden, hetzij met
gestrekte beenen, met naar voren gebogen
knieën, dan wel „tief hoekend" met de ar
men voorwaarts gestrekt. Vanzelfsprekend
gaan deze eerst glijpartijen gepaard met de
meest dolle buitelingen, maar wanneer de
sneeuw zooals meermalen voorkomt
2 meter hoog ligt, is lichamelijk letsel vrij
wel uitgesloten, temeer daar men tegen
woordig de nieuwe „skibindung" ziet toege
past, waardoor de ski's wanneer de voet
een wringende beweging maakt vanzelf
loslaten. Dat deze en gene valpartijen altijd
aanleiding geven tot uitbundige vroolijkheid
behoeft geen betoog! Vervolgens leert men
op welke wijze men met de ski's moet klim
men, hetzij door middel van de treppen-
schritt zooils men zijwaarts een trap zou
oploopen of wel door de Gratenschritt,
waarbij men wijnbeens loopt met de punt
van de schoen zoo vèr mogelijk buitenwaarts
gericht. Een prettige variatie op deze en
gene oefeneningen was het in de vaart op
rapen van een handschoen, hetgeen dikwijls
tot allervermakelijkste tooneeltjes aanlei
ding gaf.
Voor ervaren ski'ers zijn er in Andermatt
tal van fraaie ski-excursies te maken. Zeer
interessant is de skitocht naar het St.
Gotthard Hospiz waar eertijds de bekende
monniken met hun St. Bernardshonden ver
blijf hielden, en naar de Furkapas met in
de onmiddellijke nabijheid daarvan de im
posante Rhönegletscher. Maar dan moet
men met „die timmerwinkel" zooals ik
eens een Hollandsche skirecruut z'n ski's
hoorde betitelen - goed overweg kunnen!
Zij, die dezen winter in Andermatt de
wintersport willen beoefenen, behoeven
waarlijk niet eerst „de sneeuwberichten" af
te wachten. Zooals ik reeds zei: van midden
December tot eind April is hier volop ge
legenheid om te genieten van de meest aan
gename en meest gezonde van alle sporten:
de skisport.
Ski Heil!
H.
Indien alles goed met ons gaat, vinden wij
dit eigenlijk heel gewoon. Onze gezondheid
is goed, wij hebben geen bijzonder zware
zorgen, alles loopt gewoon.
Wij staan er geen oogenblik bij stil, dat
wij eenige reden zouden hebben tot dank
baarheid.
Wij weten wel, dat er duizenden zijn, die
ziek zijn of andere ernstige zorgen hebben,
maar wij verzuimen daaruit twee voor de
hand liggende conclusies te trekken, n.1.
deze:
le. dat er reden bestaat, onze eigen om
standigheden te waardeeren;
2e. dat wij in staat zijn en daarom ver
plicht zijn, om iets te doen voor anderen die
het moeilijk hebben.
Menigeen zal zeggen: „wie of wat moet ik
dan dankbaar zijn, als het mij redelijk goed
gaat?"
Indien hierin opgesloten ligt, dat die men
schen denken, dat het hun eigen verdienste
is, dat het hen goed gaat, dan opperen wij
hier tegen twee bezwaren:
le. dat een mensch in het leven wel veel,
maar toch lang niet alles in eigen hand
heeft;
2e. dit: dat degenen, die in gunstige om
standigheden niet aan dankbaarheid denken,
gewoonlijk het snelste zijn om hun nood te
klagen en in opstand te komen, wanneer er
iets verkeerd gaat. En tegen wie of wat zijn
dan hun verzet en hun verwijten gericht?
Voelt U, wat wij bedoelen?
Wanneer men in dagen van tegenspoed in
verzet komt of verwijten richt tegen be
paalde krachten of machten, tegen het
Leven, dan is er toch in dagen van voor
spoed net zoo goed reden, om die krachten
of machten om dat Leven dankbaar te zijn.
Er zijn menschen, die nimmer tevreden
zijn. Wanneer het hen goed gaat, concen-
treeren zij al hun aandacht op één ding, dat
huns inziens nog aan hun geluk ontbreekt,
of zij blijven zich verdiepen in een teleur
stelling van jaren geleden. Wie niet uitgaat
van het positieve, kan nooit gelukkig zijn.
Geen mensch heeft ooit in alle opzichten
precies alles wat hij wenscht. Indien het
theoretisch al mogelijk ware, dat hij dit op
een oogenblik had, dan zou hij al spoedig
iets ontdekken, dat hij zich thans weer erbij
wenschte. Dit hangt samen met de mensche-
lijke natuur, die voortdurend verandert en
daardoor ook voortdurend weer andere din
gen behoeft om gelukkig te zijn. Wij maken
het ons zoo dikwijls moeilijker dan noodig is.
Een. groot gedeelte van Levenslust bestaat
hierin, dat men kan berusten in het onver
mijdelijke, dat men het kan loslaten, ook
in gedachten, met de woorden: „het is jam
mer, ik had het graag anders gewenscht,
maar dit is niet mogelijk".
Wij allen hebben een schuld, een verplich
ting tegenover het Leven, de verplichting
om er zulk een goed en gelukkig leven van
te maken als maar eenigszins mogelijk is.
En om dat te kunnen doen is het noodig,
dat wij al onze energie constructief aan
wenden, dat wij ophouden met het verspillen
van energie aan betreuren van het verleden,
aan haken naar onmogelijkheden, aan het
benijden van menschen, met wie wij ver
moedelijk niet eens zouden willen ruilen
indien wij bij hen achter de schermen konden
zien.
Tracht te leven volgens de groote lijn,
waar plaats is voor belangstelling in en
hulpvaardigheid tegenover hen die het moei
lijker hebben dan gij, en staart U niet blind
op kleine, egoïstische belangen.
Dr. Jos de Cock.
De Pensometer.
[3e millionnair Reading was een man van
zoo stipte levenswijze, dat hij door zijn on
dergeschikten de Wandelende klok werd ge
noemd. Als reactie op die stipheid moet wel
licht zijn gewoonte beschouwd worden om,
eens in de drie jaar ongeveer, toe te geven
aan den eersteen den besten inval. Zoo was
hij eens, inplaats van naar zijn kantoor te
gaan, den anderen kant opgereden en pas
een maand later voor de verbaasde oogen
van zijn personeel verschenen met een aar
dig jong vrouwtje.
De 100-dollar gift aan tien willekeurige
armen van New-York was ook al een aar
dige proef, maar de opzienbarendste was
toch die met James Rubby.
Ditmaal vroeg hij zijn secretaris een greep
te doen uit den stapel bedelbrieven van dien
dag. Ze waren van het gewone gehalte. Eén
echter trof zijn aandacht. Hij was geschre
ven met een beverige hand op slecht papier
en bevatte onder meer de mededeeling, dat
de schrijver nog slechts één week te leven
had. Reading besloot, den afzender van dezen
brief op te zoeken.
Twintig minuten later zat hij in een
uiterst armoedig vertrek aan het bed van
James Rubby. Inderdaad was deze sterven
de en reeds zoo zwak, dat hij niet dan met
tusschenpoozen kon spreken. Ik ben u zeer
dankbaar voor uw komst, mijnheer Rea
ding", sprak de zieke. „Het is een heerlijke
gedachte voor me, te weten, dat mijn ge
zwoeg tenminste nog aan mijn nabestaanden
ten goede zal komen."
„Is u er zoo zeker van, dat ik die uit
vinding van u, die... eh..." „Penso-meter",
vulde Rubby aan.
„Ah, juist, -Pensometer, zal aannemen?"
De zieke zei niets. Hij scheen te vermoeid,
om verder te spreken. De millionnair wacht-
toe. Hij begreep zelf. niet, waarom hij daar
zoo gedultig zat bij het bed van dien fan
tast. Was het misschien, omdat hij weer
dacht aan dat andere ziekbed, jaren geleden,
toen zijn vader in soortgelijke omstandig
heden gestorven was? De herinnering daar
aan drong zich tenminste krachtig op en
hij zag alles weer duidelijk voor zich.
„Die man op het rood-gebloemde kussen
en het verband om het hoofd heeft sprekend
uw mond," zei plotseling de zieke. Reading
schrok, maar Rubby vervolgde: „Kijk eens
achter u." Hij keerde zich om en zag nu
pas een soort microfoon en in den hoek een
apparaat, dat hem aan televisie deed den
ken.
„Dat is de Pensometer, de gedachte-aan
wijzer," zei de uitvinder met trots. Op dat
scherm heeft uw gedachte gestaan, die
niets anders was dan trillings-energie, uit
gaande van de holte vlak onder het achter
hoofd en opgevangen door een gevoelige
cel. Het is mijn levenswerk. Neen, wacht
nog even," wuifde hij Readings ongeloof af,
„U zult zelf zien."
Hij riep zjjn dochtertje, liet haar plaats
nemen met het achterhoofd naar de micro
foon gekeerd en verzocht Reading iets voor
te lezen. En werkelijk verschenen op het
scherm, als een soort droomfilm, de ge
dachtebeelden, bij het kind opgeroepen door
het verhaal Ze waren meest vaag in de ens-
ceneering, vol onjuistheden, maar in hoofd
zaak goed herkenbaar. Vooral één ding
overtuigde den bezoeker. Toen er sprake
was van een dennenbosch, verscheen er op
het scherm een niet te miskennen palmen-
groep. Heb je wel eens een bosch gezien?",
vroeg hij „Alleen op een prerftje, mijnheer,"
zei het meisje zacht en het strekte Reading
tot eer, dat dit antwoord hem schrijnde. Het
prentje bleek een zeep-reclame te zijn en
stelde een oase voor.
De mensch Reading kon zijn ontroering
nauwelijks verbergen, maar de zakenman
Reading stelde een voorloopig contract op en
het dossier met ingewikkelde formules en
teekeningen verhuisde naar diens brand
kast. Spoedig volgden proefnemingen. Eerst
in alle stilte in het laberatorium, daarna in
een college-zaal, waar vijftien studenten
ieder een microfoon werd toebedeeld. Pro
fessor Jenkins hield een lezing over Grieken
land en vijftien geleerde zieledokters be
waakten ieder een scherm, bijgestaan door
bekwame filmopnemers. De opwinding was
algemeen, men drukte elkaar de hand,
lachtte en praatte; vijftien nieuwe hypothesen
werden opgesteld en alle oude weggevaagd.
Iedere minuut bracht een nieuwe ontdek
king. James Rubby was ondertusschen over
leden, maar dat werd pas ontdekt, toen hij
al begraven was.
Reading had een verbazende schik. Hij
stelde tersluiks een apparaat op achter zijn
jongsten bediende, gebogen over een cijfer
reeks, en joeg hem een doodschrik op het
lijf door hem onverwachts toe te voegen:
„Als die midvoor had gekopt, zou de gelijk
maker er geweest zijn." Minder prettig was
zijn ervaring, toen hij dien avond op het
scherm zag, met wat voor oogen de def
tige meneer Stoops zijn knappe vrouwtje
bekeek. Alleen ijzeren wilskracht, hield Rea
ding er van terug, zijn gast op staanden
voet een geduchte aframmeling te geven.
En als het toeval niet gewild had, dat
mevrouw Reading na afloop van de partij
op diezelfde plaats was gaan zitten, om nog
wat na te peinzen en een sigaret te rooken,
zou nu het heele menschdom met penso-
meters geslagen zijn geweest. Want toen de
millionnair binnentrad, zag hij een
prachtige close-up van den violist, die zijn
vrouw les gaf. De kop boog voorover, de
lippen plooiden zichen njevrouw Rea
ding staarde droomerig voor Zich uit met
een hemelschen glimlach. „Vervloekt", zei
haar echtgenoot en smeet de microfoon in
een hoek. Daarna haalde hij een hamer en
verrichtte een geheimzinnig werk in het
laboratorium. Het dossier kreeg een waardig
graf in het keukenfornuis
M. J. Oele.
Vaak is de vraag opgeworpen, hoe het
toch komt, dat op Napoleon I in de rö der
Napoleons, dadelijk een Napoleon III volgt
en waarom Louis Napoleon niet „de tweede"
genoemd werd.
Volgens den Engelschen geschiedvorscher
Kinglake is dit aan een merkwaardige druk
fout te wijten.
Onmiddellijk vóór den staatsgreep, was de
toenmalige Fransche Minister van Binnen-
landsche Zaken ijverig bezig de komende
verandering voor te bereiden. Hij schreef een
proclamatie voor het officieele orgaan, dat
de stemming in Parijs weergaf en sloot met
de woorden: „En zoo zij dan het devies, dat
ons moet verlossen: Leve Napoleon!!!"
„Louis" de president, had reeds besloten
om op deze wijze van de liefde welke het
volk voor zijn oom gevoeld had, te profi-
teeren. Het schrijven der drie uitroepteekens
achter den naam, gelukte den minister
klaarblijkelijk niet, immers, de zetter
maakte hieruit geen uitroepteekens,. maar
het Romeinsche cijfer III.
Toen het blad den volgenden morgen in
handen van den schrijver, den president en
andere ingewijden kwam, was de verrassing
groot, toen ze lazen:
„Leve Napoleon III."
Tijd om die fout te herstellen of een ver
klaring te geven was er niet en de procla
matie werd door de geheele pers nagedfukt
en op vergaderingen voorgelezen.
De bewering, dat de eenige zoon van
Napoleon I, de hertog van Reichstadt, als
Napoleon II gold, omdat zijn vader ten
zijnen gunste in 1815 afstand van den troon
deed, is eerst later bedacht.
B.
Echtgenoote „Je moeder houdt niet op
met me te dreigen."
Echtgenoote: „Hoezoo?"
Echtgenoot? „Toen de trein het station
uitreed riep ze: „Ik hoop je gauw weer te
zien."
A: „Studeert uw zoon nogf"
B: „Neen, hij is nu boekverkooper".
A: „Kent hij dat vak dan?"
B: ,fiat schijnt zoo, hij heeft tenminste
vroeger al zijn boeken verkocht'.
Schuldeischer: Dat is nu zeker al de twin
tigste maal, dat ik u deze kwitantie presen
teer".
Schuldenaar: „Ja, en toch ziet ze er nog uit
of ze nieuw is. Waar koopt u die kwitanties
Eigenaar van het huis (waar een vreemds-
papegaai is komen binnenvliegen): „Hoe
kunt u bewijzen, dat het uw vogel is'.
Vreemdeling (streelt den papegaai, waarop
deze uitroept: Stommerik)„Ziet ge wel, dat
het dier mij heel goed kent?'
Vrouw: „Mijn man en ik hebben nooit on
aangenaamheden waar de kinderen bij zijn;
als ik merk, dat wij het oneens zullen worden,
zend ik ze naar bulten'.
Bezoeker: „Ik zie uw kinderen nogal dik
wijls op straat".
Neen, waarde lezers(essen), er is hier
geen sprake van een drukfout. Er is hier
ook geen woord weggevallen! Ik geeft toe,
dat bovenstanade uitspraak u misschien
wat stout klinkt, doch ik wil. u dadelijk de
waarheid ervan toelichten.
„Kan de nieuwe juffrouw orde houden?",
deze vraag deed een meisje aan haar vrien
dinnetje, dat een klas lager zat.
En toen het vriendinnetje bevestigend
antwoordde, was de zaak uitgemaakt: de
nieuwe juffruw is een goede schooljuf
frouw.
Vraag eens aan oud-leerlingen, welke
onderwijzeres of welken onderwijzer uit hun
kinderjaren hun het best bijgebleven is. Tien
tegen een, dat het die leerkacht is, die wel
streng, doch toch een goede meester of juf
frouw was!"
Kinderen verlangen naar orde, want z\j
weten, zoo goed als wij, dat alleen orde en
rust het leven op school prettig doen zjjn.
Maar wilt ge een beter bewijs? Kijkt dan
eens naar het spel der kinderen. Als kinde
ren spelen, gebeurt het vaak, dat zij ruzie
krijgen. Een der medespelenden wil anders
dan de overigen en schopt den boel in de
war. Wat gebeurt er? „Jij mag niet meer
meedoen!"
En de opstandeling wordt zonder pardon
uit den kring gejaagd.
Gaat het spel niet zonder ruzie, dan is
het gauw uit. „Ik schei er mee uit. Ik
vindt het niets fijn!" Dergelijke uitingen
kan men op het speelplein herhaaldelijk
ontmoeten. Inderdaad, kinderen verlangen
zelf naar orde en tucht.
Kinderen willen geleid worden. In school
door hun onderwijzer, bij het spel door een
vrijwillig gekozen „spelleider".
Deze dingen hebben ons iets te zeggen!
En wel dit, dat we steeds moeten zorgen,
dat in het huisgezin en in school kinderen
voelen, dat er iemand de baas is, dat er
mand is, die leiding geeft. Waar geen lei
ding meer is, loopt alles in de war. Ik heb
dit zoo dikwijls gezien in huisgezinnen,
waar de vader en de moeder beiden gestor
ven waren en de kinderen bij elkaar bleven
in de gezinnen,, waar een oudere broer of
zuster de leiidng op zich nam, verliep alles
naar wensch. Maar o wee, wanneer allen
meenden zichzelf wel te kunnen leiden.
Daar liep het altijd verkeerd af. Daar zag
men dra het gezin uiteen vallen!
Nu beteekent leiding allerminst, dat de
leider regeert met strenge hand. Leiding
geven met strengheid veel, doch niet
alles te maken. Een leider, van grooten zoo
wel als van kinderen, moet over uitsteken
de capaciteiten beschikken en door de overi
gen als zoodanig aanvaard worden.
In nood en moeilijkheden moeten allen op
den leider kunnen vertrouwen. Hjj moet
staan, daar waar ue zwaarste klappen
vallen!
Wanorde en tuchteloosheid in gezin, school
en samenleving voert tot anarchie. Overal
waar meer dan twee menschen bij elkaar
zijn, wordt orde en tucht vereischt. Orde is
aller welzijn. Tucht, we herhalen het nog
maals, behoeft absoluut niet te bestaan in het
regeeren met strenge hand, of, zooals we
vroeger reeds zeiden, met den staat van be
leg. De ware tucht is die, welke berust op
zelfgebondenheid. Wanneer het kind beseft,
dat het jegens hemzelf noodzakelijk is, in
goede orde en in volmaakte tucht met ande
ren te leven, dan zal het zich niet verzetten
tegen de wetten van het gezin, de school en
de samenleving. Natuurlijk veronderstel ik,
dat deze wetten rechtvaardig zijn en gericht
zijn op aller welzijn!