M
Ki
„Koning moet den
volksgeest peilen"
Drama in een
bootenhuis
Anti-Joodsche slagzinnen
de don juan
Radioprogramma
ïi^y
VAN
EDGAR RICE
BURROUGHS
Bij een skitocht den
dood gevonden
Moedige daad van een
knaap
Het vermiste Amerikaansche
echtpaar
DOOR
iMtiiMiiSNaiiiiiiaiiaiiiiMVii miviii
No. 35.
De aapman vocht met al de woedende
kracht van zijn Herculesspieren, om zichzelf
te bevrijden, maar al voelde hij, dat zijn stom
pen raak waren, en zijn tanden in zacht vlees
beten, steeds kwamen er nieuwe demonen om
hem klein te krijgen. Eindelijk was hij over
weldigd. Zy bonden hem de handen op de rug
en zijn voeten aan elkaar, zodat hij niet kon
ontsnappen. Nu werd Tarzan opgetild. Half
gedragen, half gesleept brachten zij hem naar
een andere binnenplaats van de tempel. Hier
zag hg voor het eerst zijn wanstaltig gevorm
de aanvallers. Zij waren verre van aangenaam
om te zien. Mompelend, met korte afgebeten
woorden spraken zij in een onbekende taal,
en trokken toen af, terwijl ze hem alleen lieten
liggen. De aapman onderzocht de stevigheid
van de touwen, waarmede hij gebonden was.
Maar hij wilde ze niet bij daglicht verbreken,
omdat hij voelde, dat ontelbare spiedende
ogen van boven op hem neerkeken. Toen de
middagzon op haar hoogst was en de binnen
plaats in een vuurgloed zette, hoorde hij het
geluid van blote voeten. Een laag, onheil
spellend gezang weerklonk. Weer verschenen
de vreselijke mensen. Als lompe, schuifelende
beren dansten zij - om hem heen. Dit hield
ongeveer tien minuten aan. Toen plotseling,
eensgezind, met opgeheven knuppels en onder
vreselijk gehuil, renden ze naar hun slacht
offer toe. Op hetzelfde ogenblik keerde een
vrouwenfiguur, die zich midden tussen de
bloeddorstige horde bevond, zich tegen de op
dringende mannen. Tarzan dacht, dat door een
eigenaardige gril van het noodlot een wonder
hem had gered.
(Nieuwe spelling.)
Dictatoriale wending in Roemenië
verklaard door Koning Ca rol.
Alleen de na den oorlog geïmmi
greerde Joden schadelijk voor
den Staat,
De „Daily Herald"" publiceert een onder
houd, dat Koning Carol van Roemenie een
specialen correspondent, Eastennann, heeft
toegestaan.
Op de vraag, of de Roemeensohe regeering
geen „koninklijke dictatuur in constitutio-
neelen vorm" beteekende, antwoordde de
Ikoniog: „In Roemenië is de vorst de eend-
ge stabiele factor. Hij moet dus voor hand
having van het evenwicht zorgen temidden
van de stroomingen der politieke partijen,
Dat is de eenige beteekenis. die het woord
dictatuur in dit geval kan hebben. De
vorst en zijn kabinet handelen in overeen
stemming: dat is het beginsel van onze
grondwet.
Ik weet niet, of de verkiezingen
ooit een juist denkbeeld van de
openbare meening hebben gegeven.
Het is de taak van den koning te
beoordeelen, wat eigenlijk de geest
in het volk is. Het kan niet ontkend
worden, dat die geest op het oogen-
blik in ons land naar het nationa
lisme neigt. Het was dus nor
maal, dat een partij, die deze
strekking vertegenwoordigde, aan
het bewind werd geroepen. Mijn
keuze is slechts opgelegd door de
behoeften van 't volk. De regeering
is autoritair en ik meen, dat dit
noodig is. Het volk moet den in
druk hebben, dat er orde in het
land bestaat".
Geen goed element.
Na de verzekering te hebben gegeven, dat
de buitenlandsche politiek geen enkele
wijziging ondergaat door de binnenlandsche
veranderingen, behandelde de koning de
Joodsche kwestie. „Dat in Roemenië een
sterke antisemitische strooming bestaat
aldus zeide hij kan niet tegengesproken
worden. Dat is overigens niets nieuws.
Maar een feit is, dat de laatste jaren een
soort invasie van Russische en Galicische
Joden, die illegaal binnenkwamen, gekend
hebben. Zij naderen het getal 250.000 en
vormen geen goed element. Ten aanzien van
de Joden, die voor den wereldoorlog zijn
binnengekomen, zal geen enkele bijzondere
maatregel worden getroffen. Maar degenen,
die daarna zijn geïmmigreerd, kunnen
slechts de rechten van vluchtelingen heb
ben.
Wij zullen nagaan wat te hunnen aanzien zal
geschieden. Maar de openbare meening
maakt het niet mogelijk, dat wij den in
dringers staatsrechtelijke bevoegdheden ge
ven. Als wij zekere maatregelen neimen, die
den Engeischen onlogisch en weinig iin over
eenstemming met den geest der beschaving
lijken, mag men niet vergeten, dat wij zoo
handelen om de Joden, die voor het slui
ten van den vrede binnenkwamen, te red
den. In dit verband is het van belang op
te merken, dat de Joodsche indringers geen
beroep kunnen doen op de minderheden-
clausules, die slechts betrekking hebben op
de bewoners van de na den oorlog overge
dragen gebieden."
Vrouw verliest haar schoenen
hij het verleenen van hulp.
Mevrouw Eve Dieion, de knappe negen en
twintig-jarige vrouw van een majoor van
het Britsch-Indische leger werd door het
Hof van Hawkshead vrijgesproken, beschul
digd haar vriend John Smith te hebben
neergeschoten.
Zij vertelde aan een redacteur van de
Daily Express, dat zij zeer verheugd was
met het vrijsprekend vonnis en zeer erken
telijk voor de vriendelijkheid welke ieder
een haar had betoond. Eenmaal gedurende
het proces had zij de oogen gesloten, toen
een getuige vertelde hetgeen gebeurd was
in den nacht toen John Smith dood gevon
den was in het bootenhuis te Windermere.
Een politieagent reconstrueerde het geheele
geval. Hij bediende zich van een jachtge
weer en hield het bij den loop vast. Een
detective leunde voorover en raakte den
trekker aan, terwijl de politieman het ge
weer op zijn hart richtte.
Dit was volgens mevr. Dieion precies wat
er in het bootenhuis was voorgevallen.
Smith ribhtte het geweer op zichzelf, lachte
en zeide toen: „Haal den trekker over. Er
zal me geen kwaad gebeuren."
Getuigen schilderden den vreeselijken
tocht van mevr. Dieion om hulp te halen,
toen het schot gevallen was. Zij greep een
olielamp om den weg te zoeken in het pik
kedonker. Ze moest een halve mijl den
heuvel opklimmen op een weg die spiegel
glad was door de vorst. Zij struikelde, de
lamp viel en was kapot; ze stond op, viel
weer neer en verloor haar beide schoenen.
Toen de portier en zijn vrouw van het
landhuis op den top van den heuvel haar
buiten om hulp hoorden roepen, vonden zij
haar met totaal stukgeloopen kousen, ter
wijl het bloed uit enkels en knieën stroom
de.
De jury bestaande uit drie leden, waaron
der bén vrouw, had slechts vijf minuten
noodig om te besluiten, dat mevr. Dieion
niet schuldig was aan moord en hier slechts
kon worden gesproken van een ongelukki
ge samenloop van omstandigheden.
Tegenstrijdige publicatie ten
aanzien van de Joodsche win
kels te Breslan.
Te Breslau is dezer dagen een boekje ver
schenen, dat op 58 pagina's de namen af
drukt van de Joodsche winkelzaken, die in
Breslau zijn gevestigd. Volgens het voor
woord bedoelt dit boekje een weerlegging le
vormen van de „gruwelpropaganda" in het
buitenland, die immers beweert, dat de Jo
den uit het-economisch leven worden uit
geschakeld.
Het wordt ons echter zeer moeilijk ge
maakt, juist uit dit boekje de conclusie te
trekken, dat het tegendeel het geval zou zijn.
Onder iedere pagina treft men n.1. in vetge
drukte letters een aantal slagzinnen aan, die
wel een zeer eigenaardigen indruk opwek
ken omtrent de goede bedoelingen, die men
dan toch in tegenstelling tot de buitenland
sche gruwelpropaganda jegens Joodsche za
kenlieden zou koesteren. Als bewijs, dat de
Joden het te Breslau nog niet zoo slecht
zouden hebben, mogen o.m. de volgende ex
clamaties worden aangevoerd: Het hart van
den Jood is zijn geldzak; Joden moeten Jo
den beetnemen, zoo dikwijls zij dat willen;
De goedkoopte der Joden is slechts een truc;
De Jood rekent op de domheid der Duitsche
koopers; Juda wil een leidinglooze volkeren-
brij; Wie met den Jood worstelt, worstelt
met den duivel (Julius Streicher); Het is
Uw eigen schade, wanneer ge bij den Jood
koopt; Reeds 2000 jaar bedriegen de Joden;
2000 jaar lang was Duitschland het tooneel
van Jodsehe bedriegerijen; Fatsoenlijke Jo
den bestaan niet, wie daaraan gelooft is
gek; Al het lage en gemeene komt van den
Jood; De Jood is de duivel in menschenge-
daante; Men moet den Jood hooren mausche-
len om tenminste een deel van zijn wezen
te leeren kennen; Slechts mannen uit één
stuk kunnen den Jood bestrijden; Joden zijn
steeds dezelfden, wie van een andere mee
ning is, moet worden veracht; Joden zijn
steeds brutaal en onbeschaamd; Zonder op
lossing van het Joodsche vraagstuk geen
verlossing van het Duitsche volk (Julius
Streicher); Huisvrouwen! Koopt slechts in
Duitsche zaken; Vergeet nooit, Duitscher,
dat de Jood de doodsvijand van het Duitsche
volk is; De strijd tegen Juda is een eere
plicht; Wie van Duitschland houdt, strijdt
tegen Juda; De eeretitel van het Jodendom
is „bloedzuiger der menschheid"; De infla
tie was het werk van het Jodendom; Wie
van den Jood eet, sterft eraan
Op deze wijze tracht men aannemelijk te
maken ,dat in tegenstelling tot de buiten
landsche berichten de Joden in Duitsch
land het goed hebben!
De Daily Express publiceert een bericht
uit Davos, dat de zes en twintigjarige Wil-
üam Burke, eenn eef van de gravin van
Limerick, bij een skitocht in Zwitserland
den dood heeft gevonden. De jongeman had
examen in de rechten gedaan en was daar
na met vacantie naar het land der bergen
vertrokken. Den uitslag van het examen zal
hij echter nooit vernemen.
Met Bill Bracken, den Engeischen ski
kampioen, trok William er op uit naar een
helling boven Davos gelegen. De punt van
William's ski raakte het uitsteeksel van een
rots, waardoor hij kwam te vallen en ern
stig werd gewond. Hij verloor veel bloed,
aangezien er niet dadelijk hulp te krijgen
was. Later werd hij naar het ziekenhuis te
Davos overgebracht, waar hij geopereerd
werd. Het mocht echter niet baten, want
kort na de operatie stierf hij tengevolge van
zijn noodlottigcn val.
Slechts enkele uren, voordat het ongeluk
gebeurde, had Burke nog een wedstrijd ge
wonnen.
De veertienjarige Ronald Springthorpe uit
Tottenham (Engeland) vond, toen hij thuis
kwam, de deur gesloten. Hij klopte, maar
kreeg geen gehoor. Toen klom de jongen
door een raam aan de achterzijde van het
huis. Dadelijk rook hij een "sterke gaslucht
en liep zoo snel hij loopen kon naar de slaap
kamer. Daar vond hij, op het bed liggend,
zijn zeventienjarige zuster; aldus vertelt de
Daily Express. Een gaskraan in de kamer
stond wijd open en het gas stroomde eruit.
Ronald echter behield zijn tegenwoordigheid
van geest. Hij draaide eerst de kraan dicht
en zette daarna het venster wijd open. Ver
volgens trok hij het bed voor het open raam
en snélde toen weg om hulp te halen. Zijn
zuster, die de wanhoopsdaad had bedreven,
omdat zij een bankbiljet van een pond van
haar patroon had gestolen, dankte haar le
ven aan haar veertienjarig broertje, dat in
enkele oogenblikken tot een man was ge
worden.
Sovjet-autoriteiten weigeren in
lichtingen te geven.
De Sovjet-autoriteiten weigerden mede te
deelen, of zij eenige actie hebben onderno
men op het verzoek van de autoriteiten der
Ver. Staten ten behoeve van het echtpaar
Rubens, «Amerikaansche burgers, die, naar
men veronderstelt, in Moskou gevangen
worden gehouden.
FEUILLETON.
roman door
e. phillips-
oppenheim
Hij bediende haar met onvaste hand, streek
een lucifer voor haar cigaret aan, en stak zelf
ook op. Hij had zijn stoel als bij toeval een
weinig verder van den haren geschoven, maar
zy lachte, en liet hem weer bijschuiven.
„Laten wij niet kinderachtig doen," ver
zocht ze. „Je lykt wel een g-oot kind, Peter
Cradd, en daar heb ik je lief om. Wij zullen
hier blijven zitten tot de maan voorbg dien
hoogen boom gekomen is."
Een zekere vrede daalde weer over Peter
Cradd neer, maar die vrede was vermengd
met dat kwellend verlangen, dat de middag
zon op het Zeemeeuwen Eiland tot hartstocht
had laten oplaaien.
„Ik wou dat ik u van mijn leven vertellen
kon," begon zij, hem over de hand strijkende,
,maar u is nog zoo naïef. Dat weet ik nu.
Eerst twijfelde ik er aan, maar nu maak ik
me van dien twijfel een verwyt. Ik houd van
u, Mr. Cradd."
En ik van u," antwoordde hg, zijn oogen In
de hare. „Niemand is ooit zoo lief voor mg
geweest. Ik... ik kan u moeilijk zeggen wat
ik voel. Ik zou het zoo graag willen doen, en
toch ook weer niet."
„Laat het dan," zei ze. „Hoewel hoe oud
is u ook alweer, zei u?"
„Zesenveertig," antwoordde hg.
„Zesenveertig, en u is als een kind, dat
nog nooit een voet buiten de kinderkamer ge
zet heeft! U weet zeker, waarom? Och, als u
het wist, zou u het niet erkennen. Ik zal het
u zeggen. U is te onbaatzuchtig. Zoo was u,
en niet anders. Andere mannen met uw ramp
zalig thuis zouden aan den drank geraakt
zijn, of andere uitspattingen gezocht hebben,
slechts om het gevoel te hebben dafc zij leef
den, maar u had steeds uw plicht voor oogen
en handelde er naar gaf anderen wat hun
toekwam. Ik wou dat ik iemand zooals u eer
der had leeren kennen, Mr. Cradd."
„Eerder dan wat?"
Haar oogen waren strak op het zich don
ker kleurende water gericht. Zij zei niets,
alleen drukten haar vingers zyn hand iets
vaster.
„In ieder geval," hernam zij, „is uw tyd nu
gekomen. En wat een heeriyke tijd! Geniet
wat u kunt, Mr. Cradd Peter. Je hebt er
recht op."
„Ik weet niet wat ik moet beginnen als u
vertrokken is," zei hg heesch. „U schijnt zoo
veel iingen te begrijpen..."
„Morgen..."
Zij brak af. Een lange gestalte kwam het
voetpad af, versmaadde het hek, stapte over
het muurtje, en liep over het grasveld naar
hen toe. Zij keek naar hem, met gefronst
voorhoofd.
„Dat is John Nicholis, de neef van myn
kostjuffrouw," merkte zy op. „Ik weet niet
wat hy komt doen."
Hg bleef voor hen stilstaan, hetzelfde on
aangename individu dat haar van de straat
in huis geroepen had een goedgebouwd jonk
man, maar pummelr 'htig. Zijn houding wjjs
half beschroomd, half uitdagend. Hij stak
haar een telegram toe.
„Tante vond dat ik u dit behoorde te bren
gen," zei hij. „Misschien iets ernstigs. Als u
wilt antwoorden, heeft u nog een kwartier
om naar Norwich te kunnen telefoneeren."
Zij nam het van hem aan en scheurde de
enveloppe open. Door zich voorover te bukken
kon zij den inhoud nog juist lezen. Zij las
geruimen tijd. Toen zij klaar was, frommelde
zij het papier ineen.
„Er is vanavond geen antwoord meer," zei
zij. „Ik dank u voor het brengen."
„Nu ik hier toch ben," vroeg hij, „zal ik
u thuisbrengen?"
„Dank u," antwoordde zij. „Ik ga nog niet
naar huis."
Hij schopte een keisteentje van het pad
weg, en bleef waar hg was.
,,'t Is over negenen," maakte hij haar op
merkzaam, „en tante doet de deur altijd
graag op hat nachtslot. Ze gaat altyd om
negen uur naar bed."
„Ik vrees, dat uw tante voor éénmaal daar
van zal moeten afwijken," gaf zij koeltjes ten
antwoord. „Het schikt mij niet om nu ai
naar huis te jgaan, en is het zoo ver, dan zal
Mr. Cradd mij thuisbrengen."
De jonge man vertrok in loggen gang.
Eileen scheen zijn vertrek nauwelyks op te
merken. Zg zat met het verfrommelde tele
gram in haar hand naar de zee te staren.
„Geen slechte tijding, wil ik hopen?"
waagde Peter Cradd te vragen.
Zij wierp het propje papier in een rozen
struik, en sprong met een vlugge, veer
krachtige beweging uit haar stoel.
„Breng my alstublieft thuis," verzocht zg.
„maar laten wij den langsten weg nemen.
Voelt u niet, dat de bries over de landtong
komt aanwaaien? Als we den zeekant nemen,
zullen we haar vlak in het gezicht hebben."
HOOFDSTUK VI.
Peter Cradd treuzelde dien avond lang, toen
hg zich ontkleedde. Daar beneden stond de
tafel, aan welke zij ontbeten hadden, met de
veie herinneringen aan de zinnenstreelende
aanwezigheid van zgn bezoekster het
restje champagne in haar glas, de half opge
brande sigaret, den zakdoek, die op de stee-
nen gevallen was, en dien hij bij zich gestoken
had. En visioenen de geheele ruimte scheen
er mee gevuld. Hij had een rondgang door de
bibliotheek gedaan, dezelfde boeken aange
raakt, was op dezelfde plekjes blijven stil
staan, en nu was hij boven in zijn slaapkamer,
zijn jas uit, maar zijn vingers weerstreefden
hem, toen hij, door zich verder uit te kleeden,
een slot aan dezen dag wilde maken. Hij zat
in een leuningstoel, die naast bed geplaatst
was, en de kamer was vol van den geur van
bloem, die door het open raam binnen-
golfde; de heliotrope, die aan tafel hun reuk
organen zoo heerlijk gestreeld had, de jas
mijn, en nu kwam er, dooi het frissche
briesje, nog een lichte zoute prikkeling bij.
Om de paar minuten flitste het groote licht
van Blakeny Point door de kamer. Op de
plaats waar hij zat, zou hg de maan weldra
over het pijnboomenboschje zien rijzen en op
zijn bed schijnen. Hij probeerde na te denken,
maar in plaats daarvan dutte hij in... Hij
werd met een schrik wakker. Visioenen spook
ten inderdaad door zijn brein. Haar stem
drong ver beneden tot hem door... haar stem,
van dicht bij den stoel waarop zg gezeten had.
„Mr. Cradd! O, toe, Mr. Cradd!"
Hij sprong op, duwde het raam wat ver
der open en keek naar buiten, zonder boordje
en zijn haren verward.
„Kom alstublieft beneden, Mr. Cradd. Ik
ben het, Eileen."
Hij zag haar duidelijk daar staan. Zij had
blykbaar tegen de voordeur gehamerd.
„Dadelyk," riep hij terug. „Zoo dadelijk!"
Hg deed zijn boord om, vergat zijn das,
maar schoot in zijn jas. Half glijdende, half
springende, glde hij de eikenhouten trap af,
liep door de hal, en stond buiten. Eileen greep
zgn beide handen.
„Die ellendeling!" riep zg uit. „Die nare
vrouw!"
„Vertel mij wat er gebeurd is," verzocht
hij. „Ga zitten, lieve."
Hg zette een stoel voor haar gereed. Zg
WOENSDAG 12 JANUARI 1938.
Hilversum I. 1875 m. (Tevens over óeq
Jaarsveldzender op 415,5 m.).
VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. e*
7.30—8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek.
9.30 Keukenpraatje
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor Arbeiders in de Continu-bedrijven,
11.30 „De geschiedenis van de ontwikkeling
der werkloozenzorg", causerie.
12.00 Gramofoonmuziek.
12.30 Orgelspel.
I.15—1.45 Gramofoonmuziek.
2.00 Kniples.
2.30 Voor de Vrouw.
3.05 Voor de kinderen.
5.30 Gramofoonmuziek.
6.00 „Fantasia" en gramofoonplaten.
7.00 Zang.
7.30 Cyclus „Ons werk en ons geloof".
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP. VARA-Varia.
8.15 De Ramblers.
9.00 Radiotooneel.
9.30 „Fantasia" en solist.
10.00 Berichten ANP.
10.05 Sopraan en piano.
10.30 Gramofoonmuziek.
10.45 Declamatie.
II.00 Gramofoonmuziek.
11.15 Zang en orgel.
11.4512.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n. 301 m.
NCRV-uitzendinug. 6.307.00 Onderwijs
fonds voor de Scheepvaart.
8.00 Schriftlezing, meditatie, gewijde muziek
(gr.pl.)
8.30 Gramofoonmuziek.
9.30 Gelukwenschen.
9.45 Gramofoonmuziek.
10.30 Morgendienst.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.15 Sopraan en piano. -
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 Kwintetconcert.
2.00 Gramofoonmuziek.
2.30 Voor jeugdige postzegelverzamelaars.
3.00 Gramofoonmuziek.
3.30 Viool, cello en piano.
4.30 Gramofoonmuziek.
4.45 Felicitaties.
5.00 Voor de kinderen.
5.45 Gramofoonmuziek.
5.55 Land- en tuinbouwhalfuur.
6.30 Taalles en causerie over het Binnenaan-
varingsreglement.
7.00 Berichten.
7.15 Boekbespreking.
7.45 Reportage.
8.00 Berichten ANP. Herhaling SOS -Ber.
8.15 Het Collegium Musicum Noviomagense,
het NCRV-Orkest en solisten.
10.00 Berichten ANP.
10.05 NCRV-Orkest.
10.45 Gymnastiekles.
11,0012.00 Gramofoonmuziek. Na afloop:
Schriftlezing.
trilde van woede, een vuurroode plek op
haar wangen, een flikkerend licht in haar
oogen.
„Hoor eens," begon zij, „die jonge man, die
pummel de neef van Mrs. Nicholis heeft
het me lastig gemaakt zoo lang ik hier ben.
Wat kon ik gemeen hebben met hem, of hij
met mij? Terwille van den vrede, heb ik tijd
zien te winnen. Weet u, de kamers zijn zin
delijk en goedkoop, en het bevalt mij daar.
Vanavond u weet dat het nog geen tien.
uur was, toen u op den hoek van de straat
afscheid van mij nam kwam ik aan de
voordeur, maar alles wa- pikdonker. Ik
draaide aan den knop ik ben wel meer
even laat thuisgekomen, wanneer ik uitge
gaan was,om de maan over de Punt te zien
opkomen. De deur was op het nachtslot. Ik
klopte en klopte. Ik tikte tegen de ruiten.
Ik schreeuwde. Ik kreeg geen antwoord.
Alles was pikdonker. Eindelijk stak Mrs.
Chanders die weduwe, die het huis er
naast bewoont haar hoofd door het raam.
Ik kon zien, dat ze vol leedvermaak was.
„Kunt u er niet inkomen?" vroeg ze. „Waar-
om maakt u zoo'n lawaai?" „Zy hebben my
buitengesloten," antwoordde ik. „Ik weet niet
waarom, 't Is pas tien uur."
"L,fa^ genoeg voor een jong vrouwsper
soon beet de vrouw mij toe. Toen trapte ik
tegen de deur en wrong aan den knop. ik
deed wat ik kon. In huis bleef alles doodstil,
en eindelijk gaf ik het op. Ik heb langen tyd
op uw tuinmuurtje gezeten. Ik was van plan
mg onder de pijnboomen te slapen te leggen
maar vond het daarna beter van niet Ik
kwam liever bij u. Laat mij alstublieft'bin
nen, Mr. Cradd."
V?e, Ploert!" rieP Pet*r Cradd uit. „Die on-
kereR pummeI! Wel* een schoft van een
„Stil!" vermaande zy. „Dergelgke men-
schen weten niet beter. Maar wat bleef mij
anders over?" J
(Wordt vervolgd.)