Od zoek naar Water 't HOEKJE OUDERS KWINKSLAGEN Met wichelroede en boor de steppen in XoS noodt! De levensader van de nederzetting Haaien leveren verschillende grondstoffen Het kenmerk VOOR DE Feesten voor kinderen UUTTERTJESDfc Dat is Zuidwest-Afrika daar liggen de eindelooze steppen de weiden voor duizenden karakoelschapen. Daar heeft men hier en daar bosschages, die wat scha duw op het uitgedroogde land en op de uitgedroogde rivierbedding werpen. Beide zijn zeer karakteristiek voor het Zuidwes ten, vreeselijk door hun uitgestrektheid. Als hier regenperioden waren, zooals wij deze in Europa kennen, dan zou dit land het rijkste en vruchtbaarste van de geheele aarde zijn! Doch helaas is het water- vraagstuk voor den boer dikwijls het moei lijkste en toch het allervoornaamste voor zijn gansche landbouwbedrijf. In een land, waar de rivierbeddingen zich slechts zoo nu en dan enkele uren vullen, waar het grondwater soms meer dan honderd meter diep in de aarde zit, heeft reeds menig boer zijn heele vermogen verloren al leen op zoek naar water. „Caia-mewa" niet al te ver van de hoofd stad Windhoek, heeft meer dan 5000 hec tare voortreffelijk grasland. Sinds 1900 heeft men op deze plaats reeds twaalf boor gaten geslagen, zonder het zoo kostbare water te vinden. Tijdens de laatste groote regenperiode (1933/34), bleken de drie grootste dammen tegen de ongelooflijke watermassa's niet bestand. Met veel mooite en groote kosten gelukte het een boer een der dammen weer in zooverre te kunnen herstellen, dat het zich daarin bevindende regenwater a^n kudden vee tenminste voor eenige maan den kon behoeden voor verdorsten. Maar ook dit water is niet van langen duur.. Door ziekten onder het vee, verdamping en in den grond wegzakken vermindert de y/aterstand dagelijks. Nu heeft men het dertiende boorgat in den grond geslagen. Ter zake kundigen hebben met de koperen wichelroede een waterader of beter gezegd, de mogelijk heid van een waterader vastgesteld. Vóór hen heeft een missionaris, met een eigengemaakte wichelroede gewapend, bid dend het land doorkruist, doch zonder ge volg. Een ander was er zoo van overtuigd, dat er water voorhanden moest zijn, dat zijn handen, die de wichelroede vasthielden, als espenbladeren begonnen te sidderen, doch ook hij had geen resultaat met zijn onderzoekingen. Onlangs kwamen er weer andere lieden, die zonder wichelroede slechts met een uitgestrekten arm water wilden voor spellen. Zij lieten zich zelfs door den boer in een donkymobiel door het land rijden dit is een tweewielige ezelwagen op gummibanden en zij beweerden, on danks deze isoleerende luchtbanden over zooveel magnetische krachten te beschik ken, dat zij konden vaststellen, op welke plaats onder den grond zich water bevindt. In Caia-Mewa is sinds enkele weken een motor bezig een boormachine aan te drij ven. De bodemlagen varieeren bij ongeveer iedere drie meter. Nu eens krijgt men kwarts met glimmer, even later ziet men weer een kalkachtige zandsteenlaag, dan v/eer kiezelmaar geen water. Op een diepte van 40 meter gekomen, heeft men met behulp van spiegels het zonlicht in het boorgat laten vallen en nu bleek, dat men scheef geboord had. On danks stukken ijzer en boomstammen, die men tegen den scheeven boorpijp aan stampte, was het den boormeester, die zijn vak uitstekend verstaat en reeds meer dan 3C jaar boormeester is, niet mogelijk den Zand, hier en daar wat weide, op den voor grond wat wilde katoenplanten, maar geen water. r - Xw* \M A M boorpijp nog verder in den grond te krij gen. Vlak er naast werd nu een nieuw boorgat geslagen. "Weer zakte de breede ijzeren pijp in de diepte, weer wisselden de bodem lagen. En ofschoon men niet veel meer dan een meter van het andere boorgat ver wijderd was, bleken de bodemlagen hier ab soluut anders te zijn. Dagen achtereen hoort men het mono tone stampen van den honderden kilogram men wegenden boormoter. Dag in, dag uit sleept een Hottentot met een ezelwagen, bespannen met zes ezels, water aan van den dam, om te voorkomen, dat de boor machine warmloopt. Van vier oude, verbogen golfijzeren pla ten heeft de boormeester een woonplaats voor zichzelf ingericht. Op een_kleine ijze ren drievoet maakt hij zijn karig maal ge reed, dat bestaat uit maispap,' peulvruch ten met spek en als tractatie zoo nu en dan een stukje wild. Hij is echter een oude Afrikaner, kent de steppen en savanes en leeft hier slechts tijdens het uitoefenen van zijn beroep. Nu is men op een diepte van negentig meter gekomen. De naar boven gehaaide steenlagen wisselen reeds lang niet meer. Daar op nog niet ten volle honderd me ter diepte stijgt de boorpijp langzaam in de hoogteen aan het blankgeschuur- de ijzeren ondereinde glinsteren en vallen waterdruppels naar beneden. In de zon glinsteren zij als geslepen diamanten. Lang verwachte diamanten voor den boer: „WATER!" Dë levensader van den boer! Maar de vreugde duurde niet lang, want men kwam al spoedig tot de ontdekking, dat het maar wat doorgesijpeld water was. In Zuidwest Afrika mag men echter niet zoo spoedig den moed laten zakken en het hoofd verliezen. De Engelschman noemt het land zeer terecht het land van „ups en downs". Het verkregen water is echter voldoende om de boormachine af te koelen. Het om slachtige waterhalen van den dam houdt op. De Hottentot en de ezels kunnen op de farm voor andere werkzaamheden worden gebruikt. Opnieuw stoot de geweldige boorpijp in de gapende diepte. De 120 meter is be reikt! Plotseling mengt zich in het doffe, gelijkmatige gestoot van den boorpijp een onmiskenbaar geplas. Drijfnat komen het touw en de pijp naar boven. De zon staat Nog is de dam met water gevuld, doch na vier maanden is de grond weer uitge droogd. Daarom zoekt de boer in het boor gat naar het weggezakte water. gunstig en werpt haar reflex, door een spiegel opgevangen, loodrecht in het boor gat naar beneden. Als zilver glinstert het van minuut tot minuut stijgende water. Er is geen twijfel meer mogelijk. Dat is wa ter! Het langverwachte water! Maar uit de gapende diepte stijgt met het water een andere vraag naar boven een vraag, waarin al de angst en vrees van den boer ligt, die zijn geld in deze boor machine gestoken heeft, namelijk: „Zal er genoeg water zijn om de duizenden kara- koels ossen en koeien en het jonge vee te drenken, waar èèn enkele melkkoe in doorsnede per dag bijna 20 tot 25 liter water noodig heeft?" Vroeger erkende de regeering een boorgat als „goed" wanneer er per uur twee kubieke meter water uit te voorschijn kwam. Spoedig zijn pijpen, cylinders en andere technische machinerieën opgesteld, om de waterstraal te meten, en als dit aanleiding tot tevredenheid heeft gegeven, wordt er onmiddellijk feest gevierd, door blank en zwart. Vele flesschen bier, waarvan men de donkergroene buik met natte doeken heeft omwikkeld, om het bier koel te houden, wordt de hals afgeslagen. En evenals het zoo juist verkregen water in het daarvoor bestemde bassin vloeit, zoo vloeit het koele bier door de dorstige kelen der blanken. Er is water op Caia-Mewa! En dat, hoewel de naam van de farm uit het herero in het Hollandsch vertaald: .Zonder water" beteekent. Vroeger werden haaien algemeen be schouwd als ondieren; alleen hun vinnen hadden waarde, daar die bij de Chineezen als voedsel zeer in trek waren. Langza merhand is echter gebleken dat haaien be langrijk zijn als leveranciers van verschil lende grondstoffen. Vooral de huid vormt, na bewerking, een zeer goede en duurzame leersoort; uit de lever kan traan gewonnen worden en ergens in de tropen zou men ontdekt hebben dat haaienlever een goed middel tegen griep is. Ook het vleesch moet volgens kenners zeer goed smaken. Evenals voor de walvischvangst in de Pool streken interesseert men zich in den laat- sten tijd ook voor de haaienvangst, en na tuurlijk niet het minst in de centra der lederindustrie. Voor de Duitsche leerindus trie, die in Offenbach gevestigd is, zou het gebruik van haaienleer een groote bespa ring op de deviezen beteekenen, reden waarom men in Hamburg een maatschap pij opgericht heeft die, evenals voor de walvischvangst geschiedt, een schip wil zenden naar tropische zeeën. Men wil de haaien verwerken op een moederschip, dat met de noodige machines zou worden toe gerust, en bij het moederschip zouden dan vier vangbooten behooren, toegerust met sterke motoren. Reeds heeft de machinerie, die de haaien verwerken moet, proefgedraaid met bevre digend resultaat. Een ander gewichtig punt is, in welke wateren men moet visschen. Haaien komen in zulke hoeveelheden voor, dat aan uit roeiing, zooals bij de walvisch, niet ge dacht hoeft te worden, maar zij houden zich meestal in de ondiepe kustzeeën op en daar is geen vrije vischvangst voor alle landen toegestaan. Niet wat wij doorleven stempelt ons tot wat wij zijn. Wel de wijze, waarop wij reageeren. Wanneer men bij het plotseling zich voor doen van moeilijkheden niet in paniekstem ming geraakt, maar het hoofd bij elkaar houdt, is dit nog geen bewijs van een sterk karakter. Er zijn n.1. ook zwakke typen, die geen indruk van verslagenheid maken, wan neer ze plotseling in moeilijkheden geraken, maar hun schijnbare, flinkheid komt niet voort uit een besef van: „ik zal het redden op de een of andere manier", maar omdat ze gewend zijn om de consequenties van al hun moeilijkheden af te schuiven op ande ren, en dit plan hun onmiddellijke automa- tieke reactie is, zoodra er iets verkeerd gaat. Ze zijn gewend om zorgen, verantwoorde lijkheid en alle moeilijkheden op de schou ders van anderen te laden. Zwakkelingen vin den altijd hulp; of dit goed voor hen is, dat is een andere kwestie, maar hulp vinden doen ze. Ze gedragen zich zoo hulpeloos, onpractisch en ontdaan, dat een sterker type het eenvoudig niet kan aanzien, en hen al gauw hun moeilijkheden uit handen neemt met de gedachte: „hier, laat mij dat maar doen, als je dat zelf moet opknappen, komt er niets van terecht". Toch is die volkomen vervangende be hulpzaamheid een fout, zij het een fout met goede bedoelingen begaan. Door zwakke, weifelmoedige menschen alles uit handen te nemen, maakt men hen nog zwakker, nog minder tot handelen geneigd en in staat. Tenslotte worden ze zoo volkomen hulpe loos, dat ze altijd hulp zullen zoeken bij wie maar toevallig in hun nabijheid is. En dat zullen niet altijd menschen zijn, die onbaat zuchtige behulpzaamheid beoogen, daar onder zal vroeg of laat iemand zijn, die kans ziet zijn voordeel te doen met de zwakheid van dien ander, en die het doet ook, en door middel van zoogenaamde behulpzaamheid zijn eigen doeleinden dient en zijn eigen be zit vergroot. Waneer iemand een arm of een been breekt, blijft men hem ook niet te eeuwigen dage behandelen als iemand die een arm of een been mist. Na verloop van zekeren tijd moet het lichaamsdeel, dat gebroken is ge weest door voorzichtig en systematisch oefenen weer langzaam gewend worden aan normaal gebruik. Waneer men iemand, die ééns een been heeft gebroken, altijd zou blijven dragen, zal hij eenmaal heelemaal niet meer leeren loopen, zullen ook de spieren van het andere been verslappen en onbruikbaar worden. Zoo 'iemand moet, na verloop van zekeren tijd weer probeeren te loopen, eerst met veel steun, langzamerhand met minder steun, en tenslotte weer alleen. Zooals een gebroken been of arm een lichamelijk defect is, zoo is afhankelijkheid en weifelmoedigheid en geestelijk defect. Zekere eigenschappen zijn verzwakt, of-wèl van nature uit in te geringe mate aanwezige Zulke menschen moet men, figuurlijk ge sproken, ook niet dragen maar wel steunen. Handelt niet voor hen, maar geeft hen aanwijzingen hoe ze zelf moeten handelen. Wanneer U bang bent, dat ze dit niet kunnen, kunt U altijd ongemerkt een waakzaam oog op hen houden en te hulp schieten als het dreigt hopeloos spaak t9 loopen. Een zwak type zal zich vastklam pen aan iemand, die zich hulpvaardig be toont, en daarom moet U zoodra zich een probleem van iets minder ernst voordoet, zeggen: „Zoek dat nu zelf maar eens uit en als je er heelemaal niet uitkomt, kun ja altijd nog bij mij komen". De beste manier om een zwakker karak ter werkelijk te helpen is, zoo iemand te lee ren om op eigen beenen te staan. Daardoor tast men aan den wortel, aan de oorzaak van het kwaad: zijn zwakheid, en door alle gevolgen van die zwakheid zonder meer over te nemen, vergroot men die zwakheid. Nie mand behoeft zich te schamen voor wat hem buiten eigen schuld overkomt. Niet wat wij doorleven stempelt ons tot wat wij zijn, maar wel onze reactie daarop. Dr. Jos. de Cock. ÏUet fku-aad Een leerling van een kostschool, die te laat thuiskomt en de deur gesloten vindt, tracht op alle mogelijke wijze den huisbewaarder te bewegen om hem te openen. Alles te vergeefs. Eindelijk schuift de slimmerd een gulden onder de deur, waarop deze onmiddellijk geopend wordt. Niet zoodra is de jongen binnen, of hij pakt den man beet en duwt hem de deur uit. De man staat in nachtgewaad buiten de deur en smeekt nu, rillende van de koude, op zijn beurt binnengelaten te worden. De jongen eischt eerst zijn gulden terug, die hem dan ook langs denzelfden weg wordt teruggescho ven, en ontsluit de deur weder. Hij, udit Piel Een parvenu bezocht een schildersatelier, en bewonderde daar een binnenhuis uit de 15e eeuw. „Mooi zeer mooi!" roept de geldman uit. „Welk een locale kleur al die figuurtjes dragen wèl het kenmerk van hun tijd. Maar één opmerking moet ik toch maken: alles is middeleeuwsch alleen die kat daar, ziet er, me te „modern" uit!" Ofschoon de twee hoogtijdagen ik be doel. Sinterklaas en Kerstmis al weer eenigen tijd achter ons liggen, komt het me toch gewenscht voor in deze wekelijksche rubriek het een en ander te zeggen over de feesten voor kinderen in het algemeen. Het ligt in den aard der kinderen onmiddellijk be reid te zijn tot het vieren van een feest. Het kinderleven is een levensperiode, 4vaarin de drang naar spel en feest ongetwijfeld sterk is. En zij, die met kinderen omgaan, ik be doel nu meer de onderwijzers en leidsters van kinderclubjes, weten, dat zoodra men tegen kinderen gaat spreken over een feestje, de oogjes gaan stralen van verwach ting. Beloof het kind een feestje en het zal alles voor u doen! Zoo is het op school en zoo zal het ook in hét gezin zijn. Een kind huilt. Ge hebt van alles gepro- beert om het tot bedaren te krijgen, maar niets baatte. Maar niet zoodra belooft ge, dat het een dagje mee mag naar buiten, naar een schoolreisje mee te mogen of naar een worden weggeveegd, om plaats te maken voor een blijden trek! En de zwaarste straf voor het kind be staat ongetwijfeld in het verbod, niet met een scholoreis mee te mogen of naar een kinderfeestje te gaan! Kinderfeesten vor men echter een probleem in de opvoeding. De vraag: „Zal ik mijn kind naar dat feestje laten gaan?", zal ongetwijfeld door vele ouders gesteld worden. Ik denk alleen maar aan die feestjes, waar kinderen van andersdenkenden aanwezig zijn. Menige ouder zal naar dergelijke feestjes zijn kin deren niet laten gaan. Het kind maakt deze onderscheiding niet. Het kind heeft meestal nog geen besef van deze verschil len, welke, ik geef het gaarne toe, voor de betrokken ouders zeer zeker bestaan. Men begrijpt, dat ik in deze rubriek niet ga spre ken over het voor en tegen van bepaalde feestjes, gegeven voor de kinderen van aan hangers van de een of andere politieke partij of de een of andere kerkelijke richting. Dit is een zaak voor de ouders. Hier past ieder onzer zich op den achtergrond te houden. De ouders zijn nu eenmaal verantwoordelijk voor de opvoeding hunner kinderen en op dezen grond moet het aan hen worden over gelaten te beslissen wat goed en wat niet goed is voor hunne kinderen. Doch naast deze kwestie staat de algemeene probleem stelling. n.1.: Waarmee moet men bij alle kinderfeesten rekening houden? En dan zou ik als eerste eisch willen noe men: Een kinderfeest moet werkelijk een kinderfeest zijn. Men zal zich afvragen, of het stellen van dezen eisch nu wel noodig was. En toch... er is geen feest, waar zooveel fouten bij gemaakt worden, als bij het kinderfeest. En juist het vestigen van de aandacht op deze fouten kan een voorbehoedmiddel zijn voor allen, die op eenigerlei wijze wel eens betrokken zijn bij kinderfeesten. „Het gaat hier om kinderen," heeft een bekend schrijfster eens zeer terecht opge merkt. En nu moge men daarom lachen en zeggen: „Och, dat spreekt vanzelf". Een feit is het, dat bij heel vele, kinderfeesten de eigenliefde van volwassenen een te groote rol spelt. Maar al te dikwijls komt het voor, dat volwassenen een kinderfeest inrichten, waar bij in het geheel niet gedacht werd aan wat voor kinderen nu wel gewenscht is. Ik weet wel, dat de bedoeling bij deze inrichters goed was, doch dat doet niets af aan het feit, dat de uitvoering hunner bedoelingen lijnrecht instrijd was met hetgeen opvoed kundig verantwoord is. Heel veel kinder feesten zijn niet anders dan feesten voor volwassenen in de korte broek en de korte rok. Ik bedoel dit: hetgeen op dergelijke feestjes uitgevoerd wordt, heeft wel de be langstelling van volwassenen en mogelijk van vroegrijpe kinderen, maar het brengt de volwassenen niet terug naar de eigen kin derjaren. En dat moet ieder kinderfeest doen. Het moet de volwassenen terug voeren naar de eigen kinderjaren. Niet de volwas senen vieren feest doch de kinderen. En dientengevolge moet niet gevraagd worden: wat zullen de volwassenen interessant en prettig vinden. De eerste vraag is, welke we bij het inrichten van ieder kinderfeest stellen is dan ook deze: Hoe zullen we de kinderen op voor ons prettige wijze bezig houden en hoe zullen wij het programma inrichten, opdat aan deze eischen voldaan wordt. En nu is het eigenaardige dit: Wan neer men op deze wijze een kinderfeest in richt, kan men er van overtuigt zijn, dat het ook bij de ouders inslaat. Immers, dan zal bereikt worden, hetgeen ik hierboven reeds noemde, n.1. dat het gebodene de ouders zal terugvoeren naar hun eigen kin derjaren, de meest prettige tijd in welhaast ieder menschenleven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 8