TERUG'
K
TARZANi
Reuzen-telescopen
\e*
Radioprogramma
de don juan
01
EDGAR RICEj
BURROUGHS i
Nieuwe overproductie van
graan verwacht
Bende valscbe munters
opgespoord
Inzameling voor het kleeding-,
schoeisel- en dekking
fonds eindigt
Lijk op de spoorbaan gevonden
DOOR
No. 43.
De zon kwam juist op, toen Tarzan, met
oneindig veel moeite en grote gevaren de
rotsen bereikte. Ver beneden hem zag hij rook
opstijgen boven de boomtoppen. „Mensen!"
dacht Tarzan, „misschien de vijftig, die uit
gezonden zijn om mij gevangen te nemen."
Hij begon nu op een draf naar de vallei te
lopen. Behoedzaam naderde hij het kamp
vuur. Zijn zwarte Waziri-krrjgers zaten er
omheen gehurkt. Hij riep hen toe in hun
eigen taal: „Sta op, kinderen en groet jullie
koning! met kreten van verbazing en vrees
sprongen de mannen op. Tarzan sprong vlug
van een overhangende tak midden tussen hen
in en ze werden half gek van vreugde, dat
zij hem weer levend voor zich zagen. Tarzan
vertelde zijn avonturen en "liet hun de meta
len staven zien, die hij gevonden had. Daarna
sprak hij van zijn plan om terug te keren
en een groot aantal van deze staven te halen.
En, toen de duisternis inviel over de verlaten
vallei, marcheerden zij terug naar Opar. Te
gen middernacht waren ze weer in hun kamp
plaats terug, ieder droeg twee gouden sta
ven. Aan het einde van de dertigste dag werd
het tijd, dat zij terugkeerden. Tarzan vroeg
hen het kamp op te brèken, de staven goud
achter te laten en naar hun dorp, naar hun
vrouwen en kinderen terug te keren. „En U,
Waziri?" vroegen zij. „Ik zal hier enkele da
gen blijven, mijn kinderen," antwoordde hij.
Toen ze vertrokken waren, nam Tarzan twee
der gouden staven, sprong in een boom en
rende vlug naar een open terrein, diep in de
jungle.
Hoe men ze maakt.
Woensdagavond heeft Dr. A. J. M. Wan-
iders uit Utrecht voor de leden van den Am-
sterdamschen Weer- en Sterrekundigen
Kring een lezing gehouden over „Reuzenkij
kers en hoe men deze maakt".
Een sterrekijker aldus Dr. Wan-
ders bestaat uit twee lenzen, waar
van de voorste in zijn brandpunt een
beeld ontwerpt van het een of ander
hemellichaam, welk beeld dan daar
na door de oculairlens bekeken
wordt, die als loupe dienst doet.
De uitvinding van den kijker dateert van
1608, zijn bakermat bevindt zich in Zeeland.
Minder zeker is echter de naam van den
eigenlijken uitvinder. Volgens sommigen is
dit Zacharias Jansen geweest, anderen noe
men Hans Lippershey.
De nadeelen van de eerste kijkers.
De eerste kijkers waren van zeer inferi
eure kwaliteit. Niet alleen omdat het glas
waaruit de lenzen geslepen waren, vol on
zuiverheden zat en hoogst ongelijkmatig van
samenstelling was, maar ook wijl de afbeel
ding door een kijker, waarvan het objectief
slechts uit één enkele lens bestaat, zeer on
volmaakt moet zijn. De aldus gevormde beel
den vertoonen niet slechts gekleurde randen,
maar zijn bovendien zeer wazig. Deze euve
len laten zich goeddeels verhelpen, wan
neer men het kijkerobjectief uit twee lensen
(een holle en een bolle) van verschillende
glassoorten samenstelt.
Teleurgesteld door de slechte resultaten
van de lenzenkijkers, begon Newton inder
tijd het beginsel van den spiegeltelescoop
uit te werken. Hierbij wordt het beeld van
een hemellichaam gevormd door middel
van een hollen spiegel. Die vroegere spie
gels waren van brons (z.g. spiegelmetaal).
Waarnemers als Herschel en Rosse (die
zelf hun kijkers maakten) hebben het go-
bracht tot reuzenspiegels van 1.20 en 1.80
M. Voor dergelijke enorme instrumenten
waren de tijden evenwel nog niet rijp.
Vernuftige installaties voor het
bewegen der kijkers.
Tenslotte passeeren een aantal reuzen-
instrumenten de revue. De grootste lenzen
kijkers, die men thans bezit, zijn in het
bezit van de Lick- en van de Yerkerssterre-
wacht. De eerste heeft en lens van 90 c.M.
De andere een van zelfs ruim 1 meter mid
dellijn.
Het object van de Lic'k-reflac-
tor, dat 300 kg. weegt, is bevestigd
aan een kijkerbuis van 12 ton ge
wicht. De bouw van den telescoop
verslond een bedrag van ca. 1/4
millioen gulden. Om de kijker in
iederen willekeurigen stand te kun
nen bereiken, is men in staat om de
25 ton zware vloer over een afstand
van 7 meter te laten rijden.
De Z'A meter spiegel der Mount Wilson
sterrewacht weegt alleen reeds 4H duizend
kg. terwijl kijkerhuis en pool as het samen
tot een gewicht van 100 ton brengen. Om
dit enorme gewicht zonder al te groote wrij
ving naar iedere gewenschte hemelstreek
te kunnen richten, wordt een vernuftig ge
bruik gemaakt van de opwaartsche druk
van kwikzilver. Twee stalen trommels, ge
monteerd aan de uiteinden van de kijker-
as liaat men daartoe in kwikbakken drij
ven, waardoor 90 procent van het gewicht
wordt opgeheven. De bediening van het
geheel heeft plaats met 50 electromotoren,
die vanaf de plaats van den waarnemer be
diend kunnen worden.
Een spiegel van 5 nieter middel
lijn.
Thans is men bezig met het slijpen van
een spiegel van 5 meter middellijn. De
glasschijf is reeds gegoten en in bewerking
genomen. Maar het zal nog wel enkele ja
ren duren alvorens dit hemeimonster den
blik naar de sterren richt.
Het Secr. van het Intern. Graan-
comité te Londen publiceert ec-
verslag waaruit blijkt, dat, hoewel de
prijzen en de productie van het
oogenblik wellicht als bevredigend
beschouwd kunnen worden, over
twee of drie jaar een nieuwe crisis
tengevolge van overproductie ge
vreesd moet worden.
Voor de belangrijkste produceerenede lan
den, die de overeenkomsten van 1933 en 1936
geteekend hebben, zou dus de vraag rijzen of
zij hun politiek van thans pioeten blijven
toepassen of terugkeeren tot die van de vrije
mededinging zoowel voor de bebouwde op
pervlakte als voor den omvang van den uit
voer.
De conclusies van het verslag zijn ge
baseerd op de statistieken der belangrijkste
voortbrengende landen, met uitzondering
van Rusland, China en Mandsjoerije, die hun
gegevens nog niet gepubliceerd hebben. De
statistieken toonen aan, dat de met gra^n
bebouwde oppervlakte in Europa groeit en
elders minstens gelijk blijft.
Het verslag, dat waarschijnlijk in het voor
jaar bestudeerd zal worden, verwacht, dat
de wereldoogst in 1938 4.020.000.000 bushels
zal bedragen, hetgeen ongeveer 30.000.000
bushels meer is dan in 1928, toen er over
productie was.
Politie heeft de circulatie der
bankbiljetten bijtijds voorkomen.
Binnenkort zullen te Maastricht voor de
Arrondissemcnts-Recht.bank moeten verschij
nen de architect V. uit Sittard, de caféhou
der H. uit Sittard en de koopman H. uit
Roermond.
De eerste twee zullen zich te verantwoor
den hebben wegens het voorhanden hebben
van middelen, waarvan zij wisten, dat zij
bestemd waren tot het vervaardigen van val-
sche bankbiljetten. De derde persoon zal te
recht staan wegens medeplichtigheid.
Eveneens zullen te Aken binnenkort te
rechtstaan de Maastrichtenaar B. en de Duit-
soher B. uit Aken, wegens valsohmunterij.
De instructie in deze zaken, welke onlangs
gesloten werd, is het sluitstuk van een nauw
keurig onderzoek, waar de Maastrichtsche
politie ruim een jaar mee doende geweest
is.
Op het einde van 1936 vernam de
politie in Maastrict da't er in Antwer
pen Nederlanders op zoek waren
naar een drukker, die valsche bank
biljetten van honderd gulden voor
hen wilde drukken.
In Antwerpeen ging evenwel niemand op
de uitnoodiging in en de politie die nog geen
delict had kunnen constateeren, onthield
zich van inmenging, om de valsche munters
de gelegenheid te geven zich in een verder
stadium van hun activiteit bloot te geven.
In het begin van 1937 doken in Zuid-Lim
burg drie personen op, zekere B., uit Maas
tricht en twee Belgen, van wie de een uit
Lanaeken (B.), de ander uit Seraing (B.) af
komstig was. Zij zochten een goede papier
soort om biljetten van f 100.te kunnen
drukken.
Politie zette een val uit.
De politie slaagde er in iemand in contact
te brengen met deze groep, die deel bleek uit
te maken van een goed georganiseerde ben
de, waartoe verscheidene vakinenschen be
hoorden. De politie kon zich zoodoende op de
hoogte houden van het stadium waarin de
bende met haar werkzaamheden verkeerde.
Los van dit onderzoek werd er in
den loop van 1937 te Sittard een par
tij briefjes in beslag genomen, voor
zien van een watermerk, en bestemd
voor bankbiljetten van tien gulden,
doch onbedrukt.
Zoodoende kwam men op het spoor van
den architect V. te Sittard, den caféhouder
H., aldaar en den koopman H., te Roer
mond. Ook kwam men te weten, dat er een
drukkerij in Aken was, gereed om het val
sche bankpapieer te drukken.
Op heeterdaad betrapt
Tegeen het einde van 1937 deed men een
inval in de Akensche drukkerij en daar wer
den de Duitscher B. en de Maastrichtenaar
B., welke laatste dus begin 1937 in Zuid-Lim
burg met de twee Belgen geschikte papier
soorten zocht, op heeterdaad betrapt, toen zij
op het punt stonden de eerste valsche pa
pieren te gaan drukken. Beiden werden ge
arresteerd en in de gevangenis te Aken in
gesloten.
Eenigen tijd daarna is men eveneens over
gegaan tot de arrestatie van de genoemde
personen in Sittard en Roermond, die thans
binnen korten tijd in Maastricht zullen te-
rechtsaan.
Dank zij het voorzichtig geleide onderzoek
van de politie, is er geen enkel valsch bil
jet in circulatie gebracht kunnen worden.
Binnenkort zal de tweede en laatste ver
deeling plaats hebben van gelden uit het
kleeding-, schoeisel- en dekkingfonds.
In verband hiermede wordt de inzame
ling, overeenkomstig dien oorspronkelijkeii
opzet ervan, thans geheel beëindigd, waar
om de minister van Sociale Zaken, prof. mr,
Romme, verzoekt van Zaterdag den 22en
dezer af geen gelden meer op de postreke
ning 141400 te storten en geen briefkaar
ten met postzegels ten behoeve van het
fonds meer te zenden.
Het heeft de regeering groote voldoening
geschonken, dat het werkende deel van het
Naderlandsche volk zoo spontaan en in
zoo grooten getalen aan den oproep van mi
nister Romme gevolg heeft ggeven. Het be
drag der ingezamelde gelden heeft dan ook
de verwachting overtroffen.
Aan duizenden kon dientengevolge een
niet onbelangrijke tegemoetkoming in bloe
ding, schoeisel en dekking worden ver
leend.
Raadselachtig ongeluk op het
traject Den HaagGouda.
Gisterochtend in de vroegte is op de spoor
baan onder de gemeentee Zevenhuizen, op
de lijn Den HaagGouda, het lijk gevon
den van een man, die door den trein moet
zijn gedood.
Rijkspolitie en stationspersoneel uit Gouda
zijn naar de plaats van het ongeval gegaan
om een onderzoek naar het gebeurde in te
stellen. De verongelukte blijkt de 46-jarige
beambte van den Rijkswaterstaat, J. Bak
ker uit Den Haag te zijn. Het lijk lag zwaar
verminkt tusschen de rails op de spoorbaan.
Hoe het ongeluk zich heeft voorgedaan, is
nog niet bekend.
ZATERDAG 22 JANUARI 1938,
Hilversum I. 1875 en 415,5 m.
VARA-Uitzending. 10.0010.20 v.m. eo
7.30—8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek.
10.00 Morgenwijding.
10.20 Uitzending voor Arbeiders in de Con
tinubedrijven.
12.00—1.45 Gramofoonmuziek.
2.00 Reportage.
2.20 Viool en piano.
2.45 Amateursuitzending.
3.15 Causerie over Marokko.
3.45 VARA-Orkest, m.m.v. solist.
4.30 Esperanto-Uitzending.
4.50 „Kris-Kras door Nederland".
5.40 Declamatie.
6.00 Orgelspel.
6.30 „De Wielewaal", en reportage.
7.00 Filmland.
7.30 Bijbelvertellingen.
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.15 VARA-orkest, „Fantasia", en solisten,
9.15 „En nu... Oké!".
10.30 Toespraak.
10.40 Gramofoonmuziek.
10.50 Declamatie.
11.00 Zang en orgel.
11.30 Berichten.
11.3512.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n. 301,5 M.
KR O-Uitzending,
8.009.15 en 10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstige causerie.
12.00 Berichten.
12.15 De KRO-Melodisten, m.m.v. solist, en
gramofoonmuziek.
2.00 Halfuurtje voor de rijpere jeugd.
2.30 Gramofoonmuziek.
3.05 Kinderuurtje.
4.05 Gramofoonmuziek.
4.15 KRO-Kamerorkest, en gramofoonmuziek.
5.30 Esperanto-nieuws.
5.45 De KRO-Nachtegaaltjes.
6.15 Gramofoonplaten.
6.20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Gramofoonplaten.
7.00 Berichten.
7.175 „Nieuwe stromingen in de economische
wetenschap", causerie.
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Iverpeinzing met muzikale omlijsting.
8.35 Berichten.
8.40 KRO-orkest.
9.00 Gramofoonmuziek.
9.15 Cabaret-programma.
9.25 The Hawaian Friends.
9.35 De KRO-Melodisten.
9.55 Vervolg Cabaret-programma.
10.15 Vervolg KRO-Melodisten.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Filmpraatje.
10.5512.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
roman door
e. phillips-
oppenheim
23.
Hij drentelde naar een heuvel op eenigen
afstand, dien, waar hij eerder gezeten had,
vermijdende, kleedde zich daarachter uit, en
dook in zee. Een half uur later kwam hij er
uit, stak een pijp aan, en ging, glinsterende
van het parelende water, liggen op een met
wilde thijm begroeid plekje, zijn voeten in het
Warme, en met een tufje gras tot hoofdkus
sen. John Large kwam een praatje met hem
maken.
„U schijnt er een te zijn, die bij de dames
in den smaak valt," zei hij bij wijze van ope
ning van het gesprek.
„Och, dat heb ik nooit kunnen denken,"
was het eenigszins verbijsterde antwoord. „Ik
heb er nooit een gekend."
„Daar had je dat aardige „missie", ging
de vlsscher peinzend voort. „Ze was een ver
duiveld aardig ding, en nu vandaag haar
ladyschap. Ze is natuurlijk anders. Zij is
iemand van stand. Ik heb haar gekend, toen
ze nog zoo hoog was als een turf. Als ze wil,
kan ze met een zeilboot omgaan als de beste,
en ze kan zwemmen als een visch. De laat
ste paa- jaar heeft ze zoowat Londensche ma
niertjes aangenomen. Le schijnt een manier
aangenomen te hebben van om zich heen te
kijken als zocht ze naar iets, dat ze nooit
verwacht te vinden. Dat zit misschien in het
artistieke, denk ik."
„Best mogelijk," meende Peter Cradd. „Ze
is zeer schrander."
„Dat zegt men overal," gaf Mr. Large toe.
„maar ik weet niet zoo zeker of je daar wat
aan hebt. Ze ziet er niet bar gelukkig uit
niet zoo gelukkig als dat missie, dat nu weg
is. Ik mocht haar graag. Ze kon je zoo vroo-
lijk en opgeruimd maken."
Peter Cradd knikte. In datzelfde oogenblik
was hij op een eigenaardige gedachte geko
men. Toen hij zich van het zand opgericht
had, was haar plaats voor den ezel ledig ge
weest. Jawel, zij kon zwemmen als een visch?
Zou zij langs den anderen kant afgedaald zijn
en daar zijn gaan zwemmen? Hij zag in ge
dachten dat slanke blanke lichaam het water
doorklieven, haar hoofd een weinig naar één
zijde, de diepblauwe oogen hemelwaarts ge
richt. Toen schaamde hij zich eensklaps over
zijn denkbeeld, over zijn stoutmoedigheid. Hij
boorde zjjn hiel in het zand.
„Wat heeft u, Mr. Cradd?" vroeg Large.
„Niets; ik was boos op mezelven, Large."
„Dat overkomt ons allen weieens. Maar
w(j spraken over haar ladyschap" en zullen
haar hier altijd „haar ladyyschap" en zullen
dat wel ten eeuwigei dage blijven doen, denk
ik. Ze is altijd minzaam genoeg, maar als ze
zoo tegen je glimlacht, doet ze dat toch al
tijd zoo'n beetje uit de hoogte, hoe vriende
lijk ze je ook toespreekt. En de voorname
lui uit den omtrek ook." ging hij voort, met
een breed handgebaar landinwaarts „daar
heb je den graaf en zijn gravin op Cariswood,
en al die menschen van dezelfde komst
dragen haar op de hand en noodigen haar al
maar uit als zij hier zijn. En dan heb je Sir
Arthur. van de Abbey, ook nog. Ze zeggen,
dat hij verscheidene malen aanzoek om haar
gedaan heeft, maar zij liet hem altijd een
blauwtje loopen."
Peter Cradd opende zijn oogen en keek zijn
metgezel sufferig aan. Het wilde hem voor
komen, dat er onder dit gepraat iets opzette
lijks verborgen lag.
„Wij eenvoudige menschen, merken in het
leven van anderen heel wat op, al lijkt dat
niet zoo," ging Large voort, „en wij houden
er evengoed als anderen onze meeningen op
na, en ik zeg altijd maar, soort hoort bij
soort, en laat ieder in zijn eigen stand blijven.
Nu bestaat er tusschen u en mij een verschil,
sir ik ben geen socialist, houdt u dat voor
gezegd maar u en haar ladyschap, dat is
een héél verschil. Ik zou er bijvoorbeeld niet
aan denken om naast u te komen zitten, ten
zij u het mij vroeg."
„Ga er bij zitten, Large," noodigde Peter
Cradd uit.
De man ging op de uitnoodiging in en zette
zich op zijn gemak.
„Zooals ik zei, sir," begon hij weer, „bestaan
er van die verschillen. U is vriendelijk tegen
mij, en u vraagt mij naast u te komen zit
ten, en zoo zitten we nu genoeglijk en gezel
lig. Maar wij zijn niet van denzelfden stand
dat weet ik zeer goed en, als u mij niet
kwalijk neemt, sir u en haar ladyschap
ze is zoo lief en aardig tegen u als ze
maar kan maar u beiden zijn ook niet
van denzelfden stand. Is "dat niet zoo?"
„Daar heb je volkomen gelijk in," gaf
Peter Cradd toe, met een flauw glimlachje
om de lippen. „Je zou het zelfs met méér
overtuiging zeggen, wanneer je alles van mij
afwist, Large."
„„Wat ik van u afweet, sir," somde de an
der vrij op, „is, dat u een aardige, vriende
lijke, prettige man is, en u heeft iets over u,
dat weer anders is dan bij ons, ruwer volkje,
al is het dan niet precies wat de hoogere
standen over zich hebben. Maar dat aardige
missie dat aardige missie, ja zij is het
zelfde als u, sir. Ik heb dat aardige missie
nu en dan naar u zien kijken, en ik zei tegen
mezelven: „Wat geeft het nu, dat hij al zoo
wat op leeftijd is? Hier is een paartje, dat
dezelfde smaken heeft. Om u beiden in het
water te zien zwemmen, dat was een genot.
Als u samen na het bad hier zoo lag, als een
paar schildpadden, die zich in de zon liet
drogen dat was ook een mooi gezicht. Be
staat er geen kans dat dat aardige missie
hier nogeens terugkomt.
„Ik vrees van niet," antwoordde Peter
Cradd. „Weet je, ze is net als ik, voordat ik
dat gelukje had zij moet voor haar brood
werken."
„Het is jammer," merkte Mr. Large op,
dapper aan zijn pijp trekkende, „dat een me
neer met geld niet met haar getrouwd is. Wel,
wel, ze zou hier een gelukkige jonge vrouw
geweest zijn."
„Wie zou dat niet?" viel Peter Cradd hem
bij.
Ben Large krabde zich peinzend over de
kin. Hij vond, dat hij met zeer veel tact alle
gedachten uitgesproken had, die gedurende
den zeiltocht in zijn hoofd opgekomen waren,
en krabbelde op de been.
„Ik ga eens kijken of haar ladyschap mij
noodig heeft," zei zij, „en daarna zal ik de
lunch achter dit heuveltje gereed zetten. De
zon zal u niet hinderen; aan den anderen
kant staat wat minder wind."
Peter Cradd knikte langzaam. Hij draaide
zijn hoofd om en zag Large verdwijnen. Toen
sloot hij zijn oogen opnieuw. Wat had die
man het bij het rechte einde! Aardige missie,
zooals hij haar noemde, ja, dat was de ware
gezellin voor hem, en in zijn hart laaide een
innige teederheid voor haar op. Hij voelde
zelfs weer die warme tinteling, die hem bijna
schrik aangejaagd had, toen ze zijn geheele
lichaam electriseerde, op het oogenblik, dat
haar bloote, natte arm even tegen den zijnen
gerust had. Indien hij zich de weelde had
kunnen veroorloven, zou hij graag daar zijn
blijven liggen, in de warmte van de zon. met
een zoutsmaak op zijn lippen, en het zalige
gevoel daarvan op zijn lichaam, om zich over
te geven aan de gedachten aan aardige mis
sie. Heidensch heidensche gedachten, maar
met den prikkel van een volkomen nieuw ge
not, naarmate ze in zijn hersens wortel scho
ten. En toch verhief de reactie altijd weer
haar stem tegen hen in, het gevoel van iets
dat onbrak, van iets, dat als een triomflied
in zijn hart weerklonken had, toen hij dat
laatste glas whisky geledigd had en beneveld
naar bed gedragen was. Niet op die manier
werd de hoogste wensch van iemands leven
vervuld. Niet dat hij ooit weer beginnen zou
er opnieuw naar te zoeken. Hem was slechts
een supplement gegund van zesenveertig
tot zestig maar hij kon althans leeren te
begrijpen. Hij had zoo lang in onwetendheid
geleefd,. Hij onderging eenigszins de gewaar
wordingen van een man, die het grootste deel
van zijn leven in de gevangenis doorgebracht
heeft, plotseling in vrijheid gesteld wordt, en
min of meer versuft rondzwerft in een om-
g /ing, waarvan hem zoo weinig bekend is.
Die hooghartige, vriendelijke jonge vrouw,
levende in een wereld, die oneindig ver van
de zijne afstond, met haar bespiegelende
blauwe oogen, en haar eigenaardigen zin voor
aangeboren verfijndheid hoe kon hij een
verklaring vinden voor de rustelooze onge
durigheid waarmee zij hem vervulde, of deze
ontleden? „Aardige Missie" had genot in zijn
ontwakend leven gebracht, maar slechts een
genot van oppervlakkigen aard. „Haar Lady
schap" bood geheimzinnigheid aan, een ver
lokking, die hem even vreemd en onbekend
was als de geur van een uitheesche bloem uit
een tropisch land. In zekeren vagen zin voelde
hij dat hij in deze worsteling van den schat
van zijn gedachten zijn vingers brandde aan
een grooter en dieper begrijpen van het leven,
erwij 1 hij in zijn diepste binnenste vergein-
kingen zocht te trekken tusschen deze twee
vrouwen.
Gehoorzaam aan haar bevel, sprong hij op,
en zij zag hem naderen met een glimlach op
haar gezicht. Met zijn regenjas over zijn bad-
costuum, zijn eigenaardige heldere oogen, zijn
gezonde huidskleur, zijn beweeglijken, wee
ken mond, leek hij een typisch mênschje. Zijn
haren, die nog zeer weelderig waren, woeien
verward om zijn hoofd.
(Wordt vervolgd.)