Geboortelepels Woensdagsche Mijmerij Verdienstelijk onderwijsman verlaat onze stad EEN GROOTE DAG NEERLAND'S HISTORIE Juwelier Beemsterboer De heer E. H. Bos bij Kon. Besluit benoemd tot schoolopziener te 's Gravenhage Prachtige afsluiting van ambtelijke loopbaan 65 ct. 70 ct. 95 ct. 85 ct. Keizerstraat 15 Inschrijving Handelsregister Oranje-blijdschap in het jaar 1748 §3 Maakt vreugde baanl Vlug en goed vervoer gaai samen per „ESONA" Tooneel- en Amusementsvereen „Kapé" viert feest De heer E. H. Bos, hoofd der Chr. U.L.O.- «chool gaat onze stad verlaten. Bij Kon. besluit ls hij benoemd tot schoolopziener van het Lager Onderwijs in de inspectie 's Gravenhage. Hoe gaarne men den heer Bos deze prachtige af sluiting van zijn ambtelijken loopbaan bg het onderwijs van harte gunt, men zal het betreu ren, dat een zoo verdienstelijk onderwijsman onze stad gaat verlaten. De heer Bos is een hoogst bekwaam onder wijzer, is een knap organisator, is een uit nemend leeraar en heeft zich ook buiten het breede terrein van het onderwijs, bewogen op het gebied van het vereenigingsleven van onze stad. In het politieke leven schaarde hg zich onder anti-revolutionairen vaan. Hij was een man met ruimen en breeden blik, jnan van groote en gedegen kennis, in velerlei opzicht. De heer Bos werd 20 Februari 1891 in Acht tienhoven, als zoon van het hoofd der Chr. school, aldaar, geboren en doorliep bij zijn vader de lagere school, waarna hij voor onder wijzer studeerde aan de Gereformeerde Nor maalschool te Utrecht. Hij was achtereenvol gens onderwijzer te IJsselstein, Amersfoort, Hilversum en Apeldoorn en werd op 1 Mei 1920 benoemd tot hoofd van de Gr. v. Prinsterer- school, alhier. In 1926 volgde zijn benoeming tot hoofd van de opleidingschool en in 1929 tot hoofd van de U.L.O.-school (kopschool). Toen de heer J. C. Boon in 1934 als hoofd van de U.L.O.-school met pensioen ging, werd de heer Bos benoemd tot hoofd van de U.L.O. en op leidingschool. In September van het vorig jaar, na de splitsing van beide scholen, bleef de heer Bos hoofd van de U.L.O.-school. De heer Bos is voorts leeraar geweest aan de normaallessen te Amersfoort en Hilversum. Hij was in Den Helder leeraar en directeur van den Gemeentelijken hóofdacte cursus. Wel een buitengewone onerscheiding voor een hoofd van een bizondere school. In 1920 werd hij benoemd als leeraar in het handelsrecht, handelskennis en handelsrekenen aan de Gemeentelijke Middelb. Handelsavond school. Hij was leeraar in de arbeidswetgeving aan de Gem. Avondvakteekenschool en leeraar aan de Biz. neutrale Kweekschool. Hij was be last met de opleiding voor het diploma voor de vestigingswet. Bijna twintig jaar was de heer Bos examina tor bij de M.U.L.O. examens en ongeveer 8 jaar examinator in het vak peadagögiek, bij de hoofdacte-examens. Het is een zeldzame staat van dienst en die kan aangevuld worden, met het werk, dat de heer Bos ook op ander terrein van het maat schappelijk leven verrichtte. Hij was, sedert de instelling van de bioscoopcommissie, secre taris en daarna voorzitter van deze commissie. Hij was lid van de commissie voor beroeps keuze en lid van de commissie voor art. 72 der L.O.-wet, welke adviezen uitbrengt over aan vragen enz. van scholen aan het. college van B. en W. Hij was lid-plaatsverv. in het scheids gerecht voor gem. ambtenaren. Oprichter en voorzitter van de Chr. besturenbond en meer dere jaren voorzitter van de anti-revolutionaire kiesvereeniging. Met groote animo en bewonderenswaardige arbeidslust heeft de heer E. H. Bos zijn werk gedaan. Nooit klopte men tevergeefs bij hem aan en voor velen zal zijn heengaan een gemis Zijn. „Hebt u hier met plezier gewerkt?" zoo vroegen we den heer Bos, toen we hem geluk- wenschten met zijn benoeming. „Ja, met groot genoegen. Ik mocht hier graag zijn en kon goed met de bevolking op schieten. Het zijn hier meest menschen, die meer van de wereld gezien hebben, wier blik daardoor ruimer is geworden en die gemakke lijk zijn in den omgang. Dat is een van de oor zaken, waardoor hier zoo weinig conflicten zijn. Het onderwijsgebied is een terrein, dat zich gemakkelijk leent voor botsingen. Zie maar eens naar andere steden." in daarom wil dan ook iedereen hieraan een blijvend souvenir be zitten. Wij brengen ook hier in een keurcollectie Gero-zilvertheelepel Gero-Paplepel I 1. Zilplazilver theelepel Echt zilver f 1.75 Bronzen wandbordje geboortepenning 60 mm penning f 2.— (GERO 65 cent De heer E. H, Bos. „En lokt uw nieuwe werkkring u aan?" zoo wilden we weten. „Ja, er is veel moois van te maken. De nieuwe betrekking houdt het midden tusschen het interne onderwijs en het volle leven. Je kan je ideeën met andere bespreken, ziet ook de methoden van anderen en kan, door de jaren lange ervaring, waardeering hebben voor het. werk van anderen. Het zal prettig zijn leiding te mogen geven en in levend contact te staan met tal van menschen op onderwijsgebied. 25 Januari1 Februari 1938. Nieuwe zaken: Den Helder: F. C. Teerink, Prins Hendriklaan 4, handel in meubelen, enz. Wijzigingen: Anna Paulowna: N.V. Garage en Expeditiebedrijf voorheen Gebr. Boerman; statutenwijziging. Den Helder: Mej. A. Kansen, Bassingracht 25, kruideniers waren, overgegaan aan M. Reik. Texel: Wed. G. v. d. Kooi, Weverstraat 70, Den Burg, levensmiddelen, enz.; rechtsvorm ge wijzigd. Opheffing: Den Helder: J. M. M. J. Verstegen, Soembastraat 12, makelaardij in onroerende goedern. Een Prinses Geboren! H.K.H. Prinses Juliana schonk het leven aan een Dochter. Nederland juicht. Alle vlaggen uit! Aldus luidde het bulletin, dat gisteren alom in onze stad verspreid geworden was. Was de laatste oproeping, daarin vervat, eigenlijk nog wel noodig? Daar lagen zij reeds klaar, de vlaggen, reeds lang, om ontrold te worden, zoodra de blijde tijding dóór ons Vaderland gin. En üit-waaien zij over stand en land, toonend de enthousiaste feeststemming, welke thans ons gansche Nederland bezielt. Neder land viert feest! Een nieuwe loot is door de goedheid Gods ontsproten aan den alouden, fieren en roemrijken Oranjestam! Maar in deze dagen verwijlen onze gedachten niet alleen bij het heden, neen, wg zien ook terug op de geschiedenis van een vorstenhuis, dat gelijk nergens elders ter wereld, eeuwenlang in lief en leed met ons volk verbonden is. En uit de historie van het Huis van Oranje- Nassau moge hier in de volgende regelen een gebeurtenis worden vermeld, welke ook een maal ons gansche land in een laaiende stem ming van vreugde bracht. Donkere wolken hadden zich in de veertiger jaren der 18de eeuw boven de Republiek der Vereenigde Nederlanden samengepakt. De in val der Franschen dreigde. Moeilijkheden waren er van allerlei aard. Toen, in de April- en Meidagen van het jaar 1747, ging daar vanuit Zeeland, weldra overgenomen door de overige provinciën, waarin sedert den dood van Willem III in 1702 het Stadhouderschap niet werd vervuld, de kreet: „Oranje Boven Willem Karei Hendrik Friso, Stadhouder van Friesland, Groningen, Drente en Gelderland, zag zich in ons gansche land tot deze waar digheid verheven. Hoe groot was de vreugde! Een 18de-eeuwsche bewoner van de Maasstad Mr. Josua van Beeftingh, die de voornaamste episoden uit zijn leven heeft beschreven in een handschrift, dat heden ten dage nog in het Ge meente-Archief te Rotterdam bewaard wordt, teekent naar aanleiding van de verheffing van Willem IV aan: „Er is niemand, die het niet beleefd heeft, al leest hij de geschriften van dien tijd, een denkbeeld te maken van de blijdschap, de uitgelatenheid, ja zelfs de dol zinnigheid, met welken deze aanstelling ver gezeld ging." Doch weldra zouden deze blijd schap, deze uitgelatenheid en dolzinnigheid opnieuw oplaaien. Het jaar 1747 spoedt zich ten einde. De Stadhouder is korten tijd ongesteld geweest. Maar „na eenige dagen indispositie", gelijk wij het in het zevende deel van het „Groot Plackaetboek", dat in 1770 te 's-Gravenhage verschenen, vinden uitgedrukt, verschijnt hij op den 23sten December in de vergadering van de Staten van Holland, welke in de Residentie zijn bijeengekomen. Nadat de Raadpensionaris den Stadhouder had toegesproken en hem namens het regeeringscollege „in convenable termen" had gecomplimenteerd, nam de Prins zelf het woord. Welk een verheugenisvolle tijding had hij te brengen! Prinses Anna, zijn gemalin, verkeerde in blijde verwachting. Toen zij dit bericht hadden aangehoord, namen de regenten, na het uitspreken van hun geluk- "en zegënwenschën, het besluit, dat in de kerken in de komende dagen „publique Ge- beeden" zouden worden uitgesproken voor een voorspoedig verloop dezer tegemoetgeziene blijde gebeurtenis. Wij, die thans de dagen van spanning achter ons hebben; wij, die thans het vreugderijke feest mogen vieren, wij kunnen ons zoo goed indenken, met welk een spanning ook onze Voorouders het tijdstip hebben zien naderen, Taalverrijking. De Duitsche taal zoo is mij eens in Duitschland verteld is de kortste die wij kennen. Aio een Franschman iemand op zijn likdoorn trapt, zegt hij: „Je vous demande pardon, monsieur!" Een Engelsch- man zal zeggen: „I'm awfully sorry". De Duitscher zegt: „Hopla". Dit verhaal klopt evenwel niet met de feiten. Toen ik eens in een Duitschen trein iemand in de gang moest passeeren, die een zoodanige buik had, dat er eigenlijk een bordje met een permanent verzoek om verontschuldiging op hoorde te bun gelen en ik desondanks „pardon" stamelde, veek hij met zijn Bretagne-vormige schier eiland geen centimeter achteruit en brom de: „Was heiszt Pardon? Man sagt Ver- zeihung." En in de tweede plaats is „Verzeihung" voor een Duitsch woord nog onwaarschijn lijk kort. Souffleur heet in het Duitsch: unter-der-Erde-in-einem Kleinen Kastchen -versteckten-schlecht-auswendig-lernenden Schauspieler-Gedanken-Aushelfer. Dit is evenmin waar als „hopla" en zoo zijn we nu dus quitte. Wat wèl waar is, is dat de Dutsche taal sedert den oorlog een grondigen schoon maak heeft ondergaan. Wie na twintig jaar voor het eerst weer een Duitsch boek ter hand neemt, moet wel vreemde oogen opzetten. Wij plegen wel eens var oprechte of rauwe taal te zeggen: „Daar is geen woord Fransch bij", maar de Duitschers hebben het principe in praetijk gebracht. Literatuur heet „Schrifttum", reclame acquisiteur „Betriebswerber", radiorecla me „Kurzdurchspruch" en fotograaf... „Lichtbildner"! En deze rage dateert volstrekt niet van 1933. Al sedert een kwart eeuw zijn de Duitschers de puristen van Europa. Gra- mofoonplaat heet allang (waarheidsge trouw) Schallplatte, en Fernsprecher voor telefoon zou zelfs een prachtvondst zijn als een telefoon werkelijk kon spreken. En nu heeft minister Frick nomen est omen ook de grammatica onder handen genomen. Wat de oude Romeinen misdaan hebben, weet ik niet (misschien is Frick boos dat ze niet indertijd al tot de as RomeBerlijn zijn toegetreden), maar ook het Latijn wordt in de ban ge daan. Meer dan 150 vreemde woorden zullen het moeten ontgelden en o.a. de volgende vertalingen doen van nu af haar intrede in het geheele Duitsche onderwijs: Nominatief Werfall Genitief Wesfall Datief Wemfall Accusatief Wenfall Imperfektum heet voortaan Dauer in der Vergangenheit, orthografie heet Recht- schreibung (nationaal-socialisme, óók een zeer on-Duitsch woord, wordt dan mis schien... Rechthaberei), komma is voortaan ...Beistrich, enzoovoort. Het zal er voor ons niet makkelijker op worden, Duitsch te lezen, maar ten slotte maken de Duitschers hun taal niet voor vreemdelingen, en of wij hun boeken be grijpen, kan hun ten slotte „ganz egal" zijn tenzij „egal" ook op den nieuwen index staat. Lach er maar om het zou heelemaal niet kwaad zijn als we aan minister Frick een voorbeeld namen! Ik herinner mij het verbaasde gezicht van een Duitscher, die in zijn land ijverig Nederlandsch had gestudeerd en in Am sterdam zijn kennis in praetijk wilde brengen. Op de winkelramen stond alleen Fransch waar hij zich niet op had voorbereid en de bevolking sprak een taal, die hem in de ooren klonk als een dialect van de inboorlingen van Uganda. Ik ben er sedertdien op gaan letten en hij heeft gelijk. Ik vroeg eens een Amster— damsch jongetje waar de Laanweg was en kreeg ten antwoord: „Atofekaffetai". hetgeen bij onderzoek bleek te beteekenen: „Aan den overkant van 't IJ". Ik had een tramconducteur verzocht, mij te waar schuwen bij het Valeriusplein, en moest van het eindpunt drie haltes terugloopen omdat ik zijn „Flajjusplaj" niet had her kend. En toen ik met denzelfden conduc teur terugreed, hoorde ik, hoe hij (tegen een heer die met schrik op zijn horloge keek) met een knipoog zei: „Klokkivag- goosemaat", hetgeen in het Neder landsch overgezet beteekende: „Het klokje van gehoorzaamheid!" Maar het zijn niet alleen de dialecten, ik bedoel de streekeigens, die verraad plegen aan de taal. Het zijn vooral de bastaardwoorden, ik bedoel de gemengd landaardigen, de wij in nonchalance, ik bedoel onopmerkzaamheid, uiten. Laten wij onszelf corrigeeren, ik bedoel herzien, vóórdat de regeering ons gelukkig maakt met een censor, ik bedoel een schrappings ambtenaar. Correspondentie: Mej. P. L. te M. Natuurlijk was Der Kerlen God niet de bijnaam van Karei den Groote, maar van Floris V. Wat een canard, ik bedoel slip of the pen, ik bedoel gaffe, ik bedoel blunder, ik bedoel figuur! waarin de mare zich zou verbreiden, dat een jonge Oranje-prins of -prinses het levenslicht had aanschouwd. In den vroegen ochtend van den 8sten Maart 1748 werd de latere Willem V om streeks vier uur geboren. Hoe anders werd toen den volke het blij gebeuren medegedeeld! Om zes uur verkondigde het gebeier der klokken aan de bewoners der Residentie wat was geschied. Welk een uitbarstingen van blijdschap volgden! In den avond werd rijke lijk geïllumineerd met de aan de ouderen onder ons zoo welbekende vetpotjes. Eerst in den middag werd aan de hoogste regeeringsbesturen, onder welke b.v. de Sta- ten-Generaal en de Raad van State, de mede- deeling van de voorspoedige verlossing van Prinses Anna gedaan. Tevens werden naar alle streken van (Vis land expresse-tijdingen gestuurd. In een tweede uitgave van een levensbeschrijving van Willem IV, welke in 1788 te Amsterdam verscheen, lezen wij, hóe in vele plaatsen de vreugdeschoten werden gelost. In een wel zeer bijzonderen stijl vinden wij het enthousiasme van die dagen uitge' drukt. Curiositeitshalve willen wij eenige cita^ ten aan het zooëven genoemde werk ont- leenen: „De blijdschap huppelde in alle Steden „langs de straatenStomme Toorens en „Huizen vertelden aan alle de waereld het „heil door hunne wimpels en vreugdevuuren. „De Schie, de Rotte, de Maas...... schaterden „van blijdschapDe Schelde dartelde van „vroolijkheidJa, zelfs het buitenland vierde het feest mede; immers, wij lezen: „Naaulijks klonk den Teems dit gejuich in de „ooren, of hij schikte zich ten Feestdans. De „grijze Donau hoorde het gerucht, en ver jongde van vreugde De 18e eeuw js bekend door de dichtge nootschappen, die toen in ons Vaderland be stonden. Het is dan ook begrijpelijk, dat zij, die vaardig met de pen waren, of althans meenden dit te zijn, niet achterbleven om hunne „vreugdegalmen", gelijk zij hun poëti sche uitingen dikwijls noemden, „uit te bazui nen". Talloos zijn de gedichten, te dezer gelegen heid vervaardigd. Een der kortste, die wij vonden, is het hiernavolgende, dat vervaar digd werd door G. Muyser: Op de jonge Erfprins, Willem, Grave van Buren. „Groei op, Jonge Graav' van Buren; Uw 's Vaders deugdrijk voetspoor in! Zo zal uw naam alle eeuwen duuren; Zoo buigt Gij, 't Burgerhart tot min!" Deze auteur had het echter niet gelaten bg sonnet samengesteld, hetwelk hij tot titel gaf: dit vier-regelig vers, neen, hij had ook een „Voor den Jongstgeschonken Erf-Stadhouder, de Hoope der Vrijheid". Op den 14den Maart begaf de Stadhouder zich naar de vergadering van de Staten van Holland en Westfriesland, aan welk college hij van de geboorte mededeeling deed. De Doop van den jongen prins werd eerst op den llden April te 's-Gravenhage vol trokken. Den dag tevoren was hiervan alom in den lande mededeeling gedaan. Tevens werd daarbij de gansche bevolking opgeroepen, om ter gelegenheid van deze plechtigheid te illumifieeren. Jlelaas zou het ons te ver voeren, om hier van deze plechtigheden ver slag te geven. Wij willen dus volstaan met de volgende bijzonderheden. Reeds op den 31sten Januari 1748 hadden de Staten van Holland en Westfriesland een resolutie genomen, om aan Willem IV aan te bieden, te staen als Getuigen over (jen Dood van den jongen Prins of Prinsesse", welke aanbieding door den Stadhouder natuurlijk werd aanvaard. Later namen ook de Staten-Generaal en andere ge- westelijke- en stedelijke besturen dergelijke besluiten. Zoodat al deze colleges afgevaar digden hadden gezonden, welke als Doopge tuigen fungeerden. De Doop werd voltrokken door Ds. L. Tinou Pielat. Willem IV droeg zelf zijn zoon ten Doop. Acht dagen later werden de z.g. pillegiften voor den jonggeboren vorst geschonken. Wagenaar, de bekende Amsterdamsche ge schiedschrijver, geeft in het 20ste deel van zijn „Vaderlandsche Historie" een opsomming van deze giften, welke gevormd werden door jaarlijksche lijfrenten. Van de door Wagenaar medegedeelde giften noemen wij hier die van de Staten-Generaal,. welke tienduizend guden, en die der Staten van Holland, welke zeven duizend gulden bedroeg. Amsterdam b.v. gaf 2500.Deze lijfrente-brieven werden aan geboden, neergelegd in gouden- of zilveren doozen. Wij moeten het bij deze weinige bijzonder heden aangaande de feestelijkheden ter ge legenheid van Geboorte en Doop van Prins Willem V laten. Moge ons Vaderland onder het bestuur van het Oranjehuis onder Gods Zegen een ge lukkige, blijde toekomst tegemoet gaan! W. J. F. MEINERS. Ja, dat moet tejen- y woordig als 'n auto y links van den weg stilstaat. Want, wan neer die licht voert, mag alléén 'n rechts- zittend lampje bran den, dat naar voren rood en naar achte ren wit licht geeft) Gij Vorstenkind, wg groeten U! 't Verwachten ging. Het feit is nu, Gg zgt ons thans geboren, Wg trekken uit, Verkonden 't luid Aan ieder die 't wil hooren. Uw vaderland zal Holland zgn En daarom: Holland heeft festgn! Het laat het feestlied zwellen. Gij Vorstenkind, Oranjezon, Hoe in ons hart de vreugd ontspon Laat zich niet licht vertellen. W' ontdekten iets, dat eerst niet was, Dat elkeen in onz' oogen las, Dat door Uw komst in ons ontstond, Dat sprak met niet te sluiten mond. Wg groeten U, o Vorstenkind, Dat ons en Neêrland samenbindt. Gij Prinsenpaar van Nederland, De vreugde van. het nieuwe pand, Wordt meegeleefd door allen. Uw kindje, dat Gg nu begroet, Laat door al 't Nederlandsche bloed De bigde hope golven Gg, Vader, Moeder van dit kind, Dat Gg als niemand anders mint, Gelukgewenscht door allen. Wij deelen in Uw blijdschap mee, In 't Rijk alhier en overzee Laat men den jubel schallen. Gg, Nederlandsche Leeuw, sta op! Herleef en hef Uw fieren Kop! Vernieuw Uw jeugd, Zie hier Uw vreugd. Grijpt nu Uw zwaard en bundel pijlen En klim omhoog. Blijf niet verwijlen. Verlicht Uw oog, schudt trots Uw manen, Oranje's krachten gaan niet tanen! Er is weer reden tot verheugen! Neem dan Uw deel met volle teugen, O, Koninklijke Leeuw. Span weer Uw spierea En maak een vreugdesprong. Wil met ons vieren Het feest van Neerlands Vorstenkind, Door iedereen zoo zeer bemind. Denk aan de glorie van weleer. Gedenk den saaien tgd niet meer. Gg, Nederlandsche Leeuw, ontwaak! Herinner U Uw schoone taak! Gg lage landje bij de zee, Gehuld in nevelbanken, Uw zon keert weer en doet weer mee! Daar 's reden om te danken. Gij, steden, trekt het feestkleed aan: Laat niet de vlag op zolder staan, Ontplooi de wimpels en banieren. Laat dorp en land dit feest meevieren. Laat water, heide, duinen, weide, Zich samen om dit kind verblijden, Opdat het jonge Prinsenkind Zijn Holland blij en vroolijk vindt. Gij, Nederlanders, hoort! De blijdschap niet verborgen, De vreugde niet gesmoord, Wat baten U de zorgen? Vergeet Uw leed Laat niets U meer verhinderen En werpt de sjerp Om schoudren Uwer kindren. Maakt vreugde baan; bereidt haflr weg en wilt niet talmen! Wie grijpt het klokketouw en doet de klanken galmen? Wie speelt de fluit, wie de trompet? Wie heeft het vuurwerk uitgezet? Wie slaat de trom, wie lost de schoten? Wie siert de straten, wie de booten? Wat zit gij daar? Komaan, maakt spoed! 'Te lang reeds rust 't oranjebloed. Verblijdt U om het Prinsenkind, Opdat het ook Uw vriendschap vindt! TH. J. VERBEIJ. Zondagavond heeft in „Musis Sacrum" de eerste tooneel- en amusementsavond van het Kapé-personeel plaatsgevonden, een uitvoe ring, waarvan men niet anders kan zeggen, dan dat zoowel de medewerkenden aan het programma, als het groote auditorium er een machtig genoegen aan beleefd hebben. De hoofdschotel vormde een tweebedrgvig blijspel „Een Reuzen-Idée", waaraan een 8-tal jongelui deelnamen. Er is hevig om dat blgspel gelachen, ondanks het feit, dat het uiteraard de onvolkomenheden van een debu- teerend gezelschap vertoonde. Maar niemand die hier zich iets van aan trok. Integendeel, men lachte de foutjes weg en genoot van de dramatische kwaliteiten dezer feestvierende Kapé-ers. Wat de vertolkers en vertolksters betreft, er waren er 8, en hen allen te noemen, zou ons te ver voeren. Een uitzondering willen we echter gaarne maken voor den „Brazi- liaanschen Oom", die zoo keurig in rol was (afgezien van enkele lach-krampen) en meer malen waarlijk bijzonder aardig spel te zien gaf. Dit was de heer Th. Herszerger, Toen de ovatie aan het einde verstomd was, kregen de dames bloemen en de regisseur! de heer Van Beem, een doos sigaretten voor de door hem gevoerde regie. Ook mej. G. Zuyderbaan kreeg een cadeau voor haar- assistent-regisseurswerk. Hierna was het pauze, en daarna werd het feest met zoo mogelgk nog verhoogde span ning voortgezet. Als succesnummer van den avond was daar ongetwijfeld de parodische voordracht van den hr. Beem, getiteld: De Be grafenis van den Etaleur". Het was een bui tengewoon aardige vondst en wij mogen ze ker den heer Van Beem voor dit werk een pluim op den hoed steken. TI,Evfne®?13 moet genoemd worden mei. Woud, die voor de muzikale begeleiding- zorgde en het door den heer Jb. Polak inge studeerde menuet. Met nog diverse andere nummertjes was dit het besluit van het eerste gedeelte van den avond. Want daarna kwam het bal waarop het, gezien het enthousiasme dezer opgewekte Kapé-ers, niet aan opgewektheid ontbroken zal hebben. Alzoo een uitvoering, waarvan men onge twijfeld een herhaling kan verwachten!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 7