Geboortelepels
Woensdagsche Mijmerij
Verdienstelijk onderwijsman
verlaat onze stad
EEN GROOTE DAG
NEERLAND'S
HISTORIE
Juwelier Beemsterboer
De heer E. H. Bos bij Kon. Besluit benoemd
tot schoolopziener te 's Gravenhage
Prachtige afsluiting
van ambtelijke loopbaan
65 ct.
70 ct.
95 ct.
85 ct.
Keizerstraat 15
Inschrijving Handelsregister
Oranje-blijdschap in het
jaar 1748
§3
Maakt vreugde baanl
Vlug en goed vervoer
gaai samen per „ESONA"
Tooneel- en Amusementsvereen
„Kapé" viert feest
De heer E. H. Bos, hoofd der Chr. U.L.O.-
«chool gaat onze stad verlaten. Bij Kon. besluit
ls hij benoemd tot schoolopziener van het Lager
Onderwijs in de inspectie 's Gravenhage. Hoe
gaarne men den heer Bos deze prachtige af
sluiting van zijn ambtelijken loopbaan bg het
onderwijs van harte gunt, men zal het betreu
ren, dat een zoo verdienstelijk onderwijsman
onze stad gaat verlaten.
De heer Bos is een hoogst bekwaam onder
wijzer, is een knap organisator, is een uit
nemend leeraar en heeft zich ook buiten het
breede terrein van het onderwijs, bewogen op
het gebied van het vereenigingsleven van onze
stad. In het politieke leven schaarde hg zich
onder anti-revolutionairen vaan.
Hij was een man met ruimen en breeden blik,
jnan van groote en gedegen kennis, in velerlei
opzicht.
De heer Bos werd 20 Februari 1891 in Acht
tienhoven, als zoon van het hoofd der Chr.
school, aldaar, geboren en doorliep bij zijn
vader de lagere school, waarna hij voor onder
wijzer studeerde aan de Gereformeerde Nor
maalschool te Utrecht. Hij was achtereenvol
gens onderwijzer te IJsselstein, Amersfoort,
Hilversum en Apeldoorn en werd op 1 Mei 1920
benoemd tot hoofd van de Gr. v. Prinsterer-
school, alhier. In 1926 volgde zijn benoeming
tot hoofd van de opleidingschool en in 1929 tot
hoofd van de U.L.O.-school (kopschool). Toen
de heer J. C. Boon in 1934 als hoofd van de
U.L.O.-school met pensioen ging, werd de heer
Bos benoemd tot hoofd van de U.L.O. en op
leidingschool. In September van het vorig jaar,
na de splitsing van beide scholen, bleef de heer
Bos hoofd van de U.L.O.-school.
De heer Bos is voorts leeraar geweest aan de
normaallessen te Amersfoort en Hilversum. Hij
was in Den Helder leeraar en directeur van
den Gemeentelijken hóofdacte cursus. Wel een
buitengewone onerscheiding voor een hoofd
van een bizondere school.
In 1920 werd hij benoemd als leeraar in het
handelsrecht, handelskennis en handelsrekenen
aan de Gemeentelijke Middelb. Handelsavond
school. Hij was leeraar in de arbeidswetgeving
aan de Gem. Avondvakteekenschool en leeraar
aan de Biz. neutrale Kweekschool. Hij was be
last met de opleiding voor het diploma voor de
vestigingswet.
Bijna twintig jaar was de heer Bos examina
tor bij de M.U.L.O. examens en ongeveer 8 jaar
examinator in het vak peadagögiek, bij de
hoofdacte-examens.
Het is een zeldzame staat van dienst en die
kan aangevuld worden, met het werk, dat de
heer Bos ook op ander terrein van het maat
schappelijk leven verrichtte. Hij was, sedert
de instelling van de bioscoopcommissie, secre
taris en daarna voorzitter van deze commissie.
Hij was lid van de commissie voor beroeps
keuze en lid van de commissie voor art. 72 der
L.O.-wet, welke adviezen uitbrengt over aan
vragen enz. van scholen aan het. college van
B. en W. Hij was lid-plaatsverv. in het scheids
gerecht voor gem. ambtenaren. Oprichter en
voorzitter van de Chr. besturenbond en meer
dere jaren voorzitter van de anti-revolutionaire
kiesvereeniging.
Met groote animo en bewonderenswaardige
arbeidslust heeft de heer E. H. Bos zijn werk
gedaan. Nooit klopte men tevergeefs bij hem
aan en voor velen zal zijn heengaan een gemis
Zijn.
„Hebt u hier met plezier gewerkt?" zoo
vroegen we den heer Bos, toen we hem geluk-
wenschten met zijn benoeming.
„Ja, met groot genoegen. Ik mocht hier
graag zijn en kon goed met de bevolking op
schieten. Het zijn hier meest menschen, die
meer van de wereld gezien hebben, wier blik
daardoor ruimer is geworden en die gemakke
lijk zijn in den omgang. Dat is een van de oor
zaken, waardoor hier zoo weinig conflicten
zijn. Het onderwijsgebied is een terrein, dat zich
gemakkelijk leent voor botsingen. Zie maar
eens naar andere steden."
in
daarom wil dan ook
iedereen hieraan een
blijvend souvenir be
zitten.
Wij brengen ook hier
in een keurcollectie
Gero-zilvertheelepel
Gero-Paplepel I 1.
Zilplazilver theelepel
Echt zilver f 1.75
Bronzen wandbordje
geboortepenning
60 mm penning f 2.—
(GERO
65 cent
De heer E. H, Bos.
„En lokt uw nieuwe werkkring u aan?" zoo
wilden we weten.
„Ja, er is veel moois van te maken. De
nieuwe betrekking houdt het midden tusschen
het interne onderwijs en het volle leven. Je
kan je ideeën met andere bespreken, ziet ook
de methoden van anderen en kan, door de jaren
lange ervaring, waardeering hebben voor het.
werk van anderen. Het zal prettig zijn leiding
te mogen geven en in levend contact te staan
met tal van menschen op onderwijsgebied.
25 Januari1 Februari 1938.
Nieuwe zaken:
Den Helder:
F. C. Teerink, Prins Hendriklaan 4, handel
in meubelen, enz.
Wijzigingen:
Anna Paulowna:
N.V. Garage en Expeditiebedrijf voorheen
Gebr. Boerman; statutenwijziging.
Den Helder:
Mej. A. Kansen, Bassingracht 25, kruideniers
waren, overgegaan aan M. Reik.
Texel:
Wed. G. v. d. Kooi, Weverstraat 70, Den
Burg, levensmiddelen, enz.; rechtsvorm ge
wijzigd.
Opheffing:
Den Helder:
J. M. M. J. Verstegen, Soembastraat 12,
makelaardij in onroerende goedern.
Een Prinses Geboren!
H.K.H. Prinses Juliana schonk het leven aan
een Dochter.
Nederland juicht. Alle vlaggen uit!
Aldus luidde het bulletin, dat gisteren alom
in onze stad verspreid geworden was. Was
de laatste oproeping, daarin vervat, eigenlijk
nog wel noodig? Daar lagen zij reeds klaar,
de vlaggen, reeds lang, om ontrold te worden,
zoodra de blijde tijding dóór ons Vaderland
gin. En üit-waaien zij over stand en land,
toonend de enthousiaste feeststemming, welke
thans ons gansche Nederland bezielt. Neder
land viert feest! Een nieuwe loot is door de
goedheid Gods ontsproten aan den alouden,
fieren en roemrijken Oranjestam! Maar in
deze dagen verwijlen onze gedachten niet
alleen bij het heden, neen, wg zien ook terug
op de geschiedenis van een vorstenhuis, dat
gelijk nergens elders ter wereld, eeuwenlang
in lief en leed met ons volk verbonden is. En
uit de historie van het Huis van Oranje-
Nassau moge hier in de volgende regelen een
gebeurtenis worden vermeld, welke ook een
maal ons gansche land in een laaiende stem
ming van vreugde bracht.
Donkere wolken hadden zich in de veertiger
jaren der 18de eeuw boven de Republiek der
Vereenigde Nederlanden samengepakt. De in
val der Franschen dreigde. Moeilijkheden
waren er van allerlei aard. Toen, in de April-
en Meidagen van het jaar 1747, ging daar
vanuit Zeeland, weldra overgenomen door de
overige provinciën, waarin sedert den dood
van Willem III in 1702 het Stadhouderschap
niet werd vervuld, de kreet: „Oranje Boven
Willem Karei Hendrik Friso, Stadhouder van
Friesland, Groningen, Drente en Gelderland,
zag zich in ons gansche land tot deze waar
digheid verheven. Hoe groot was de vreugde!
Een 18de-eeuwsche bewoner van de Maasstad
Mr. Josua van Beeftingh, die de voornaamste
episoden uit zijn leven heeft beschreven in een
handschrift, dat heden ten dage nog in het Ge
meente-Archief te Rotterdam bewaard wordt,
teekent naar aanleiding van de verheffing van
Willem IV aan: „Er is niemand, die het niet
beleefd heeft, al leest hij de geschriften van
dien tijd, een denkbeeld te maken van de
blijdschap, de uitgelatenheid, ja zelfs de dol
zinnigheid, met welken deze aanstelling ver
gezeld ging." Doch weldra zouden deze blijd
schap, deze uitgelatenheid en dolzinnigheid
opnieuw oplaaien.
Het jaar 1747 spoedt zich ten einde. De
Stadhouder is korten tijd ongesteld geweest.
Maar „na eenige dagen indispositie", gelijk
wij het in het zevende deel van het „Groot
Plackaetboek", dat in 1770 te 's-Gravenhage
verschenen, vinden uitgedrukt, verschijnt hij op
den 23sten December in de vergadering van
de Staten van Holland, welke in de Residentie
zijn bijeengekomen. Nadat de Raadpensionaris
den Stadhouder had toegesproken en hem
namens het regeeringscollege „in convenable
termen" had gecomplimenteerd, nam de Prins
zelf het woord. Welk een verheugenisvolle
tijding had hij te brengen! Prinses Anna, zijn
gemalin, verkeerde in blijde verwachting. Toen
zij dit bericht hadden aangehoord, namen de
regenten, na het uitspreken van hun geluk-
"en zegënwenschën, het besluit, dat in de
kerken in de komende dagen „publique Ge-
beeden" zouden worden uitgesproken voor een
voorspoedig verloop dezer tegemoetgeziene
blijde gebeurtenis.
Wij, die thans de dagen van spanning achter
ons hebben; wij, die thans het vreugderijke
feest mogen vieren, wij kunnen ons zoo goed
indenken, met welk een spanning ook onze
Voorouders het tijdstip hebben zien naderen,
Taalverrijking.
De Duitsche taal zoo is mij eens in
Duitschland verteld is de kortste die
wij kennen. Aio een Franschman iemand
op zijn likdoorn trapt, zegt hij: „Je vous
demande pardon, monsieur!" Een Engelsch-
man zal zeggen: „I'm awfully sorry". De
Duitscher zegt: „Hopla".
Dit verhaal klopt evenwel niet met de
feiten.
Toen ik eens in een Duitschen trein
iemand in de gang moest passeeren, die
een zoodanige buik had, dat er eigenlijk
een bordje met een permanent verzoek
om verontschuldiging op hoorde te bun
gelen en ik desondanks „pardon" stamelde,
veek hij met zijn Bretagne-vormige schier
eiland geen centimeter achteruit en brom
de: „Was heiszt Pardon? Man sagt Ver-
zeihung."
En in de tweede plaats is „Verzeihung"
voor een Duitsch woord nog onwaarschijn
lijk kort. Souffleur heet in het Duitsch:
unter-der-Erde-in-einem Kleinen Kastchen
-versteckten-schlecht-auswendig-lernenden
Schauspieler-Gedanken-Aushelfer. Dit is
evenmin waar als „hopla" en zoo zijn we
nu dus quitte.
Wat wèl waar is, is dat de Dutsche taal
sedert den oorlog een grondigen schoon
maak heeft ondergaan. Wie na twintig
jaar voor het eerst weer een Duitsch boek
ter hand neemt, moet wel vreemde oogen
opzetten. Wij plegen wel eens var oprechte
of rauwe taal te zeggen: „Daar is geen
woord Fransch bij", maar de Duitschers
hebben het principe in praetijk gebracht.
Literatuur heet „Schrifttum", reclame
acquisiteur „Betriebswerber", radiorecla
me „Kurzdurchspruch" en fotograaf...
„Lichtbildner"!
En deze rage dateert volstrekt niet van
1933. Al sedert een kwart eeuw zijn de
Duitschers de puristen van Europa. Gra-
mofoonplaat heet allang (waarheidsge
trouw) Schallplatte, en Fernsprecher voor
telefoon zou zelfs een prachtvondst zijn
als een telefoon werkelijk kon spreken.
En nu heeft minister Frick nomen
est omen ook de grammatica onder
handen genomen. Wat de oude Romeinen
misdaan hebben, weet ik niet (misschien
is Frick boos dat ze niet indertijd al tot
de as RomeBerlijn zijn toegetreden),
maar ook het Latijn wordt in de ban ge
daan. Meer dan 150 vreemde woorden
zullen het moeten ontgelden en o.a. de
volgende vertalingen doen van nu af haar
intrede in het geheele Duitsche onderwijs:
Nominatief Werfall
Genitief Wesfall
Datief Wemfall
Accusatief Wenfall
Imperfektum heet voortaan Dauer in
der Vergangenheit, orthografie heet Recht-
schreibung (nationaal-socialisme, óók een
zeer on-Duitsch woord, wordt dan mis
schien... Rechthaberei), komma is voortaan
...Beistrich, enzoovoort.
Het zal er voor ons niet makkelijker op
worden, Duitsch te lezen, maar ten slotte
maken de Duitschers hun taal niet voor
vreemdelingen, en of wij hun boeken be
grijpen, kan hun ten slotte „ganz egal"
zijn tenzij „egal" ook op den nieuwen
index staat.
Lach er maar om het zou heelemaal
niet kwaad zijn als we aan minister Frick
een voorbeeld namen!
Ik herinner mij het verbaasde gezicht
van een Duitscher, die in zijn land ijverig
Nederlandsch had gestudeerd en in Am
sterdam zijn kennis in praetijk wilde
brengen. Op de winkelramen stond alleen
Fransch waar hij zich niet op had
voorbereid en de bevolking sprak een
taal, die hem in de ooren klonk als een
dialect van de inboorlingen van Uganda.
Ik ben er sedertdien op gaan letten en hij
heeft gelijk. Ik vroeg eens een Amster—
damsch jongetje waar de Laanweg was
en kreeg ten antwoord: „Atofekaffetai".
hetgeen bij onderzoek bleek te beteekenen:
„Aan den overkant van 't IJ". Ik had een
tramconducteur verzocht, mij te waar
schuwen bij het Valeriusplein, en moest
van het eindpunt drie haltes terugloopen
omdat ik zijn „Flajjusplaj" niet had her
kend. En toen ik met denzelfden conduc
teur terugreed, hoorde ik, hoe hij (tegen
een heer die met schrik op zijn horloge
keek) met een knipoog zei: „Klokkivag-
goosemaat", hetgeen in het Neder
landsch overgezet beteekende: „Het
klokje van gehoorzaamheid!"
Maar het zijn niet alleen de dialecten,
ik bedoel de streekeigens, die verraad
plegen aan de taal. Het zijn vooral de
bastaardwoorden, ik bedoel de gemengd
landaardigen, de wij in nonchalance, ik
bedoel onopmerkzaamheid, uiten. Laten wij
onszelf corrigeeren, ik bedoel herzien,
vóórdat de regeering ons gelukkig maakt
met een censor, ik bedoel een schrappings
ambtenaar.
Correspondentie:
Mej. P. L. te M. Natuurlijk was Der
Kerlen God niet de bijnaam van Karei den
Groote, maar van Floris V. Wat een
canard, ik bedoel slip of the pen, ik bedoel
gaffe, ik bedoel blunder, ik bedoel figuur!
waarin de mare zich zou verbreiden, dat een
jonge Oranje-prins of -prinses het levenslicht
had aanschouwd.
In den vroegen ochtend van den 8sten
Maart 1748 werd de latere Willem V om
streeks vier uur geboren. Hoe anders werd
toen den volke het blij gebeuren medegedeeld!
Om zes uur verkondigde het gebeier der
klokken aan de bewoners der Residentie wat
was geschied. Welk een uitbarstingen van
blijdschap volgden! In den avond werd rijke
lijk geïllumineerd met de aan de ouderen
onder ons zoo welbekende vetpotjes.
Eerst in den middag werd aan de hoogste
regeeringsbesturen, onder welke b.v. de Sta-
ten-Generaal en de Raad van State, de mede-
deeling van de voorspoedige verlossing van
Prinses Anna gedaan. Tevens werden naar
alle streken van (Vis land expresse-tijdingen
gestuurd. In een tweede uitgave van een
levensbeschrijving van Willem IV, welke in
1788 te Amsterdam verscheen, lezen wij, hóe
in vele plaatsen de vreugdeschoten werden
gelost. In een wel zeer bijzonderen stijl vinden
wij het enthousiasme van die dagen uitge'
drukt. Curiositeitshalve willen wij eenige cita^
ten aan het zooëven genoemde werk ont-
leenen: „De blijdschap huppelde in alle Steden
„langs de straatenStomme Toorens en
„Huizen vertelden aan alle de waereld het
„heil door hunne wimpels en vreugdevuuren.
„De Schie, de Rotte, de Maas...... schaterden
„van blijdschapDe Schelde dartelde van
„vroolijkheidJa, zelfs het buitenland
vierde het feest mede; immers, wij lezen:
„Naaulijks klonk den Teems dit gejuich in de
„ooren, of hij schikte zich ten Feestdans. De
„grijze Donau hoorde het gerucht, en ver
jongde van vreugde
De 18e eeuw js bekend door de dichtge
nootschappen, die toen in ons Vaderland be
stonden. Het is dan ook begrijpelijk, dat zij,
die vaardig met de pen waren, of althans
meenden dit te zijn, niet achterbleven om
hunne „vreugdegalmen", gelijk zij hun poëti
sche uitingen dikwijls noemden, „uit te bazui
nen".
Talloos zijn de gedichten, te dezer gelegen
heid vervaardigd. Een der kortste, die wij
vonden, is het hiernavolgende, dat vervaar
digd werd door G. Muyser:
Op de jonge Erfprins, Willem,
Grave van Buren.
„Groei op, Jonge Graav' van Buren;
Uw 's Vaders deugdrijk voetspoor in!
Zo zal uw naam alle eeuwen duuren;
Zoo buigt Gij, 't Burgerhart tot min!"
Deze auteur had het echter niet gelaten bg
sonnet samengesteld, hetwelk hij tot titel gaf:
dit vier-regelig vers, neen, hij had ook een
„Voor den Jongstgeschonken Erf-Stadhouder,
de Hoope der Vrijheid".
Op den 14den Maart begaf de Stadhouder
zich naar de vergadering van de Staten van
Holland en Westfriesland, aan welk college
hij van de geboorte mededeeling deed.
De Doop van den jongen prins werd eerst
op den llden April te 's-Gravenhage vol
trokken. Den dag tevoren was hiervan alom
in den lande mededeeling gedaan. Tevens werd
daarbij de gansche bevolking opgeroepen, om
ter gelegenheid van deze plechtigheid te
illumifieeren. Jlelaas zou het ons te ver
voeren, om hier van deze plechtigheden ver
slag te geven. Wij willen dus volstaan met de
volgende bijzonderheden. Reeds op den 31sten
Januari 1748 hadden de Staten van Holland
en Westfriesland een resolutie genomen, om
aan Willem IV aan te bieden, te staen als
Getuigen over (jen Dood van den jongen Prins
of Prinsesse", welke aanbieding door den
Stadhouder natuurlijk werd aanvaard. Later
namen ook de Staten-Generaal en andere ge-
westelijke- en stedelijke besturen dergelijke
besluiten. Zoodat al deze colleges afgevaar
digden hadden gezonden, welke als Doopge
tuigen fungeerden. De Doop werd voltrokken
door Ds. L. Tinou Pielat. Willem IV droeg
zelf zijn zoon ten Doop.
Acht dagen later werden de z.g. pillegiften
voor den jonggeboren vorst geschonken.
Wagenaar, de bekende Amsterdamsche ge
schiedschrijver, geeft in het 20ste deel van
zijn „Vaderlandsche Historie" een opsomming
van deze giften, welke gevormd werden door
jaarlijksche lijfrenten. Van de door Wagenaar
medegedeelde giften noemen wij hier die van
de Staten-Generaal,. welke tienduizend guden,
en die der Staten van Holland, welke zeven
duizend gulden bedroeg. Amsterdam b.v. gaf
2500.Deze lijfrente-brieven werden aan
geboden, neergelegd in gouden- of zilveren
doozen.
Wij moeten het bij deze weinige bijzonder
heden aangaande de feestelijkheden ter ge
legenheid van Geboorte en Doop van Prins
Willem V laten.
Moge ons Vaderland onder het bestuur van
het Oranjehuis onder Gods Zegen een ge
lukkige, blijde toekomst tegemoet gaan!
W. J. F. MEINERS.
Ja, dat moet tejen-
y woordig als 'n auto
y links van den weg
stilstaat. Want, wan
neer die licht voert,
mag alléén 'n rechts-
zittend lampje bran
den, dat naar voren
rood en naar achte
ren wit licht geeft)
Gij Vorstenkind, wg groeten U!
't Verwachten ging. Het feit is nu,
Gg zgt ons thans geboren,
Wg trekken uit,
Verkonden 't luid
Aan ieder die 't wil hooren.
Uw vaderland zal Holland zgn
En daarom: Holland heeft festgn!
Het laat het feestlied zwellen.
Gij Vorstenkind, Oranjezon,
Hoe in ons hart de vreugd ontspon
Laat zich niet licht vertellen.
W' ontdekten iets, dat eerst niet was,
Dat elkeen in onz' oogen las,
Dat door Uw komst in ons ontstond,
Dat sprak met niet te sluiten mond.
Wg groeten U, o Vorstenkind,
Dat ons en Neêrland samenbindt.
Gij Prinsenpaar van Nederland,
De vreugde van. het nieuwe pand,
Wordt meegeleefd door allen.
Uw kindje, dat Gg nu begroet,
Laat door al 't Nederlandsche bloed
De bigde hope golven
Gg, Vader, Moeder van dit kind,
Dat Gg als niemand anders mint,
Gelukgewenscht door allen.
Wij deelen in Uw blijdschap mee,
In 't Rijk alhier en overzee
Laat men den jubel schallen.
Gg, Nederlandsche Leeuw, sta op!
Herleef en hef Uw fieren Kop!
Vernieuw Uw jeugd,
Zie hier Uw vreugd.
Grijpt nu Uw zwaard en bundel pijlen
En klim omhoog. Blijf niet verwijlen.
Verlicht Uw oog, schudt trots Uw manen,
Oranje's krachten gaan niet tanen!
Er is weer reden tot verheugen!
Neem dan Uw deel met volle teugen,
O, Koninklijke Leeuw. Span weer Uw spierea
En maak een vreugdesprong. Wil met ons
vieren
Het feest van Neerlands Vorstenkind,
Door iedereen zoo zeer bemind.
Denk aan de glorie van weleer.
Gedenk den saaien tgd niet meer.
Gg, Nederlandsche Leeuw, ontwaak!
Herinner U Uw schoone taak!
Gg lage landje bij de zee,
Gehuld in nevelbanken,
Uw zon keert weer en doet weer mee!
Daar 's reden om te danken.
Gij, steden, trekt het feestkleed aan:
Laat niet de vlag op zolder staan,
Ontplooi de wimpels en banieren.
Laat dorp en land dit feest meevieren.
Laat water, heide, duinen, weide,
Zich samen om dit kind verblijden,
Opdat het jonge Prinsenkind
Zijn Holland blij en vroolijk vindt.
Gij, Nederlanders, hoort!
De blijdschap niet verborgen,
De vreugde niet gesmoord,
Wat baten U de zorgen?
Vergeet Uw leed
Laat niets U meer verhinderen
En werpt de sjerp
Om schoudren Uwer kindren.
Maakt vreugde baan; bereidt haflr weg en
wilt niet talmen!
Wie grijpt het klokketouw en doet de
klanken galmen?
Wie speelt de fluit, wie de trompet?
Wie heeft het vuurwerk uitgezet?
Wie slaat de trom, wie lost de schoten?
Wie siert de straten, wie de booten?
Wat zit gij daar? Komaan, maakt spoed!
'Te lang reeds rust 't oranjebloed.
Verblijdt U om het Prinsenkind,
Opdat het ook Uw vriendschap vindt!
TH. J. VERBEIJ.
Zondagavond heeft in „Musis Sacrum" de
eerste tooneel- en amusementsavond van het
Kapé-personeel plaatsgevonden, een uitvoe
ring, waarvan men niet anders kan zeggen,
dan dat zoowel de medewerkenden aan het
programma, als het groote auditorium er
een machtig genoegen aan beleefd hebben.
De hoofdschotel vormde een tweebedrgvig
blijspel „Een Reuzen-Idée", waaraan een
8-tal jongelui deelnamen. Er is hevig om dat
blgspel gelachen, ondanks het feit, dat het
uiteraard de onvolkomenheden van een debu-
teerend gezelschap vertoonde.
Maar niemand die hier zich iets van aan
trok. Integendeel, men lachte de foutjes weg
en genoot van de dramatische kwaliteiten
dezer feestvierende Kapé-ers.
Wat de vertolkers en vertolksters betreft,
er waren er 8, en hen allen te noemen, zou
ons te ver voeren. Een uitzondering willen
we echter gaarne maken voor den „Brazi-
liaanschen Oom", die zoo keurig in rol was
(afgezien van enkele lach-krampen) en meer
malen waarlijk bijzonder aardig spel te zien
gaf. Dit was de heer Th. Herszerger,
Toen de ovatie aan het einde verstomd was,
kregen de dames bloemen en de regisseur!
de heer Van Beem, een doos sigaretten
voor de door hem gevoerde regie. Ook mej.
G. Zuyderbaan kreeg een cadeau voor haar-
assistent-regisseurswerk.
Hierna was het pauze, en daarna werd het
feest met zoo mogelgk nog verhoogde span
ning voortgezet. Als succesnummer van den
avond was daar ongetwijfeld de parodische
voordracht van den hr. Beem, getiteld: De Be
grafenis van den Etaleur". Het was een bui
tengewoon aardige vondst en wij mogen ze
ker den heer Van Beem voor dit werk een
pluim op den hoed steken.
TI,Evfne®?13 moet genoemd worden mei.
Woud, die voor de muzikale begeleiding-
zorgde en het door den heer Jb. Polak inge
studeerde menuet.
Met nog diverse andere nummertjes was
dit het besluit van het eerste gedeelte van
den avond. Want daarna kwam het bal
waarop het, gezien het enthousiasme dezer
opgewekte Kapé-ers, niet aan opgewektheid
ontbroken zal hebben.
Alzoo een uitvoering, waarvan men onge
twijfeld een herhaling kan verwachten!