Xaê- tio-o-it!
't HOEKJE
OUDERS
Het land van de warme bronnen
Geysers tusschen ijsgletschers
Vreeselijk eenvoudig:
Toen goud nog goedkoop
was
Het waarachtige breekt zich
baan, altijd en overal
Het Kind
in.
OUTTERTJEU
Op IJsland heeft men reeds her
haaldelijk proeven genomen om de
warmte van de heete bronnen op
een of andere wijze te benutten. In
het klein wordt het warme water
reeds door kweekers gebruikt voor
het verwarmen van tuinen, doch
ook hoorde men reeds van groote
projecten, als de warmwatervoor
ziening van Reykjavik door middel
van deze bronnen. Kans op verwe
zenlijking van deze plannen schijnt
in den laatsten tijd grooter te zijn
geworden. De heete bron Reykien,
waar het in de eerste plaats om
gaat, geeft per seconde 150 liter
heet water. De hoeveelheid is vol
doende, om meer dan de helft van
de huizen van Reykjavik van
warmte te voorzien. Dit project
brengt het eigenaardige eiland IJs
land weer in het middelpunt der
belangstelling.
r
De eerste Viking en zijn metgezellen ble
ven niet lang alleen op IJsland. Hoe weinig
aanlokkelijks het voor het grootste deel
met ontzagwekkende gletschers en eeuwi
ge sneeuw bedekte eiland ook mocht heb
ben, in dien langvervlogen, ruwen tijd
scheen het velen Noormannen toch gast
vrijer toe, dan het door burgeroorlogen ge
teisterde vaderland.
Taai en gewend aan ontberingen als de
Vikings waren, slaagden zij er niet alleen
in deze woeste, onvruchtbare regionen
staande te houden, doch wisten bovendien
den grondslag te leggen voor een bloeiend
geslacht, dat duizend jaar na hen nog in
onverminderde kracht zou voortbestaan.
De bevolking, die thans IJsland bewoont,
onderscheidt zich slechts weinig van de
eerste Germaansche landverhuizers, en het
feit, dat het eiland sinds lang onder Deen-
sche regeering staat IJsland is niet een
soort van kolonie of provincie van Dene
marken, maar een onafhankelijk, neutraal
koninkrijk in personeele unie met Dene
marken heeft niets aan het uitgesproken
Noorsche karakter kunnen veranderen.
Het is die stugge onveranderlijkheid van
hun karig vaderland, die zich in het sterk
conservatieve volkskarakter van de IJslan-
ders afspiegelt. Het beeld, dat de reiziger
bij zijn aankomst voor zich ziet, zal wel
weinig anders zijn dan duizend jaar gele
den; grijze hemel, grijze zee en grijs, vlak
land vereenigen zich tot een beeld van on
beschrijfelijke melancholie.
Men moet het land van zeer nabij ken
nen, om te beseffen, dat het de woonplaats
van beschaafde menschen is. Voor den
Midden-Europeaan kan men zich geen
troosteloozer en eentoniger iets denken dan
de hoofdstad Reykjavak, waarover steeds
de stormen woeden en dat zijn bewoners,
ondanks zekere verschijnselen van moder
ne beschaving, niets vermag te bieden van
alles, wat anders het leven waarde geeft.
F.r zijn slechts enkele boomen, enkele plek
jes sappig groen. Basaltstof en basaltge
steente op alle wegen. Overal dorheid en
onvruchtbaarheid, waarheen het oog zich
ook wendt. In dit gebied van stormen en
op dezen schralen grond gedijt niets dan
wat hard gras en armzalig struikgewas.
Op het heele IJsland dat een oppervlakte
heeft van 103.000 vierkante kilometer be
vindt zich geen enkel bosch, eenige ber
ken gelden als natuurwonderen en worden
verbaasd bekeken.
Van landbouw volgens onze begrippen is
in dat land geen sprake, want alle pogin
gen, die men daar met allerlei soort land
bouwproducten heeft aangewend, zijn tot
nu toe op niets uitgeloopen. Voor voedings
gewassen is het klimaat over het geheel
genomen te onstandvastig. Enkele harde
groenten en aardappelen is alles wat de
grond opbrengt en de eenige tak van land
bouwbedrijf, die ook voor de boeren nog
eenige levensvatbaarheid heeft, is het fok
ken van schapen. Het rund, dat veel moei
lijker te fokken is, komt hier al veel min
der voor; belangrijker is het fokken van
kleine ponnies, die de IJslander, afgezien
van enkele autobuslijnen of auto's, ge
bruikt om reizen naar het binnenland te
maken, daar de ponnie het eenige verkeers
middel is.
IJsland heeft slechts enkele wegen. De
zijwegen zijn meestal heel slecht en ver
binden de wijd uit elkaar liggende neder
zettingen onderling.
Reykjavik is het middelpunt van 't land
Men staat verbaasd van de hooge ontwik
keling der inwoners. Als men bovendien
hoort, dat de IJslander hoffelijk, gastvrij,
eenvoudig en van een onbeschrijflijke rust
is, dan zal men moeten toegeven, dat zon
der de armoede en ruwheid der natuur
nauwelijks een betere woonplaats te vinden
zou zijn, dan dit bijna op de grens van den
poolcirkel gelegen eiland. Maar men moet
hier geboren zijn, om op den duur de na
tuur te kunnen verdragen. Het klimaat al
leen al is voor den vreemdeling een be
proeving. De 217 regendagen, die Reykja
vik per jaar heeft, zouden wel uit te hou
den zijn. Maar de eeuwige wind doet ieder,
die niet over de ijzeren lichaamsgesteldheid
van de Vikingzonen beschikt, al spoedig
het hazenpad kiezen.
leen aan te bevelen voor hen, die aan al
lerlei moeilijkheden bij het reizen gewend
zijn. Voor hen heeft het eiland bijzonder
veel moois. Ongeveer drievierde deel van
het eiland is gebergte en gletscherland. Met
een oppervlakte van 13.000 vierk. kilome
ter zijn de gletschers vele malen zoo groot
als Zwitserland en zij doen voor dit land
niet onder in natuurschoon.
Waar geen gletschers zijn, vertoonen zich
lava-puimsteen- en zandwoestijnen, steken
vulkanen uit het doode land omhoog, die
voortdurend lava uitspuwen. Vele van hen
liggen in het ijs der gletschers en steeds
weer breken de vuur- en lavamassa's zich
baan, begeleid door aardbevingen; zij doen
het ijs smelten en veranderen in kokend
water, beschadigen de huizen en vernielen
het weinige vruchtbare weideland, totdat
er niets meer van over is dan woeste lava-
velden.
De werkzaamheid der talrijke warmte
bronnen houdt verband met de vulkanen
en met de op IJsland steeds voorkomende
aardbevingen. Uit de spleten in de aarde
spuiten de geysers te voorschijn.
Zoo spuit de groote geyser met een be
paalde periode tot 30 meter hooge dampen
de waterzuilen uit den grond. Een andere
groote geyser was de Strokkr, die in het
midden van de negentiende eeuw ophield
te werken. Daarenboven zijn er nog vele
kleinere geysers, die wel werken, doch met
een ongeregelden periodiciteit. Daarente
gen vloeien de warmwaterbronnen zonder
ophouden. Het water uit de geysers is
zwak alkalisch. Het bevat een zeer groot
percentage kiezelzuren, die zich in het af
gekoelde water afscheiden.
Hoe de geysers, die in Europa verder ner
gens meer voorkomen, ontstaan, is nog niet
bekend. Men weet er slechts zooveel van,
dat ergens een warmtebron voorhanden
De groote gey
ser op IJsland,
die regelmatig
tientallen me
ters hooge stoo
mende water
zuilen uitstoot.
In de nabij
heid zijn nog
kleinere gey
sers werkzaam
Het ergst vreest men den wervelwind,
die altijd tezamen met een dichte mist op
treedt en ongelooflijke hoeveelheden ba
saltstof met zich mee voert. Bovendien valt
er het geheele jaar door sneeuw.
Een uitstapje naar het binnenland is al-
Rijke boeren zijn er op IJsland niet. Alles
moet met veel moeite aan den karigen bo
dem worden ontworsteld. Daardoor zijn
ook de boerderijen armelijk om te zien.
moet zijn, op IJsland de talrijke vulkanen,
die zich daar bevinden.
Alsof de natuur het misdeelde land scha
deloos wil stellen, schenkt zij het warm en
heet water, dat vroeger ongebruikt in zee
stroomde, terwijl men thans geleerd heeft,
zich dit geschenk ten nutte te maken. De
heete bronnen leveren in Reykjavik het
water voor de wasscherijen en voor de bad-
gelegenheden in de open lucht, die dicht bij
den Poolcirkel met warm water gevoed
worden.
Sinds kort gebruikt men de in zoo groote
hoeveelheid kosteloos aangeboden warmte-
energie, <en ^behoeve van broeikassen en
warenhuizen.
Niettemin blijft voorloopig IJslands
grootste rijkdom de visch, hoofdzakelijk de
kabeljauw, die de zee in groote hoeveelhe
den oplevert.
'nV-vormig verkeers
bord beteekent, dat
u 'n Voorrangsweg
nadert, waarop het
verkeer voorrang
heeft, onverschillig
of het voor u van
links of van rechts
komt.
Warme bronnen bij Reykjavik worden als
openbare waschplaats gebruikt. Het heete
water wordt door troggen geleid, waarin
de huisvrouwen hun wasch kunnen doen.
Een oud-Egyptisch paleis wordt vrij gelegd.
Resten van een groot Egyptisch
paleis, over welks doel de geleer-
t den het nog steeds niet eens zijn,
werden indertijd bij Tell-el-Amar-
na aan den Nijl ontdekt. Ongeveer
een jaar geleden is een Egyptisch
instituut op deze plaats met opgra
vingen begonnen.
De ruïnes van het oude paleis, dat in
de eerste jaren van de regeering van pha-
rao Akhenaton schijnt te zijn gebouwd,
nemen een uitgestrekt terrein in beslag.
Genoemde heerscher moet zeer wispeltu
rig zijn geweest, want reeds na eenige
jaren heeft hij het paleis met den aard
bodem gelijk laten maken en de funda
menten met een zandlaag later bedekken.
Waartoe nu in werkelijkheid dit gebouw
gebruikt is, weet men op het oogenblik
nog niet en kan men zelfs niet eens ver
moeden. Men hoopt echter over een maand
of drie, wanneer de geheele ruïne zal zijn
vrij gelegd, het geheim te kunnen oplossen.
Onder de tot nog toe opgegraven voor
werpen, bevindt zich prachtig beeldhouw
werk, zooals b.v. een groep paarden en
Egyptische priesters. Een wel zeer bijzon
deze vondst is ook het fragment van een
steenen schoolschrift van een leerling, dat
wel meer dan 3300 jaar oud moet zijn. De
door den leeraar voorgeteekende letters
zijn nog zoo leesbaar gebleven, alsof zij
nog kort geleden geschreven waren en be
wonderenswaardig duidelijk herkent men
de pogingen van het kind, de Egyptische
letters J en T in steen te graveeren.
De lichtere zijde van het leven van deze
voor-historische wereld komt tot uiting in
verschillende schetsen in de steenen vloe
ren, waarbij het eveneens ingegraveerde
plan van een eenvoudig huis opvalt, alsof
de kunstenaar van dezen tijd zijn koning
zou hebben willen duidelijk maken, dat het
paleis niet met zijn meening over een goed
woonhuis in overeenstemming was.
Tenslotte is ook nog het model van een
kleine visch, geheel uit goud vervaardigd,
interessant. Waarschijnlijk stamt het uit
den tijd, waarin de koning van Syrië aan
den voorganger van pharao Akhenaton
schreef: „Goud was zoo goedkoop in het
land van mijn broeder als stof".
Dat het waarachtige zich altijd en overal
baanbreekt, dat zien wij aan een werkelijk
genie, dat altijd uiting weet te geven aan
zijn drang, al zijn de omstandigheden nog
zoo ongunstig. Een werkelijk genie eischt
geen rustige, luxueuze werkkamer, geen
harmonische omgeving, geen begunstiging
van arbeidsgelegenheid, het zal deze dingen
wellicht wenschen en verlangen, maar
iemand met werkelijk genie zal zich door
de afwezigheid van deze dingen niet laten
remmen. Hij zal altijd tijd, gelegenheid en
materiaal weten te vinden, zij het ook ge
brekkig materiaal. Een genie schrijft,
schildert of componeert omdat hij er een
voudig door een drang, die sterker is dan al
het andere toe gedreven wordt om te
schrijven, te schilderen of te componeeren.
Het waarachtige breekt zich baan, en daar
om behoeven wij ook in andere opzichten
geen angst te hebben, dat wij door een on
harmonische omgeving of andere moeilijke
omstandigheden vervormd zullen worden
tot wat wij niet zijn. Hetgeen in onzen
aanleg aanwezig is, zal een weg vinden,
desnoods ten koste van conflicten en strijd.
En in conflicten en strijd staalt zich het
karakter. Iemand, voor wie alle steentjes op
den levensweg steeds uit den weg worden
geruimd en die dus nooit weerstand ont
moeten, zal of geheel verslappen en totaal
geen weerstand hebben, indien dit nog eens
van hem wordt verlangd, óf een heersch-
zuchtige egoïst genoemd, maar ter hunner
verontschuldiging mag worden aangevoerd,
dat zij, als resultaat van hun opzij-dringen
van anderer wenschen en gemak, de ge
meenschap iets moois schenken. En de
egoïst die geen genie is, tracht alles opzij
te dringen ter wille van een zuiver-zelf
zuchtig doel, waaraan verder niemand iets
heeft.
Menigmaal verwijten wij het aan het
leven, wanneer wij het moeilijk hebben, ter
wijl die moeilijkheden onze eigen schuld zijn
Want het leven botst menigmaal, niet
met onze belangen, zooals wij ten onrechte
denken, maar juist met onze negatieve
eigenschappen. Wanneer wij ophouden met
het Leven verwijten te doen, maar daaren
tegen aan het werk gaan om onze negatieve
eigenschappen op te heffen,, dan zullen wij
winnen, zoowel moreel als wat onze om
standigheden betreft.
Zelfontleding moet je betrachten, zooals
die jonge vrouw, die ons haar onder
vindingen beschreef op een wijze die ken
merkend was voor het nut van de psycholo
gie in het dagelijksch leven.
Zij was altijd gewoon geweest aan com
fort, bediening en veel vrijen tijd, tot zij
door omstandigheden geplaats werd in een
primitieve omgeving, zonder eenige hulp, zij
was eerst opstandig en ongelukkig, wist
door ongewoonte met verschillende dingen
geen raad, en vond zich zeer beklagens
waardig. Totdat zij de toestand eens ging
analyseeren, en ontdekte dat dit leven
haar zoo ongelukkig maakte omdat het in
botsing kwam met haar gemakzucht, haar
egoïsme en haar pretlievendheid toen zij
egoïsme en gemakzucht opzij zette en de
nieuwe situatie energiek onder de oogen
zag, was zij niet langer ongelukkig.
In haar aard waren gemakzucht en
egoïsme nu eenmaal aanwezig, deze eigen
schappen toonden zich dan ook, zoodra de
gelegenheid zich voordeed, zij wds zoo, en
alleen een botsing met het leven die zij met
zelfkennis analyseerde, deed haar zélf vrij
willig deze eigenschappen intomen en wij
zigen. Daarom kan een ander mensch
ons nooit veranderen, omdat wij zelf alleen
dit, althans grootendeels, kunnen doen,
zoodra wij de noodzakelijkheid daartoe on
dervinden en het zelf wiilen.
Let op de V-borden:
't Is voor uw eigen
veiligheid!
VOOR DE
Bijzondere beteekenis hechtte Fröbel ook
aan de voedingsmiddelen en de spijzen,
welke het kind worden gegeven. „De eerste
kost van het kind na de moedrmelk zij een
voudig en matig, niet kunstmatiger en
meer verfijnd dan maar eenigszins noodig
is, vooral niet prikkelend en opwekkend
door kruiderijen, die een te sterken smaak
hebben, niet vet om de werkzaamheden der
innerlijke organen niet te belemmeren."
Fouten op dit gebied kunnen nog jarenlang,
mogelijk wel het geheele leven door, zich
wreken. Fröbel waarschuwt tegen deze
dingen, omdat hij het gevaar ziet van het
ontstaan van lusten van minderwaardigen
aard, lusten, die als zij op den achtergrond
zijn getreden (in schijn!) toch maar
sluimeren om bij gelegenheid in nog groo
ter kracht terug te keeren!
Dwaze moeders en kinderachtige vaders,
zegt Fröbel, blijven nochtans doorgaan den
kinderen het eene gif na het andere toe te
reiken. Te veel voedsel tegelijk, prikkelend
voedsel, snoepgoed, enz. bederven zoowel
maag als geest van het kind. Maar... het is
allemaal zoo gemakkelijk gezegd, niet waar?
Wie zelf kinderen heeft, en vooral, wanneer
het het eerste is, begaat meer dan eens
tegen beter weten in deze fouten. En ik weet
wel, dat het een verkeerde liefde is voor
het kind, want uiteindelijk zal het kind zelf
de nadeelen van al deze overdreven goed
heid moeten voelen, doch ik weet ook, hoe
moeilijk het is, het verkeerde op dit ter
rein te vermijden en het rechte te vinden!
We zien ons kind zoo graag blij! We geven
het zoo graag iets lekkers, omdat we dan
mee genieten van zijn blijdschap! Ja, ja, ik
weet het best, we verwennen het kind, we
zullen er later zelf de last van hebben,
allemaal waar, zeer waar, doch... Het is
zoo moeilijk!
Als vader van een lieve peuter, die door
allen in het gezin om strijd verwend wordt,
weet ik dit maar al te goed. Toch kan
natuurlijk niet alles worden toegegeven. Er
moet af en toe eens strenger worden opge
treden. Dikwijls kost dit moeite, vooral
wanneer zoo'n kleine snaak je met ondeu
gend verwonderde oogjes aankijkt, als het
d'r zin niet krijgt.
Fröbel stelt aan de spijs dezen eisch; ze
zij slechts voedingsmiddel, nooit
meer, nooit minder, nooit zij de spijs doel
op zichzelf, maar eenig en alleen doel tot
bevordering van de werkzaamheid van
lichaam en geest.
Maar al te dikwijls vreezen wij, dat ons
kind te weinig voedsel tot zich neemt. Een
bekwaam kinderarts zei mij eens, dat over
voeding zeer veel schade toebrengt aan het
lichamelijk welzijn van het kind.
Het behoeft geen betoog, dat het advies
van den kinderarts voor de lichamelijke en
geestelijke opvoeding van het kind (dit
laatste evenzeer) van het grootste belang
is en het. wanneer het wordt opgevolgd, de
ouders rustige zekerheid geeft bij het zoo
moeilijke levenswerk: de opvoeding van het
kind.