Nieuw licht op het Abessijnsche drama De Brabantschc Briet van Dré Juicht het volk om de vlucht van zijn Negus? Officieren kregen geen soldij en hadden honger ZIJNE MAJESTEIT REISDE MET EEN GERUST HART. BUITENLAND- SCHE PERS VERPOLITIEKT. MALANG, Maart. Ook hier, onder de tropenzon, blijf ik met belangstelling de politieke ontwikkeling in Europa volgen, want, zooals ik vroeger reeds uiteenzette, er bestaat verband tus- •chen de gebeurtenissen aan de Stille Zuid zee, den aanval van Japan op China, de verovering van Ethiopië door de Italianen en de revolutie in Spanje. Te Londen beseft men dat ook zeer goed en Engeland heeft onderhandelingen aan geknoopt met Italië om in de Stille Zuid zee de handien vrij te krijgen. De eerste voorwaarde, welke Italië zal stellen, is de erkenning door Engeland van de verove ring van Ethiopië en dus ook de erkenning van den koning van Italië als keizer van Ethiopië. Men behoeft er geen oogeniblik aan te twijfelen: deze erkenning is voor Engeland een ruil-object. Het is alleen de vraag, wat Italië daarvoor aan te bieden heeft en aan bieden wil. Het zij mij vergund eens' af te wijken van mijn gewone stof en een vraagstuk te be roeren, waarover ik, door mijn ondervin ding, een eigen, op feiten berustende mee- ming kan hebben. Korten tijd geleden besloot de Nederland- sche minister van buitenlandsche zaken den koning van Italië de facto als keizer van Ethiopië te erkennen en thans schijnt de Belgische minister van buitenlandsche zaken daartoe geneigd te zijn. In Nederland heeft dit verzet uitgelokt van verschillende zijden en ook in België gaan thans stemmen van protest op. Het vraagstuk van de al- of niet-erkenning van den koning van Italië als keizer van Ethi opië is zelfs min of meer een partij-vraag stuk geworden. Een voldongen feit. Ik, die In de gelegenheid ben ge weest Ethiopië te leeren kennen en den ondergang van dat rijk bij woonde, gaf persoonlijk mijn volle instemming, eerst aan den Neder- landschen minister van buitenland sche zaken, thans aan den Belgi schen minister van buitenlandsche zaken. Men kan als verstandig mensch niet anders dan zich bij voldongen feiten neerleggen en de verovering van Ethiopië is een vol dongen feit. Toen ik, een kleine twee faar geleden, de vlucht van keizer Hailé Selassié in Ethiopië bijwoonde, heb ik geschreven: „Dit is geen ineengestort keizerrijk maar een tot stof ineengevallen, rijk." Dat eenmaal nog Hailé Selassié als kei zer in zijn rijk terugkeert is volkomen uit gesloten, Zelfs in het ondenkbare geval, dat de Italianen zich uit Ethiopië terugtrokken, zou de weggevluchte keizer zijn troon niet meer kunnen bestiigen. Zijn eigen rasgenooten, de Amha- ren, 'beschouwen hem als een trou- weloozen verrader en zouden zeer spoedig een einde aan zijn leven maken. De andere In Ethiopië le vende rassen de Somali, de Danka- 11, de Galla, de Harrari, die tezamen de meerderheid der bevolking uit maken, hebben den keizer alleen on der dwang erkend. In Europa ls in verband met Ethiopië een zekere stemming gewekt door Fransche, maar vooral door Engelsche persagent schappen en journalisten, die gewoonlijk berichten in overeenstemming meit den wenech hunner regeeringen. De bladen in de kleinere Europeesche landen trekken voor een zeer groot deel hun nieuws van Engelsche zijde. Dat is gemakkelijk en goedkoop. Eigen waarne mers hebben deze bladen slechts zelden. Engeland en Amerika beheer- schen de openbare mcening. Engeland, en wat China, aangaat, ook Amerika, beheerschen de openbare meening van een groot deel der wereld. Dit beteekent een buitengewone macht. Toen ik in het begin van den oorlog in Abessinië kwam. keken de Frarsche en Engelsche journalisten, die voor het groot ste deel hun bijzondere instructies hadden, mij verrast en eonigszins ongerust aan. Ik was „een vreemde eend in de bijt" en mijn aanwezigheid was hun niet aangenaam. Aanvankelijk heeft men gpfracht me te beïnvloeden, maar toen dit vruchteloos bleek, heeft men zich bij den toestand neer •gelegd. Verontwaardigd was lk over het feit, dat Italië een lid van den Vol kenhond had aan kunnen vallen.- doch reeds na een maand verblijf in Ethiopië was ik nog meer ver ontwaardigd over het feit, dat men een land als. Ethiopië tot den Vol kenbond had toe kunnen laten. Onze correspondent Brederode, die thans in Ned. Indil vertoeft, geeft In bijgaand artikel een oor spronkelijke visie op de verovering van Abessinië door Italië. Onze verslaggever heeft persoonlijk den ondergang van het Ethiopische rijk meegemaakt en is daardoor in staat, het drama in Afrika, dat nog steeds de wereld bezig houdt, op verschillende punten fel te belich ten, De Engelsche politiek. Van Engelsche zijde werd alles evenwel zoo schoon mogelijk voorgesteld. Dat was op dat oogenblik Engelsche politiek. En toen keizer Hailé Selassié was weggevlucht, ging men nog door hem te verheerlijken als een buitengewoon nobel man en werkte men van Engelsche zijde op de grofste wijze op gevoelige, maar niet zeer critische harten. Al heel spoedig wist ik in Ethiopië ook wat ik te denken had van den keizer, doch ik besloot er niet over te schrijven, daar ik alleen toch machteloos zou zijn tegenover de perscampagne der Engelschen, die der keizer voorstelden als een edel, hoogst be schaafd mensch. De vlucht. Toen kwam de vlucht, waarbij deze keizer zijn trouwste vrienden en dienaren schan delijk in den steek liet. Enkele voorbeelden van Europeanen, die onder de ondankbaarheid te lijden hadden. Er was een Belgisch officier, die deel had uitgemaakt van de officieele Belgische of ficierscommissie in Abessinië. Toen deze commissie uit België bevel kreeg naar het vaderland terug te keeren, weigerde deze officier te gehoorzamen. Hij redeneerde: ik ben hier gekomen om de Abessiniërs mili tair bij te staan en nu het gevaar het grootst is, zou ik hen moeten verlaten en dat wil ik niet. Het was ondisciplinair, maarer stak karakter in. Deze Belgische officier werd de vertrouw de van keizer Hailé Selassié, maar... toen de keizer vluchtte, achtte deze het onnoodig zijn Belgischen raadsman te waarschuwen. Deze bleef met zijn vrouw achter te Addis Abeba, maar kon zich toch nog op het laat ste oogenblik redden, naar Djibouti, zoo goed als zonder geld, want hij werd niet betaald. De keizer had alles, wat hij vinden kon, me degenomen. Géén soldij. De Fransche officieren ln Ethiopischen po litiedienst, o.a. de majoor Duriaux, kregen vele maanden achtereen geen salaris. Toen de keizer gevlucht was, besloot majoor Du riaux zichzelf geld te verschaffen uit de openbare kassen, die hij open liet breken. Hij kwam te Iaat. De keizer was hem voor geweest en in de kassen was geen cent meer. Den laatsten nacht, dien hij op Ethiopi schen bodem doorbracht (te Dirédawa) zond de keizer 's avonds tegen elf uur, toen hij wist, dat iedereen thuis was, manrien uit, die de kooplieden in de stad dwongen hiin zilvergeld (Maria-Theresiadaalders) af te geven tegen bankpapier van de Ethiopische bank, die niemand meer aannam. Kort na de vlucht van den keizer, liepen te Djibouti, de Fransche haven, Belgische, Fransche, Duitsche, Zweedsche officieren rond, die hun leven voor Ethiopië en zijn keizer hadden gewaagd, doch nimmer hun salaris hadden ontvangen. Reisgeld hadden deze officieren niet meer en zelfs geen geld om te leven. Een dier officieren heeft nog geruimen tijd gewoond bij den Belgischen vice-consul te Djibouti en was ten minste voor honger gevrijwaard. Zijne Majesteit echter reisde met een gerust hart vele kisten zilver en eenige kisten goud naar veiliger ge westen. En het was niet alleen de keizer, wien men zijn gedrag kon verwijten. De groote aanvoerder Raz Desta gaf z'ijn soldaten alleen tegen betaling voedsel, dat hemzelf kosteloos werd verstrekt vanuit Addis Abeba. Ethiopische troepen in het begtn van den oorlog met Italië, op weg naar het front. Met uitzondering van twee of drie waren ale ministers te koop voor den meestbiedende. Dit alles was de reden waarom de oorlog in Abessinië door de Italianen zoo snel en met zoo weinig verliezen beëindigd kon worden. Het is dwaasheid thans te strijden over de erkenning of niet-erkenning van de verove ring van Ethiopië. Niemand in de wereld gelooft meer, dat Ethiopië zijn vrijheid ooit terug zal krijgen en onder die omstandig heden zal men vroeg of laat tot de. erken ning van de verovering en tot de erkenning van den koning van Italië als keizer van Ethiopië moeten komen en het beste ware het dit zoo spoedig mogelijk te doen. Van pro-Italiaansche gezindheid kan men mij niet verdenken, maar wat waarheid is, mag altijd gezegd worden. Ook vroeger was het in Ethiopië rumoerig. Nog dezer dagen ontving ik buiten de cen suur om een brief uit Ethiopië. Daarin werd gewag gemaakt van een aantal kleine ge vechten, die nog onlangs zijn geleverd. Ech ter, ook vroeger, in den tijd van Hailé Se lassié, voor den oorlog, werd er in Ethiopië steeds gevochten, o.a. door de troepen van den keizer tegen verschillende stammen. Doch toen werd hieraan geen aandacht ge geven en dit is thans anders. Te verwachten is, dat Engeland binnen niet te langen tijd tot de erkenning van den koning van Italië als keizer van Ethiopië over zal gaan tegen eenige concessies van Italiaansche zijde. Wel... en daarna-., zullen ook België, Zwe den, Noorwegen enz. het Engelsche voor beeld na korter of langer tijd volgen. Ware het dan/niet beter te tocnen, dat men een zelfstandige politiek voert en niet heeft te wachten op het voorbeeld van Engeland? J. K. BREDERODE. Ulvenhout, 24 Maart 1938. Amico, Hanneke schreef: „Zondagmiddag, 13 Maart 1938. Goeie, Beste, Lieve Vader van me, Ik ga dezen Zondag middag eens een gezellig babbeltje met je houden, want ik verlang weer erg naar jou en je bosschen, je boschhuis en de lekkere terpetijn- geuren in je atelier. Naar Herman ook, op wien ik, zooals nu, een beetje jaloersch ben. Want als ik m'n oogen 'n weinig dichtknijp, dan zie ik hem daar zoo fijn liggen in 't hoekje naast den schoorsteen, met z'n kop op den rand van de mand, lodderoogend naar elke be weging van zijn baas, den Witten Toovenaar met de wondere penseelen! En de koude pijp, waarvan hij de splinters staat af te knagen onder het inspannende werk, voor den ezel. Zeg, ik heb weer 'n prachtige pijp voor je gekocht. Ze weegt niets en er gaat wel 'n half ons tabak in den meerschuimen kop. En 'n mondstuk, 'n mondstuk, Vic Zonneveld, waar Herman met z'n wolfsgebit nog niet door kan komen, zóó sterk! Ik breng ze met de Paasch- vacantie mee naar Ulvenhout! Nee, ik stuur ze niet op, hoor. Veel te gezellig. Vaders pijp op m'n kamer. Telkens als m'n oog valt op dezen roomwitten toebacksmoker, herinnert ie mij aan de a s. vacantie bij jou inhet Don kere Licht der bosschen, waar van je me schreef. ,The dark Light". (Je weet, ik denk gaarne in 't Engelsch) 'n Titel om er een on sterfelijk vers onder te schrijven. MaarVadertje, ik heb me toch 'n beetje ongerust gemaakt over je. De manier waarop je schreef over dat „donkere licht", of liever „dat verddonkere licht", maakte mij be zorgd over jou. Ik vrees, dat Jij weer veel te hard en te ingespannen werkt. Doch, door die paar woorden „Het Donkere Licht", heb je mijn verlangen naar jou en je bosch, naar mijn vacantie zoodanig opgewekt, dat ik vrees den laatsten tijd slechts een zeer middelmatige leerares te zijn. Je hebt met die paar woorden reminicenties in mij opgeroepen naar de bosch-echo's, naar den gouden zonne- schemer in je gebeitst atelier, naar de geur van de sparren, naar de eekhoorns op je dak, 'k Zou nu bijvoorbeeld de klas kunnen opengooien ais een volière en 't jonge goed de vrijheid geven naar den buiten, naar het zonovergoten voorjaar, dat voor het geluk der kinders toch zooveel meer waard is, dan al die Engelsche onregelmatige werkwoorden en zoo, Maar wat draaf ik door? De Lente?? Ja. Daddy, ik ben 'n beetje uit m'n evenwicht. Wat nog al „erg" is, voor „de Engelsche Juffrouw van het Gym". Zeg, er is hier 'n nieuwe leeraar wiskunde gekomen, vlot type, gewezen zeeofficier. Als mjjn lesuur volgt op het zjjne, kan ik met d» klas niets beginnen. Het jonge goedje dwéépt met dezen 27-jarigen schoolfrik, wien echter de zeewind nog in de blonde kuif zit. Van Dalen heet ie. Is enkele jaren in de West ge weest. Hij kent ook onzen Jules, dien hij daar ontmoet heeft. „Prachtvent" noemt hij Jules, „te goed voor dat pokkeland", aldus van Dalen. Jou kent ie ook. Hij had van Jules ge hoord dat jou meeste werk naar Amerika ging. En op zijn tochten door de Nieuwe Wereld is het hem gelukt 'n paar „Zonnevelds" onder oogen te krijgen. „Ja, Zie je", zei hij tegen mij (hij tutoyeert je zoo maar, zonder te vra gen, of je 't goed vindt), ja, zie je „ik vond dien Jules zoo'n piekfijnen vent 'k was toen nieuwsgierig naar z'n ouwen heer. En ik moet je zeggen: 't hééle soort is goedHanne ke!" Ik schrok. „Hanneke?" vroeg ik. „Ja", zei het brutaaltje: „zoo heet je toch! Dat wist ik al in de West, waar ik bovendien je foto al gezien had, voor ik je kende!" Is 't niet vreeselijk toevallig, Paps? Als je ooit nog eens hier komt hoeveel keeren heb je dat al beloofd? zal ik hem eens aan je voorstellen. Hoor je eens iets over Jules en over Amerika en zoo. Van Dalen zal wel ln jouw sympathie vallen, denk ik. Ouders heeft hij niet meer, de arme jongen". „Nogal veul over dieën van Dalen, Vic ..Verdveel, Drré. Ik denk dat ik eens gauw die meerschuimen pijp ga halen! Maar ze schrijft vlot, hè, die lieve gekkin van me, met haar „zeewindinzijnblondekuif". Als ze voorloopig maar van die blonde zeekuif afblijft Ik las verder. „Ja, wat dat betreft, vadertje, ben ik 'n stuk boven hem bevoorrecht! Ten eerste heb ik jou. En nog 'n paar weekjes en ik woon weer 'n tijdje bij je. Drie weken bijna!! Wat zullen we 't fijn hebben, oudje! 'k Zal reuze- lekker koken voor je, we gaan samen gezel lig bosschen met Herman, we zoeken Dré en Trui op, we geven 'n avondjefijn!! En als jij werkt, zal ik uit de verte heel zachtjes piano spelen! Wedden dat het donkere licht dan vanzelf uit je penseelen druipt?! En wat ik dan toch ook nog altijd heb De brieven van m'n ongelukkige Moe. Ze is ziek. Vader. Haar laatste brief kwam uit een hospitaal. Ze is ook zoo vreeselijk alleen, Vader, als wij allen! Och, zij is toch ook zoo ver weg „Asteblieft, Vic..." „Eh ohmerci, Dré" En sjecuur stak ie den brief van z'n Hanneke in 'nen porte feuille en stak dien toen in zijnen bilzak. „Waarom hebt ge me dieën brief laten lezen, Vic?" „Vin je 't ook niet het beste, Dré, dat ik m'n verfhol eens 'n paar dagen dicht doe en naar Hanneke trek?" „Gin kwaal gedacht!" „Guilie mot samen 'ns praten, Vic, gij en Hanneke." „Ja! Nja! Die van Da „Kunde wel aan oew Hanneke overlaten." „Wablief „Dieën van Dalen kunde wel aan oew Hanneke eigens overlaten." „Meen je dat?!" „k Verkoop gin smoesjes. Daarveur is dieën brief, hoe luchtig ook geschreven, veul te seerjeus, Vic!" „Jou meske verzuipt in heimwee. En ik hoop, jandoome", toen sloeg ik op tafel: „dat f\ V v Wi l HiM:rru«PhWef d°°r Ro_Te' we,ke Mussoliai speciaal voor de ontvangst van Uat aan^e9Qen, vordert snel. - Hierboven de stand der werkzaamh* aen op dit oogenblik. dieën van Dalen nie mee heur spuit! Den Vic zijnen nek werd rood van spanning. Diep peilden z'n troebele schildersoogen in m'n zielement. Toen greep ie steuvig mijnen knuist en zee-t-ie: „Dré. vertel me precies wat je bedoelt! 't Gaat om Hanneke!!" Luister, Vic. Jouw meske snakt naar jou en"oew boschhuis. Waarom?? Zij is óók zoo VrikS6g^gai'Rijers. „Ze verlangt naar d'r moederlende gij dat gek, Vic?" Nnee "En vooral nou, nou 't mensch ziek ligt in 'n 'ver land op 'n ziekenkamer waar nooit iemand haar bezoeken komt...... nou gaan Hanneke's gedachten dag en nacht naar deus ongelukkig en beklagensweerdig mensch, die héAr-moeder-is-en-blijft, Vic Zonneveld. We zwegen. Toen ging ik weer wtjers: Jouw meske is zoo ziek van heimwee, dat ze "weken van te voren 'n pijp veur jou kocht en mee deus stomme ding op haar kamer T eigen verbonden voelt mee jou en oew om geving Den Vic vloekte. t Wat nou dieën van Dalen betreft: als 't "nen schobbert ls, kan ie op deuzen oogen blik gemakkelijk misbruik maken van Han neke's toestand." Den Vic sprong op. Zweet stond op z'n voor hoofd. „Keeü Afrrekenen! Vlug! 'k Moet op reis!!" Z'n oogen stonden dof en rood beloopen. Heel zijnen kop trilde. Ja, amico, ik wist 't! Ik was hard doend» den goeien kearel kapot te maken, maar. ,4 't móest! „Vic, ga-d-asteblief zitten en stel-d-oew eigen nie aan als 'n zenuwachtig hondje. „Ik moet op reis, voorr den donderr, se-nép ja dat nou niet..." „Zekers, Vic! Gij mót op reis! Maar zouwen wij samen die reis nie 'ns prontjes overleggen samen? Gij mot gin stukken gaan maken!" Weer keek ie me vragend aan. „Ga zitten!" commandeerde-n.ik. „En spring nie meer op als 'nen kakkerlak, maar luister!" 't Ging 'n bietje hard, amico, zooals goeie vrinden in moeilijke oogenblikken veur mal kaar... vèchten! „Gij wil zekers een, twee, drie den trein pak ken, naar Hanneke gaan, daar 't adres van dieën Van Dalen vragen en dan dieën kearel in z'n eigen huis deur malkaar gaan trappen of zoo iets? „Zooiets, ja!" „Ochèrm! D'n trotschen, Jaloerschen pa is benauwd z'n dochter te verliezen!" ,,'k Heb niks anders", viel uit z'n heesche keel. „Sjuust! Hou 't dan ok goed, Vic! Wat wij van dieën kaerel, die blonde kuif weten, is niks anders dan goeds! Hij was zeeofficier, schijnt nou gedoctoreerd te zijn in wiskunde, me dunkt, onder die blonde kuif zit 'n prima stelletje harsens! Hij is vlot, op 't brutale af, dus in gin geval 'nen stoffige geleerde, 't Eenige wa'k in z'n nadeel zeggen mot, de wij ven schijnen 'm 'n bietje ijdel gemaakt te heb ben. En dat gaat er deur den tijd wel af, Vic! Als ie voldoende op z'n donder hee gekregen van 't Leven, dan komt de zaak genogt in orde! Gij gaat dus gin stukken maken, ouwe jongen. Alleen... ge haalt zoolang 't spek bij den kater weg! Dat spreken wij samen al vast af." „Je hebt misschien gelijk, Drré! Ik was even in de war! „Niks bijzonders, Vic. Op moeilijke momen ten ziet 'nen goeien kameraad oew zeiken beter, dan dat ge die eigens ziet." „Da's waar," knikte den Vic en hij veegde mee zijnen zakdoek, vol mee verfvlekken, over z'n natte voorhoofd. „Hebt ge geld thuis, Vic?" „Jawel." „Duuzend pop?" „Jawel. Kan ik je helpen, Drré?" Ik lachte. „Neeë, Vic, bedankt! Stik die duuzend pop bij oe, als ge naar Hanneke gaat. Liever mergen, dan overmergen! Maak kennis mee dieën blonden slemiel, let dan goed op Hanneke en hoogstwaarschijnlijk zulde dan zien, dat ze verliefd is op die zeewindkuifAls den dieën dan z'n anker gelicht hee, dan gade gij... duuzend guldens wagen aan de beste zaak, waaraan ge ze wagen kunt!" 'k Had den Vic nog nooit zóó zien luisteren. „Gij legt die duuzend pop op tafel eri ge zegt teugen Hanneke: Hanneke, meid, da's voor jou en besteed oewen Paaschvacantie aan... oew... moeder! Ga naar Amerika!! En geef mij m'n pijp nou maar." Duuzend rimpels trokken in z'n voorhoofd. Toen: „en wil ik oe 'ns iets voorspellen, Vic?" „Wat?" vroegen z'n moeie oogen. „Nog nooit zal jouw Hanneke zóó om oewen nek gevlogen zijn, als op dieën oogenblik. Enne... da's alleen al duuzend guldens weerd!" Twee kikvorschen-van-tranen sprongen uit z'n oogen. Zenuwachtig trok z'nen mond. Toen pakte-n-ie m'n hand vast: „Zou je denken, Dré?" „Zeker weten, Vic! 't Meske verléngt naar moeder, vooral nou, nou 't mensch daar zoo triest en eenzaam ln 't wild-vreemde zieken huis ligt. Moeders, Vic, klagen niet rap... 't Zal... wel... ernstig... zijn... mee... oew vrouw." Toen sloeg dieën goeien, braven, genialen kearel als 'nen kleinen jongen de handen veur z'n gezicht en de tranen stroomden deur z'n vingers. Hanneke, amico, is al op de boot! 't Is ge gaan als lk den Vic voorspeld had. 't Ennigste wat ie er van zeggen kon, was: „had ik dét eerder geweten, Drré! Ik docht dat ze gek werd van blijdschap, m'n meiske!" „En hoe is 't nou met die witkuif?" "Daar is niet meer over gesproken. Maar t is toch geen ongeschikte vent!" „Docht ik wel." Dat is den „schoonmaak", amico, dien 'k verlejen week op 't oog had in m'nen brief... Jaja, Den Vic zou 'ns efkens komen witten, bij me...! En den Vic zee: „ik zou jou 'ns even 'n brief aten lezen...! Heel m'n Paschen naar den bliksem!" ",V,1C; wordt jouwen schoonsten Paasch jonk! Let op m'n woorden." ^ls Je 'n wijf was, zou ik denken, dat je n tooverheks bent," zee den Vic: „maar alla! Hanneke is gelukkig en... „Ja, en?" •l®1? lk bezI? aan 'l schoonste schildert), ivat ik ooit gemaakt heb'!' Dat zeggen die artisten alt«, amico. Kom, ik schei er af. Ge wit weer 't een en ander. Erin Wkl0!101!,Van Trui' Dré 111 en als altt) öin horke minder van oewen t.è..v. DRfi.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 10