Nieuw licht op het
Abessijnsche drama
De Brabantschc Briet
van Dré
Juicht het volk om de vlucht van zijn Negus?
Officieren kregen geen soldij en hadden honger
ZIJNE MAJESTEIT REISDE MET EEN
GERUST HART. BUITENLAND-
SCHE PERS VERPOLITIEKT.
MALANG, Maart.
Ook hier, onder de tropenzon, blijf ik met
belangstelling de politieke ontwikkeling in
Europa volgen, want, zooals ik vroeger
reeds uiteenzette, er bestaat verband tus-
•chen de gebeurtenissen aan de Stille Zuid
zee, den aanval van Japan op China, de
verovering van Ethiopië door de Italianen
en de revolutie in Spanje.
Te Londen beseft men dat ook zeer goed
en Engeland heeft onderhandelingen aan
geknoopt met Italië om in de Stille Zuid
zee de handien vrij te krijgen. De eerste
voorwaarde, welke Italië zal stellen, is de
erkenning door Engeland van de verove
ring van Ethiopië en dus ook de erkenning
van den koning van Italië als keizer van
Ethiopië.
Men behoeft er geen oogeniblik aan te
twijfelen: deze erkenning is voor Engeland
een ruil-object. Het is alleen de vraag, wat
Italië daarvoor aan te bieden heeft en aan
bieden wil.
Het zij mij vergund eens' af te wijken van
mijn gewone stof en een vraagstuk te be
roeren, waarover ik, door mijn ondervin
ding, een eigen, op feiten berustende mee-
ming kan hebben.
Korten tijd geleden besloot de Nederland-
sche minister van buitenlandsche zaken
den koning van Italië de facto als keizer
van Ethiopië te erkennen en thans schijnt
de Belgische minister van buitenlandsche
zaken daartoe geneigd te zijn.
In Nederland heeft dit verzet uitgelokt
van verschillende zijden en ook in België
gaan thans stemmen van protest op. Het
vraagstuk van de al- of niet-erkenning van
den koning van Italië als keizer van Ethi
opië is zelfs min of meer een partij-vraag
stuk geworden.
Een voldongen feit.
Ik, die In de gelegenheid ben ge
weest Ethiopië te leeren kennen en
den ondergang van dat rijk bij
woonde, gaf persoonlijk mijn volle
instemming, eerst aan den Neder-
landschen minister van buitenland
sche zaken, thans aan den Belgi
schen minister van buitenlandsche
zaken. Men kan als verstandig
mensch niet anders dan zich bij
voldongen feiten neerleggen en de
verovering van Ethiopië is een vol
dongen feit.
Toen ik, een kleine twee faar geleden, de
vlucht van keizer Hailé Selassié in Ethiopië
bijwoonde, heb ik geschreven: „Dit is geen
ineengestort keizerrijk maar een tot stof
ineengevallen, rijk."
Dat eenmaal nog Hailé Selassié als kei
zer in zijn rijk terugkeert is volkomen uit
gesloten, Zelfs in het ondenkbare geval, dat
de Italianen zich uit Ethiopië terugtrokken,
zou de weggevluchte keizer zijn troon niet
meer kunnen bestiigen.
Zijn eigen rasgenooten, de Amha-
ren, 'beschouwen hem als een trou-
weloozen verrader en zouden zeer
spoedig een einde aan zijn leven
maken. De andere In Ethiopië le
vende rassen de Somali, de Danka-
11, de Galla, de Harrari, die tezamen
de meerderheid der bevolking uit
maken, hebben den keizer alleen on
der dwang erkend.
In Europa ls in verband met Ethiopië
een zekere stemming gewekt door Fransche,
maar vooral door Engelsche persagent
schappen en journalisten, die gewoonlijk
berichten in overeenstemming meit den
wenech hunner regeeringen.
De bladen in de kleinere Europeesche
landen trekken voor een zeer groot deel
hun nieuws van Engelsche zijde. Dat is
gemakkelijk en goedkoop. Eigen waarne
mers hebben deze bladen slechts zelden.
Engeland en Amerika beheer-
schen de openbare mcening.
Engeland, en wat China, aangaat, ook
Amerika, beheerschen de openbare meening
van een groot deel der wereld.
Dit beteekent een buitengewone macht.
Toen ik in het begin van den oorlog in
Abessinië kwam. keken de Frarsche en
Engelsche journalisten, die voor het groot
ste deel hun bijzondere instructies hadden,
mij verrast en eonigszins ongerust aan. Ik
was „een vreemde eend in de bijt" en mijn
aanwezigheid was hun niet aangenaam.
Aanvankelijk heeft men gpfracht me te
beïnvloeden, maar toen dit vruchteloos
bleek, heeft men zich bij den toestand neer
•gelegd.
Verontwaardigd was lk over het
feit, dat Italië een lid van den Vol
kenhond had aan kunnen vallen.-
doch reeds na een maand verblijf
in Ethiopië was ik nog meer ver
ontwaardigd over het feit, dat men
een land als. Ethiopië tot den Vol
kenbond had toe kunnen laten.
Onze correspondent Brederode,
die thans in Ned. Indil vertoeft,
geeft In bijgaand artikel een oor
spronkelijke visie op de verovering
van Abessinië door Italië. Onze
verslaggever heeft persoonlijk den
ondergang van het Ethiopische rijk
meegemaakt en is daardoor in
staat, het drama in Afrika, dat nog
steeds de wereld bezig houdt, op
verschillende punten fel te belich
ten,
De Engelsche politiek.
Van Engelsche zijde werd alles evenwel
zoo schoon mogelijk voorgesteld. Dat was
op dat oogenblik Engelsche politiek. En
toen keizer Hailé Selassié was weggevlucht,
ging men nog door hem te verheerlijken als
een buitengewoon nobel man en werkte men
van Engelsche zijde op de grofste wijze op
gevoelige, maar niet zeer critische harten.
Al heel spoedig wist ik in Ethiopië ook
wat ik te denken had van den keizer, doch
ik besloot er niet over te schrijven, daar ik
alleen toch machteloos zou zijn tegenover
de perscampagne der Engelschen, die der
keizer voorstelden als een edel, hoogst be
schaafd mensch.
De vlucht.
Toen kwam de vlucht, waarbij deze keizer
zijn trouwste vrienden en dienaren schan
delijk in den steek liet.
Enkele voorbeelden van Europeanen, die
onder de ondankbaarheid te lijden hadden.
Er was een Belgisch officier, die deel had
uitgemaakt van de officieele Belgische of
ficierscommissie in Abessinië. Toen deze
commissie uit België bevel kreeg naar het
vaderland terug te keeren, weigerde deze
officier te gehoorzamen. Hij redeneerde: ik
ben hier gekomen om de Abessiniërs mili
tair bij te staan en nu het gevaar het grootst
is, zou ik hen moeten verlaten en dat wil
ik niet.
Het was ondisciplinair, maarer stak
karakter in.
Deze Belgische officier werd de vertrouw
de van keizer Hailé Selassié, maar... toen
de keizer vluchtte, achtte deze het onnoodig
zijn Belgischen raadsman te waarschuwen.
Deze bleef met zijn vrouw achter te Addis
Abeba, maar kon zich toch nog op het laat
ste oogenblik redden, naar Djibouti, zoo goed
als zonder geld, want hij werd niet betaald.
De keizer had alles, wat hij vinden kon, me
degenomen.
Géén soldij.
De Fransche officieren ln Ethiopischen po
litiedienst, o.a. de majoor Duriaux, kregen
vele maanden achtereen geen salaris. Toen
de keizer gevlucht was, besloot majoor Du
riaux zichzelf geld te verschaffen uit de
openbare kassen, die hij open liet breken.
Hij kwam te Iaat. De keizer was hem voor
geweest en in de kassen was geen cent
meer.
Den laatsten nacht, dien hij op Ethiopi
schen bodem doorbracht (te Dirédawa) zond
de keizer 's avonds tegen elf uur, toen hij
wist, dat iedereen thuis was, manrien uit,
die de kooplieden in de stad dwongen hiin
zilvergeld (Maria-Theresiadaalders) af te
geven tegen bankpapier van de Ethiopische
bank, die niemand meer aannam.
Kort na de vlucht van den keizer, liepen
te Djibouti, de Fransche haven, Belgische,
Fransche, Duitsche, Zweedsche officieren
rond, die hun leven voor Ethiopië en zijn
keizer hadden gewaagd, doch nimmer hun
salaris hadden ontvangen. Reisgeld hadden
deze officieren niet meer en zelfs geen geld
om te leven. Een dier officieren heeft nog
geruimen tijd gewoond bij den Belgischen
vice-consul te Djibouti en was ten minste
voor honger gevrijwaard.
Zijne Majesteit echter reisde met
een gerust hart vele kisten zilver en
eenige kisten goud naar veiliger ge
westen.
En het was niet alleen de keizer,
wien men zijn gedrag kon verwijten.
De groote aanvoerder Raz Desta gaf
z'ijn soldaten alleen tegen betaling
voedsel, dat hemzelf kosteloos werd
verstrekt vanuit Addis Abeba.
Ethiopische troepen in het begtn van den
oorlog met Italië, op weg naar het front.
Met uitzondering van twee of
drie waren ale ministers te koop
voor den meestbiedende.
Dit alles was de reden waarom de
oorlog in Abessinië door de Italianen
zoo snel en met zoo weinig verliezen
beëindigd kon worden.
Het is dwaasheid thans te strijden over de
erkenning of niet-erkenning van de verove
ring van Ethiopië. Niemand in de wereld
gelooft meer, dat Ethiopië zijn vrijheid ooit
terug zal krijgen en onder die omstandig
heden zal men vroeg of laat tot de. erken
ning van de verovering en tot de erkenning
van den koning van Italië als keizer van
Ethiopië moeten komen en het beste ware
het dit zoo spoedig mogelijk te doen.
Van pro-Italiaansche gezindheid kan men
mij niet verdenken, maar wat waarheid is,
mag altijd gezegd worden.
Ook vroeger was het in Ethiopië
rumoerig.
Nog dezer dagen ontving ik buiten de cen
suur om een brief uit Ethiopië. Daarin werd
gewag gemaakt van een aantal kleine ge
vechten, die nog onlangs zijn geleverd. Ech
ter, ook vroeger, in den tijd van Hailé Se
lassié, voor den oorlog, werd er in Ethiopië
steeds gevochten, o.a. door de troepen van
den keizer tegen verschillende stammen.
Doch toen werd hieraan geen aandacht ge
geven en dit is thans anders.
Te verwachten is, dat Engeland binnen
niet te langen tijd tot de erkenning van den
koning van Italië als keizer van Ethiopië
over zal gaan tegen eenige concessies van
Italiaansche zijde.
Wel... en daarna-., zullen ook België, Zwe
den, Noorwegen enz. het Engelsche voor
beeld na korter of langer tijd volgen. Ware
het dan/niet beter te tocnen, dat men een
zelfstandige politiek voert en niet heeft te
wachten op het voorbeeld van Engeland?
J. K. BREDERODE.
Ulvenhout, 24 Maart 1938.
Amico,
Hanneke schreef:
„Zondagmiddag,
13 Maart 1938.
Goeie, Beste, Lieve
Vader van me, Ik
ga dezen Zondag
middag eens een
gezellig babbeltje
met je houden,
want ik verlang
weer erg naar jou
en je bosschen, je
boschhuis en de
lekkere terpetijn-
geuren in je atelier.
Naar Herman ook,
op wien ik, zooals nu, een beetje jaloersch ben.
Want als ik m'n oogen 'n weinig dichtknijp,
dan zie ik hem daar zoo fijn liggen in 't hoekje
naast den schoorsteen, met z'n kop op den
rand van de mand, lodderoogend naar elke be
weging van zijn baas, den Witten Toovenaar
met de wondere penseelen! En de koude pijp,
waarvan hij de splinters staat af te knagen
onder het inspannende werk, voor den ezel.
Zeg, ik heb weer 'n prachtige pijp voor je
gekocht. Ze weegt niets en er gaat wel 'n half
ons tabak in den meerschuimen kop. En 'n
mondstuk, 'n mondstuk, Vic Zonneveld, waar
Herman met z'n wolfsgebit nog niet door kan
komen, zóó sterk! Ik breng ze met de Paasch-
vacantie mee naar Ulvenhout! Nee, ik stuur
ze niet op, hoor. Veel te gezellig. Vaders pijp
op m'n kamer. Telkens als m'n oog valt op
dezen roomwitten toebacksmoker, herinnert ie
mij aan de a s. vacantie bij jou inhet Don
kere Licht der bosschen, waar van je me
schreef. ,The dark Light". (Je weet, ik denk
gaarne in 't Engelsch) 'n Titel om er een on
sterfelijk vers onder te schrijven.
MaarVadertje, ik heb me toch 'n beetje
ongerust gemaakt over je. De manier waarop
je schreef over dat „donkere licht", of liever
„dat verddonkere licht", maakte mij be
zorgd over jou. Ik vrees, dat Jij weer veel te
hard en te ingespannen werkt.
Doch, door die paar woorden „Het Donkere
Licht", heb je mijn verlangen naar jou en je
bosch, naar mijn vacantie zoodanig opgewekt,
dat ik vrees den laatsten tijd slechts een zeer
middelmatige leerares te zijn. Je hebt met die
paar woorden reminicenties in mij opgeroepen
naar de bosch-echo's, naar den gouden zonne-
schemer in je gebeitst atelier, naar de geur
van de sparren, naar de eekhoorns op je dak,
'k Zou nu bijvoorbeeld de klas kunnen
opengooien ais een volière en 't jonge goed
de vrijheid geven naar den buiten, naar het
zonovergoten voorjaar, dat voor het geluk der
kinders toch zooveel meer waard is, dan al die
Engelsche onregelmatige werkwoorden en zoo,
Maar wat draaf ik door? De Lente?? Ja.
Daddy, ik ben 'n beetje uit m'n evenwicht. Wat
nog al „erg" is, voor „de Engelsche Juffrouw
van het Gym".
Zeg, er is hier 'n nieuwe leeraar wiskunde
gekomen, vlot type, gewezen zeeofficier. Als
mjjn lesuur volgt op het zjjne, kan ik met d»
klas niets beginnen. Het jonge goedje dwéépt
met dezen 27-jarigen schoolfrik, wien echter
de zeewind nog in de blonde kuif zit. Van
Dalen heet ie. Is enkele jaren in de West ge
weest. Hij kent ook onzen Jules, dien hij daar
ontmoet heeft. „Prachtvent" noemt hij Jules,
„te goed voor dat pokkeland", aldus van
Dalen. Jou kent ie ook. Hij had van Jules ge
hoord dat jou meeste werk naar Amerika ging.
En op zijn tochten door de Nieuwe Wereld is
het hem gelukt 'n paar „Zonnevelds" onder
oogen te krijgen. „Ja, Zie je", zei hij tegen
mij (hij tutoyeert je zoo maar, zonder te vra
gen, of je 't goed vindt), ja, zie je „ik vond
dien Jules zoo'n piekfijnen vent 'k was toen
nieuwsgierig naar z'n ouwen heer. En ik moet
je zeggen: 't hééle soort is goedHanne
ke!"
Ik schrok. „Hanneke?" vroeg ik.
„Ja", zei het brutaaltje: „zoo heet je toch!
Dat wist ik al in de West, waar ik bovendien
je foto al gezien had, voor ik je kende!"
Is 't niet vreeselijk toevallig, Paps? Als je
ooit nog eens hier komt hoeveel keeren heb
je dat al beloofd? zal ik hem eens aan je
voorstellen. Hoor je eens iets over Jules en
over Amerika en zoo. Van Dalen zal wel ln
jouw sympathie vallen, denk ik. Ouders heeft
hij niet meer, de arme jongen".
„Nogal veul over dieën van Dalen, Vic
..Verdveel, Drré. Ik denk dat ik eens
gauw die meerschuimen pijp ga halen! Maar
ze schrijft vlot, hè, die lieve gekkin van me,
met haar „zeewindinzijnblondekuif". Als ze
voorloopig maar van die blonde zeekuif
afblijft
Ik las verder.
„Ja, wat dat betreft, vadertje, ben ik 'n
stuk boven hem bevoorrecht! Ten eerste heb
ik jou. En nog 'n paar weekjes en ik woon
weer 'n tijdje bij je. Drie weken bijna!! Wat
zullen we 't fijn hebben, oudje! 'k Zal reuze-
lekker koken voor je, we gaan samen gezel
lig bosschen met Herman, we zoeken Dré en
Trui op, we geven 'n avondjefijn!! En als
jij werkt, zal ik uit de verte heel zachtjes
piano spelen! Wedden dat het donkere licht
dan vanzelf uit je penseelen druipt?!
En wat ik dan toch ook nog altijd heb
De brieven van m'n ongelukkige Moe. Ze is
ziek. Vader.
Haar laatste brief kwam uit een hospitaal.
Ze is ook zoo vreeselijk alleen, Vader, als wij
allen! Och, zij is toch ook zoo ver weg
„Asteblieft, Vic..."
„Eh ohmerci, Dré" En sjecuur stak
ie den brief van z'n Hanneke in 'nen porte
feuille en stak dien toen in zijnen bilzak.
„Waarom hebt ge me dieën brief laten
lezen, Vic?"
„Vin je 't ook niet het beste, Dré, dat ik
m'n verfhol eens 'n paar dagen dicht doe
en naar Hanneke trek?"
„Gin kwaal gedacht!"
„Guilie mot samen 'ns praten, Vic, gij en
Hanneke."
„Ja! Nja! Die van Da
„Kunde wel aan oew Hanneke overlaten."
„Wablief
„Dieën van Dalen kunde wel aan oew
Hanneke eigens overlaten."
„Meen je dat?!"
„k Verkoop gin smoesjes. Daarveur is
dieën brief, hoe luchtig ook geschreven, veul
te seerjeus, Vic!"
„Jou meske verzuipt in heimwee. En ik
hoop, jandoome", toen sloeg ik op tafel: „dat
f\
V v Wi l
HiM:rru«PhWef d°°r Ro_Te' we,ke Mussoliai speciaal voor de ontvangst van
Uat aan^e9Qen, vordert snel. - Hierboven de stand der werkzaamh*
aen op dit oogenblik.
dieën van Dalen nie mee heur spuit!
Den Vic zijnen nek werd rood van spanning.
Diep peilden z'n troebele schildersoogen in
m'n zielement. Toen greep ie steuvig mijnen
knuist en zee-t-ie: „Dré. vertel me precies
wat je bedoelt! 't Gaat om Hanneke!!"
Luister, Vic. Jouw meske snakt naar jou
en"oew boschhuis. Waarom?? Zij is óók zoo
VrikS6g^gai'Rijers. „Ze verlangt naar d'r
moederlende gij dat gek, Vic?"
Nnee
"En vooral nou, nou 't mensch ziek ligt in
'n 'ver land op 'n ziekenkamer waar nooit
iemand haar bezoeken komt...... nou gaan
Hanneke's gedachten dag en nacht naar deus
ongelukkig en beklagensweerdig mensch, die
héAr-moeder-is-en-blijft, Vic Zonneveld.
We zwegen. Toen ging ik weer wtjers:
Jouw meske is zoo ziek van heimwee, dat
ze "weken van te voren 'n pijp veur jou kocht
en mee deus stomme ding op haar kamer
T eigen verbonden voelt mee jou en oew om
geving
Den Vic vloekte.
t Wat nou dieën van Dalen betreft: als
't "nen schobbert ls, kan ie op deuzen oogen
blik gemakkelijk misbruik maken van Han
neke's toestand."
Den Vic sprong op. Zweet stond op z'n voor
hoofd. „Keeü Afrrekenen! Vlug! 'k Moet op
reis!!"
Z'n oogen stonden dof en rood beloopen. Heel
zijnen kop trilde.
Ja, amico, ik wist 't! Ik was hard doend»
den goeien kearel kapot te maken, maar. ,4
't móest!
„Vic, ga-d-asteblief zitten en stel-d-oew
eigen nie aan als 'n zenuwachtig hondje.
„Ik moet op reis, voorr den donderr, se-nép
ja dat nou niet..."
„Zekers, Vic! Gij mót op reis! Maar
zouwen wij samen die reis nie 'ns prontjes
overleggen samen? Gij mot gin stukken gaan
maken!"
Weer keek ie me vragend aan.
„Ga zitten!" commandeerde-n.ik. „En
spring nie meer op als 'nen kakkerlak, maar
luister!"
't Ging 'n bietje hard, amico, zooals goeie
vrinden in moeilijke oogenblikken veur mal
kaar... vèchten!
„Gij wil zekers een, twee, drie den trein pak
ken, naar Hanneke gaan, daar 't adres van
dieën Van Dalen vragen en dan dieën kearel
in z'n eigen huis deur malkaar gaan trappen
of zoo iets?
„Zooiets, ja!"
„Ochèrm! D'n trotschen, Jaloerschen pa is
benauwd z'n dochter te verliezen!"
,,'k Heb niks anders", viel uit z'n heesche
keel.
„Sjuust! Hou 't dan ok goed, Vic! Wat wij
van dieën kaerel, die blonde kuif weten, is
niks anders dan goeds! Hij was zeeofficier,
schijnt nou gedoctoreerd te zijn in wiskunde,
me dunkt, onder die blonde kuif zit 'n prima
stelletje harsens! Hij is vlot, op 't brutale af,
dus in gin geval 'nen stoffige geleerde, 't
Eenige wa'k in z'n nadeel zeggen mot, de wij
ven schijnen 'm 'n bietje ijdel gemaakt te heb
ben. En dat gaat er deur den tijd wel af, Vic!
Als ie voldoende op z'n donder hee gekregen
van 't Leven, dan komt de zaak genogt in
orde! Gij gaat dus gin stukken maken, ouwe
jongen. Alleen... ge haalt zoolang 't spek bij
den kater weg! Dat spreken wij samen al
vast af."
„Je hebt misschien gelijk, Drré! Ik was even
in de war!
„Niks bijzonders, Vic. Op moeilijke momen
ten ziet 'nen goeien kameraad oew zeiken
beter, dan dat ge die eigens ziet."
„Da's waar," knikte den Vic en hij veegde
mee zijnen zakdoek, vol mee verfvlekken, over
z'n natte voorhoofd.
„Hebt ge geld thuis, Vic?"
„Jawel."
„Duuzend pop?"
„Jawel. Kan ik je helpen, Drré?"
Ik lachte. „Neeë, Vic, bedankt! Stik die
duuzend pop bij oe, als ge naar Hanneke gaat.
Liever mergen, dan overmergen! Maak kennis
mee dieën blonden slemiel, let dan goed op
Hanneke en hoogstwaarschijnlijk zulde dan
zien, dat ze verliefd is op die zeewindkuifAls
den dieën dan z'n anker gelicht hee, dan gade
gij... duuzend guldens wagen aan de beste
zaak, waaraan ge ze wagen kunt!"
'k Had den Vic nog nooit zóó zien luisteren.
„Gij legt die duuzend pop op tafel eri ge zegt
teugen Hanneke: Hanneke, meid, da's voor
jou en besteed oewen Paaschvacantie aan...
oew... moeder! Ga naar Amerika!! En
geef mij m'n pijp nou maar."
Duuzend rimpels trokken in z'n voorhoofd.
Toen: „en wil ik oe 'ns iets voorspellen,
Vic?"
„Wat?" vroegen z'n moeie oogen.
„Nog nooit zal jouw Hanneke zóó om oewen
nek gevlogen zijn, als op dieën oogenblik.
Enne... da's alleen al duuzend guldens weerd!"
Twee kikvorschen-van-tranen sprongen uit
z'n oogen. Zenuwachtig trok z'nen mond. Toen
pakte-n-ie m'n hand vast: „Zou je denken,
Dré?"
„Zeker weten, Vic! 't Meske verléngt naar
moeder, vooral nou, nou 't mensch daar zoo
triest en eenzaam ln 't wild-vreemde zieken
huis ligt. Moeders, Vic, klagen niet rap...
't Zal... wel... ernstig... zijn... mee... oew
vrouw."
Toen sloeg dieën goeien, braven, genialen
kearel als 'nen kleinen jongen de handen veur
z'n gezicht en de tranen stroomden deur z'n
vingers.
Hanneke, amico, is al op de boot! 't Is ge
gaan als lk den Vic voorspeld had. 't Ennigste
wat ie er van zeggen kon, was: „had ik dét
eerder geweten, Drré! Ik docht dat ze gek
werd van blijdschap, m'n meiske!"
„En hoe is 't nou met die witkuif?"
"Daar is niet meer over gesproken. Maar
t is toch geen ongeschikte vent!"
„Docht ik wel."
Dat is den „schoonmaak", amico, dien 'k
verlejen week op 't oog had in m'nen brief...
Jaja, Den Vic zou 'ns efkens komen witten,
bij me...!
En den Vic zee: „ik zou jou 'ns even 'n brief
aten lezen...! Heel m'n Paschen naar den
bliksem!"
",V,1C; wordt jouwen schoonsten Paasch
jonk! Let op m'n woorden."
^ls Je 'n wijf was, zou ik denken, dat je
n tooverheks bent," zee den Vic: „maar alla!
Hanneke is gelukkig en...
„Ja, en?"
•l®1? lk bezI? aan 'l schoonste schildert),
ivat ik ooit gemaakt heb'!'
Dat zeggen die artisten alt«, amico.
Kom, ik schei er af.
Ge wit weer 't een en ander.
Erin Wkl0!101!,Van Trui' Dré 111 en als altt)
öin horke minder van oewen t.è..v.
DRfi.