Uitbreiding
een
van onze Marinehaven
dringende eisch
Verbetering urgent en
technisch uitvoerbaar
300 infanteristen komen
Dinsdag naar Den Helder
Het zwemmen in den
Britschen vijfkamp
Noodzakelijkheid voor de
gevechtswaarde van onze vloot
De belangstelling voor onze defensie
is ontwaakt. We behoeven daar niet op
nieuw op te wijzen. De tienduizenden
guldens, die de landskas vrijwillig bin
nengestroomd zijn, zijn er een te
sprekend bewijs voor. Het totaal bedrag
mag dan al niet veel beteekenen, als het
straks zijn bestemming zal krijgen, het
teekent toch de mentaliteit van het
Nederlandsche volk, ten opzichte van
het vraagstuk van onze verdediging.
Bij het Defensievraagstuk is onze
stad ten nauwste betrokken. Als eerste
Marinehaven van Nederland is het oog
van de regeeringsautoriteiten op haar
gericht. Welke waarde heeft zij in tijden
van gevaar? Die waarde is de laatste
jaren aanmerkelijk afgenomen. Was zij
vroeger als een uitmuntende haven aan
te merken, helaas kan men dat nu niet
meer zeggen.
De veranderde 'tijden stelden andere
eischen en onder die andere eischen
waren de grootere schepen. Schepen
van meer dan 150 meter lengte. En
daarvoor is onze haven eigenlijk niet
geschikt. In vredestijd kan men er nog
genoegen mee nemen, dat een kruiser
achteruit een haven uitgesleept moet
worden. Maar als straks we zullen
hopen dat het nooit zoover komt, maar
met de mogelijkheid hebben we reke
ning te houden onze schepen actief
moeten optreden, dan is een snelle bin
nenkomst en een snelle uitvaart van het
grootste belang. En dat is in den hui-
digen toestand niet mogelijk.
Verandering is dan ook dringend ge-
wenscht. Wij hebben daarover het oor
deel gevraagd van den gep. kolonel
Coster, die in 1932, in een artikel in
het „Marineblad" daarop reeds wees, en
die nu zoo vriendelijk was ons een be
schouwing te geven, waarin zeer ge
documenteerd, de noodzakelijkheid van
veranderingen wordt aangetoond.
Moge zijn stem doordringen tot de
regeering, opdat we straks niet alleen
gevechtswaardige schepen hebben, maar
een oorlogshaven, die op haar taak be
rekend is.
In de jaargang 1931 van het Marineblad
zette schrijver dezes zijne denkbeelden uiteen
over de noodzakelijke verbeteringen van de
eenige Nederlandsche Marinebasis om deze
geschikt te maken om te voorzien in de be
hoeften der vloot in Nederland.
Thans, 7 jaar later, is hieraan nog
niets geschied en bestaan in onze marine
basis nog dezelfde „uit den zeiltijd" da-
teerende toestanden. Kortheidshalve zou
derhalve met een eenvoudige verwijzing
naar het bovenvermelde artikel volstaan
kunnen worden, maar waar slechts wei
nigen in de gelegenheid zouden zijn, een
7 jaar oud artikel nog eens op te slaan,
laat staan er den lust toe zouden gevoe
len, moge de strekking van het artikel
hieronder nog eens worden herhaald.
Regeering en volk wakker geworden.
De moeite om nogmaals de aandacht hierop
te .vestigen zou bespaard kunnen blijven,
indien de overtuiging nog bestond van den
„rustigen rust" van het Nederlandsche volk
en deszelfs Regeering voor wat betreft De
fensie-aangelegenheden, maar in den laat-
sten tijd doen zich symptomen voor,, die doen
gelooven, dat de rustige tijden van gezappige
Staatscommissies (Idenburg, Kan, e.d.), die
als kapstokken dienst deden om moeilijke de
fensieproblemen aan op te hangen, voorbij is.
Het lijkt erop alsof men zelfs in Nederland
door het wereldgebeuren is opgeschrikt, men
eindelijk den Jan-Saliegeest van: „wat kun
nen wij nu doen tegen een groote mogend
heid" gaat bestrijden en in gaat zien, dat een
volgende Europeesche of zelfs Aziatische
oorlog uit zal groeien tot een wereldoorlog,
waarin het ook om het bestaan van ons volk
zal gaan. En dat in dien strijd ieder volk, dat
op zijn eigen bestaan prijs stelt, zijn uiterste
krachten zal moeten inspannen.
De vloot voor Nederland en Indië.
De van zekere zijde gepropageerde
leuze: de Vloot voor Indië, het Leger voor
Nederland ondervindt een steeds krach
tiger wordende bestrijding. Recente ge
beurtenissen (Curagao, Spanje) hebben
in ruimeren kring doen inzien, dat wil
Nederland zijn plaats onder de mogend
heden behouden, het over een vloot zal
dienen te beschikken niet uitsluitend voor
de verdediging van Indië, maar in staat
om daar in de wereld op te treden, waar
de Nederlandsche belangen dit zullen
vorderen en dus zeker geschikt om op
te treden nabij het hart van het impe
rium, dus in de Noordzee.
Trouwen ook om andere redenen is mo
dern materiaal voor dt Marine in Nederland
onmisbaar. Nederland zelf levert de beman
ning voor haar vloot en om deze te oefenen
en vooral op doelmatige wijze haar eerste
oefening te geven, kan men niet volstaan
met totaal verouderd materieel zooals een
35 jaar oud pantserschip (Hr. Ms. „Hertog
Hendrik") of een ruim 40-jarigen ouden
kruiser (Hr. Ms. „Gelderland")
Deze schepen hebben hun plicht ge
daan en meer dan dat, maar zij hadden
reeds 20 jaar geleden vervangen behoo-
ren te worden, instede van voortdurend
„opgelapt" nu nog als oefenschepen voor
de Nederlandsche vloot dienst te doen.
In deze maand zal ten laatste Hr. Ms.
„Hertog Hendrik" uiteindelijk uit dienst ge-
Is juist vorige week gfebeurd.
Held. Crt.
Red.
De schrijver van dit artikel,
gep. kol. F. W. Coster.
steld en naar den slooper worden ver
wezen. Hr. Ms. „Gelderland" wacht een zelfde
lot, zoodra het in aanbouw zijnde artillerie-
instructieschip gereed is. Een nieuwe flottilje-
leader (kleine kruiser) Hr. Ms. „Tromp"
zal met Hr. Ms. „Sumatra", die binnenkort
uit Indië voorgoed naar Nederland terug
keert, de vloot in de vaderlandsche wateren
komen versterken.
En laatstgenoemde thans voor Neder
land en de Noordzee bestemde schepen kun
nen onze eenige Marine-basis niet benutte»,
zij kunnen de haven van Nieuwediep niet bin
nenvaren (hoogstens kunnen zij er onder zeer
gunstige omstandigheden van wind en tij en
met aanvaarding van een zeker risico met
sleepbooten worden binnengesleept en er
achterste voren weer uit worden getrokken),
zij kunnen geen ligplaats nemen op 's Rijks
Werf voor het ondergaan van herstellingen,
zij kunnen er niet dokken. Hoe stelt de Ma
rineleiding zich de hulp voor van onze
Marinebasis, indien deze schepen na een actie
„beschadigd" aldaar aankomen?
In mijn hoogergenoemd artikel in het
Marineblad van zeven jaar geleden staat
woordelijk op pag. 175:
„Men kan dus zeggen, dat verbetering
„van de haven, van den toegang naar de
„werf en daarnaast ook van de dokgele-
„genheid op de werf, urgent te achten is,
„immers weliswaar zijn njomenteel onze
„kruisers uitsluitend bestemd voor Indië,
„maar het lijkt geenszins uitgesloten, dat
„deze schepen in een latere levensperiode,
„diensten in Nederland verrichten, terwijl
„flottielje-leiders zelfs uitsluitend voor Ne
derland bestemd zijn".
Was dit oordeel, toen het geschreven werd,
slechts een subjectief inzicht, thans is het
een feit geworden. Een kruiser wordt in Ne
derland gestationneerd, een leader daar in
dienst gesteld. Voorts is sinds den datum van
het artikel de Kruiser De Ruyter gebouwd
(lengte 170 M.), terwjjl een nieuwe kruiser
(lengte circa 190 M.) geprojecteerd is.
De in 1931 gedane voorspelling is dus
door de feiten bewaarheid en geconsta
teerd kan worden, dat het toen opgezette
plan, dat voorzag in de behoeften van
schepen van maximaal 190 Ml. lengte,
ook aan de tegenwoordige eischen vol
doet, al zal eenige meerdere reserve voor
langere schepen gewenscht blijken.
Daarom lijkt het van belang het toen voor
gestelde wederom onder de aandacht te bren
gen.
De volgens dit plan gedachte verbeterin
gen van de Nederlandsche Marine-basis zijn
op bijgevoegde kaart in teekening gebracht,
de bestaande toestand is met volle lijnen, de
geprojecteerde toestand met stippellijnen
aangegeven.
Het plan der verbetering.
Het plan der verbetering wordt als volgt
omschreven:
De haven wordt door verlegging van den
steenen dam, vanaf het opgespoten terrein
aan de Oostzijde van de haven tot aan den
mond verbreed en krijgt een grootste breedte
tegenover de Marinekazerne van circa 220 M.
Do ingang wordt verbreed tot omstreeks
150 M. door gedeeltelijke slooping van het
voormalig fort Harssens.
Het natte dok krijgt een nieuwen ingang,
waarbij het bezwaar inhaerent aan den
tegenwoordigen ingang, n.1. loodrecht te
staan op de richting van de havenas, is ver
meden. Aan de Oostzijde wordt het natte
dok uitgegraven, zoodanig dat het nieuwe
Oostelijke boord, bezuiden de sluis ligplaats
biedt voor schepen tot maximaal 190 M.
lengte
Door afgraving van de Noordzijde van
de tegenwoordige voorhaven van de Zee-
doksluis ontstaat gelegenheid tot zwaaien
voor schepen van grootere lengte, ter
wijl voorts een nieuw droogdok voor sche
pen tot 190 M. lengte is gedacht beoosten
het bestaande dok.
Het natte dok, de drempels van sluizen en
dokken worden op een diepte van 7.5 M. onder
A.P. gebracht.
Wordt hiernaast met aanvaarding van
het risico dat zulks periodiek baggerwerk in
de haven en speciaal in den havenmond noodig
zal maken besloten de haven aan de Z.O.-
zijde af te sluiten, dan vermindert hierdoor
niet alleen in aanzienlijke mate het risico,
thans, verbonden aan manoeuvres in de ha
ven met vaartuigen van eenige lengte, als
gevolg van de in de haven doorstaande sterke
tijstroom (maximaal 3.5 mijl p. uur), maar
verkrijgt men tevens het voordeel ook het
Oostelijk havenhoofd te kunnen benutten.
Momenteel toch is door het ontbreken van
een verbinding tusschen vasten wal en leidam
practisch slechts één zijde van de haven als
ligplaats voor schepen te benutten. Komt een
afdamming tot stand dan kunnen over den
dam een weg en een rail baan gevoerd worden
en komt de leidam daardoor tevens als kade
beschikbaar. Achter of voor den afsluitings-
dam of zelfs beoosten den leidam kan dan
tevens een haven voor kleinere koopvaarders
en vischersgchepen worden aangelegd.
Resumeerend Is ook thans verbetering
van de Marinebasis te Den Helder urgent
en blijkt dezelve technisch uitvoerbaar.
Noodzakelijk voor de gevechts
waarde van onze vloot.
In het vèrleden (tot den wereldoorlog);
werd de breedte onzer oorlogsschepen gedu
rende lange jaren gelimiteerd door de afme
tingen van een sluis in Amsterdam (Ooster-
doksluis). De Marine-autoriteiten hebben ge
weigerd; de plannen voor nieuwe oorlogs
schepen te onderwerpen aan de „uit den zeil
tijd" stammende toestanden in de haven van
Nieuwediep. De juistheid van dit standpunt
behoeft geen betoog, maar nu de schepen
gebouwd zijn, zal gezorgd moeten worden
hen een bruikbare basis te verschaffen, want
welke gevechtswaarde heeft een vloot, die
geen basis heeft om op te steunen?
Batavia, Mei 1938.
Bij aankomst inspectie door den
vice-admiraal.
Dinsdag a.s. arriveert in Den Helder,
met den trein van 8.31 uit Amersfoort,
een bataljon van circa 300 infanteristen
voor het houden van oefeningen. Het ba
taljon staat onder commando van maj.
A. J. van der Blom.
Direct na aankomst stelt het bataljon
zich op het Stationsplein op, alwaar dan
de inspectie plaats zal vinden door vice-
admiraal T. L. Kruys.
Woensdagmiddag marcheert de troep,
voorafgegaan door de Koninklijke Marine
Kapel, via de stad naar de Buitenhaven,
alwaar zij voor het Paleis, ten aanschouwe
van den commandant der Marine, zal de-
fileeren. In den loop van den middag ver
trekken de infanteristen dan weder naar
Amersfoort,
(Van een specialen verslaggever).
In het militaire overdekte zwembad te
Alderschot had eergisteren het derde onder
deel van den modernen Britschen vijfkamp
plaats, waarbij Holland o.m. vertegenwoordigd
wordt door onzen stadgenoot, luitenant M. P.
Feith.
Luit. Feith bereikte van de beide Hollanders
het beste resultaat door als vijfde te eindigen
in een tijd van 5 min. 52 sec. over een af
stand van 330 yards. De andere, luit. W. N.
I. M. Hellenberg Hubar, werd dertiende in een
tijd van 6 min. 18 sec. winnaar werd een leer
ling van de Koninklijke Militaire Academie te
Camberley, Howes, die een tijd maakte van
5 min. 8 sec.!
De vele keerpunten, welke genomen moes
ten wroden, bleken voor Feith nogal een be
zwaar te zijn en ongetwijfeld, drukte dit zijn
tijd.
In den landenkamp vergrootte Engeland
haar voorsprong met twee punten, zoodat de
stand nu is: Engeland 15 pnt., Holland 19 pnt.
Oe uitslag van het zwemmen werd: 1. V. G.
Howes, in 5 min. 8 sec.: 2. P. J. D. Coleman;
3. Johnson; 4. Hofman; 5. M. P. Feith.