Draag den hoed
die U staat
J^oninklijke lijnen
Lekker eten
Gebreid
Plissé's
Voor de witte sport
avondkleed
Zaterdag 21 Mei 1938
Vierde blad
bezit onderstaand stijlvol avondtoilet, dat van blau
we crêpe is vervaardigd. Een geborduurde cein
tuur hangt in twee statielijke slippen neer.
Zomerch
arme
Men beweert wel
eens, dat de vrou
wen er nimmer
zoo charmant uit
zagen als de laat
ste jaren, nu de
mode er zoo in
hooge mate toe
bijdraagt,-vlot en
jeugdig te klee-
den.
Het zelfde is on
getwijfeld ook van
toepassing op de
jongere generatie,
die daarenboven
nog de charme
der jeugd heeft.
Inderdaad brengt
de mode ons ook
ditmaal een veel
zijdige keus, voor
al ook vele des
sins in imprimé's,
die vaak niet drie
of vier, doch
meermalen uit et
telijke kleuren
zijn samengesteld.
Men ziet zelfs
mantels van be
drukte zij, katoen,
cretonne en chintz
of effen zijde of
katoenen weefsels
dragen, terwijl be
drukt zijden com
plets en costumes
up to date zijn
voor de komende
zomermaanden.
Mantels kort en
loshangend, doch
ook lang en ge
tailleerd met rits
of geheel zonder
sluiting, worden
beide gedragen.
Effen zijden man
tels ziet men met
bedrukte zijde ge
voerd, terwijl
nieuwe kantstof
fen eveneens de aandacht vragen voor
mantels, -costumes, japonnen en blouses.
Aardig werken deze op kleurige of bedruk
te japonnen en onderjurken.
Inderdaad is er een verfrisschende geest,
Waar te nemen ten opzichte van kleuren
en dessins der zomer en voorjaarsweefsels.
Bij zeer vele ontwerpen, die de komen
de maanden ons brengen is een tendenz
waar te nemen, om de bolero zeer populair
te maken, meermalen met breede, gedra
peerde ceintuur en afhangende linten. Ve
le bolero's, o.a. die, welke met een smal
boord zijn afgewerkt en meermalen met
féén knoop aan hals of met een clips slui
ten nemen meermalen de plaats in van
manteltjes.
De modellen der jonge meisjesjaponnen
worden, althans voor bedrukte katoentjes
zeer veel ontleend aan de Dirdl's, alhoe
wel deze toch meermalen belangrijke wij
zingen ondergaan. De ruime ingehaalde
rokken, de korte pofmouwen en vierkante
halsuitsnijding geven de grootste overeen
komst. Zooals b.v. het linker model met het
aansluitende lijfje, dat aan de rok gestikt
is, waarvan de ruimte ingehaald of over
platte plooien verdeeld wordt, die echter
alleen tot over de heupen ingepeist wor
den. Vlot en aardig kleedt ook het rechter
jurkje met garneering aan hals en mouwen
van strookjes of ruches.
GELATINE-
PUDDINGEN:
ZOMERDESSERT.
'(door onze Kook- en Huishoudspecialiste.)
Nu de zomer weer aankomt zal
menige huisvrouw als nagerecht een
pudding op het menu zetten en dan
zal een frissche pudding, waarin
vruchtensap verwerkt is, zeker wel
in den smaak vallen.
Als bindmiddel hiervoor is de minder be
kende gelatine zeer geschikt, daar deze met
weinig moeite een mooie, doorzichtige pud
ding geeft, mits men enkele voorzorgen
goed in acht neemt. Gelatine is in blaadjes-
of poedervorrn verkrijgbaar. De laatste vorm
geeft iets vlugger aanleiding tot ongelijk
matige verdeeling in de pudding.
Men kan voor het maken van een gela-
tinepudding uitgaan van alle mogelijke
[vloeistoffen, vruchtensappen, al of niet met
water verdund, melk, karnemelk en room,
terwijl men ook in de pudding nog een
vulling van b.v. stukjes vruchten aan kan
brengen, wat een aardig effect geeft, door
dat de pudding doorzichtig blijft.
Voor zure vloeistoffen heeft men iets
meer gelatine noodig, daar ze door het zuur
wat aan bindkracht verliest.
Voor room rekent men per liter vloeistof
25 gram gelatine,
Voor melk per L. vloeistof 30 gram,
voor karnemelk per L. vloeistof 35 gram,
Voor vruchtensap per L. vloeistof 4045 gr.,
Voor vruchtensap met vulling per L. vloei
stof 50 gram gelatine,
waarbij men een blad gelatine op pl.m. 1%
gram kan rekenen. t
Deze hoeveelheden" gelden, als men de
pudding een dag van te voren maakt, wat
de meest aanbevelenswaardige manier is.
Kan men de pudding slechts kort van te
Voren maken, dan doet men goed, wat meer
gelatine te gebruiken, daar ze anders niet
stijf wordt. Men heeft dan echter het be
zwaar, dat de pudding iets naar gelatine
Smaakt.
Voor het maken van elke pudding moet
töen de volgende regels in acht nemen.
Ie. Zet den puddingvorm klaar, omge
spoeld met wat water, slaolie, of, nog beter,
Ongeklopt eiwit;
2e. Zet bladgelatine ln de week ln ruim
Koud water;
3e. Breng de vloeistof met eventueel sui-
Ker e. d. aan den kook en voeg van het
Vuur af de geweekte gelatine toe. Zorg dat
hlle gelatine oplost, doch breng de massa
liiet meer aan den kook. Moet de gelatine
door een koude massa verwerkt worden,
los dan de gelatine in zoo min mogelijk
Kokend water op, nadat ze geweekt is. Hier
bij mag ze wel even op het vuur gezet wor
den, mits ze niet aan den kook kan komen.
Daarna voegt men onder goed roeren de
opgeloste gelatine bij de koude massa.
4e. Voor men de massa in den vorm g'0*-
Inoet ze eerst wat geleiachtig worden. Koel
ze daartoe in koud water af en roer gere
geld, vooral langs wand en bodem, opdat
Ze gelijkmatig stijf kan worden.
Zou men deze voorzorg niet ne-
i men, dan zou de gelatine in den
vorm zakken, zoodat men na het
keeren een pudding zou krijgen,
waarvan de onderzijde te slap was
en het bovenste kopje te stijf om
smakelijk te zijn.
5e. Brengt het storten moeilijkheden met
zich mede, dan moet de pudding eerst
goed losgeschud worden, en is dit nog niet
voldoende, dan kan men den vorm even
in warm water houden, zoodat de buiten
kant iets smelt en de pudding daardoor ge
makkelijk uit den vorm glijdt.
Tenslotte nog iets over de kleur van de
gelatine. Voor een witte pudding of eene in
de kleur van het vruchtensap, gebruikt men
witte gelatine, terwijl men voor een roode
een halve hoeveelheid witte en een halve
hoeveelheid roode gelatine neemt, daar de
kleur bij toevoeging van enkel roode gela
tine, paarsachtig wordt. Ook kan men met
een enkel blaadje roode gelatine de kleur
van het vruchtensap soms verfraaien.
De pudding ken men met een koude saus
afmaken, resp. haar versieren door het op
spuiten van slagroom,
Wit Is nog steeds favoriet voor
tenniskleeding.
Blouse en short van onderstaand
eenvoudig tenniscostuumpje zijn
van grof linnen vervaardigd; het
smetteloos wit wordt slechts onder
broken door een roodgestreepte
ceintuur.
(ook al is hij van verleden Jaar!)
Kan er van een hoeden-mode gesproken worden? Het is mogelijk,
maar het lijkt me toch wel heel moeilijk te zeggen waarin die mode
nu eigenlijk wel bestaat. Als u den winkel van een modiste betreedt,
zal zij u op staanden voet zeggen: „Koop dien hoed; hij staat u niet
alleen voortreffelijk, maar het is er ook een van de laatste mode!"
De laatste mode? Of de voorlaatste? Of bedoelt zij de mode van mor
gen? In de meeste gevallen is het exemplaar, waarvan men u eigenares
tracht te maken, twee of drie dagen, misschien twee of drie uren ge
leden, ineengeknutseld. Het is volgens algemeen-geldige „moderne"
principes opgebouwd, maar dat is dan ook alles wat er van te zeggen
is. Het bevalt of het bevalt niet, het is geestig of belachelijk, maar
het heeft met „wat er gedragen wordt" of met „wat er gedragen worden
zal" al heel weinig uit te staan. De hoedenmode? Het is nog geen drie
weken geleden dat de als een luifel vooruitspringende hoed „aanbid
delijk" gevonden werd. En hoe staat het er nu mee?
Nu dragen nog twee vrouwen op
de honderd die aanbiddelijke
nieuw-modische hoedjes; de andere
acht-en-negentig hebben geen woor
den genoeg om aan haar diepen
hartgrondigen afkeer uiting te ge
ven. Gisteren nog dweepten tal-
looze dochteren Eva's met den hoed,
die het gelaat in een lijstje zette,
de „chapeau-auréole". En vandaag?
Vandaag is het meerendeel van die
dweepsters tot de verstandige slot
som gekomen ,dat een hoed, die het
gelaat omlijst en nergens wat wel
doende schaduw geeft, een gevaarlijk
hoofddeksel is, alleen geschikt voor
de betrekkelijk-weinige bevoorrech
ten, die op klassiek-regelmatige trek
ken kunnen bogen. En de „chapeau-
auréole" is schielijk van de hoof
den verdwenen. Het is geen mode
meer zoo'n hoed te dragen.
Wat er dan wél mode is? Ik weet
het waarlijk niet en kan u maar
één practischen raad geven: draag
den hoed, die bij uw gezicht past,
draag den hoed, die u staat, als is
het er ook een van verleden jaar.
Niemand zal het zien. En niemand
zal u tegenspreken als u boud be
weert: dat is nu het aller-, aller
laatste, het nieuwste van het nieuw
ste
Nog steeds stroo.
Wat op Eoedengebied mode wordt, of wil
worden, kan ik u intusschen wel zeggen.
De strooien zomerhoed schijnt hardnekkig
den vorm van een tamboerijn te willen aan
nemen. Vermoedelijk heeft ook hier Spanje
de hand in het spel. De groote strooien zon
nehoeden zijn plat als werpschijven en
worden meer tégen het hoofd dan op het
hoofd gedragen. Als men ze nauwkeurig be
kijkt, komt men tot de ontdekking, dat ze
toch niet heeleméal plat zijn: in het mid
den hebben ze een kleine uitholling, waarin
een deel van den schedel passen moet. Om
die uitholling is een smal kleurig lintje ge
knoopt. De wat duurdere modellen verwer
pen het lint en vervangen dat door een
kransje bloemen,
De hoedenmode is wellicht nooit zoo gril
lig geweest als dit voorjaar, maar dat be-
teekent niet, dat het hoofddeksel geen voor
name rol speelt. De garneering van den
hoed behoort, volgens tegenwoordig gelden
de opvattingen, van dezelfde nuance als die
van de blouse te zijn, of van het sjaaltje,
dat om hals en schouders kan gedragen
worden. Bij een grijs mantelpak, dat van
een donke'rroode blouse vergezeld gaat,
moet, volgens deze theorie, een grijs-vilten
hoed, omzoomd met een donkerrood lint
gedragen worden. Heeft de hoed een bloem-
versiering, dan zijn alleen donkerroode ro
zen bruikbaar.
Meestal zijn er twee mogelijkheden, omdat
de tegenwoordige robes alle, of bijna alle,
twee-kleurig zijn. Aan stoutmoedigheid la
ten de japonnen niets te wenschen over.
Het merkwaardige is, dat niet een
der kleuren de hoofdtint kan ge
noemd worden, terwijl de andere
slechts een versierende, maar ove
rigens bescheiden rol speelt, neen,
beide kleuren bewegen zich op het
eerste plan. Zoo kan de voorzijde
van een japon pioenrood zijn en de
achterkant donkergroen, of anders
om. Alle, ook de meest gewaagde
Als men dezen hoed nauwkeurig bekijkt,
komt men tot de ontdekking, dat hij toch
niet heelemaal plat is; in het midden her
vindt zich een kleine uitholling, waarin een
deel van den schedel passen moet
combinaties, zijn geoorloofd. Draagt
u bijgeval nog zoo'n „ouderwetsche"
één-kleurige japon, dan zult u, om
althans een beetje in den kleurigen
stijl van onzen tijd te blijven, toch
doen haar flink te garneeren met
zoo fel-mogelijk afstekende bloemen-
tooi.
De ceintuur kan u niet uit den brand
helpen. Die wordt óf niet gedragen óf tot de
meest-bescheiden afmetingen teruggebracht.
Dat brengt mee, dat ook de ceintuurgesp
zoo goed als verdwenen is.
Een buitengewoon geestig en charmant
hoofddeksel, dit strooien geval, dat den
vorm van een botervlootje niet zoo veel uit
den weg loopt! Een modieuze bloementoef
zorgt voor een fleurige, zomersche allure.
De tasch.
Veranderlijk is intusschen ook de vorm
der handtasschen. Voor het oogenblik ver-
toonen ze strenge rechte lijnen, een gevolg
van het feit, dat ze op een stalen raam ge
monteerd zijn. Zwart leer vooral is in
zwang. Maar de tasschen voor de morgen
uren zijn van vroolijk-gestreept grof linnen;
ze hebben den vorm van een enveloppe of
van een halve maan. Tasschen, die bij sport-
costuums gedragen worden, nemen de
meest-onverwachte, de meest-fantastische
vormen aan; er zijn er in den vorm van een
voetbal of van een langwerpigen rugby-bal,
er zijn er ook, die onmiddellijk aan den
ransel van een infanterist doen denken. In
elk geval bieden deze tasschen veel plaats
en dat is toch maar het voornaamste. Zoo
veel „volstrekt-noodige" voorwerpen heeft
een vrouw tegenwoordig mee te sleepen, dat
een taschje „waar niets in gaat", werkelijk
hoe langer hoe meer onbruikbaar wordt.
GERTRUDE.
één der kenmerken vari
dit seizoen, leenen zich
liefst voor soepele stof
fen. Doch een Parljsche
mode-ontwerpster dorst
het aan, den rok" van
een gebreide avondjurk
in tientallen fijne plooi
tjes te leggen. Het ef
fect Is verrassend!