De aardappel veroverde de wereld XoS (tarnt! 't HOEKJE OUDERS Ontspanning VOOR DE UUTTERTJ ■ou de moderne mensch zich zijn voeding nog kunnen voorstellen, zonder de dagelijksche portie gekookte of gebakken aardappelen. Radio en vele andere zaken hebben de wereld veroverd, maar de aardappel ook, niet tegenstaande het feit dat verscheidene hindernissen „genomen" moesten worden. Hij is nu niet meer uit ons leven weg te denken en toch vergeten wij nog maar al te dikwijls, dat een goede tweehonderd jaar geleden deze plant met een lang gezicht werd aangekeken, met een zeer lang gezicht zelfs. De geschiedenis van den aardappel is niet van humor ontbloot. Wij zullen haar hier in het kort releveeren. "i IN de eerste plaats verkeert men in onze kerheid omtrent den waren ontdekker van de plant. In dit verband worden drie namen genoemd en wel die van Francis Drake, Walter Raleigh en John Hawkens. Vast staat, dat het product afkomstig is uit de „Nieuwe Wereld" en derhalve was het eerst noodig, dat Christoffel Columbus naar Amerika ging om het te ontdekken. Het va derland van den aardappel is het eilandje Mocha, ongeveer dertig k.m. uit de Chi- leensche kust gelegen, voor de stad Arau- cania. Men vertelt, dat John Hawkins twintig jaar voor Drake, de plant meegenomen zou hebben naar zijn vaderland, maar dat er daar verder geen aandacht aan werd be steed. De even gevreesde als vermaarde kaperkapitein Drake heeft het eilandje be zocht en de knollen medegenomen, die in Engeland aan den grond toevertrouwd wer den en voortreffelijk opgroeiden. Te zijner tijd bloeiden zij, leverden besvruchten en deze laatste ging men abusievelijk in plaats van de knollen oogsten. In boter gebakken en vergezeld van de meest uitgezochte lek kernijen werd het gerecht opgediend, maar het oordeel der uitgenoodigde gasten voor dit bijzondere „aardappeldiner" was ver nietigend. Het aardappelloof werd op den akker verbrand. De eigenaar stond toe te kijken en verspreid lagen half verbran de, zwarte knollen. Toevallig trapte hij op een daarvan, tengevolge waarvan tot zijn verbazing de zuiver witte kern zichtbaar kwam. De knollen werden zorgvuldig on derzocht, men rook een heerlijke geur, ook de smaak was voortreffelijk. Zoo zou men de eigenlijke bestemming van den aardap pel hebben ontdekt, als zoo vele malen, dank zij het toeval. Dat Drake het eiland Mocha bezocht heeft, bleek onlangs toen een expeditie, die het geheele eiland heeft onderzocht, daar eenige overblijfselen vond, die met zeker heid kunnen worden toegeschreven aan de „Golden Hand", het schip van Drake. De vruchten van den aardappel beschreef men in zijn tijd als een soort aardnoten, die door koken week werden als een kastanje en een huid hadden, die aan de truffel deed denken. De eerste kennismaking met den aard appel, waarbij men dus abusievelijk, met alle schadelijke gevolgen van dien, het loof opdiende, was verre van aange naam. Het gevolg was dan ook, dat men den aardappel ging kweeken als.... sier plant. Na eerst langen tijd als zoodanig te zijn gekweekt, vermeldt de geschiedenis, dat de knollen als zeer bijzonder gerecht in 1616 voor het eerst op den disch van den En- gelschen koning prijkten. Aan de Royal Society te Londen komt dan ook de eer toe, krachtig de aardappelcultuur te heb ben gepropageerd, omstreeks 1660, hoewel toentertijd in de „cruydtboecken" zeer ver achtelijk en geringschattend over den aard appel werd geschreven. Het was de Frie- sche Heer Vegelin van Claerbergen, die in 1737 voor de eerste maal, de aardappel teelt in het groot ondernam. De echtgenoo- te van den Haarlemschen burgemeester Guldewagen oordeelde evenwel in 1750, dat de aardappel voor het varken nog te slecht was en zond haar keukenmeid weg, toen deze zich verstout had, eenige aardappelen Op het proefstation worden de jonge planten besproeid. voor eigen gebruik in huis te brengen. Men kan uit het bovenstaande zien, dat de aardappel allerminst met open armen werd ontvangen. In Pruisen moest men de bevolking zelfs met geweld dwingen, den aardappel te verbouwen. Koning Friedrich Wilhelm 1 schrok er niet voor terug, de onwillige landbouwers en boeren te drei gen hun neus en ooren af te snijden, wan neer zij niet gehoorzaamden. Ook' elders ging het niet altijd even gemakkelijk, be halve in Italië, waar men het eerste be grepen heeft, welke een kostelijk volks- voedsel de aardappel kon bieden. Tegen het einde der zestiende eeuw kwam de plant in het bezit van den Leid- schen geleerde Clusius; de aanplant be perkte zich echter tot enkele tuinen, het volk wilde van dit vreemdsoortige gewas niets weten. De Pruisen waren onwillig, maar in Frankrijk moest men een list te baat ne men. Het land had in 1718 met een hon gersnood te kampen gehad. Door de regee ring werd nu een premie uitgeloofd voor de ontdekking van een nieuw voedingsmid del, dat zoonoodig in tijd van nood het ko ren zou kunnen vervangen. De apotheker Parmentier, die vroeger in Hannover de menschen aardappelen had zien eten, raadde de regeering aan het hij het opperhoofd en diens dochter ont moette. Zij voedden zich met wortels en vruchten uit de wilde natuur. Onder die vruchten waren kleine, ronde, die de In dianen uit den grond opgroeven. Deze knol letjes smaakten Don Pedro bijzonder lek ker en hij kon er zich naar hartelust aan tegoed doen. Hij bleef twee jaren bij den stam van het oude opperhoofd. Toen Pi- zarro werd afgezet kon Don Pedro terug- keeren. De dochter van het opperhoofd werd gedoopt, en Don Pedro trouwde haar. Haar naam, die eerst Batata was geweest, werd veranderd in Juana. Deze eerste naam zou de oorsprong zijn van patata, later af gesleten tot patates. De wilde aardappelknollen waren niet eens met dezen vrucht te probeeren. De regeering stelde den apotheker een groot stuk land ter beschikking, om eens een proef met dit gewas te nemen. En de proef slaagde uitstekend, maar de bevol king wenschte de aardappels niet te eten. Daarop nam Parmentier een list te baat, zoo eenvoudig als het ei van Columbus, V - - V-. Bestuiving van gecastreerde bloemen van een wilde aardappelplant met stuifmeel van een gekweekte soort. Lloyd George in zijn knollentuin. Hij wijst hoe de aardappelen gesorteerd moeten worden. maar tevens het bewijs, voor zijn goeden psychologischen kijk. Hij liet overal omroe pen, dat de voorraad aardappels streng be waakt zou worden, en dat degene, die het waagde er ook maar iets van te stelen met de rechterlijke macht in aanraking zou ko men. Het gevolg was natuurlijk, dat ver scheidene dieven verschenen en dat de be wakers een oogje toedrukten en met het andere niets zagen. Zoo werd de aardappel in Frankrijk populair. Gelijk men weet wordt de aardappel in het Zuiden van ons land ook wel patat ge noemd. Over de afleiding van dit woord doet de volgende, onwaarschijnlijke legen de de ronde. Toen de Spaansche officier Pizarro Peru onderwierp en met groote wreedheid onder de Indianen te werk ging, geschiedde het op zekeren dag, dat hij een der opperhoof den voor de oogen van diens dochter zou laten afmaken. Evenwel het kwam niet zoover. Een van zijn eigen officieren, Don Pedro genaamd, kwam tusschen beide met getrokken zwaard en verhinderde de exe cutie. Hij werd gevangen genomen, voor een krijgsraad gedaagd en ter dood ver oordeeld; deze zwaarste straf, het onthoof den. kon slechts hij krijgen, die ten over staan van wilden zijn volksgenooten afge vallen was. Don Pedro wist echter te ont komen en zwierf dagen lang door de wilde natuur en stierf bijna van honger, totdat grooter dan een noot en het loonde nauwe lijks de moeite ze te verbouwen. Eerst veel later, dank zij de teelt van een Weenschen professor, werd de knol grooter en rijker aan zetmeel. Van het al dan niet slagen der aardappel oogst, nu het zoo is geworden tot het volks- voedsel bij uitnemendheid, hangt begrij pelijkerwijze veel af. Daarom neemt men tegenwoordig alle voorzorgen om de risico's zooveel mogelijk te reduceeren. Vandaar, dat men van tijd tot tijd door de radio voor De vroege aardappelencampagne in vollen gang. Drukte bij het veilingsgebouw Bovenkarspel. den landbouw bestemde berichten kan be luisteren, waarbij gemeld wordt waar en wanneer de weersomstandigheden kritiek zijn geweest voor het optreden van aard appelziekte. Een groot gevaar voor de aardappelcul tuur is het optreden van den coloradoke ver. Allerwege heeft men er over kunnen lezen, dat het dier in het Zuiden des lands weer gesignaleerd is. Voor een afdoende bestrijding is het noodig, dat allen, zoowel belanghebbenden als particulieren mede werken dit kwaad te verdedigen. Men moet zich over een dergelijke bestrijding geen al te geringe voorstelling maken. Het is noo dig, dat minstens eens in de tien dagen een onderzoek wordt ingesteld, op tuinde rijen, zoowel als in huizen. Op vele plaatsen is men er inderdaad in geslaagd door wegvangen, den coloradokever uit te roeien. Nu gebleken is, dat de kever ook onze grenzen bereikt heeft, zal voortdu rende waakzaamheid geboden zijn, daar men kan verwachten, dat zij in het vervolg periodiek zulleii komen aanvliegen. Is het U wel eens overkomen, dat U een uur lang naar iets zocht, dat U een oogen- blik geleden nog in handen hield? Misschien een heel gemakkelijk te vervangen voor werp als een naald, een potloodje of een stukje vlakgom. Het gaat er maar om, dat zooiets niet kan verdwijnen en dat je het niet kunt vinden. Dus begint een wilde jacht, tafel opzij, stoelen opzij, grabbelen onder andere meubels, die minder gemakkelijk verplaatsbaar zijn. Onvindbaar! Eindelijk geven we, moe en geërgerd het zoeken op. Een uur later als wij heelemaal niet meer zoeken, ligt het vermiste voor werp plotseling tartend voor de hand, het potloodje komt uit een boek rollen, dat wij toevallig opnemen, de naald of de pen. zien wjj opeens glinsteren op het kleed, ter wijl wij toch driemaal het geheele kleed af gezocht hebben. Dit bewijst, dat het al te fanatieke zoe ken van eerst onzen blik minder scherp heeft gemaakt, waardoor wij het voor de hand liggende over het hoofd zagen. Wanneer wij een halven dag later, na urenlang iets anders gedaan te hebben, op nieuw het kasboek ter hand nemen is er kans, dat wij dan w e r k e 1 ij k opnieuw optellen en de fout niet meer maken, waar door de rekening klopt. Op dezelfde wijze wordt onze blik vertroebeld wanneer wij ons te lang achtereen intens met hetzelfde probleem bezig houden. Wij denken, dat wij steeds langs nieuwe wegen naar een oplos sing zoeken, maar in werkelijkheid draaien onze vermoeide gedachten, steeds in het zelfde kringetje rond. Wij worden er suf van en komen niets verder. Daarom kan het ook zijn nut hebben, om een oelangrijke kwestie, waarvan voor ons veel afhangt, eens een dag te laten rusten. Dat kost even doorzetten, want er ia eenige tijd voor noodig, om onze gedachten los te maken van iets dat ons zóózeer ver vult, Wij moeten even doorzetten en bij eiken jkger dat onze gedachten naar die kwestie* willen terugkëeren, denken: „neen, voorloopig eyen iets anders". Want er is groote kans, dat zich dan een volgenden dag werkelijk een nieuw gezichtspunt aan ons voordoet, een gezichtspunt dat er waar schijnlijk gisteren ook al was, maar dat onze vermoeid in een kringetje rondsjok- kende gedachtengang ons over het hoofd deed zien. Staan wjj er opnieuw frisch tegenover, dan zullen wij niet alleen elk gezichtspunt direct opmerken, maar ook snel kunnen zien, hoe daarvan het beste gebruik kan worden gemaakt. Denkt U maar eens aan de naam, die op de punt van Uw tong zweeft, maar die U toch niet kunt bedenken. Hoe meer U zich inspant, des te minder wil de naam U te binnen komen. Veel later, terwijl Uw bewust denken met heel iets anders bezig is, valt de naam U zonder eenig pogen in. Ontspanning kan heilzaam zijn. Dr. JOS DE COCK. De vorige maal wees ik er op, dat het noodzakelijk is bij het onderwijs aan het kind te beginnen met het voor het kind b e- langwekkende. Deze uitspraak lijkt zeer eenvoudig en menigeen zal zich ver bazen, dat zij hier herhaald wordt. Het is toch vanzelfsprekend, dat wij bij het be kende beginnen Ja, dat moest het zijn, maar het is het helaas niet. Een enkel voorbeeld moge u dit duidelijk maken. Wanneer het kind pas op school komt, heeft het meestal geen begrip van wat nu in school gedaan wordt en niet gedaan mag worden. Ik bedoel dit: het gedraagt zich, als het vrijmoedig is, in school gelijk thuis. Het loopt de bank eens uit, zegt af en toe iets luid tot de kleintjes naast hem, spreekt hardop in zichzelf, gaat, als het daar lust in heeft, eens even uit de bank naar de juffrouw, enz. De eerste dagen wordt dit door een verstandige onderwijzeres toege staan, maar weldra komt de gewenning aan de schoolorde en als men dan na eenige weken weer in zoo'n eerste leerjaar komt, bemerkt men, dat de kleuters al goed aan de regels van school gewend zijn: twee vin gers omhoog om naar de W.C. te gaan en één vinger wanneer het potloodje gevallen is... Luid spreken is veranderd in fluiste rend iets vragen, na vooraf den vinger op gestoken te hebben! De eerste dagen heeft het vrijmoedige kind honderd-uit te vertel len over vader en moeder, over kleine zusje, de geit, de koeien, de kippen, de konijnen, enz. enz. Maar na eenige weken is deze spontaniëteit er zoo goed als uit. Helaas! Nu begint de juffrouw te praten! De juffrouw heeft het woord en de kleu ters luisteren, soms verveeld en dikwijls wel vol aandacht. Maar zelfs wanneer de klein tjes met aandacht luisteren, voelt de ge boren opvoeder, dat er ondanks deze belang stelling iets van veel beteekenis ontbreekt! De spontaniëteit! Het stille kind heeft vanaf den eersten dag de schoolregels onbewust reeds ge volgd... Nu is de eerste taak van de onderwijzeres de kinderen te leeren lezen en schrijven. Er moet nu getracht worden het kind te bren gen tot lezen en daarna tot uitdrukken van gedachten op papier. Dit uitdrukken van gedachten door middel van het levende woord, rechtstreeks voortkomend uit het kinderhart, is, ik zeide het al, geheel weg- gebannen! Zelfs het vragen om naar de W.C. te mogen gaan, is, na de onbeholpen manier, waarop het de eerste dagen geschiedde, verdwenen bij sommige kinderen. De durf schijnt wel ineens w e g te zijn! „En thuis heeft ze toch zoo'n praat," zegt menige ouder, wanneer de onderwijzeres van een kind zegt, dat het wat „stil" is op school! Geen wonder. Thuis of op school, dat is een groot verschil! Maar, mag dit verschil eigenlijk wel zoo groot zijn? Naar mijn meening allerminst! Naar mijn meening behoort het tot de taak der onderwijzeres in de laagste leer jaren het schoolleven zooveel mogelijk te doen aansluiten op het leven van het kind thuis. Ik weet wel, dat velen hierover mee warig hun hoofd schudden en komen aan dragen met bezwaren als: „Dat kun je toch niet toestaan, er moet toch orde zijn!" Of: „Mijn klas is veel te groot, ik k a n zoo iets niet doen!" Ik erken, dat in deze bezwaren een zekere mate van waarheid schuilt, doch dit doet aan de kwestie op zichzelf niets af. Het gaat hier om het wezen der zaak. En dan zeg ik nogmaals, dat de overgang van huis naar school niet gekenmerkt moet worden door ingrijpende wijzigingen. Hierover een volgende maal meer! Ovéeka,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 11