De Brabantsche Brief De lijfspreuk van onze Kon» Marechaussee van Dré Gendarmeriegeest een overblijfsel van den Franschen tijd Hoe hef korps ontstond Als paddenstoelen uit den grond „ZONDER VREES OF BLAAM" Door de sensationeele gebeurtenissen, welke zich sinds geruimen tijd rond het wapen der Koninklijke Marechaussee afspelen, is de Mare chaussee in het middelpunt der publieke belangstelling gekomen. Eer en blaam vielen de Ossche brigade beurtelings ten deel en het dunkt ons in verband hiermede buitengewoon interessant, de geschiedenis van het gansche korps eens voor onze lezers in een drietal artikelen te beschrijven. De nuchtere Nederlanders konden, tijdens de opkomst van het wapen, dat van Franschen oorsprong is, slecht aan den gendarmeriegeestwennen, zooals wij hieronder nader toelichten. Van oudsher wordt er in de in richting der staten onderscheid gemaakt tusschen wetgevende en uitvoerende macht. De wetgevers dragen zorg voor een goede regeling van den staat, de uitvoerende macht heeft tot taak toe te zien, dat deze regeling wordt nageleefd. Eén der belangrijkste onderdeelen van deze uitvoerende macht is de politie. In Nederland zien wij reeds politie optreden in den tijd van Karei de Groote, zij het niet onder dien naam. Er werd toen gesproken van schepenen, baljuws en schouten. Deze functionarissen zijn te beschou wen als de voorloopers der politie in Nederland. Langen tijd zou het duren, eer de schouten en hun „rakkers" door andere politie-func- tionarissen zouden worden vervan gen. Eerst bij de omwenteling van 1795 kwam een betere politierege- ling tot stand en van dien tijd af dateert eigenlijk de geschiedenis der politie in Nederland. Deze geschiedenis vangt dus aan in een periode, dat Europa in vuur en vlam stond. Nog was de invloed der Fransche revolutie overal merkbaar en reeds nam de invloed van Napoleon hand over hand toe. Geen wonder dus, dat ook het politiewe- zen op Fransche leest geschoeid werd. Gendarmerie in Frankrijk. Van dien tijd dateert ook het eerste optreden der gendarmerie in Nederland. In Frankrijk kende men de gendarmerie reeds lang en dit korps is daar steeds zeer hooe in aanzien geweest. Leeds in het jaar 1060 werd in Frankrijk van gens d'annes (wapen lieden) gesproken. Zij werden in latere ja ren Marechaussee genoemd naar hun chefs, les Marechaux de France. Deze naam bleef gehandhaafd tot de Wet van 16 Januari 1791 toen het korps Gendarmerie Nationale werd genoemd, een naam, die later door de Helpen onveranderd werd overgenomen. In Frankrijk werd de naam in 1880 echter weer veranderd en wel in Gendarmerie Im periale. Napoleon had een groote veree ring voor de Gendarmerie, zooals hij in het algemeen een groote ver eering had voor alles wat een mi litair karakter droeg. En militair is de gendarmerie door de eeuwen heen in alle landen geweest. Het militairisme is dan ook van overwe genden invloed geweest op de „esprit de corps", den hooggeroemden gendarmerie-geest. Het is niet een voudig, deze korpsgeest onder woor den te brengen, Joachim Ambert wijdt er in zijn voortreffelijk boek „Le Soldat" een geheel hoofdstuk aan. In den snelvlietenden stroom, die langs den voet van den berg loopt, stond een man op het punt in de golven om te komen" zegt Ambert onder meer. Door schrik bevangen, beantwoordden de dorpelingen met jam merkreten zijn hulpgeschrei. De gendarme stort zich in den vloed, en door de rotsen gekneusd en met een verbrijzeld lichaam, redt hij het leven van den man. Voor de wet gevallen Een rijk heer, wiens kasteel zich aan den gezichtseinder verheft, werd door zijn vlug ge harddravers naar den afgrond gesleurd, waaruit nimmer een mensch is terugge keerd. Zich voor de paarden werpend heeft de gendarme dien grootcn machtigen heer gered. Maar Ambert geeft ook voorbeelden dat de gendarme een arme, zieke vrouw helpt of dat de gendarmerie een bende struikroo- vers met gevaar voor eigen leven onscha delijk maakt. ..Maar wat ziet gij ginds in de vlakte, aan den kruisweg van het woud? Het is een stil staand ros, dat briescht. Aan zijn voeten ligt een bebloed lijk. Het is het lichaam van een gendarme. Twee schoten hebben hem doodelijk getroffen. De wet gebood hem voor uit te gaan, een wisse dood zeide hem te blijven staan... Hij had God alleen en zijn geweten tot getuigen. Hij heeft niet geaar zeldHij is blijven voortgaan en is voor de wet gevallen „Hij houdt het oog op Uw huis, Uw ak kers, op Uw geld, op Uwe rust en hij, die noch huis, noch geld, noch rust bezit. Hij is niets in Uw oog en U bent alles in het zij ne. Indien gij rechtschapen en gelukkig zijt, weet gij niet eens, dat hij bestaat; maar de booswichten sidderen en de zwakken leven in vrede, omdat hij ten allen tijde gereed staat." Het zijn vooral deze woorden, die teeke- nend zijn voor de geest der gendarmerie, een korpsgeest,'die respect afdwingt, zooals Ambert ook op treffpnde wijze onder woor den brengt aan het einde van zijn hoofd stuk: „Nooit ga ik voorbij Uwe woningen zonder op den voorgevel deze geheimzinnige on zichtbare woorden te lezen, welke gij door geheel Uw leven daarin gegrift hebt: Zon der vrees en zonder blaam". Zonder vrees en zonder blaam! Dat zou de lijfspreuk worden voor de gendarmerie, ook in Nederland! Ook thans kijken de mannen der marechaussee iedereen fier in de oogen, zonder vrees, zonder blaam! Intrede in Nederland. De gendarmerie, het keurkorps der nieuwe Fransche staatsinrichting, kwam ook naar ons land. Het was op den eersten October 1805, dat een Compagnie Gendarmerie werd op gericht, die tot taak kreeg den smokkelhandel te beteugelen en de orde te handhaven. Toen in 1S06 Lodewijk Napoleon als hoog ste souverein in het Koninkrijk Holland optrad, bleef de gendarmerie gehandhaafd. In dien tijd was de gendarmerie echter, evenals zoovele andere organisaties en wetten van Fransche origine, in ons land zeer impopulair. De gendarmes toch had den onder meer tot taak toe te zien op de naleving der tiercee-ring, conscriptie en continentaal stelsel. Lodewijk Napoleon be greep den afkeer tegen de gendarmerie met het gevolg, dat 't Nederlandsche korps zeer slap optrad. Dit beleid is mede één der oorzaken geweest van de wrijving tus schen Napoleon en Lodewijk Napoleon. Toen dan ook in 1810 het Koninkrijk Hol land bij Frankrijk werd ingelijfd werd on middellijk een krachtige militaire organi- Steeds meer verkeers- palen in Nederland! Iet baanbrekende werk van den A.N.W.B. op het gebied van de bebakening der we gen, waarvoor ook tijdens het in de afgeloopen weken ge houden Internationale We- gencongres alom van bij uit stek deskundige zijde in hoo- ge mate waardeering werd getoond, neemt in omvang nog steeds toe. Het aantal wegwijzers steeg, naar wij uit het zoo juist verschenen jaarverslag vernemen, tot 3.855, (vorig jaar 3.783), het aantal richtingsborden en vóórrichtingsborden tot 874 (v. j. 687). Daarentegen kon het aantal waarschuwings borden iets dalen, n.1. tot 666 (v. j. 694). Hierbij komen nog 1.458 (v. j. 428) „paddenstoe len" (de laag bij den grond geplaatste afgeknot kegelvor mige rijwielpad wegwijzers). Sedert het begin van zijn ac tiviteit op dit gebied heeft de A.N.W.B. voor de wegbebake- ning reeds ruim 1% millioen gulden uitgegeven. satie in het leven geroepen. Een onderdeel dezer organisatie was de herleving der gen darmerie. Het was zeer moeilijk den geest der Fran sche gendarmerie bij te brengen aan de ook in dien tijd nuchtere Nederlanders, en het eerste optreden der nieuw gevormde gendarmerie was dan ook allerminst naar den zin van Napoleon, die besloot niemand minder dan Generaal Radet inspecteur der gendarmerie naar Holland te ontbieden. De komst van generaal Radet naar Nederland SPANNING. is voor de ontwikkeling der gendarmerie in ons land van onschatbare beteekenis ge weest. Ook in Frankrijk had deze voor treffelijke generaal de gendarmerie geheel gereorganiseerd en verbeterd. Op welke wijze hij zulks in Nederland deed, zullen wij in een volgend artikel uiteenzetten. Ulvenhout, Amico, Neeë, ik hoef er gin doekskes om te draaien: 't is 'nen kwajen zomer. In jaren nie heb ik t geboomt zóó erm- zalig in blad zien staan. In gin jaren was den fruitoogst zoo moger. De Mei Vergong in schrale kou; de blom was zwak. De Zomermaand viel teugen. Ja ik zag bij ouwe klantjes heel die maand 'n vuurke gloren in de kachel! Neeën, ik hoef er gin doekskes omhenen te frutselen: 't is 'nen kwajen zomer. Alle gewas staat poverkes 't Veurjaar was te droog, den Zomer te schraal. En stadschen mensch die van d-m zomer veul minder bespeurt dan wij, den stadschen mensch zit nog in 't wintertij, tien maanden gelejen begonnen al. M'n veurspelling van 'n tijd gelejen, is wèl uitgekomen: weinig en duur fruit! En ik kan oe nou zeggen: ook den oost van den akker wordt ginnen vetpot. Daar is nou tien jaren geklaogd over te royalen oogst..., 't zal mij benuwen hoe lang 't menschdom schralen oogst zonder klachten verduren zal! Of benuwen? Neeë, da's 't woord nie! Ik weet wel zeker, dat die klachten rap komr-i zullen. Enne... misschien zal nog 'ns mee veul spijt gedocht worden, aan de sche^ pen vol gezegenden oogst, die verbrand, ver zopen of begraven wierd. Alle kwaad straft z'n eigen, 't zij 't kwaad begaan wierd in misdadige domheid of deur domme misdadigheid. 'k Zou ze niet geren den kost geven de zeuns, die, na twintig, dertig jaren nog, de grijze haren uit den kop kunnen trekken, omdat ze vaders erfenis verknoeid hebben. 'k Zou nie geren gladschaven al die rim peltjes, gegroeid in de ongure tronies van menschenhaters, die mee 't brandmerk van d'r zwarte zielement te koop motten loopen! Alle kwaad straft z'n eigen. Die kiem is nu eenmaal gezet in alle zaad en ontwikkelt z'n eigen naar buiten in alle gewas, dat fout groeit. Enne... daar groeit stiust teugenwoordig zoo veul fout! De kwaaie kiem krijgt zo'nen kans! „Da's altij gewist," zeggen sommige „wijs- geeren" van deuze dagen. Zekers, de kwaaie kiem, den kwaaien aanleg zat van den be ginne af in de zaailingen.. Maar nooit kregen die kiemen zo'n goeie kans, als sjuust van daag. Zeker, de tien gebojen zijn eeuwen gelejen nie veur niks in rots gebeiteld. Maar nooit wierd die grondwet zoo bar overtrejen. Daar staat honderd keer meer oorlogstuig gereed, dan noodig is, om den heelen waereld- bojem, den Godsganschen menschenakker in éénen keer te verdelgen. Is dat altij gewist...? In Amerika alleen daar loopen vijftien mil lioen werkloozen huillie „bestaan" te ver vloeken. Is dat altij gewist...? Millioenen en millioenen evennaasten zijn moedwillig tot den erme gebrocht. Is dat altij gewist...? Dit, amico, zijn 'n paar feiten, die mee den vinger aan te wijzen zijn, maar me dunkt, 't is wel genogt om die wijsgeeren hierboven be doeld, de deur af te sturen, mee de boodschap: „vandaag nie noodig, koopman!" Ja daar wordt tegenwoordig zoo wat aan „geleerdheid" uitgekraamd, die als ge alle „stadhuiswoorden" deur de „geleerden" ge bezigd, vervangt deur verstaanbaar Neder- landsch 't papier niet weerd is, waarop al die geleerdheid wierd gedrukt! Ge zult kunnen denken nou: „Dré, waarom maakt g'oe dik, op dieën geleerdheids- schijn?" Allee, amico, omdat 't een van de gevaar lijkste, kwaaie kiemen is en zulke knijpen wij, boeren, geren dood om onzen akker nie te laten verwilderen. Want deus kwaaie kiem, die schijn-wijsheid „verklaart" wat fout is, goed! Stelt den distel boven den korenaar, 't Ka non boven de ploeg, 't Modern bouwsel boven den antieken pracht. Negergebral boven de muziek. Ja 't mokt den kaerel-van-'t-maatstokske perfester, terwijl den componist, den schepper Wel stillekes doodgaat in 'n vergeten hoekske. Zoo gauw de dames mager willen worden, „sportief" er uit willen zien, „net als op de film", dan komt de geleerdheid en... vindt de vitaminekes uit. 'k Had ze altij op m'nen wagel. Maar nooit gong den slaai zoo goed van d'hand! Maar wat mot ik van geleerdheid ge- looven, die deels achter de mode aansjouwt, deels achter politiek en dus gifgassen brouwt? Maar de geleerdheid eigens is bezonderst tevrejen! Want van 'nen geleerde heb ik deuze seer- jeus bedoelde woorden gelezen: „de weten schap is gevorderd tot op de grenzen van het denkvermogen". Ik begin 't te gelooven...! In jt gekkenhuis zijn ze trouwens de grenzen van 't denkvermogen al glorieus overgestapt! De letste weken heb ik „geleerde" kranten stukken gelezen over de werkloosheid. Ik heb toen omtrent de volgende wijsheid opgedaan: „de deflatie verwekkende rationalisatie van de bedrijven is dus de oorzaak van de werk loosheid." 't Ziet er nie ongeleerd uit, neeë! Maar als ge 't nou in oew moerstaal zegt, dan blijken de geleerde publicisten nou net zoo wijd te zijn mee huilie conclusies, als tien jaren ge lejen den timmerman al was, die toen zee: „mijn vader hce tot z'n zeuventigste jaar ge timmerd. Was nooit zender werk, ginnen dag! En hij bouwde mee aan driehonderd huizen. Ik ben pas dertig jaren, was al lang werkloos en... ik bouwde mee aan duizend huizen. Maar... 'n kozijn of deur heb ik nooit gemokt. Dat doen de machienen. Jaren gelejen kost ge den schoenmaker al hooren zeggen, „mijn vader hee tot z'n vijf-en zestigste jaar 't maatschoenwerk uitgeoefend. Hij was ginnen dag zonder werk. En hij mokte van z'n leven wel tienduuzend paren schoenen. In ben pas dertig jaar, ben al jaren werkloos en ik mokte aan 't machien al honderdduu- zend paar schoenen. Maarde maat heb ik nooit genomen. Nou worren de schoenen deur meiskes gemokt." Den muzikant wit oe te vertellen: „in alle cinema's is muziek, in alle cafe's is muziek; in alle huizen is c uziek. Daar is duuzend keer meer muziek dan er ooit in de weareld ge mokt wierd, maar ik ben er nie bij noodig, want alle muziek en wat er veur deurgaat is mekaniek!" Den bootwerker vertelt oe: „schepen lossen Allee dat doen ze teugenwoorig toch mee lieren en kranen !Ze hebben wij daarbij nie noodig: Kek ns', amico, 't is allegaar ouw nuuws, dat de leste weken weer opgehaald wordt „ter bestrijding van de werkloosheid!" Den schipper hee gin vrachten meer. Z'n werk is overgenomen deur de vrachtauto. In gin jaren heb ik den muziek van 't aam beeld gehoord, den vuursmid is weggemeka- niekt. Den hoefsmid hoeft gin hoefijzers te slaan onder... Ford. Den slager is werkloos, want bevroren Deensche verkens hoeven niemeer geslacht te worden en worsterijen worden gemokt deur meiskes, iln Zwanenbergfabrieken. Aan den eenen kant gooien ze de bevroren krulsteer- ten in 't machien, aan den anderen kant rol len de buskes lever pastei en worsten-mee-n- looike eruit. Jonge onderwijzers, advocaten, doktors, heb- gin werk. Want... al 't jonkgoed dat timmer man, schoenmaker, muzikant, schipper, smid, slager of zoo had motten worden, is nou „deur gaan leeren" en ge veegt dus de ge leerdheid mee veger-en-blik op. Brood, worst, schoenen, kleeren, meubels, huizen -, 't wordt allegaar gemokt deur 't machien. Geleverd deur de fabriek. Meestal zonder winst of mee verlies, want de werklooze „klanten" hebben ginnen cent te bestejen Ziedaar de heele ellende van deuze maat schappij in Trui d'ren vingerhoed. En daarover worden den lesten tijd,, ge leerde" stukken geschreven, dat ge'r van duuzelt. Wat interesseert me die „geleerdheid" amico Als ik 'n kwaal heb, die boven den dokter z'n petje gaat (b.v. 'n snotneus of rimmeltiek) dan kan dieën vant zoo geleerd zijn, „dat ie veur mijn part genaderd is tot over de grenzen van 't denkvermogen' 'maar dan interseert me dieën kearel nie, mee al z'n potjeslatijn nog nie. Allee, we zitten nie alleen te kijken mee 'nen kwajen zomer, amico. Als dat zoo was, dan waren we groote geluksprullen. We zitten te tobben mee 'n heele waereld die royaal over de grenzen van 't denkver mogen is henengestapt en straks... in wan hoop ten oorlog trekt, lijk den amokpleger, die zóó lang onder druk leefde, tot ie op 'nen kwajen dag niet meer denken kan en mee getrokken kris schuimbekkend en moordend deur de dessa tiert. Tot ie... eigens, als 'nen dollen hond wordt neergeschoten...! Ge mot meelij mee zulke menschen hebben. Ge mot meelij met deuze weareld hebben, die wel vervloekt hard geslagen wordt! Kom, ik schei er maar af. Veul groeten van' Trui, Dré III en als altij gin horke minder van oewen t.A.v. DFUt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 8