vm T ARZ- Koen lijkt wel een meisje OP DE BOERDERIJ Een aardige opgave De bestrafte gierigheid EDGAR RICE BURROUGHS De laatste dagen lieten de jongens in de klas zich allerlei spottende opmerkingen ontvallen, vooral als Koen in hun omge ving was. Twee jongens waren er toeval lig achter gekomen, dat Koen thuis aller lei huiswerk deed, dat eigenlijk meisjes- werk was en zij hadden natuurlijk niets beters te doen dan hun wetenschap zo gauw mogelijk aan de hele klas te vertellen. „Weet je, wat hij gedaan heeft? Hij heeft aardappelen geschild." De beide jongens, die Koen bij dit werk je betrapt hadden, toen zij over de tuin muur gluurden, schudden van het lachen. „Maar dat is nog niet alles, 's Middags heeft hij nu, wat denk je?" Dat was moeilijk te raden. „Vertel het dan!" drongen de anderen aan. ét/ /(VA/ „Kousen gestopt ha, ha kousen!" Alle jongens hadden gebruld van het lachen, want zo iets hadden zij nog nooit gehoord. Aardappelen schillen en kousen stoppen! „Dan moet hij thuis zeker de bedden ook opmaken!" riep er een. „En de scheuren in zijn broek maken!" „En zijn kleine zusje in slaap zingen!" „En vaten wassen!" Er kwam geen eind aan het gelach en aan de uitroepen. Maar opeens hielden ze stil, toen Koen de klas binnenkwam. Hij was een beetje laat, zijn gezicht was rood van het hollen om op tijd op- school te zijn. Vlug liep hij naar zijn plaats, gelukkig net op tijd, daar kwam meneer al binnen. In het speelkwartier begon het gefluis ter en gelach opnieuw. Eerst merkte Koen er niets van, maar zijn schoolvrienden de den zo eigenaardig en hij zag, dat zij spot tend naar hem keken; hij begreep niet waar het om ging. Toen het hem verveel de, greep hij een van de jongens beet, en vroeg wat er aan de hand was, maar nu zweeg de jongen en kleurde, want zo oog om oog, tand om tand, durfden de jongens het niet tegen hem op te nemen, omdat, al bleek het dan, dat Koen wel een meisje leek, iedereen wist, dat hij heel sterk was, en ijzeren vuisten bezat. En geen van de jongens had zin in een flink pak slaag. Die middag besloten de jongens hem hei melijk over de tuinmuur gade te slaan, want zij wilden er wel meer van weten. En werkelijk, het plan werd uitgevoerd. Zij kropen om drie uur als Indianen langs de muur en keken er voorzichtig overheen. Wat zij zagen overtrof hun verwachtingen, want Koen was met de grote was bezig. Als hy de stukken op het wasbord had gewre ven, spoelde hij ze in schoon water na en na ze uitgewrongen te hebben, hing hij al les zorgvuldig aan de lyn, waar hij het goed met wasknijpers vastmaakte. En om te zorgen, dat zyn kleren niet nat werden, had hy een schort van zijn moeder aan. De jongens keken steeds weer opnieuw totdat «er een zich niet meer kon inhouden en even lachte. Verschrikt keek Koen op en zag juist de verdwijnende hoofden. De de jongens er de volgende dag over gesproken hadden, begreep hij onmiddellijk toen hij op school kwam. Niemand vond het erg hem openlijk te bespotten. „Koen, wil je mijn kousen ook eens stop pen?" •.Zeg, je hebt toch niets gebroken by het afwassen?" „Waarom laat je je haar niet groeien en doe je een rok aan?" Even hield Koen zich in, maar toen werd het hem toch te bont. Hij vloog naar de laatste spreker toe en spoedig zag men op de binnenplaats niets meer dan een vech tende kluwen. De leraar, die dit zag, riep, dat zij moes ten ophouden en in de klas gekomen, vroeg hij, wat dat voor een vechtpartij was ge weest. Alle jongens zwegen. Hij riep Koen voor de klas en zei: „Koen, waarom heb jij zo gevochten?" Maar Koen, die helemaal geen klikspaan was, zweeg. Toen zei een van de kleinere jongens, met iets spottends in zijn stem: „Koen lijkt wel een meisje". En op bevel van den le raar vertelde hij, wat de jongens gezien hadden. Meneer liet den jongen rustig uitspreken, maar zijn gezicht werd steeds ernstiger. Tenslotte ging hij naar Koen toe, legde zijn arm om diens schouders en zei: „Deze jongen is de beste van jullie alle maal. Sinds een paar weken is zijn moe der heel erg ziek en nu rust op hem de zorg van de hele huishouding ja zelfs de zorg voor zijn kleine zusje. Dapper heeft hij al het werk gedaan, voor zover hij het kon, en wat hij niet kon, heeft hy ge leerd! Zonder één klacht deed hij het! Jul lie moesten je schamen! Zo Koen, ga maar weer zitten, we gaan beginnen!" De jongens schaamden zich erg voor hun laffe handelwijze en toen de school uit ging, was de ergste spotter het eerst by Koen om hem de hand te reiken, die zon der wrok werd aangenomen. „Koen....", zei hij, „ik kom je vanmid dag helpen strijken!" Hier zien jullie een regelmatige twaalf hoek afgebeeld. De bedoeling is deze uit te knippen en dan in één keer deze twaalf hoek in drie gelijke delen te knippen, of duidelijker gezegd, in drie delen, die alle een even grote oppervlakte hebben. BLES, HET GROTE PAARD, DE TROTS VAN DEN BOER. Eens had een rijk man een aanzienlijke som gelds verloren, dat zorgvuldig in een leren zakje genaaid" was. Zoveel hij''kon, liet hy zijn verlies bekend maken en stel de een beloning van honderd gulden in het vooruitzicht aan de eerlijke vinder, die het zakje met geld ongeschonden zou terug brengen. Een arme man vond het zakje en bracht het, zonder aan de inhoud te komen, aan den eigenaar terug. Deze, die even gierig als rijk was, haastte zich zijn geld te tel len, onderwijl op een middel zinnende om de belofte, die hij gedaan had, te ontdui ken. De zeven honderd gulden, die het zakje moest bevatten, waren er in. „Vriend", sprak hij, „er waren acht hon derd gulden in het zakje en ik vind er maar zeven honderd; U hebt zonder twijfel het zakje opengemaakt en Uw beloning er reeds uitgehaald, het is zo dus in orde." De eerlijke arbeider, die zich meer om zijn goede naam dan om de guldens be kommerde, verzekerde, dat hij het zakje in het geheel niet geopend had. De zaak kwam voor den rechter, die spoedig de bedriegerij van den gierigaard en de eerlijkheid van den arbeider ont dekte. Hij liet zich alle bijzonderheden vertellen. De rijkaard hield vol, dat het zakje,, dat men hem wilde geven, slechts zeven hon derd guldens bevatte, terwijl er acht hon derd in moesten zijn, de arme man daaren tegen verzekerde, dat hij niets van de in houd genomen had. „Welnu", zei de rechter, „de een heeft achthonderd gulden verloren, de ander heeft er zevenhonderd gevonden. Deze laat ste som is dus niet de uwe", sprak hij tot den gierigaard. Tot den arbeider zei hij: „Neem het zakje met het geld mee en be waar het totdat zich iemand aanmeldt, die het verloren heeft. Komt er niemand, dan is over een jaar en zes weken het geld voor U." „Wat U betreft," voegde hij den rijkaard toe, „ik raad U aan, geduldig te wachten, ttodat uw zakje met acht hon derd gulden gevonden wordt." Deze opgave lijkt op het eerste gezicht bijna niet uitvoerbaar en toch, als je weet, hoe het moet, is er niets aan, kijk maar naar de tweede figuur. Je hebt niets an ders te doen dan een vouw te maken A-D en een B-C. Deze vouwen leg je precies op elkaar en knip nu de twaalfhoek door. Je hebt dus gekregen een lange strook, uit het midden en de beide zijkanten. Als wij nu de oppervlakten gaan uitrekenen, wat al gedaan is door de verdeling van een der zijkanten en het middenstuk, dan zie je, dat de oppervlakte der drie stukken pre cies even groot is. EEN SILHOUETPRENTJE. Hier is weer zo'n aardig schaduwprentje, dat óf .eerst kan worden nagetekend, daar na uitgeknipt en opgeplakt, óf door de kleintjes dadelijk uit de courant kan wor den geknipt. Vraag eerst aan vader of moe der om een stukje stevig papier, waarop het plaatje geplakt wordt en pas als de lijm of de stijfsel droog is, kan met het knippen worden begonnen. Denk er om, dat je precies langs de om trek knipt, want anders zou je de punt van de kaboutermutsen of hun baardjes niet meer kunnen zien, terwijl in de bos met bloemen hier en daar een heel klein gaatje moet worden gemaakt, dat geeft neer de indruk hoeveel bloe men er wel in de bouquet zitten. Als het plaatje netjes uit geknipt is, dan wordt het aan de achterkant dun met stijf sel of lijm bestreken en voor zichtig mooi vlak op een stuk wit papier geplakt. Het aan drukken moet met de zak doek gebeuren, want met de handen scheur je het natte papier gemakkelijk. Zo en nu maar aan het werk! i DOOR No. 31. Het voelen van de lange speer in zijn hand en het zien van de doornenboom achter de ieeuw bracht de jongen op een idee. Het was een geringe hoop, maar zijn eenige kans. En terwijl hij niet wachtte tot het dier hem aan viel, sloop hy tot grote verbazing van Akoet snel naar de in elkaar gedoken leeuw. Een enkel moment was de leeuw bewegingloos van verbazing en in datzelfde oogenblik gebruikte de zoon van Tarzaan een talent uit zijn school dagen, om zjjn leven te redden. Hij rende recht op het wilde dier toe en hield de speer uit gestrekt voor zich. Akoet schreeuwde van angst. De leeuw stond met wijd open, ronde ogen de aanval af te wachten, gereed om op zijn achterpoten staande, het schepsel met zijn voorklauwen te slaan met een kracht, die zelfs de schedel van een buffel kraakte. Vlak voor de leeuw zette de jongen de punt van de speer op de grond. Voordat het wilde dier kon toe springen was het te laat. Want de jongen zwaaide en sprong over de kop van de leeuw in de doornenboom gered maar gekneusd. Akoet had nooit eerder polsstok zien springen. Hij sprong heen en weer veilig in zijn eigen boom en schetterde tegen de misleide Numa. De jongen, gewond en bloedend, wachtte meer dan een uur, voordat de boze nijdas zijn slacht offer vrijliet en koninklijk wegwandelde. Toen kwam hij naar beneden uit zyn pijnlijke positie. De jongen en de aap rustten enige dagen. De grote mensaap likte de wonden van zyn mensenvriend, die de scherpe dorens van de boom veroorzaakt hadden, schoon en deze heelden spoedig. Maar nooit meer tartte de zoon van Tarzan nodeloos het noodlot. Toen hij zich weer fit voelde, vervolgden zy de reis naar de kust en tenslotte brak het vurig ver langde ogenblik aan. Terwijl hy door het dichte oerwoud zyn weg vervolgde, ontdekte hy iets, dat zijn hart van blydschap deed kloppen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 15