Het beroemde bier van Delft Menig eerzaam huisvader werd van „het Delftsch hondje" gebeten PROGRAMMA \1° d'^S DOOR j EDGAR RICEj I BURROUGHS j No. 32. Datgene, wat de jongen met verwondering vervulde, was een vers mensenspoorvan blanke mensen, want inplaats van de indruk ken van blote voeten, waren dit sporen van schoenen. Het spoor van deze voetstappen leidde naar het Noorden. Misschien naar een nederzetting aan de kust, dacht de jongen. Hij was vol geestdrift om het spoor te volgen. De oude aap maakte bezwaren. Hij moest niets van de mensen hebben. Voor hem was de jongen een jonge aap, want hij was de zoon van de koning der apen. Hij trachtte de jongen terug te houden, maar zonder succes. Een paar uur laten stuitten ze op de achterhoede van de karavaan der blanken, die hij zo haastig had willen inhalen. Strompelend over het wilde spoor liepen een dozijn zwaar be iaden zwarte mannen vooruit en deze werden onbarmhartig vooruit gedreven. Aan weers kanten van hen liepen twee reusachtige blonde, blanke mannen, die beiden zware zwepen in de hand hielden, die zij op de naakte ruggen van de arme wilden lieten neerkomen. De be- groetingskreet stierf weg op de lippen van de jongen. Zelfs de grote aap bromde in zijn keel bij het zien van deze onnodige marteling, die de zwarten ondergingen. „Zijn dat nu de schepsels waar je naar toe.wilt gaan?" vroeg hij de jongen. „Zij zijn mensen", antwoordde de jongen." en ik wil hen vragen, waar de dichtstbijzijnde haven is en dan Akoet, ver laten wij hen weer". Dit zeggende zwaaide hp naar de grond en begon de stoet te volgen en zoo mogelijk in te halen. Hij was ongeveer een honderd meter van hen af, toen een van de blanken hem in het oog kreeg. De man gaf een alarmkreet, richtte zijn geweer op de jongen en schoot. De kogel sloeg vlak voor hem in de grond. Even later schoten ook de anderen op hem. Jack sprong ongedeerd in een boom, de aap klom opgewonden achter hem aan. Terwijl de twee verdwenen zo vlug en op die manier, liepen de blanken en de. zwarten verward door elkaar om te overleg gen, wat zij moesten doen. „Een sopje uit gerst, schimmelige hop en water, waar stoelen en mat ten in ronddreven, om van de he- standdeelen, die zich alleen door den reuk aankondigden, maar niet te spreken." Dit gold in de 17e eeuw van Delft, de beroemde Oud-Hollandsche bierstad, met baar pittoreske brugjes, stinkende gracht jes, dampende brouwketels en schuimende gistkuipen. Delft was inderdaad een stadje waar welvaart en vroolijkheid heerschten. Het was de bierstad van het oude Holland en het bekende brouwsel genoot grooter reputatie dan het beroemde Delftsche „blauw", dat tot ver over de grenzen van de Republiek bekend was. Zelfs een geleerde als Hugo de Groot, die men toch waarlijk niet onder de stam gasten van een,of ander Delftsch bierhuis gerekend zal hebben, verlangde op Loeve- stein naar het smakelijke Delftsche bier, dat zijn weerga in gansch Holland niet had. De yitdrukking „van het Delft^he hondje gebeten zijn", een gangbare mtdrukking gedurende onzen gouden eeuw, is met het koppige bier verdwenen, maar het is ons een indirect bewijs, dat er in den bloeitijd menige eerzame Delftenaar de hooge brug- hellingen is afgestrompeld, min of meer onder den invloed van het stedelijke brouw sel. De uitbundige Delftsche schilderclub tel de vele bierbrouwers onder haar leden en als huisindustrie brouwden velen bier voor eigen gebruik. Hoe menig vroolijh too- neeltje, dat nu voor duizenden guldens geveild wordt, vond eens zijn oorsprong in het beroemde Delftsche bier? Wie zal zeg gen hoeveel geniale invallen de eerste mi cro-bioloog Antony van Leeuwenhoek gehad heeft onder het genot van het heerlijk schuimend brouwsel? Niemand zal het kunnen navertellen, maar wel weten wij, dat de stedelijke overheid alles deed om de „excellente dronck" binnen de wallen te houden en te zorgen dat het procédé tot Delft en zijn grachtjes beperkt bleef. Het geheim van Delft. Wij vragen ons af, zegt dr. Wagenaar verder in de N. R. Ct., wat toch het aan trekkelijke geweest is van dit wondere vocht? Was 't de gerst ,de hop, de gist-..? Niet van dat alles! Men gebruikte dezelfde gerst als in andere ste den. De hop werd uit Zuid-Duitsch- land aangevoerd en kwam altijd van dezelfde akkers. De gist ver schilde niet, men wachtte eenvou dig tot het afkooksel van zelf in gisting kwam... er blijft alleen het brouwwater over en hier noemen wij inderdaad het groote geheim der Delftenaren. Het brouwwater was onvergelijkelijk, het was eenig in zijn soort, het had zijn weerga niet in gansch Holland. Meen niet dat de brouwers er bijzondere diepboringen op na hielden, eigen welput ten of andere watervoorzieningen, neen ze schepten uit de grachtjes voor hun deur en het sopje, dat traag voorbijdreef, was oorzaak van den roem van. hun brouwsel. Schilderachtig en schoon van lijn wa ren deze aartjes en kanaaltjes. Delft gold als het HollandSch Venetië. De huizen der rijke patriciërs weerspiegelden hun deftige gevels in het drabbige, vuile water want... de grachten werden schandelijk veront reinigd. De Hollander heeft altijd den on- bedwingbaren lust gehad om alles wat hij kwijt wilde zijn in het water te werpen en te veronderstellen, dat het „wel weg zal drijven". In onze dagen is dit nog niet veel ver beterd, hij rekent te veel op de „zelfreini gende kracht" van de rivier, waardoor alle vuil en ongerechtigheid een zekere prooi zou worden van allerlei algen, diatomeeën, bacteriën en andere waterreinigers. Stellig doen deze micro-organismen even als vroeger hun best, maar op de kisten, matten, stoelen en matrassen is hun capa citeit niet berekend. Dit nu was ook het geval in het Oude Delft... met het gevolg, dat de schilderachtige grachten langzaam maar zeker veranderd en in 'n „septic tank" een geleerd woord voor een vuile stinksloot in optima forma. Voor de brouwers schijnt dit evenwel niet het minste bezwaar ge weest te zijn. Ondanks de vele riolen en vooral niet te vergeten, niettegenstaande het vele afval, dat met regelmatige snel heid- uit de kcukenverdiepingen naar bui ten geworpen werd, vulden de brouwers en hun knechten hun teilen en kuipen uit de ze nimmer opdrogende bron. De stedelijke regeering zag echter verder. De drijvende stroom van afval, die blijk baar door geen enkel verbod of keur te stuiten was, bleef hun een doorn in het achtbare oog. In het belang van de volks gezondheid streden ze tegen het vuil uit alle macht. Twee watermolens pompten het vieze grachtwater weg, maar de boezems buiten de stad wilden het niet hebben en het circuleerde voortaan, tengevolge van de malerij, met iets grooter snelheid. Toen werden stedelijke schuitjes uitge vonden... vuilnisschuiten, die het grove vuil bij elkancler graaiden, waren een spe cifiek Delftsche uitvinding. De strijd met de verkeerde gewoonle der Delftenaren was evenwel zwaar. Nu de vieze boel toch weg geruimd werd, zag men het drijvend meu bilair steeds uitgebreider worden. Er kwam nog een ander ongerief bij en voor deze ge volgen, was de wijze Magistraat nog meer bevreesd dan voor de stoelen en tafeltjes. Het wordt nóg smakelijker. In Delft woonden talrijke zeepkokers en ook deze industrieelen, wierpen lustig hun afgewerkt sopje in de grachten. Nu gaven de nijvere bacteriën het geheel en a.1 op, ze konden het water niet meer reinigen en keerden Delft den rug toe. Toen werd het college van stedelijke schuitenvoerders uit gebreid met een aantal krachten, die zich speciaal bezig zouden houden met het op- balen van het schadelijke zeepsop. In de instructie dezer schuitenvoerders stond na drukkelijk, dat zij ook ander afval mee moesten nemen. Weg is weg, redeneerde de overheid. Over het opruimingswerk ontstond weldra verschil van meening. De vuilnisboot liet wel eens wat drijven, in de hoop dat de zeepsopschuit er zich over ontfermen zou en omgekeerd! Klachten kwamen van weers zijden in. Goed beschouwd was het ook dubbel werk; toen zich dan ook etui vaca ture voordeed, waren de vroede Vaderen er als de kippen bij, om deze twee stedelijke diensten onder één hoofd te vereenigen. An no. 10 September 1061 resolveerde de vroed schap „dat nu voortaen de schuyt, die door de goede stadt ommevaert, tot het op vissen van stroo ende vuyligheyt in de Helften, met het overlevden van Claes .Tans- zoon, die dcselve tegenwoordigh bovaerdc, sel comcn te ccsseeren ende dat stroo of vuyligheyt, door de vaerders der zeepsop- schuytcn sal worden geruymd". Nieuwe instructie voor de zeep sopmannen! Zoo trachtten de wijze bestuurders hier het voordeelige aan het practische te paren. De zeepsopmannen kregen een gloednieu we instructie en met een variant op „nieu we bezems vegen schoon," hoopte men het brouwwater voortaan ook franco, vrij van kisten en planken te leveren. Toen daag den er nieuwe donderkopjes aan de hori zon. In de onmiddellijke periferie van de Bierstad vestigden zich enkele „wilde" bronwers, die evenals hun „tamme" col lega's binnen de wallen ook afvalwater Avil- den scheppen. Ze hoopten op de kruimkens, die vielen van de tafels dei' rijken en wan neer er wat van het kostelijke brouwwater naar buiten geschut werd, waren ze er blik semsnel bij, om het op te vangen. Zoo iets was goed beschouwd ongehoord. Zoodoende zou de productie niet langer streng geloca- liseerd zijn en de „binnenbrouwers drongen op felle maatregelen tegen de „buitenbrou wers" aan. De vroedschap was ook van meening, dat het hemd nader was dan de rok en leende een willig oog. De oorlog tus schen brouwers van Delft en Delftland brak uit. Op allerlei geniepige manieren werden de „wilden" geplaagd. Moest er gist of hop uit de stad komen, dan was er een of andere verhindering. Moest de brouw ketel gesoldeerd* of geklonken worden, dan mocht geen loodgieter of koperslager uit Delft dat noodzakelijk karweitje opknap pen, ook al zat hij dagenlang met de armen over elkander. Niemand nam aanstoot aan dergelijk eigenmachtig optreden. De beroem de Oost-Indische Compagnie was immers geen haar beter... Pottekijkers De bedrijven buiten de stad werden een- voedig door stedelijke inspecteurs gecontro leerd. Alles geschiedde om den naam van hetb eroemde product te verzekeren. Delftsch bier moest Delftsch bier blijven. De inspectie bestond echter uit een overdreven groot aantal pottekijkers, die bovendien zwaar gewapend liepen alsof ze tegen dieven en moordenaars uitgezonden waren. In de meeste buitenbrouwcrijen ontstond dan ook ingrijpend verschil van meening. De commissie ging haar bevoegd heid verre te buiten, meenden de wilde brouwers. Deze echter was niet tevreden met het controleeren van het product, ze draaide aan al le kraantjes en keek in alle potten en pannen. In menige buitenbrou werij kwam het tot handtastelijkhe den... Hot eerste schot was geval len. De werkplaatsen werden „gedp- molieerd", d.w.z. alles werd van de plaats gesleept en de brouwketel werd in triomf naar de stad ge voerd. Zoo maakte men het bedrijf onmogelijk want een brouwer zon der ketel voelde zich als een huzaar zonder paard. Het doel was bereikt, wel op zeer on rechtvaardige wijze, maar volledig. Delft had opnieuw het monopolie en Hol land dronk weer het beroemde product uit de bierstad, gebrouwen op de manier, die eeuwenlang gevolgd was: een sopje uit gerst, schimmelige hop en water waar stoelen en matten in ronddreven, om van de bestanddeel en, die zich alleen door den reuk aankondigden, maar niet te spreken! RADIO DINSDAG 19 JULI 1938. Hilversum I. 1875 en 415,5 m. AVRO-Uitzending. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.30 Berichten)] 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Omroeporkest. 11.00 Huishoudelijke wenken. 11.30 Omroeporkest en soliste. (Om ca. 12.15 Berichten). 12.30 Gramofoonmuziek. I.00 Ensemble Jetty Cantor. In de pauze: Orgelspel. 2.40 Declamatie. 3.00 Het Kovacs Lajos-orkest, accordeon-trio en gramofoonmuziek. 4.30 Kinderkoorzang. 5.00 Kinderhalfuur. 5.30 Het Aeolian-orkest en solist. 6.30 Arpad Karolyi's Zigeunerorkest. 7.00 AVRO-Dansorkest. 7.40' Koorconcert met pianobegeleiding. 8.00 Berichten ANP, Mededeelingen. 8.15 De „Twililght Serenaders". 9.00 Reportage. 10.00 Solistenconcert. II.00 Berichten ANP, hierna tot 12.00 Zigeu ner- en dansmuziek (gr.pl.). Hilversum II. 301,5 m. KRO-Uitzending. 4.005.10 HIRO. 8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om ca. 8.15 Berichten). 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-orkest. (1.001.20 Gramofoonpl.), 2.00 Vrouwenuur. 3.00 Gramofoonmuziek, hierna: Berichten. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.05 Causerie over de voorbereiding van meis jes en vrouwen voor de tropen. 4.30 Gramofoonmuziek. 4.35 Berichten. 4.40 Gramofoonmuziek. 4.45 Theosofische causerie. 5.10 KRO-Melodisten. en solist. (5.456.05 Felicitatiebezoek). 7.00 Berichten. 7.15 „De emancipatie van Brabant", causerie. 7.35 Sportpraatje. 8.00 Berichten ANP, Mededeelingen. 8.15 Stedelijk orkest van Maastricht. 9.15 KRO-orkest. 9.45 KRO-Melodisten en solist. 10.10 Lajos Veres en- zijn Hongaarsch orkest. 10.30 Berichten ANP. 10.40 KRO-Boys en solist. 11.1012.00 Gramofoonmuziek. FEUILLETON. door Jan W. Jacobs 20. Als Clara dan niets anders wilde, als ze dan niet wilde begrijpen hoe omzichtig eerst en hoe duidelijk hij het haar later onder het oog gebracht had, dat zij geen verschijning voor het witte doek was. ...Hemel nog toe, dat was goed voor modepoppetjes, die twee uur per dag aan heilgymnastiek en massage besteedden als ze dan heelemaal niet wilde luisteren, dan moest ze het zelf maar weten, maar hij trok zich niets meer van haar aan. Dan zou hij eens laten zien, wie de hardste kop had! Dat hij geen pantoffelheld was, die voor de eerste de beste vrouwengril op zij ging! Wie zich verbond met zijn vijanden, die zou hem tot vijand krijgen! Eerst had Clara zich koppig van hem afgewend! Eerst had zij zich teruggetrokken in een Gelders dorpje Nu zou hij zich terugtrekken doch zóó, dat ze hem nooit terug zou zien in Beieren of in Tirol. Want na een dergelijk schandaal was er hier toch geen houden meer aan. En het mooiste was: ze hield vol. Clara gaf geen sikkepit toe. Er was geen land met haar te bezeilen. Ze had er zich de vijandschap al mee op de hals gehaald van die goede mevrouw Waldorp; de heele familie was er over ontstemd alleen die ééne vriendin, die Louise, nu. daar had hij nooit veel mee op gehad die sterkte haar door dik en dun. Bovendien, beweerde ze in de meest handelbare oogenblikken. er is toch niets meer aan te doen: Ik heb het contract al geteekend voor een rol in de eerste groote film van de Volks, „De machten der aarde", heet het en... me dunkt, dat je.trots op me kunt zijn, ik speel de modekoningin, kost je geen cent aan stof, en wat betaald moet worden, betaal ik zelf! Ze zei het met de edele verontwaardiging een betere zaak waar dig, met de kracht der vrouw, die vindt, dat de heerschzucht der mannen lang genoeg ge duurd heeft Als modekoningin had Clara zooveel te doen, zooveel visites af te leggen, zooveel aan- en verkleedpartijen bij de Volks bij te wonen, dat ze de heele wereld vergeten scheen. Dat was nog eens leven! Dat was nog eens wat anders, dan altijd in je beperkte kringetje te zitten. Daar had ze altijd naar verlangd, veel menschen zien, opgemerkt worden, een plóóts innemen! Natuurlijk vond ze het naar voor Edmond een man kon nu eenmaal niet be grijpen, wat dit alles voor een vrouw betee- kende. Hoe meer ze er over sprak, hoe mindei hij er van snapte. En wat die ruzies betrof dat was werkelijk dom van hem. Ze had genoeg geleden tijdens die... kwestie met Fieberman... Het mensch keek er haar be paald nog op aan. En wat Edmonds bedrei gingen aangaat, ze kon zich moeilijk uit liefde laten opsluiten en omdat hij^een kwestie met die menschen gehad had, die niet eens een kwestie was! Dit kon toch geen reden zijn om van haar toekomst af te zien! 24. Na vele wraakzuchtige plannen verworpen te hebben, besloot Ribourdin tot zijn oorspron kelijk denkbeeld terug te keeren. Ook vroeger in de eerste periode van de Neerlanda. toen Clara hem verlaten had en hij het meest leed door de ongezellige atmosfeer in het huis met alleen de dienstbode en de huisknecht, was dit plan al eens bij hem opgekomen, dat hij al de neiging gevoeld, nauwere banden aan te knoopen met zijn eerste ster: Lettie Fieber man. Had hij toen reden om zooiets te doen. thans was er alle aanleiding voor Hij zou Clara ook eens laten voelen, hoe prettig het was als je je van de meening en de gevoelens van je echtgenoot niets aantrok! Maar vroeger... toen juffrouw Fieberman bij hem in dienst was, zou het heel wat gemakkelijker gegaan zijn dan nu, nu ze heelemaal niet meer afhankelijk van hem was! En toch was dit de beste wraak die hij kon nemen! Clara zou geen raad weten van jalouzie en zoo eigen zinnig en trots als ze nu was, zoo soepel en kneedbaar zou ze dan zijn. Er waren natuur lijk duizend andere vrouwen met wie hij... nu ja, met een beetje moeite... hij was toch een knappe man... misschien wat corpulent voor zijn leeftijd... maar het zou toch gek zijn als er geen vrouwtje te vinden was waar hij... e... een beetje vriendschap mee kon sluiten: het zou een klein kunstje zijn! Maar een reuze zet als hij nu juist die Lettie Fieberman naar zich toe kon halen als hij juist met haar (gunst, wat haatte die Clara haar)... een ver houding had. Alleen al bij het plan kneep hij z'n oogen van louter revanche-genot dicht. Hier, in zijn huis zou hij haar ontvangen en hier ha. natuurlijk! zou Clara haar ont moeten of het de gewoonste zaak van de wereld was. Het was thuis nu toch oer-onge- zellig. het leek wel of Clara bij de Volks woonde ze moest telkens op reis... enf l ook als hij niet wegging, was het zoo niet langer uit te houden. En zoo zocht Ribourdin voorzichtig toe nadering. Hij begon, zooals het behoorde, bloemen te sturen. Een hoogst beleefd briefje er bij waarin hij zijn excuus maakte, „niets meer van zich te heben laten hooren", maar toch voorzichtig betoogende,, dat zij zijn aanvanke lijke verontwaardiging en latere stilzwijgend heid zou gebillijkt hebben want, hoezeer hij langzamerhand haar standpunt begrepen had. zoo plotseling haar contract te verbreken, het had hem als directeur van de Neerlanda na tuurlijk in de grootste moeilijkheden ge bracht en... het was alleen aan de zeer bijzon dere sympathie voor haar talent te danken, aan de zeer bijzondere gevoelens welke hij voor haar... kunst koesterde en die buiten alle zakelijke overwegingen stonden, dat hij einde lijk toch duidelijk wilde doen blijken, hoe er in zijn persoonlijke gevoelens voor haar niets veranderd was. Hij hoopte, dat zij in haar arbeid bij de Volksfilm volle bevrediging zou vinden, hoewel hij overtuigd was dat zij op de duur ook tot andere, tot wat hij zoo be scheiden was te noemen betere gedachten zou komen! En dan... Het behoefde geen be toog, dat zij dan steeds een eerste plaats in zijn plannen zou blijven innemen!.Thans zou het hem een hooge eer zijn, een der eersten te mogen wezen, die haar vast met zijn bloe menhulde tegemoet kwam, want dat de.eerste film waarin zij bij haar nieuwe onderneming zou uitkomen, alleen reeds door hóór spel een succes zou worden, stond voor hem, die zich met trots nog steeds haar vroegeren mede werker noemde, vast." Hè, he, dat had hij knap geleverd. Hij zou die gezichten wel eens willen zien, als ze daar de bloemen van Ribourdin, hoofd van het wereldberoemde porcelein- en aardewerkhuis, voor mej. Lettie Fieberman zagen bezorgen. In gedachten zag hij hoe ze vereerd naar het naamkaartje keken en... als Clara dan eens dat kaartje zag met zijn naam... o, wat zou ze woedend wezen! En... natuurlijk... een reuze idee, hij zou niets laten merken en over een paar dagen... een chèque sturen ter onder steuning van de plannen... sans rancune... Je kwaad maken, daar had je niets aan daar bereikte je niets mede. dat was dom van hem geweest. Clara deed toch wat ze wilde! Nu deed hij eens waar hij zin in had! Het ging niemand een snars aan. Al wou hij voor zijn kanariekootjes koopen of gourl- visschen, hij was vrij om te doen en te laten wat hij wilde, dat ging niemand aan! En als hij maar kalm volhield, dan zou hij vast op den duur succes hebben. De aanhouder wint! 25. De bloemenhulde van Edmond Ribourdin werd bij de Volks met zeer gemengde gevoe lens ontvangen. Het personeel vond er een aanwijzing in, dat er achter de filmliefhebbe rijen van mevrouw Ribourdin méér stak dan persoonlijke ijdelheid, eigenzinnigheid of... zoo als sommige fantasten hadden verondersteld: kunstzinnige overtuiging, die de film een ander doel toekende dan de oogen- en geest- verblindende moraal der dividendjagers van de winst-om-de-winst. Anderen zagen er een aanwijzing in voor de bijzondere harmonie tusschen den heer en mevrouw Ribourdin, die juist nog kortelings zoo betwist werd naar aanleiding van allerlei praatjes die er liepen over een aanstaande scheiding tusschen den fabrikant en zijn vrouw, die heetten na een jarenlange gelukkig huwelijk in de grootste onmin te leven. Ze wilden op dezen manier zeker de eerste kracht der onderneming een getuigenis van hun bewondering geven. En weer anderen verondérstelden, dat mevrouw Ribourdin en juffrouw Fieberman de dikste vriendinnen waren. En Lettie Fieberman wist niet of ze waakte of droomde. Zoolang ze haar vroegeren direc teur gekend had nu ja, hij had wel eens op zijn manier haar een compliment gemaakt, hij had wel eens getracht... guitig te zijn, en dan had ze er altijd maar om gelachen, .j maar dat hij toen, laat staan n u tot zóóiets in staat zou zijn, zich zóó belachelijk zou aanstellen, het was om je een kriek te lachen! In ieder geval snapte ze er geen jota van. Ze liet het briefje aan Al Leslie lezen en met z'n tweeën vermaakten ze zich kostelijk met allerlei veronderstellingen. Leslie plaagde haar vreeselijk met het feit, dat ze die Ribourdin dan toch klaarblijkelijk het hoofd aardig op hol had gebracht! Hij voorspelde haar, dat die porcelein-meneer de voorzichtigheid heelemaal uit het oog verliezen zou en zich binnenkort voor haar op de knieën zou werpen met een gloeiende declamatie! Doch Lettie zwoer, dat hij daar niet de gelegenheid voor zou krijgen! (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 8