Het beroemde bier
van Delft
Menig eerzaam huisvader werd van „het Delftsch hondje" gebeten
PROGRAMMA
\1°
d'^S
DOOR
j EDGAR RICEj
I BURROUGHS j
No. 32.
Datgene, wat de jongen met verwondering
vervulde, was een vers mensenspoorvan
blanke mensen, want inplaats van de indruk
ken van blote voeten, waren dit sporen van
schoenen. Het spoor van deze voetstappen
leidde naar het Noorden. Misschien naar een
nederzetting aan de kust, dacht de jongen. Hij
was vol geestdrift om het spoor te volgen. De
oude aap maakte bezwaren. Hij moest niets
van de mensen hebben. Voor hem was de
jongen een jonge aap, want hij was de zoon
van de koning der apen. Hij trachtte de jongen
terug te houden, maar zonder succes. Een
paar uur laten stuitten ze op de achterhoede
van de karavaan der blanken, die hij zo
haastig had willen inhalen. Strompelend over
het wilde spoor liepen een dozijn zwaar be
iaden zwarte mannen vooruit en deze werden
onbarmhartig vooruit gedreven. Aan weers
kanten van hen liepen twee reusachtige blonde,
blanke mannen, die beiden zware zwepen in
de hand hielden, die zij op de naakte ruggen
van de arme wilden lieten neerkomen. De be-
groetingskreet stierf weg op de lippen van de
jongen. Zelfs de grote aap bromde in zijn keel
bij het zien van deze onnodige marteling, die
de zwarten ondergingen. „Zijn dat nu de
schepsels waar je naar toe.wilt gaan?" vroeg
hij de jongen. „Zij zijn mensen", antwoordde
de jongen." en ik wil hen vragen, waar de
dichtstbijzijnde haven is en dan Akoet, ver
laten wij hen weer". Dit zeggende zwaaide hp
naar de grond en begon de stoet te volgen en
zoo mogelijk in te halen. Hij was ongeveer
een honderd meter van hen af, toen een van
de blanken hem in het oog kreeg. De man gaf
een alarmkreet, richtte zijn geweer op de
jongen en schoot. De kogel sloeg vlak voor
hem in de grond. Even later schoten ook de
anderen op hem. Jack sprong ongedeerd in
een boom, de aap klom opgewonden achter
hem aan. Terwijl de twee verdwenen zo vlug
en op die manier, liepen de blanken en de.
zwarten verward door elkaar om te overleg
gen, wat zij moesten doen.
„Een sopje uit gerst, schimmelige
hop en water, waar stoelen en mat
ten in ronddreven, om van de he-
standdeelen, die zich alleen door den
reuk aankondigden, maar niet te
spreken."
Dit gold in de 17e eeuw van Delft, de
beroemde Oud-Hollandsche bierstad, met
baar pittoreske brugjes, stinkende gracht
jes, dampende brouwketels en schuimende
gistkuipen. Delft was inderdaad een stadje
waar welvaart en vroolijkheid heerschten.
Het was de bierstad van het oude Holland
en het bekende brouwsel genoot grooter
reputatie dan het beroemde Delftsche
„blauw", dat tot ver over de grenzen van
de Republiek bekend was.
Zelfs een geleerde als Hugo de Groot,
die men toch waarlijk niet onder de stam
gasten van een,of ander Delftsch bierhuis
gerekend zal hebben, verlangde op Loeve-
stein naar
het smakelijke Delftsche bier,
dat zijn weerga in gansch Holland niet had.
De yitdrukking „van het Delft^he hondje
gebeten zijn", een gangbare mtdrukking
gedurende onzen gouden eeuw, is met het
koppige bier verdwenen, maar het is ons
een indirect bewijs, dat er in den bloeitijd
menige eerzame Delftenaar de hooge brug-
hellingen is afgestrompeld, min of meer
onder den invloed van het stedelijke brouw
sel.
De uitbundige Delftsche schilderclub tel
de vele bierbrouwers onder haar leden en
als huisindustrie brouwden velen bier voor
eigen gebruik. Hoe menig vroolijh too-
neeltje, dat nu voor duizenden guldens
geveild wordt, vond eens zijn oorsprong in
het beroemde Delftsche bier? Wie zal zeg
gen hoeveel geniale invallen de eerste mi
cro-bioloog Antony van Leeuwenhoek gehad
heeft onder het genot van het heerlijk
schuimend brouwsel? Niemand zal het
kunnen navertellen, maar wel weten wij,
dat de stedelijke overheid alles deed om
de „excellente dronck" binnen de wallen te
houden en te zorgen dat het procédé tot
Delft en zijn grachtjes beperkt bleef.
Het geheim van Delft.
Wij vragen ons af, zegt dr. Wagenaar
verder in de N. R. Ct., wat toch het aan
trekkelijke geweest is van dit wondere
vocht?
Was 't de gerst ,de hop, de gist-..?
Niet van dat alles! Men gebruikte
dezelfde gerst als in andere ste
den. De hop werd uit Zuid-Duitsch-
land aangevoerd en kwam altijd
van dezelfde akkers. De gist ver
schilde niet, men wachtte eenvou
dig tot het afkooksel van zelf in
gisting kwam... er blijft alleen het
brouwwater over en hier noemen
wij inderdaad het groote geheim
der Delftenaren. Het brouwwater
was onvergelijkelijk, het was eenig
in zijn soort, het had zijn weerga
niet in gansch Holland.
Meen niet dat de brouwers er bijzondere
diepboringen op na hielden, eigen welput
ten of andere watervoorzieningen, neen ze
schepten uit de grachtjes voor hun deur
en het sopje, dat traag voorbijdreef, was
oorzaak van den roem van. hun brouwsel.
Schilderachtig en schoon van lijn wa
ren deze aartjes en kanaaltjes. Delft gold
als het HollandSch Venetië. De huizen der
rijke patriciërs weerspiegelden hun deftige
gevels in het drabbige, vuile water want...
de grachten werden schandelijk veront
reinigd. De Hollander heeft altijd den on-
bedwingbaren lust gehad om alles wat hij
kwijt wilde zijn in het water te werpen
en te veronderstellen, dat het „wel weg zal
drijven".
In onze dagen is dit nog niet veel ver
beterd, hij rekent te veel op de „zelfreini
gende kracht" van de rivier, waardoor alle
vuil en ongerechtigheid een zekere prooi
zou worden van allerlei algen, diatomeeën,
bacteriën en andere waterreinigers.
Stellig doen deze micro-organismen even
als vroeger hun best, maar op de kisten,
matten, stoelen en matrassen is hun capa
citeit niet berekend. Dit nu was ook het
geval in het Oude Delft... met het gevolg,
dat de schilderachtige grachten langzaam
maar zeker veranderd en in 'n „septic tank"
een geleerd woord voor
een vuile stinksloot
in optima forma. Voor de brouwers schijnt
dit evenwel niet het minste bezwaar ge
weest te zijn. Ondanks de vele riolen en
vooral niet te vergeten, niettegenstaande
het vele afval, dat met regelmatige snel
heid- uit de kcukenverdiepingen naar bui
ten geworpen werd, vulden de brouwers en
hun knechten hun teilen en kuipen uit de
ze nimmer opdrogende bron.
De stedelijke regeering zag echter verder.
De drijvende stroom van afval, die blijk
baar door geen enkel verbod of keur te
stuiten was, bleef hun een doorn in het
achtbare oog. In het belang van de volks
gezondheid streden ze tegen het vuil uit
alle macht. Twee watermolens pompten het
vieze grachtwater weg, maar de boezems
buiten de stad wilden het niet hebben en
het circuleerde voortaan, tengevolge van de
malerij, met iets grooter snelheid.
Toen werden stedelijke schuitjes uitge
vonden... vuilnisschuiten, die het grove
vuil bij elkancler graaiden, waren een spe
cifiek Delftsche uitvinding. De strijd met
de verkeerde gewoonle der Delftenaren was
evenwel zwaar. Nu de vieze boel toch weg
geruimd werd, zag men het drijvend meu
bilair steeds uitgebreider worden. Er kwam
nog een ander ongerief bij en voor deze ge
volgen, was de wijze Magistraat nog meer
bevreesd dan voor de stoelen en tafeltjes.
Het wordt nóg smakelijker.
In Delft woonden talrijke zeepkokers en
ook deze industrieelen, wierpen lustig hun
afgewerkt sopje in de grachten. Nu gaven
de nijvere bacteriën het geheel en a.1 op,
ze konden het water niet meer reinigen en
keerden Delft den rug toe. Toen werd het
college van stedelijke schuitenvoerders uit
gebreid met een aantal krachten, die zich
speciaal bezig zouden houden met het op-
balen van het schadelijke zeepsop. In de
instructie dezer schuitenvoerders stond na
drukkelijk, dat zij ook ander afval mee
moesten nemen. Weg is weg, redeneerde
de overheid.
Over het opruimingswerk ontstond weldra
verschil van meening. De vuilnisboot liet
wel eens wat drijven, in de hoop dat de
zeepsopschuit er zich over ontfermen zou en
omgekeerd! Klachten kwamen van weers
zijden in. Goed beschouwd was het ook
dubbel werk; toen zich dan ook etui vaca
ture voordeed, waren de vroede Vaderen
er als de kippen bij, om deze twee stedelijke
diensten onder één hoofd te vereenigen. An
no. 10 September 1061 resolveerde de vroed
schap „dat nu voortaen de schuyt, die
door de goede stadt ommevaert, tot het op
vissen van stroo ende vuyligheyt in de
Helften, met het overlevden van Claes .Tans-
zoon, die dcselve tegenwoordigh bovaerdc,
sel comcn te ccsseeren ende dat stroo of
vuyligheyt, door de vaerders der zeepsop-
schuytcn sal worden geruymd".
Nieuwe instructie voor de zeep
sopmannen!
Zoo trachtten de wijze bestuurders hier
het voordeelige aan het practische te paren.
De zeepsopmannen kregen een gloednieu
we instructie en met een variant op „nieu
we bezems vegen schoon," hoopte men het
brouwwater voortaan ook franco, vrij van
kisten en planken te leveren. Toen daag
den er nieuwe donderkopjes aan de hori
zon. In de onmiddellijke periferie van de
Bierstad vestigden zich enkele „wilde"
bronwers, die evenals hun „tamme" col
lega's binnen de wallen ook afvalwater Avil-
den scheppen. Ze hoopten op de kruimkens,
die vielen van de tafels dei' rijken en wan
neer er wat van het kostelijke brouwwater
naar buiten geschut werd, waren ze er blik
semsnel bij, om het op te vangen. Zoo iets
was goed beschouwd ongehoord. Zoodoende
zou de productie niet langer streng geloca-
liseerd zijn en de „binnenbrouwers drongen
op felle maatregelen tegen de „buitenbrou
wers" aan. De vroedschap was ook van
meening, dat het hemd nader was dan de
rok en leende een willig oog. De oorlog tus
schen brouwers van Delft en Delftland
brak uit. Op allerlei geniepige manieren
werden de „wilden" geplaagd. Moest er
gist of hop uit de stad komen, dan was er
een of andere verhindering. Moest de brouw
ketel gesoldeerd* of geklonken worden, dan
mocht geen loodgieter of koperslager uit
Delft dat noodzakelijk karweitje opknap
pen, ook al zat hij dagenlang met de armen
over elkander. Niemand nam aanstoot aan
dergelijk eigenmachtig optreden. De beroem
de Oost-Indische Compagnie was immers
geen haar beter...
Pottekijkers
De bedrijven buiten de stad werden een-
voedig door stedelijke inspecteurs gecontro
leerd. Alles geschiedde om den naam van
hetb eroemde product te verzekeren. Delftsch
bier moest Delftsch bier blijven. De inspectie
bestond echter uit een overdreven groot
aantal pottekijkers, die bovendien zwaar
gewapend liepen alsof ze tegen dieven en
moordenaars uitgezonden waren. In de
meeste buitenbrouwcrijen ontstond dan ook
ingrijpend verschil van meening.
De commissie ging haar bevoegd
heid verre te buiten, meenden de
wilde brouwers. Deze echter was
niet tevreden met het controleeren
van het product, ze draaide aan al
le kraantjes en keek in alle potten
en pannen. In menige buitenbrou
werij kwam het tot handtastelijkhe
den... Hot eerste schot was geval
len. De werkplaatsen werden „gedp-
molieerd", d.w.z. alles werd van de
plaats gesleept en de brouwketel
werd in triomf naar de stad ge
voerd. Zoo maakte men het bedrijf
onmogelijk want een brouwer zon
der ketel voelde zich als een huzaar
zonder paard.
Het doel was bereikt, wel op zeer on
rechtvaardige wijze, maar volledig.
Delft had opnieuw het monopolie en Hol
land dronk weer het beroemde product uit
de bierstad, gebrouwen op de manier, die
eeuwenlang gevolgd was: een sopje uit
gerst, schimmelige hop en water waar
stoelen en matten in ronddreven, om van
de bestanddeel en, die zich alleen door den
reuk aankondigden, maar niet te spreken!
RADIO
DINSDAG 19 JULI 1938.
Hilversum I. 1875 en 415,5 m.
AVRO-Uitzending.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.30 Berichten)]
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonmuziek.
10.30 Omroeporkest.
11.00 Huishoudelijke wenken.
11.30 Omroeporkest en soliste. (Om ca. 12.15
Berichten).
12.30 Gramofoonmuziek.
I.00 Ensemble Jetty Cantor. In de pauze:
Orgelspel.
2.40 Declamatie.
3.00 Het Kovacs Lajos-orkest, accordeon-trio
en gramofoonmuziek.
4.30 Kinderkoorzang.
5.00 Kinderhalfuur.
5.30 Het Aeolian-orkest en solist.
6.30 Arpad Karolyi's Zigeunerorkest.
7.00 AVRO-Dansorkest.
7.40' Koorconcert met pianobegeleiding.
8.00 Berichten ANP, Mededeelingen.
8.15 De „Twililght Serenaders".
9.00 Reportage.
10.00 Solistenconcert.
II.00 Berichten ANP, hierna tot 12.00 Zigeu
ner- en dansmuziek (gr.pl.).
Hilversum II. 301,5 m.
KRO-Uitzending. 4.005.10 HIRO.
8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om ca. 8.15
Berichten).
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-orkest. (1.001.20 Gramofoonpl.),
2.00 Vrouwenuur.
3.00 Gramofoonmuziek, hierna: Berichten.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.05 Causerie over de voorbereiding van meis
jes en vrouwen voor de tropen.
4.30 Gramofoonmuziek.
4.35 Berichten.
4.40 Gramofoonmuziek.
4.45 Theosofische causerie.
5.10 KRO-Melodisten. en solist.
(5.456.05 Felicitatiebezoek).
7.00 Berichten.
7.15 „De emancipatie van Brabant", causerie.
7.35 Sportpraatje.
8.00 Berichten ANP, Mededeelingen.
8.15 Stedelijk orkest van Maastricht.
9.15 KRO-orkest.
9.45 KRO-Melodisten en solist.
10.10 Lajos Veres en- zijn Hongaarsch orkest.
10.30 Berichten ANP.
10.40 KRO-Boys en solist.
11.1012.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
door Jan W. Jacobs
20.
Als Clara dan niets anders wilde, als ze
dan niet wilde begrijpen hoe omzichtig eerst
en hoe duidelijk hij het haar later onder het
oog gebracht had, dat zij geen verschijning
voor het witte doek was. ...Hemel nog toe,
dat was goed voor modepoppetjes, die twee
uur per dag aan heilgymnastiek en massage
besteedden als ze dan heelemaal niet wilde
luisteren, dan moest ze het zelf maar weten,
maar hij trok zich niets meer van haar aan.
Dan zou hij eens laten zien, wie de hardste
kop had! Dat hij geen pantoffelheld was, die
voor de eerste de beste vrouwengril op zij
ging! Wie zich verbond met zijn vijanden, die
zou hem tot vijand krijgen! Eerst had Clara
zich koppig van hem afgewend! Eerst had
zij zich teruggetrokken in een Gelders dorpje
Nu zou hij zich terugtrekken doch zóó,
dat ze hem nooit terug zou zien in Beieren
of in Tirol. Want na een dergelijk schandaal
was er hier toch geen houden meer aan.
En het mooiste was: ze hield vol.
Clara gaf geen sikkepit toe. Er was geen
land met haar te bezeilen. Ze had er zich
de vijandschap al mee op de hals gehaald van
die goede mevrouw Waldorp; de heele familie
was er over ontstemd alleen die ééne
vriendin, die Louise, nu. daar had hij nooit
veel mee op gehad die sterkte haar door
dik en dun. Bovendien, beweerde ze in de
meest handelbare oogenblikken. er is toch
niets meer aan te doen: Ik heb het contract
al geteekend voor een rol in de eerste groote
film van de Volks, „De machten der aarde",
heet het en... me dunkt, dat je.trots op me
kunt zijn, ik speel de modekoningin, kost je
geen cent aan stof, en wat betaald moet
worden, betaal ik zelf! Ze zei het met de
edele verontwaardiging een betere zaak waar
dig, met de kracht der vrouw, die vindt, dat
de heerschzucht der mannen lang genoeg ge
duurd heeft
Als modekoningin had Clara zooveel te
doen, zooveel visites af te leggen, zooveel aan-
en verkleedpartijen bij de Volks bij te wonen,
dat ze de heele wereld vergeten scheen. Dat
was nog eens leven! Dat was nog eens wat
anders, dan altijd in je beperkte kringetje te
zitten. Daar had ze altijd naar verlangd, veel
menschen zien, opgemerkt worden, een plóóts
innemen! Natuurlijk vond ze het naar voor
Edmond een man kon nu eenmaal niet be
grijpen, wat dit alles voor een vrouw betee-
kende. Hoe meer ze er over sprak, hoe mindei
hij er van snapte. En wat die ruzies betrof
dat was werkelijk dom van hem. Ze had
genoeg geleden tijdens die... kwestie met
Fieberman... Het mensch keek er haar be
paald nog op aan. En wat Edmonds bedrei
gingen aangaat, ze kon zich moeilijk uit liefde
laten opsluiten en omdat hij^een kwestie met
die menschen gehad had, die niet eens een
kwestie was! Dit kon toch geen reden zijn
om van haar toekomst af te zien!
24.
Na vele wraakzuchtige plannen verworpen
te hebben, besloot Ribourdin tot zijn oorspron
kelijk denkbeeld terug te keeren. Ook vroeger
in de eerste periode van de Neerlanda. toen
Clara hem verlaten had en hij het meest leed
door de ongezellige atmosfeer in het huis met
alleen de dienstbode en de huisknecht, was dit
plan al eens bij hem opgekomen, dat hij al
de neiging gevoeld, nauwere banden aan te
knoopen met zijn eerste ster: Lettie Fieber
man. Had hij toen reden om zooiets te doen.
thans was er alle aanleiding voor Hij zou
Clara ook eens laten voelen, hoe prettig het
was als je je van de meening en de gevoelens
van je echtgenoot niets aantrok! Maar
vroeger... toen juffrouw Fieberman bij hem in
dienst was, zou het heel wat gemakkelijker
gegaan zijn dan nu, nu ze heelemaal niet
meer afhankelijk van hem was! En toch was
dit de beste wraak die hij kon nemen! Clara
zou geen raad weten van jalouzie en zoo eigen
zinnig en trots als ze nu was, zoo soepel en
kneedbaar zou ze dan zijn. Er waren natuur
lijk duizend andere vrouwen met wie hij... nu
ja, met een beetje moeite... hij was toch een
knappe man... misschien wat corpulent voor
zijn leeftijd... maar het zou toch gek zijn als
er geen vrouwtje te vinden was waar hij...
e... een beetje vriendschap mee kon sluiten:
het zou een klein kunstje zijn! Maar een reuze
zet als hij nu juist die Lettie Fieberman naar
zich toe kon halen als hij juist met haar
(gunst, wat haatte die Clara haar)... een ver
houding had. Alleen al bij het plan kneep hij
z'n oogen van louter revanche-genot dicht.
Hier, in zijn huis zou hij haar ontvangen en
hier ha. natuurlijk! zou Clara haar ont
moeten of het de gewoonste zaak van de
wereld was. Het was thuis nu toch oer-onge-
zellig. het leek wel of Clara bij de Volks
woonde ze moest telkens op reis... enf l
ook als hij niet wegging, was het zoo niet
langer uit te houden.
En zoo zocht Ribourdin voorzichtig toe
nadering.
Hij begon, zooals het behoorde, bloemen te
sturen. Een hoogst beleefd briefje er bij
waarin hij zijn excuus maakte, „niets meer
van zich te heben laten hooren", maar toch
voorzichtig betoogende,, dat zij zijn aanvanke
lijke verontwaardiging en latere stilzwijgend
heid zou gebillijkt hebben want, hoezeer hij
langzamerhand haar standpunt begrepen had.
zoo plotseling haar contract te verbreken, het
had hem als directeur van de Neerlanda na
tuurlijk in de grootste moeilijkheden ge
bracht en... het was alleen aan de zeer bijzon
dere sympathie voor haar talent te danken,
aan de zeer bijzondere gevoelens welke hij
voor haar... kunst koesterde en die buiten alle
zakelijke overwegingen stonden, dat hij einde
lijk toch duidelijk wilde doen blijken, hoe er in
zijn persoonlijke gevoelens voor haar niets
veranderd was. Hij hoopte, dat zij in haar
arbeid bij de Volksfilm volle bevrediging zou
vinden, hoewel hij overtuigd was dat zij op de
duur ook tot andere, tot wat hij zoo be
scheiden was te noemen betere gedachten
zou komen! En dan... Het behoefde geen be
toog, dat zij dan steeds een eerste plaats in
zijn plannen zou blijven innemen!.Thans zou
het hem een hooge eer zijn, een der eersten
te mogen wezen, die haar vast met zijn bloe
menhulde tegemoet kwam, want dat de.eerste
film waarin zij bij haar nieuwe onderneming
zou uitkomen, alleen reeds door hóór spel een
succes zou worden, stond voor hem, die zich
met trots nog steeds haar vroegeren mede
werker noemde, vast."
Hè, he, dat had hij knap geleverd. Hij zou
die gezichten wel eens willen zien, als ze daar
de bloemen van Ribourdin, hoofd van het
wereldberoemde porcelein- en aardewerkhuis,
voor mej. Lettie Fieberman zagen bezorgen.
In gedachten zag hij hoe ze vereerd naar het
naamkaartje keken en... als Clara dan eens
dat kaartje zag met zijn naam... o, wat zou ze
woedend wezen! En... natuurlijk... een reuze
idee, hij zou niets laten merken en over een
paar dagen... een chèque sturen ter onder
steuning van de plannen... sans rancune...
Je kwaad maken, daar had je niets aan
daar bereikte je niets mede. dat was dom
van hem geweest. Clara deed toch wat ze
wilde! Nu deed hij eens waar hij zin in had!
Het ging niemand een snars aan. Al wou hij
voor zijn kanariekootjes koopen of gourl-
visschen, hij was vrij om te doen en te laten
wat hij wilde, dat ging niemand aan! En als
hij maar kalm volhield, dan zou hij vast op
den duur succes hebben. De aanhouder wint!
25.
De bloemenhulde van Edmond Ribourdin
werd bij de Volks met zeer gemengde gevoe
lens ontvangen. Het personeel vond er een
aanwijzing in, dat er achter de filmliefhebbe
rijen van mevrouw Ribourdin méér stak dan
persoonlijke ijdelheid, eigenzinnigheid of... zoo
als sommige fantasten hadden verondersteld:
kunstzinnige overtuiging, die de film een
ander doel toekende dan de oogen- en geest-
verblindende moraal der dividendjagers van
de winst-om-de-winst. Anderen zagen er een
aanwijzing in voor de bijzondere harmonie
tusschen den heer en mevrouw Ribourdin, die
juist nog kortelings zoo betwist werd naar
aanleiding van allerlei praatjes die er liepen
over een aanstaande scheiding tusschen den
fabrikant en zijn vrouw, die heetten na een
jarenlange gelukkig huwelijk in de grootste
onmin te leven. Ze wilden op dezen manier
zeker de eerste kracht der onderneming een
getuigenis van hun bewondering geven. En
weer anderen verondérstelden, dat mevrouw
Ribourdin en juffrouw Fieberman de dikste
vriendinnen waren.
En Lettie Fieberman wist niet of ze waakte
of droomde. Zoolang ze haar vroegeren direc
teur gekend had nu ja, hij had wel eens
op zijn manier haar een compliment gemaakt,
hij had wel eens getracht... guitig te zijn, en
dan had ze er altijd maar om gelachen, .j
maar dat hij toen, laat staan n u tot zóóiets
in staat zou zijn, zich zóó belachelijk zou
aanstellen, het was om je een kriek te lachen!
In ieder geval snapte ze er geen jota van. Ze
liet het briefje aan Al Leslie lezen en met z'n
tweeën vermaakten ze zich kostelijk met
allerlei veronderstellingen. Leslie plaagde haar
vreeselijk met het feit, dat ze die Ribourdin
dan toch klaarblijkelijk het hoofd aardig op
hol had gebracht! Hij voorspelde haar, dat die
porcelein-meneer de voorzichtigheid heelemaal
uit het oog verliezen zou en zich binnenkort
voor haar op de knieën zou werpen met een
gloeiende declamatie! Doch Lettie zwoer, dat
hij daar niet de gelegenheid voor zou krijgen!
(Wordt vervolgd.)