Een doode stad in De Brabantsche Briet van Hl Herinneringen onder J f I den Waringin-boom vlIC Vy VJÖl Franco steunt groote gezinnen GOED GELUIMD Een ijsco-man wreekt zicht Schrale buit DE „KLEINE ZINGENDE VOGELTJES VAN DEN DOOD". Pasoeroean. In Juli. Een doode stad aan de Straat van Madoera, daar ver onder den tropenhemel, zooals we ook doode steden hebben gekend ver in het noorden, aan de Zuiderzee toen er nog een Zuiderzee was. Maar Pasoeroean is toch minder doodsch en melancholiek, want de inlandsche be volking leeft, als alle oostersche volken, op straat en dat geeft fleurigheid en leven. Een der sterkste verschijnselen van verval is... dat de huishuren er zoo laag zijn. Ik kwam er om een Nederlander, een Groninger, te bezoeken, die mij te Malang ©enigen tijd geleden had bezocht maar me niet thuis had getroffen. De afstand van Malang naar Pasoeroean is drie-en-vijftig kilometer, dus rekenend met de verhoudingen, die hier bestaan, on geveer niets. Het is „naast de deur". Te Malang had ik me naar het station der autobussen begeven. Daar stonden ne vens elkaar verschillende autobussen, alle even keurig met verschillende plaatsen van bestemming erop vermeld: Timpang, Soerabaja, Batoe en dan ook Pasoeroean. Spoorwegen houden de concur rentie vol. De chauffeurs zijn inlanders, de con ducteurs eveneens, de passagiers giooten- deels. Voor in den autobus staan kleine dwarsbankjes. Daar is de eerste klasse. Achter staan drie banken in de lengte. Dat is de tweede klasse. Boven op jiet dak van den autobus is de bagageruimte. Daar worden koffers, manden met vruchten, bun dels kleederen en wat niet al geliorgen. Een tocht van Malang naar Pasoeroean, een tocht dus van 53 kilometers, kost eer ste klasse veertig cent en het grootste wonder bij deze prijzen op de autobussen is dat de spoorwegen de mededinging kun nen volhouden en... nog winst afwerpen. Maar ook de passagiersprijzen op de spoorwegen zijn zeer laag en dit zijn de ar- beidsloonen (naar onze begrippen) eveneens. De weg naar de doode en toch zoo kleu rige stad Pasoeroean gaat naar de kust en... omlaag. Malang ligt op ruim vierhonderd meter hoogte, Pasoeroean bijna op zeepcil en dit geeft, een sterk verschil in klimaat. Malang is koel, Pasoeroean is warm, maar niet nu, want het is er thans het koele sei zoen, wanneer vooral de avonden aange naam frisch zijn. De tocht erheen Is een tocht door heuvelachtig land met geweldige bergen op den achtergrond, tusschen rijstvelden, onder hoornen, door aardige dorpjes om dan tenslotte af te dalen naar de kustvlakte, want Pasoeroean ligt aan zee, was inder tijd een zeer belangrijke handels plaats. Als men de stad nadert, vallen op eèni- ge groote, zeer fraaie „buitenplaatsen", die reeds, van geruimen tijd terug dagteeke- nen, van. den tijd, dat Pasoeroean nog geen doode stad was. Toch maken deze buiten plaatsen geeft vervallen indruk en dat doet ook de stad zelve niet. „Dit is een Nederlandsch stadje" Den eersten indruk, dien men krijgt, als men Pasoeroean binnenrijdt, is: „Dit is een Nederlandsch stadje." Rechts en links van de straat staan grootendeels, witte huizen /net roode pannendaken, maar lang duurt deze illusie niet, want in de ze witte huizen zijn winkeltjes uit gebroken en daar drijven inlanders Chineezen en Japanneezen h'andel, maar de CHineezen zijn verre in de meerderheid, want ook hi«r .vor men zij de groote meerderheid van den handeldrijvenden middenstand, om het op Europeesche wijze uit te drukken. Behalve de huisjes met roode pannen daken vielen mij de straatnamen op, die een zeer Nederlandschen klank had den. Er was een Bakkersstraat, een Hee renstraat en zelfs een Weduwenstraat. En deze straten maakten niet den indruk van vervallen grootheid. Er heerschte drukte; beweging Het is toch nog een stad van bijna 3T000 inwoners, waarvan echter meer dan 30000 inlanders en Chineezen. Hot aan tal Europeanen en Indo-Europeanen be draagt niet meer dan even vijfhonderd. HET BESTUURSKANTOOR TE PASOEROEAN. Op zoek. Van de persoon, die ik zocht, wist ik den na/m en ik wist, dat hij in een hotel met ,een grooten waringinboom in den tuin woonde, de grootste waring!n' van heel Ja va, naar men zegt. Dat is-voor een stad Van' 37.000 inwoners nifet'véel, maar er zijn in de stad slechts drie hotels, waarvan één Chineqscji, waar de gezochte, toch zeker niet zou wonen. Dus bleven er nog twee hotels over, waar ik moést inrormeeren. Het was elf uur 's morgens toen ik te Pasoeroean aankwam. Ik wandelde over de „passar" (markt), waar, zpoals op alle passars van alles te koop' was. Arabieren verkochten er zelfs amber, de echte Arabi sche odeur. Nabij een open plein,, de Aloen Aloen, verrees een zeer mooie „missigit" (moskee). In tallooze winkels en winkeltjes stonden achter de toonbank Chinee zen, waarvan vele der jongeren ook Ne derlandsch kunnen spreken, wat verklaard werd door het feit, dat er te Pasoeroean ook een Hollandsch-Chineesche school is. In een rustige, voorname straat, de Heeren straat, ontwaarde ik een hotel, Hotel Jan sen, met een groot hoofdgebouw en vele bijgebouwen. Zou daar de gezochte wonen? Ik ontdek den waringto-bwjn. Dp de 'groote voorgalerij Wvoïiiï 'zhli niemand, doch er was een elretrische Scliel. Ik belde en wachtte, doch tevergeefs.. Er verscheen niemand. Door het hotel' had ik uitzicht op een achtertuin en'raar. de deuren allen openstonden, zooals ditin Jn- dië gebruikelijk is, wandelde ik naar dién achtertuin. Het eerste wat ine daar opviel was' een enorme waiingin-böóm,' waarvan vele luchtwortels in den grond waren ge drongen. Dus was ik aan het goede adres. Het tweede wat ik opmerkte was een motorfiets, die. bij de Voorgalerij van een der tuin kam ers stond en op die voorgalerij zat een jonge man tedezen. Ik wist dat dè^onge. man, die me in Ma- -iang -bezocht, had, op èèn motorfiets was ge- -komen-en...-enkele minuten later-zat ik ook op de voorgalerij. Het was de gezochte, een onderwijzer bij het openbaar onderwijs, die mij al kende, daar hij eenmaal een lezing van me in het verre Nederland had bij gewoond, - ruim zes jaar geleden. Een zeldzaam slag menschen. We boomden" over onze ervaringen en over de indrukken, die we in Nederlandsch- Indië'opdeden. Eater voegde zich de hote lier bij ons, een oud-adjudant van het In dische leger, die in den ouden tijd de expe ditie ojj'ïombole had medegemaakt en ook kon vertellen van andere deelen van het oneindig groote Insulinde. Dat was ook een man, die de ko gels had hooren fluiten, .die kleine zingende vogeltjes van den dood". En dit slag menschen wordt zeld zaam in Indie, want de tijd der groo te expedities ligt reeds bijna een menschenleven terug. Thans heerscht in Nederlandsch- Indië overal vrede en is geen gewa pend optreden meer noodig. Wij babbelden lang en gezellig op die voorgalerij met het uitzicht op den eeuwen ouden, machtigen waringin-boom, zonder last te hebben van overmatige warmte. Teekenen van verval. Later nog eens de stad doorwandelend kwam ik aan de haven en daar ontdekte ik wel teekenen van verval; tallooze kust- scheepjes, die werkeloos lagen, vele groote magazijnen waar niets omging. De handel heeft zich verplaatst en in het achterland van Pasoeroean is de productie verminderd, ,o.a. dié van" kóffie7_Bovendien is de plaats in beteekenis aphterpit gegaan doordat vele re- geeringsburefmx Zijn overgeplaatst naar het 'hooger gelegen Malang met zijn koel kli maat. j 1 x Maar desniettegenstaande blijft, deze doo de stad een aardige plaats, waar men voor heel weinig geld een groote woning of een fraaie villa :kan huren en waar het leven buitengewoon goedkoop is. I i J. K. BREDERODE. Franco heeft een sjsteem tot steun aan groote..gezinnen opgesteld. Gezinnen met twee kinderen of meer, zullen naar gelang van behoefte door den staat worden ge steund. Deze steun wordt betaald uit een fonds van vijf millioen peseta, dat is getrok ken, uit de.. inkomsten van den nationalen graaridièhst. Verder uit de bijdragen van werkgevers- en werknemers, dividendbelas ting, boeten erf'-schenkingen. Vastgesteld is, dat' de bijdragen van werk gevers steeds drie keer zoo groot ziin als de bijdragen van werknemers. Geld van zijn patroon verduis terd. i Een Rotterdamsche firma, handelende in consumptie-ijs, ontsloeg onlangs een Haag- schen ijsventer, omdat deze bij de afreke ning van het verkochte ijs eên bedrag van f 51.had afgehouden, waarop hij geen recht zou hebben gehad. Aanvankelijk be weerde hij, dat er ijs uit zijn karretje moest izijn gestolen, Awaardbor zijn ontvangsten minder waren geworden, maar hij onderzoek bleek deze lezing zeer onwaarschijnlijk. De man is toen wegens verduistering ontsla gen, doch is daarna uit wraak toch weer met een ijskarretje van de firma op stap gegaan. Het ijs verkocht hij en de opbrengst daar van f 53.eigende hij zich toe. Zoo heeft hij zich aan verduistering en diefstal van ijs schuldig gemaakt, van welke feiten de firma aangifte bij de politie heeft gedaan. Inbrekers vonden, na het heele huis overhoop te hebben ge haald, 200 centen... Gisternacht is ingebroken in een perceel aan de Laan van Meerdervoort te Den Haag bewoond door den heer van der W. Deze was gisternacht afwezig en keerde pas gis terochtend om kwart over zes in zijn woning terug, waarbij hij de inbraak ontdekte. De inbrekers hebben zich toegang tot het perceel verschaft door aan den zijkant het is een hoekhuis over een tuinmuur te klimmen en een tuimelraam en twee deu ren te forceeren. Zij hebben het geheele huis doorzocht, geen schrijfbureau bleef onaangeroerd en waar de inbrekers een gesloten deur tegen kwa men, werd deze eenvoudig geopend door de paneelen eruit te breken. Veel succes hebben zij evenwel niet ge had, want de totale buit bestond uit... 200 centen. Amico, Veur 'n jaar of drie vier gelejen mokte-n-Ik kennis mee den Koos, 'nen jongen gast van, schat ik, vijfentwin tig jaren omtrent. Hij stond sjuust 't stoepke-n-achter de keuken te schuren, als ik deur den tuin, om 't huis was ge gaan, om aan het dienstmeske te gaan vragen „wat 't van- Ulvènhout, 28 Juli 1938. zijn zou „Ga-d-efkens opzij", zee Koos en mee 'nen prachtig blinkenden, koperen keukenemmer spoelde-n-ie di vurig-rooie klinkers van het stoepke proper. Lee toen 'nen dweil veur de deur en stapte zóó naar binnen, dat z'n natte klompen op den dweii achter 'm bleven. 'k Stond 't geval 'n bietje betutterd aan te kg'ken. Want aan alles was te zien, deuzen jong-kaerel suide hier keukenmeid en 't gong 'm best af! Toen haalde-n-ie uit z'nen broekzak 'n klein gebogen pepke, er zat nog 'n kliekske tabak ln en hij stak 't aan. Dee 'n paar smakelijke trekken, haalde den smoor diep naar binnen, zee toen: „gij z(jt zekers den Dré, die hier alle dagen groenten brengt?" „Sjuust! Enne... zijde gjj hier voortaan de..." „De meld," zee-t-ie: „zeg maar Koos, Dré." Toen wllde-n-ik 'nen pas dichter komen 'k moest deuzen tiep 'ns van dichtenbge zien, maar hij hield me terug, schrik 'n bietje, lachte doen: „denk om m'n pas geschuurde stoep, man!" Verroest, docht ik: ,,'t Ljjkt Trui wel!" ,,'k Gaai mee oe naar den wagel." Hjj klopte z'n pepke leeg in den gootsteen, spoelde den asse weg, pijp weer in den zak, trok 'n paar muilen aan en samen stapten we naar m'nen wagel. Z'n touwblonde kuif was 'n kuif teugen alle bedoelingen in. Want 'n vage schei, geborsteld mee veul kracht, was nog efkens te bespeu- streefden. Z'n lichtkleurige oogen lachten, als ren in de vlaspieken, die weerbarstig omhoog die vani'nen wijzen mensch. dia. leerde ..te lachen, over de teleurstellings henen. Hij had méér teugenstellings dan 'n kuif, die gin kuif moest zijn dan melankolieke oogen die toch altij lachten. Hij had dunne erhikes,, maar ze waren goed gespierd. Dat had ik dalijk gemerkt, als ie zoo kwiek, mee éénen knuist, den vollen emmer langzaam had gekeerd over 't stoepke. Ook leek ie grooter, dan ie was. En dat zat 'm weer in z'n smalle schouwers Meer teugenstellings in deuzen eigenaardigen tiep, dee ik op aan den wagel. Koos had ginnen „sterken" kop, doch 'nen steuvigen wil. (Da's teugenwoordig dikkels andersom, amico). 't Is rap te merken, als ge zaken doet, of er in den teugenpartij pit zit. „Wat zal 't zijn, Koos?" vroeg ik. En me teen schoof ik de ben groote boonen naar 'm toe. „Neeë, die nie," zee Koos: „die had Mevrouw gisteren pas, de schellen liggen nog in den vuilnisbak." ;'k Schoof de mand princesse boontjes naar 'm toe. „Die morgen," zee Koos. ,Twee dagen boo nen in deks tij-nou-er-van-alles-ls, da's gin fantazie.": Gelijk had ie! Maar weinig vrouwen, die zóó koopen bij me! „Wittewa, Dré, geef me 'n zooke peekes en peultjes. Geren 't beste, waaraan ik gin afval heb, geef 'k twee centen meer." Ik sorteerde, woog af en zette den koop ampart. „Oew eerpel zjjn uit 't zand?" „Jawel." „Afkokers?" „Neeë." „Geef me dan zooveul als ge gewend zij t hier. Maar geren gelijkmatig van grootte." „Waarom?" „Die koken gelijk óp!" „Ik kan van jou nog leeren, Koos!" „Kunnen wjj allegaar van malkaar, Dré. En nou 'nen vasten gelen krop slaai". „Zooiets?" „Die is te los. Geef maar twee kleine krop pen. Hebt ge komkommers?" „Asteblieft." Hjj snee 'm deur, proefde 'nen pit. „Goeie," zee-t-ie. „De meeste zijn bitter." „Nog eiers noodig?" „Hebt ge ze eiken dag bij oe?" „J. Versch!" „Dan morgen, 'k Heb er nog in de keuken." 'k Was veul nuuwsgierig naar den afloop. Want volgens de meiden was 't ginnen mak kelijken dienst. Mevrouw was kinderdokter, liet dus 't huishouwen aan de meid over, mAAr... eischte, dat alles puik ln orde was! Ja. ik was veul nuuwsgierig naar den afloop. Mevrouw had veul getobd mee de meiden, JAt wist ik.. Telkens trad 'n nuuwe filmster op, als ik aangebeld had aan de keuken. Oja heel aardige smoeltjes, dikkels, figuurkes om op 'n zeep- of bonbondoos te pottegrafee- ren. Maar... afijn, ge kent 't merk ook wel, mee de hooge hakskes, geverfde toetjes, dunne zwarte streepkes boven de glinsteroogskes, handjes als 'n prinses, zijen kouskes als 'n vlies om de hooge" beenen. Ik bedoel 't jonkgoed wier boven-en-ondergoed te samen nie zoo zwaar weegt als alleen mijn pet, maar waar- veur die kinders uren noodig hebben om 't aan te doen. 'n Hemmeke dat bestaat uit 'n laags- ke poeier, twee kousenbanden en 'n kwastje nagellak, da's zooveul als de „verschooning". Daar over henen 'n kunstzijen voddeke als jurk en heel deus toilet kost twee uur van aandoen, 'n Seerjeuze, hardwerkende Me vrouw, die heur eigen kleedt in tien minuten, kan zoolang nie wachten op Mientje, of Grietje, of Eefje of hoe al deus tooneel-dienst- meskes hieten. Ja, Mevrouw had er veul mee afgezien en mij dan ook al 'ns aangesproken, of ik veur haar soms 'n ferme meid-mee-handen-aan- 'r-lijf wist. Maar ik had ze nie kunnen helpen. Toen verscheen 'n kleine advertentie in de krant van 'nen jongen kearel, die z'n eigen aanbooi als hulp in de huishouding. Mevrouw schreef, Koos kwam. En ze wa ren rap accoord. Weet ik van Mevrouw eigens. Kwam ze na 'n paar weken 'ns teugen, als ze op den kuier was deur de dreef langs ons bosch. We hnfbk- ten wel 'ns meer 'n protje, trouwens. Men schen, die van den buiten houwen, zijn ge meenlijk nie te trotsch om mee malkaar 'ns te klasjeneeren. Dieen trots is van de groote stad waar oewen naasten buurman dood en gekist Is, zonder dat ge 't wit. „Vrijheid", noemen ze dat in die stejen. Ik noem 't: poenig egoïsme. Maar genogt daarover. Anders kom Ik heelegaar nie gereed mee 't portret van den Koos. Mevrouw vertelde van heur moeilijkheden mee de meiden. En hoe ze toen op Koos z'n advertentie geschreven had. „Als ie dieën avond binnenkwam, Dré, dan heb ik 'm eerst efkens op z'n gemak gezet want ik moest 'm toch 'ns examineeren op z'n huishoudelijke kennis. Koken zou wel gaan,, docht Ie. want hij had z'n militieplichten vervuld bij de Marine en was daar aangesteld gewist als koksmaat. En d'officieren Mevrou, had is gezeed. bikken er goed van horre! Dweilen, schrobben, poetsen, boenen, kost ie beter dan 't vrouwvolk, beweerde-n-ie, want die wrijven net eender over 't zeil en over 't mahoniehout, of ze over de kuif aaien van d'ren vrijer". Ja, Koos, Yad Mevrouw gezeed, da's allegaar aannemelijk, maar daar zijn nog zooveul ande re dingskes, die... nouja..., hoe zal 'k 't zeg gen..., b.v. gij kunt toch ginnen fijnen dames- wasch behandelen. Mevrouw, had Koos be weerd. ik was thuis altij ben oudste. Moeder was nie sterk, dikkels ziek. En 't huishouwen was groot. Ik kan wasschen. Mevrouw. En strijken ook! Hoe doede dan mee gekleurd damesgoed Koos? Lijk ge eigens wilt, me vrouw. Dat zet ik in 'n lauw sopke van vlok- kenzeep, of huishoudzeep, en ik verassereer oe, mevrouw, als ik 'nen rosen onderjurk in den wasch krijg, dan krijgde gij 'm nie wit van me verom! En als 't mot, wasch en stijf ik ook meneer's overhemden. En Dré, ik mot zeggen, zoo gong mevrouw verder: Koos had gin woord te veul gezeed. Eerder nog te weinig. Hij hoort aan 't sluiten van 'n deur ln welke stemming ik of meneer soms is. Heb ik moeilijkheden, dan zet Koos 'n kommeke koffie, serveert 't als 'nen eerste klas kellner in den tuin, stelt de tuinparasol op, schudt 'n kussel op in den stoel en komt dan naar m'n werkkamer. Me vrouw, als ik oe 'nen goeien raad mag geven, schei er dan efkens uit alsteblieft. In den tuin staat 'n bakkie koffie gereed, om er 'nen moord veur te doen. D'n room krAAlt op den koffie om er zoo in te bijten en 'k heb toevallig appeltaart gebakken... Mevrouw, rap, anders gaai ik in dat opgeschudde stoeltje zitten onder de pere sol! Ge verstaat, Dré! Dat kwikt 'nen mensch op. Met meneer heeft ie weer 'n ander systeem. Als die wat oververmoeid thuiskomt, dan blaast Koos op z'n vuisten 'n soort van militair sig naal en dat beteekent: „tijd voor oorlam". Ter wijl m'n man z'n jas en hoed aan den kapstok hangt, zet Koos den borrel, karaf en eigenge bakken zoutebollekes gereed en m'n man komt binnen mee 'n lachend, inplaats van mee 'n zurgelijk zakengezicht". „Mevrouw, ik zit mee studie te lusteren", zee ik. „Deuzen kearel verzurgt z'n menschen nie alleen van buiten, hij verzurgt ook d'r ziele- ment!" „Zoo is 't Dré! Voor de wachtkamer is ie spulgoed aan 't maken, veur m'n patiëntjes. De moeders zeggen voortaan teugen de kin ders, die ik in behandeling heb: „kom, zuske of broerke, we gaan Koos weer 'ns opzoeken...!" En de kinders komen zonder angst bij mij, de dokter. Koos is nou al 'n jaar of vier in zijnen dienst. Hij is begonnen z'n eigen uit te geven veur manlijke dienstmeid. Hij is vandaag de steun van z'nen meester en meesteres, die diepin 'n respect hebben veur deuzen eenvoudigen, edelen kearel, als den mensch slechts hebben kan veur waren adel! Ik kom op den Koos nog verom. Ge kent 'm nog nie genogt naar mijnen zin. Maar ditte wil ik nog zeggen: 't komt er heelegaar nie op aan wélke taak 'nen mensch vervult 't komt er alleen maar op aan hóe ge oew taak vervult! Daar zijn, ziet ge. gróóte huisknechten! En dat er kleine „meesters" zijnocherm, méér, veul meer dan gróóte dienstknechten. De grootheid van den Koos zit 'm déérin: hij dient anderen! De onbenulligheid van z.g. „grooten": ze die nen d'r eigen alleen! Maar nou is 't pampier vol. Gin letter over feest kan er meer bij. Tot de naaste week, dus! En als altij horke minder van oewen t.a.v, Dré,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 10