naar de Kolodansen VIOLET Door oer-oude gebieden in Servië Met de Fijakker Een hotel met wandluizen in een oud krakend wa gentje urenver door de branden de hitte, beknuffeld door vrouwen en meisJee, en dan.... de Kolo- dans.... De karakteristieke Ser vische volksdans. Maar het or kest? Hottentottenmuziek in een vlaag van krankzinnigheid! Er zijn aangename en onaangename ver rassingen. Wat mij persoonlijk betreft, ik heb het liefst de eerste. Maar een mensch inoet van alle markten thuis zijn en daarom is het goed, dat ik hier op den Balkan in heide soorten een regelmatige oefening heb... Een onplezierige verrassing had ik bv. in een hotel, waar steeds tor retjes over m'n bed marcheerden, die ik moedig ving in een lucifers doosje en buiten 't raam smeet, tot ik er het kamermeisje naar vroeg, waar dat goedje vandaan kwam. Ah, zei ze, dat is een wandluis en greep met geroutineerde vingers het beestje. Wandluizen? Ik had ze nog nooit gezien, maar 't begon me meteen overal te kriebelen. k Maar toen ik zei, dat ik daarvan al vele had gevangen, zei ze, ach ja, het was van dag zoo zwoel en ging daarmee over op een lange verhandeling over het weer. Ik hield echter voet bij stuk, het was vies, onver schillig of het van de kou of van de warm te kwam. 't Was niet gevaarlijk, stelde ze me gerust en toen met verbluffende vrouwelijke logica: op die witte lakens vie len ze ook zoo erg op! Daarmee liet ze me (tlleen, maar bij de eerstvolgende vangst sloeg ik weer alarm en zei zeer beslist, dat ik hier niet bleef. Ze bleek toen nog een andere kamer vrij te hebben, die wel zuiver was; maar dat hielp mij al niet veel meer, want ik heb de heele nacht van wandluizen gedroomd. Door zooiets wordt het reizen hier in het land vrij duur. Althans voor juffrouwen als ik, die zoo'n beetje langs den zelfkant yan het tourisme zwerven en zich met vele dingen wel willen behelpen, als hun ver blijf maar goedkoop en netjes is. Deze 2 deugden zijn hier echter zelden in 1 huis yereenlgd. Er zijn dure hotels en goedkoo- pe, maar een middensoort is er niet, en de insecten in eenvoudige laten je eigenlijk heelemaal geen keuze over, om nu maar te zwijgen van de W. C.'s, een minder aan trekkelijk onderwerp. Alles is duurder. Maar ook kleeren, schoenen, vruchten enz. kosten hier meer dan bij ons, terwijl ik bij inkoopen met voorbedachte rade, steeds iets meenam om het gekochte in te verpak ken, omdat je ook altijd wordt beknib beld op papier en touw. Behalve dan de eene keer dat ik in een bloemenwinkel kwam. Ik was toen uit eten gevraagd en wilde de gastvrouw een bloemetje meene men. In den bewusten winkel kon ik kie zen tusschen rozen, een grafkrans of ver flenste anjelieren. Ik koos de rozen en de juffrouw besliste, dat ik er dan 8 moest nemen om een aardig geheel te krijgen. Gezien echter m'n ervaringen, dat het steeds tegenvalt, maakte ik daar 10 van. Of het een bouquet moest worden? Ja, zei 'ik, dat was de bedoeling, waarna de juffrouw achter het gordijn verdween en even „Bèh", zei het schaap toen net nog geen doedelzak was. „Boèh" zegt de doedelzak, nu die geen schaap meer is. Een eerste partij, de „soemla" uit het Kolo-orkest. Zoo zien de boerenmenschen uitde buurt van Skoplje eruit] Het meisje links is een boel geld waard Zij draagt haar bruidschat op de borst. later als een goochelaar weer tevoor schijn kwam. En toen kreeg ik ook weer een verrassing, al wist ik niet zoo gauw tot welke categorie deze behoorde; ze had m'n rozen inet veel groen, geel papier en een zilveren lint tot een formidahel bloemstuk uitgebouwd, waarachter ik heelemaal verdween en dat me op straat allerlei avonturen bezorg de omdat ik er óf mee vastliep in de sabels van de vele officieren, óf er de voorbijgangers mee in het gezicht kietelde. Evenwel, m'n buitensporige hulde werd te bestemder plaatse erg gewaardeerd. Tijdens den maaltijd vernam ik nog, dat den vol genden dag in het dorp Banjani bij Skoplje „Kolo" zou worden gedanst, waarbij mooie kleeder drachten zouden zijn te zien en ik kreeg de uitnoodiging, mee daar heen te gaan, in een fijakker nog wel, Wat al een evenement op zich zelf is. Een fijakker is n.1. een klein, wrak koetsje met 1 of 2 magere knollen er voor en een koetsier met borstelige snorre- baarden op; den bok. Het maakt veel ver schil of je 's avonds fijakkert met de kap neer, of 's middags als je onder het laag overhangende zonnedak zit en alleen uitzicht hebt op de deerlijk verscheurde en gelapte broek van den fijakkerist, want het is niet opwekkend om, zooals ik den volgenden dag, verscheiden uren tegen een eenmaal bruine pantalon aan te kijken, waarop 3 geruite en 4 gestreepte lappen, die onderling ook nog weer van patroon' verschillen. En nu zijn de koetsiers nog betrekkelijk netjes gekleed; de gewone man in de straat heeft ook roode, groene en blauwe lappen op zijn pak en zelfs wel gebloemde. Toen wij om 2 uur zouden vertrekken, vernamen we van onzen voerman, dat er in Banjani geen feest was, maar dat hij een ander dorp wist, Cucer, waar gedanst zou worden. Nu is het wel een beetje avon tuurlijk je hier geheel te verlaten op de kennis van een fijakkerist, doch het liep vrij goed af, behalve dan, dat we niet een half uur onderweg waren als hij had voor speld, doch IY2 uur en verder, dat bij onze komst in Cucer bleek, dat ook aldaar niet gedanst zou worden. Een rit In de broeiende hitte. We hadden een rit gehad in een broeien de hitte, die alle conversatie verlamde en je alleen nog sullig naar de vliegen deed slaan en we waren blij uit te kunnen stappen. Daarbij werden de spoedig om ringd door een menigte die ons aandachtig doch zwijgend aanstaarde. Geen van deze menschen zag er echter erg feestelijk uit en toen we dan ook daarnaar vroegen, schudden ze in roerende eensgezindheid het hoofd, zoodat wij eerst elkaar en toen den koetsier aankeken, die een verontwaar digde houding aannam, alsof die boeren hem een poets hadden gebakken. M'n be geleider ging verder informeeren, of er dan in de buurt een kolo te zien zou zijn en toen trad er eindelijk een man naar voren en vroeg, of wij misschien vreemdelingen waren? Natuurlijk moesten we toen eerst een heele biecht afleggen wie en wat we waren, voor we tot ons onderwerp kwa men. Daarbij probeerden een paar meisjes achter m'n rug de stof van m'n rok tus schen duim en vinger en toen ze verrast,- verrukte gezichten trokken, schoven ook de vrouwen nader en werd ik weldra van alle kanten bevoeld en ge knuffeld, want ook m'n blouse, sjaal en kousen wer den nader bekeken. Ik op mijn beurt be wonderde hun geweven schortjes met de fijne, simpele motiefjes. Na deze intieme kennismaking gingen we samen naar het klooster van den Heiligen Nikitn, gebouwd in de 14de eeuw. In den voorhof liep het vol paarden, varkens en pluimvee, daar de priesters hier bijna meer boer zijn dan gees telijke. De eenige monnik die hier woonde, een Rus, was juist vast in slaap en daar niemand hem drufde te wekken, ging ik al leen het mooie kerkje bekijken en de fres co's, die. hier vrij goed bewaard zijn geble ven. Toch zeggen die meeste heiligen-gezich- ten. die allemaal op elkaar lijken, mij niet veel, behalve dan een enkele, zooals hier die van den .Hl. Pavle, een bijzonder fijn en de voot geschilderd portret, Eousenoifers. Bij den ingang lag een hoop kousen, in mooie kleuren gebreid, offers van boeren.. Maar wat moet de priester met ai die kou sen beginnen? Toen ik weer naar buiten trad, kwam deze laatste juist luid gapende te voorschijn. Ik schudde hein de hand, maar aangezien hij alleen Russisch sprak en een weinig Servisch, wist ik niets anders te .doen dan hem een poosje aan te kijken en toen nog maar eens de hand te schudden, nu ten afscheid. M'n metgezet !iad inmiddels werkelijk een dorp met kolo uitgevonden en zoo vertrok ken we weer, nu met een passagier naast den koetsier, n.1. een muzikant, die bij het dansen in het orchest zou spelen. Zijn instru ment, een soort, primitieve doedel zak, was blijkbaar eigen fabrikaat. Het was gemaakt van een schaaps vel, waarvan de diverse gaten niet touwtjes waren dichtgebonden Bij 'n voor- en achterpoot en in den hals waren holle stokken bevestigd. Door 1 werd de zak opgeblazen, waarbij het schaap weer z'n oorspronkelijken vorm aannam, terwijl een andere tot fluit was gemaakt, met een vrij be perkt aantal tonen. Ik kreeg sterk den indruk, dat deze vir tuoos de volgorde meer aan de wisselval ligheid van z'n vingers overliet dan dat hij een bepaalde wijs speelde. Het resultaat was geen muzikaal genot. Er bestaat voor dit geluid in onze taal waarschijnlijk geen woord; het was geen gieren, geen huilen, geen kreunen en geen janken, maar iets van dat alles in z'n geheel iets ontzettends. Met al dat spektakel kwamen wij dan einde lijk op de juiste plaats. Hier zaten ook al meisjes hij de beek te wachten op de dingen die komen zouden. Dat waren voorloopig wij en daaraan had den ze eerst ook genoeg, want ze vonden ons hoogst interessante wezens. Ik trachtte met ze te praten, maar daarbij kwam al gauw m'n beperkte talenkennis aan het licht en een beetje geringschattend vroegen ze: kent die vrouw niet onze taal? Wat is dat dan wel voor één. 't Kiektoestel maakte alles goed... Maar m'n kiektoestel verhoogde m'n prestige weer, vooral toen ze in de spiegel reflex daarvan mochten kijken; dat werd een complete bioscoopvoorstelling voor ze. En toen ik een nieuwe film moest inleggen, vochten ze haast om een plaatsje vooraan, want nu kwamen de portretjes er uit, meen den ze. Steeds meer danslustigen verschenen, tot er een paar honderd onder de hoogopgaan- de populieren waren verzameld. De meisjes stijf van het degelijke linnen, met zijden hoofddoeken, donkere schortjes, een schoone zakdoek in m hand en een slinger zilveren munten om den hals. Een enkele droeg zelfs gouden munten; dat Jvas dan een „goud- vischje", want dit gein is de bruidschat die ze later meekrijgt, zoodat een eventueele vrijer duidelijk voor oogen heeft, wat hij la ter kan verwachten. Dit jaarfeest is dan ook een be langrijke huwelijksmarkt, al kijken de meisjes dan nog zoo preutsch en quasi onverschillig, alsof ze zich heelemaal niet voor de kolo zoo mooi hebben gemaakt en de cavaliers die ze daar ontmoeten. De mannen waren in het wit, met om de taille een breeden gordel, waar het hemd weer als een plooirokje onder uit kwam. Ve len droegen ook nog een donker vest, die bij een enkele van ribfluweel was gemaakt en dus al geen handwerk meer. Eindelijk verschenen ook de overige mu zikanten, 2 fluitisten en een trommelaar. Meteen gingen ze hun instrumenten stem men. De plompe, houten fluiten werden flink met water doorgeblazen om het stof van een gansch jaar weg te spoelen, de doedelzak (soerla) werd volgepompt, er werden een paar knallende slagen op de groote trom gegevan en toen knikten ze elkaar tevre den toe: de zaak was zuiver. En daar begon het, iJ I 1 Btooren en zien verging Jel Er werd schijnbaar serieus getracht, het melodisch tekort door meerder volume te ondervangen en zoo deed het geheel je den ken aan een hottentottenorchest in een vlaag van krankzinnigheid. Maar doodern stig gaven enkele mannen elkaar de hand en begonnen heen en weer langs den weg te huppelen en weldra verlengde deze lijn zich tot een lange, springende slinger, waar aan zich een ketting van meisjes vasthaak- te. Hier werd n.1. niet in bonte rij gedanst, doch de jongens en meisjes streng geschei den Zelfs behoorden de 2 waar de beide groepen zich samenvoegden, familie van el kaar te zijn. Af en toe kregen de muzikan ten eenige dinars en dan dreunden ze weer met nieuwe energie los. ZONNEHOEDEN OOK VOOR PAARDEN. I Het stof dwarrelde hoog op, zoodat aan fotografeeren niet meer viel te denken, ofschoon de dansers steeds in mijn nabijheid een paar hurksprongen tusschen de gewone passen in maakten, waarschijnlijk in de hoop, dat dit op een plaatje .ver eeuwigd zou worden. Wij raakten echter uitgekeken en beslo ten terug te rijden, nu gelukkig met de kap van 't rijtuig neer. De koetsier merkte nog even op, dat hij 't dan toch goed had gewe ten, dat hier in de buurt gedanst zou wor den, waartoe wij het zwijgen deden. Onder weg bezochten we nog het dorpje Bardovci, een der weinig zuiver bewaard gebleven „feudaal-dorpen" uit den Turkentijd. In het midden is het groote huis van den „Beg" of landheer, met het groote voorplein, waar de boeren vroeger hun koren brachten en waar het dan werd verdeeld; een deel voor den Staat, een deel voor den Beg en de rest mocht de boer zelf meenemen, 't Woon huis was vervallen, evenals het aparte ge bouw waarin vroeger de harem was. We wandelden door de vertrekken en het Turk- sche bad en gluurden door de getraliede vensters, zooals vroeger de haremdames zul len hebben gedaan, maar veel was er toch niet te zien. De voormalige Beg woont nog in Skoplje, maar heeft zich sedert '12 toen de Turken werden verdreven, niet meer hier laten zien. Niemand verlangt ook naar hem terug, maar daar dit dorp misschien wel het eenigste is dat nog in z'n ouden vorm be staat, is het te hopen, dat het als herinne ring aan het verleden ook blijft bestaan als het nu is, want we riioeten niet alleen het mooie en aangename uit de geschie denis blijven onthouden. M. T. BOEtfEL. Om fcoAê <maAaal: door Florence Eekhout. Ze hadden elkander leeren kennen, toen Betty medewerkster werd aan het damesblad van de groote krant, waaraan Hans als ver slaggever verbonden was. Ze dronken samen kopjes thee, hij hielp haar dikwijls in het be gin, als ze moeilijkheden had met haar werk. Op een dag zei een der redacteuren tegen haar: „Pas op, wordt niet verliefd op Hans". Betty kleurde en antwoordde vinnig: „Waar om moeten ze altijd dadelijk aan verliefdneid denken als je met een man wel eens praat en kopjes thge drinkt?" „Och, daar begint het gewoonlijk mee", zei de ander laconiek. „Maar de kwestie is, Hans is een beste kerel en een goede kameraad, maar een echte vlinder. Een boemelaar". Dat laatste was waar. Hans dronk aardig wat, zag er nogal eens uit alsof hij weinig geslapen had en kwam nooit rond met zijn geld. En dat hij veel kans had met zijn vlotte manieren en aardige gezicht, merkte Betty ook wel. Ze besloot verstandig te doen. Wat Hans noodig had, was een goede kameraad, die hem een beetje op den rechten weg hield, niet nóg een meisje dat verliefd op hem werd. Dus bleef ze zijn goede kameraad. Ze zagen elkander zelden buiten de uren van hun werk, maar dikwijls lunchten ze samen en het ge beurde ook wel eens dat ze naar de bioscoop gingen. Op een avond, toen Betty daar alleen zat, hoorde ze naast zich de stem van Hans, die in het donker was binnengekomen en toen ZOO KUNNEN ZE HET WEL UITHOUDENI het licht opging begreep ze, waarom er ook een fijn parfum om haar heen zweefde: naast hem zat het aardigste meisje dat ze ooit ge zien had. Hans zei glimlachend: „Dit is Violet" en stelde Betty voor als een collega. Betty onderging een wonderlijke sensatie, als van koude en pijn, maar ze hield zich goed. Er waren altijd meisjes waar Hans mee uitging. Deze was mooier dan de rest. Ze weigerde hardnekkig, toen Hans voor stelde na afloop nog even ergens naar toe te gaan. Den volgenden dag vroeg hij„Hoe vind je Violet?" Ze antwoordde: „Veel te mooi en te goed voor jou. Het lijkt me heelemaal geen meisje om alleen mee te flirten." „Neen, dat is ze ook niet," stemde hij toe, Ze keek hem ernstig aan. „Het zou goed voor je zijn, als je eens aan trouwen ging denken." Hij lachte. „Met Violet?" „Bijvoorbeeld. Ze leek me lief en intelligent, ze ziet er snoezig uit, wat wil je nog meer?" Hij keek haar even aan, haalde toen de schouders op en zei korzelig: „Ik wou dat je je niet altijd aanstelde alsof je veel ouder en wijzer bent dan ik! Als je niet preekt over den drank, dan wil je me weer koppelen aan een meisje." „Ik wil, dat je ophoudt met dat malle leven. Dat is alles goed en wel voor een paar jaren, maar een flinke man maakt er dan een einde aan." Hij antwoordde niet daarop, maar ze had den indruk dat de woorden hem troffen. Eenigen tijd later ze had meenen op te merken, dat Hans zich veel verstandiger ge droeg dan tevoren ontmoette ze Violet,'die haar 'toelachte en aansprak. Ze zag er zoo mooi en stralend uit, dat Betty's hart ineen kromp. „Ik ga binnenkort trouwen," vertelde ze, „heeft Hans het U nog niet verteld?" Betty slaagde erin, glimlachend te antwoor den: „Neen, hg wil er zeker een verrassing van Maar toen ze alleen was, op haar kamer, maken. Mijn hartelijke gelukwenschen." barstte ze in snikken los. Het hielp niet, of ze zichzelf wijs trachtte te maken dat ze alleen kameraadschappelijk voelde voor Hans. Ze wist nu wel zeker dat ze hem had liefgekregen, maar ze hield genoeg van hem om te hopen, dat hij verstandig zou blijven en gelukkig wor den met Violet. Hoe zou hij ooit op haar ver liefd hebben kunnen worden, als je zoo'n beeld van een meisje hebt. Den volgenden dag vroeg Hans, toen ze samen een kopje koffie dronken: „Scheelt er iets aan?" „Wat hoofdpijn." Ze roerde in haar kopje en zei toen luchtig: „Ik heb Violet gesproken en..j ik ben erg blij." „Waarover?" „Over... ze vertelde me, dat ze ging trou wen." „O, dèit!" Iets in zijn gezicht trok haar aan dacht. Ze zei ernstig: „Ik hoop toch dat het waar is?" „O ja, volkomen waar." „Dan wensch ik je geluk." Ze stak hem haar hand toe, over het tafeltje. Hij keek haar strak aan. „Je schijnt erg ge steld te zijn op het huwelijk. Waarom trouw je zelf niet?" Met een kleur trok ze haar hand terug en antwoordde gekwetst: „Dat is een zonderlinge vraag." „Vind je? Ik vind het eerder zonderling dat een meisje als jij zich opwindt over het huwe lijk van een ander meisje. Denk liever eens aan jezelf." Ze probeerde te lachen. „Met wien zou ik dan moeten trouwen? Met onzen ouden hoofd redacteur?" Hans draalde zijn cigarettenkoker tusschen de vingers. „Neen. Met een van onze redac teuren." Ze staarde hem aan. „Wie dan?" „Mjj bijvoorbeeld." „Maar jij... en Violet dan? Je wilt toch niet zeggen, dat je nu alweer van gedachten ver anderd bent?" Ze was werkelijk verontwaar digd. Welke waarden hadden zijn gevoelens, als ze zoo onstandvastig waren? Hij lachte zachtjes. „Wat wil je toch -van Violet? Ik dacht, dat je wist dat ze mijn zuster was, toen ik haar aan je voorstelde." „Je zuster?" „Natuurlijk! Later merkte ik wel, dat je je vergiste en toen... nu, toen wilde ik eens weten of je niet jaloersch zoudt worden." Betty staarde neer op haar leege kopje. „Waarom?" vroeg ze. „Omdat ik hoopte dat je wat om me gaf. Maar je schijnt zóó bljj te zijn bij de gedachte dat ik ga trouwen..." Hij brak af. Ze zei onzeker: „Ik was blij, omdat ik den indruk had dat je erg veranderd was, dat je je verbeterde terwille van Violet..." „Ik deed ook mijn best," zei hij, „maar niet terwille van Violet." „Heusch waar?" Ze sloeg zulke stralende oogen naar hem op, dat hij haar hand greep en daarbij êcn melkkannetje omgooide. „Betty!" Een oogenblik keken ze elkander aan. Toen sprong hij op. „Kom mee... we heb ben nog net tien minuten." „Wat wou je doen?" vroeg ze, toen hij, na haastig te hebben betaald, haar meesleepte uit het café. „Een taxi nemen. Ik ben zoo'n nette jongen geworden, dank zij jouw preeken, dat ik je niet op straat durf te kussen!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 11