Zoo zijn onze
manieren
l
De strijd tegen den
zwarten dood
Een praatje bij het kousen-
breien in Joegoslavië
Zonder ophef vochten mannen
der wetenschap
IN HET LAND, WAAR DE VROU
WEN NIET KOKEN EN DE MAN
NEN HET GELD BEGRAVEN.
Onze reiscorrespodente mej. Boe
kei doet steeds wonderlijker ont
dekkingen op het platteland van
Joegoslavië. Na een zwerftocht door
de slopjes van Bitolj, sluit zij
vriendschap met de boerinnen, die
haar in de kunst van het spinnen
onderwijzen,
Boter is bij deze wonderlijke be
volking onbekend en in spaarban
ken hebben de jonge boeren geen
vertrouwen...
Een moeilijk probleem op reis is al
tijd, om fatsoenlijk te blijven. Dat
klinkt natuurlijk raar, maar 't is
nu eenmaal 7.00, dat wat in 't eene
land netjes is, in 't andere onge
manierd beet en 't is een heel ding,
te weten hoe je je moet aanstellen.
Als ik b.v. m'n brood in stukjes
scheur en in koffie sop, zeggen ze
hier, dat ik weet hoe 't hoort en in
Holland noemen ze me een vieze
rik.
Nu rekent men hier zoo ongeveer, dat alle
boerenmanieren hoogst onbeschaafd zijn. Dit
is een jong cultuurland, waar b.v. de vader
der Koninklijke familie, Kara Georevic, in
1804 nog een boer was. Tegenwoordig hoort
nog 70 van het volk tot de boeren en de
rest is er familie van, iets wat men vaak
onder een letterlijk laagje vernis tracht te
verbergen. Nergens zal ik zooveel en zoo
grondig geverfde vrouwen
als hier. Zelfs in afgelegen dorpen stopt bij
na iedere burgervrouw haar natuurlijke
schoonheid onder rouge, poeder en lippen
rood, ik geloof, alleen uit angst, voor een
boerin te worden aangekeken. Roode nagels
gelden als kenmerk voor cultuur en men
schijnt te donken, dat dit de beschaving is
die het land vroeger ontbrak en die men
zich nu heeft aangeschaft. Ik ben derhalve
een raadselachtig wezen: een juffrouw met
een naturel gezicht en naakte nagels, die
omgang met de boerenbevolking zoekt
en toch iemand die in een krant schrijft
en zelfs een bril draagt, terwijl hier een
krant lézen nog uitzondering is op het land
en, een bril een bewijs van groote geleerdheid.
Men vindt me maar een beetje excentriek,
waar ik me niet erg over opwind, al is het
wel eens lastig, dat ook niemand me over
de dorpen kan inlichten.
Toen ik dan ook over Bitolj in het reis
bureau ging informeeren, kreeg ik eens weer
zoo'n pak van die fleurige prospectussen, die
steevast op de voorpagina een meisje in
volksdracht of een ijselijk bruine dame in
badpak toonen, die de gezondheid en levens
vreugde van een bepaald oord demonstreert,
terwijl van binnen in een rij overtreffende
trappen wordt opgesomd hóé mooi, comfor
tabel, zonnig, voornaam, goedkoop en zoo
voort het er is. Ik kan die boekjes niet meer
zien en toen ik dan ook de eerste hyper-
schilderachtige beschrijving onder oogen
kreeg, werd ik al kriebelig, gaf de heele sta
pel terug en probeerde in 't beleefde te zeg
gen, dat die dingen 111e
de keel uithingen,
want dat ik hier niet was om touristen-at-
tracties af te reizen, dat ik schoon ge
noeg had van interessante rondritten en hee-
lemaal niets meer moest hebben van hotels
waar je zoo „anerkannt" lekker kon eten,
want dat ik liever een stuk zwart brood had,
waaraan desnoods 3 Macedonische boeren-
generaties hadden geknuffeld.
Men kon me echter niet meer vertellen dan
in de miskende blaadjes en het spoorboekje
stond en zoo reisde ik zonder voorlichting
naar Bitolj en zocht daar vastbesloten het
studentenhuis op, dat ik vond in een priester-
school. Ik was de eerste gast van het jaar
en de zaak was nog niet recht in orde.
Samen met 2 priesters en 3 leerlin
gen was er in een voormalig lokaal
echter gauw een bewoonbare hoek
klaar, waarbij de kachel en venster
bank respectievelijk dienden als
wasch- en toilettafel. Als dame kon
ik niet in de school eten, doch ik
ontving een bon voor een bepaald
eethuis, waarheen direct een priester
met me op pad toog.
Onderweg redeneerde hij druk, zonder dat
ik hem natuurlijk verstond, doch ik gaf hem
maar steeds gelijk en zoo bereikten we in
goede harmonie ons doel, waar ik voor een
tafel werd gevoerd, waarop allerlei vleesch-
gerechten in diverse sausen wachtten. Ik
had eigenlijk geen trek, maar bedacht, dat
ik op een desbetreffende vraag onderweg
wellicht bevestigend had geantwoord en
toen m'n geleider dan ook iets aanwees als
„wrlo dobro" (erg goed), knikte ik maar ge-
Zesjarig meisje uit de buurt van Bitolj.
animeerd, waarop de kellner 't betreffende
stuk niet z'n handen uit de pan visclite en
er een stuk afjaapte.
Spinnende boerin
„Smakelijk eten",
zei de priester. Dat klonk bijna sarcastisch.
Bitolj is een stadje waar Slaven, Grieken,
Turken, Albaneezen, Zigeuners en nog meer
volken in alle soorten en maten dooreen
leven en waar dan ook 7 a 8 talen worden
gesproken.
In den Turkentijd was het een
middelpunt van handel en verkeer
en had het een groot garnizoen, waar
o.a. Kémal Pasha een tijdlang door
bracht, de tegenwoordige heerscher
van Turkije, die door z'n geloofsge-
nooten hier voor Jood wordt uitge
scholden, omdat hij in zijn land fez
en sluier heeft verboden.
Bitolj is nu grensplaats zonder achterland,
awar de inwoners zijn verarmd en de groote
villa's leeg staan. Maar veel belangwekkends
is er nog te zien: de groote Hajdraghazi-
moskee (de stad heeft niet minder dan 35
moskeeën) met prachtige Oostersche tapij
ten; de oude kerk van de H. Demetrius,
waar volgens de deskundigen de fresco's
zoo'n sterk Griekschen invloed vertoonen,
iets wat ik er niet aan kon zien. Demetrius
zelf is meer voorgesteld als 'n grimmige krij
ger dan een zachtmoedige heilige (misschien
is dat juist de vechtlustige Grieksche in
vloed?) Verder kun je in Bitolj in Oricntali-
sche slopjes verdwalen, er is een oud-Turk-
sche overdekte marktplaats en langs het ri
viertje Dragor de „dembelcarsija" of
„luie markt",
waar op de heetste uren mannen, paar
den en kippen gezamenlijk dommelen. Iets
verder ligt de brug, waar de Turken de ver
oordeelden opknoopten en tot in lengte van
dagen lieten hangen als opvoedend voor
beeld voor het volk.
Maar ik zocht het land rondom Bitolj en
stak daarom een bezoek af bij de „Higijenski
Zavod", een instelling die den hygiënischen
toestand in stad en dorp en daarmee de
volksgezondheid tracht te verbeteren. Men
had hier enkele houten gebouwen waar
meerdere artsen werkten en vanwaar men
ook de dorpen bezocht. Ik had voor de vrou
welijke artsen een groet meegekregen uit
Skoplje, die me nu hier een prettige ont
vangst bereidde. Weldra was ik dan ook
tot een afspraak gekomen om op hun lan
delijke excursies een paar keer mee te rij
den. En zoo stond op een morgen om 6 uur
een auto voor m'n pricsterschool te toeteren
en had ik weer eens een schokkende tocht,
waarbij we driemaal moesten uitstappen
omdat er een band was gesprongen en toen
bereikten we Nacolce, een klein dorpje aan
het Prespa-meer, in welks golven de gren
zen van Joegoslavië, Albanië en Griekenland
ineenspoelen.
„Hygijenski Zavod" heeft in Nacol
ce een lokaal waar eventueele zie
ken den (hier eigenlijk de) dokter
kunnen treffen. Dezen keer was er
ook een school uit een naburig dorp,
voor het jaarlijksche schoolonderzoek
en was het een heele menigte die
ons met 'n. hoeraatje ontving, want
dit wekelijksch bezoek is een eve
nement voor het dorp, dat geen en
kele verbinding heeft met de stad,
waar het 10 uur te phard (enkele
reis) van verwijderd is. Wc gingen
eerst ontbijten in het portaal van de
school, waarbij de onderwijzer ons
gezelschap hield, terwijl z'n 42 leer
lingen zich voor de ramen verdron
gen om naar de auto te kijken.
Er is tegenw.oordig een 4-jarige leerplicht
en in theorie kunnen derhalve alle jongeren
lezen en schrijven; de mccsten lezen echter
nooit een krant en schrijven ook nooit een
brief, zoodat de opgedane kennis vaak weer
verloren gaat en het aantal analphabeten
ook bij bet jonge geslacht vrij gioot is.
Terwijl de dokter werkte, zat ik op de
stoep tusschen de boerinnen en praatte over
bet weer, Holland en breien. Dat laatste de
den ze heel anders dan bij ons, terwijl ze
een kous ook nog bij den teen begonnen.
Weldra zat ik ook te breien om hun ma
nier te probeeren en de onze voor te doen.
Dat maakte ons tot groote Vriendinnen en
toen de dokter eens kwam kijken hoe 't mij
ging, zat ik innig vastgeklemd in een club
kwetterende vrouwen, waarvan een paar
v riendschappelijk hun arm om me heen had
den geslagen. „Oh Fraulein" zei ze,
„wat zult u een vlooien krijgen".
Ik had het echter te druk 0111 aan vlooien
te denken, want ik zou nu spinden leeren,
waarmee eenige vrouwen bezig waren. Ze
hadden daarvoor een stok onder den arm
geklemd, waarop een bosje wol was gebon
den en daaruit trokken ze steeds een weinig
en draaiden het niet de vingers tot een
draad, die om een houten klos werd gewon
den. Door dezen klos hing de draad strak
naar beneden en kon daardoor gemakkelijk 1
worden gedraaid. Maar ik bracht er niets
van terecht. Ik kón niet eens wol uit het
bosje loskrijgen en trok óf onder algemeene
vreugde de draad stuk, of fabriceerde een
serie dikke knobbels, ook al spuwde ik op
aanwijzing van m'n leeraressen nog zoo
krachtig in m'n handen.
De mannen stonden nu ook om- ons heen
en plotseling vroeg er één, of de Miss En-
gelsch sprak? Ja, zei ik verrast en ontdek
te, dat 4 der aanwezige boeren die taal ook
machtig waren, doordat ze jaren in Amerika
waren geweest. Het droge klimaat maakt
landbouw hier bijna onmogelijk, waarom de
meeste boeren tegelijk ook herder of visscher
zijn en in hun jonge jaren vaak naar de
Nieuwe Wereld gaan, waar ze door ongeloo-
ielijk zuinig te leven, ook altijd geld weten te
sparen. Eén van deze was b.v. 11a 7 jaar met
5000 dollar teruggekomen en daar hij toen
was getrouwd, had hij voor een deel van
het geld een tuinderij gekocht en had de
rest.... in den grond gestopt. Ik had dat ver
haal van geld begraven al eens gehoord,
maar het niet recht geloofd.
Maar deze mannen bevestigden
me dit; natuurlijk, zeiden ze, daar is
het veilig en als je het in een bank
brengt, dan sluit de bank op zeke
ren dag en je bent alles kwijt; en
daarbij bleven ze, ook toen ik op
merkte, dat ze dan ook geen interest
kregen, want die rente was volgens
hun alleen een lokmiddel om de
menschen te verleiden hun geld uit
handen te geven.
Ik kreeg veel te zien dien dag, want la
ter kwam de onderwijzer me halen en bracht
me naar enkele boerderijen, waar ik buffels
en ezels bekeek en de stijle trapjes opklom
om de vertrekken door te wandelen, die ook
hier nagenoeg zonder meubels waren. In één
der huizen vond i keen ouwen man, die z'n
slaapmatje op de veranda
had gehaald en nu een boek lag te lezen,
wat een ongewoon gezicht opleverde in dit
land. Hij bleek zich z'n voornaamheid ook
wel bewust en trachtte vanaf den grond van
uit de hoogte op me neer te zien en vroeg
eindelijk met deftige stem in het Engelsch,
wie mij hier eigenlijk had geïntroduceerd?
En of ik misschien van de Higijensk Zavod
was?
Daar de onderwijzer geen Engelsch sprak,
legde ik zelf uit hoe ik hier kwam. De school
meester was wel in orde, zei hij, maar met
die Higijenski had hij niet veel op, want die
wilde de menschen op bedden laten slapen
en dat was maar onzin en die wilde ook, dat
de vrouwen gingen koken. Dit laatste was
me eerst niet duidelijk, maar uit het vérdere
gesprek begreep ik, wat me ook door de
vrouwelijke dokter werd bevestigd: men
kookt hier nooit, maar eet driemaal per dag
brood met rauwe ui of wat groene paprika
er bij. De groenten, kippen, eieren en al 't
andere wordt naar de stad gestuurd en zelfs
eet men alleen bij het jaarlijksche familie
feest, de „Slawa" of met Paschen vleescli,
dat dan meestal aan het spit wordt gebraden,
omdat men geen potten en pannen heeft.
Boter is vrijwel onbekend;
de koeien worden alleen voor trekossen ge
houden en geven maar net genoeg om de kal
veren te voeden. En juist doordat deze men
schen ook in Amerika of in Belgrado (waar
ze ook wel hun geluk beproeven) alleen
van brooddieven en ergens op den grond
slapen, gelukt het hun altijd geld te sparen.
Doch velen gaan bij dit leven te
gronde en sterven, waarna een trou
we vriend den ouders of de weduwe
de spaarduiten komt brengen. Deze
menschen, die zich zoo alles we
ten te ontzeggen voor hun doel: een
boerderijtje bij elkaar te verdienen,
noemt men hier „petschalbari" en als
men dan weet dat „petschal" betee-
kent „het leed", spreekt deze naam
duidelijke taal.
Doordat deze lui zich buiten hun dorp dus
ook niet aan een meer comfortabel leven
wennen, kunnen ze zich later weer volko
men bij de oude gebruiken aanpassen en
zijn zelfs nog tegen verbetering, zooals mijn
ouwe vriend, die later vriendelijk en spraak
zaam werd en zwarte koffie voor me liet ko
ken. Ook de meisjes die in de stad gaan
dienen, en daar leeren koken, passen die
kunst later in eigen gezin niet toe, want, zeg
gen ze, de dames in de stad staan den hal
ven dag in de keuken en eten al hun geld
op. Er is echter ook nog een middenweg mo
gelijk.
M. T. BOEKEL.
Over enkele jaren zal de zwarte
dood de pest geheel be
dwongen zijn op Java. Merk
waardig genoeg krijgt het volk
gelijk, als het beweert, dat de
„booze demon Java van Oost
naar West zal doorloopen en
zijn einde vinden in de straat
Soenda.
Als er één ding is, waarop Nederland in
zijn koloniën trots mag zijn, dan is het wel
de met succes gevoerde strijd tegen ver
schillende besmettelijke ziekten, in de eer
ste plaats de strijd tegen de „zwarte dood",
de pest, die vroeger duizenden en duizenden
slachtoffers maakte, voornamelijk op het
zoo dicht bevolkte eiland Java, het dichtst
bevolkte land ter wereld. Deze strijd duurt
nog voort, al bemerkt een reiziger, een toe
rist, daarvan niet veel. En zij, die in Euro
pa en in Indië de leus aanheffen „Indië los
van Nederland" schijnen niet te heseffen,
dat een doorvoering van die leus tot gevolg
zou hebben een weder toeneming der ziekte
en dus gelijk zou staan met een doodvonnis
voor tienduizenden.
Machteloos
stond men weinige jaren geleden nog tegen
den zwarten dood.
Eenige resultaten werden bereikt met
verbetering van woningtoestanden en de
strijd tegen de ratten. Hier en daar werden
gelieele dorpen verbrand. Deze dorpen wer
den dan omgeven met een hooge omhei
ning van metalen gaaswerk, dat diep in
den grond was gegraven. In de omheining
was een deur, waardoor de bevolking het
dorp verliet met medeneming van hun klee-
ren en enkele kleine meubelstukken. Deze
deur werd, nadat de uittocht van de bevol
king had plaats gehad, weder gesloten. Het
dorp' werd daarna met benzine bespoten en
in brand gestoken, waardoor de ratten, die
niet weg konden vluchten, in de vlammen
omkwamen. Voor de bevolking was intus-
schen een nieuw, hygiënisch ingericht dorp
gebouwd, waar ze een onderkomen kon
vinden.
Maar de bewoners van Java zijn
een zorgeloos volkje, dat van hygië
ne niet veel weet en ook niet weten
wil en heel vaak was ook het nieu
we dorp weder besmet niettegen
staande de controle van Nederland-
sche regeeringsambtenaren.
Bovendien was de methode besmet
te dorpen te verbranden en te ver
vangen door nieuwe niet overal door
te voeren, daar dit honderden mil-
lioenen zou hebben gekost,
De kwade geest.
De inlander had betreffende den „zwar
ten dood" zijn eigen meening. Een jaar of
twintig geleden woedde de pest voorname
lijk in Oost-Java en daar ontstond toen de
legende, dat de kwade geest, die de ziekte
bracht, spoedig zou verdwijnen in westelij
ke richting. Het geheele door ruim veertig
millioen menschen bewoonde eiland zou hij
doortrekken en overal zware offers eischen
DaT SMAAKT HET JONGE REETJE1
om dan eindelijk aan de Westkust in de
zee, in Straat Soenda, te verdwijnen.
Het eigenaardige is nu, dat deze
legende min of meer bewaarheid
wordt. Tot 1914 woedde, de pest vrij-
wel uitsluitend in Oost-Java, Ma-
lang, Soerabaja, Kediri. Daarna be
gon ze in die streken te verminde
ren en verdween ten slotte geheel.
Maar ze brak uit in westelijker ge
bied en trok steeds meer westelijk.
Het volk fluisterde: „De demon is
niet te bestrijden, maar zal eindelijk
zijn dood vinden In Straat Soenda
en dan zal Java voor goed van hem
bevrijd zijn."
Reeds ruim veertig Jaar geleden bestond
een vaccine tegen den „zwarten dood", of
eigenlijk: er bestonden er reeds twee, een
Engelsch en een Duitsch. In het begin dezer
eeuw werden daarmede ook proeven geno
men op Java, doch zonder resultaat.
In 1920 nam'Dr. Otten, toen hoofd der
pestbestrijding op Java, weder proeven met
dezelfde vaccines, maar hij kwam tot do-
zelfde conclusie als bij de vorige proefne
ming: de vaccines vertoonden «en te geringe
werkzaamheid om er eenig heil als repres
sief bestrijdingsmiddel van te mogen ver
wachten.
14484 personen stierven
in 1925 op Java aan de pest, en de „zwarte
dood" greep nog steeds verder om zich
heen.
Maar Dr. Otten werkte, nam proeven; met
onuitputtelijk geduld werkte hij in zijn la
boratorium in het besmette gebied, waar de
„zwarte dood" steeds meer slachtoffers
eisohte, niettegenstaande alle maatregelen,
die getroffen werden.
In 1934 stierven op Java 23.239 menschen
aan de pest, doch in dat jaar kwam ook'
Dr. Otten met zijn vaccin. In October van
dat jaar schreef hij aan het hoofd van den
dienst der volksgezondheid op Java: „Ik
heb de eer U Hoog Edelgestrcnge mede te
deelen, dat thans een vijftigtal personen zijn
ingespoten met het pestvaccin (levende ba
cillen), afkomstig van den stam, waarmede
reeds een viertal jaren vele immunisatie-
proeven met groot succes bij tal van proef
dieren zijn verricht.
„De reactie na de injectie van dit vacclrf
is boven alle verwachting zeer gering ge
bleken, zoowel locaal als algemeen. Per
soonlijk heb ik op de eerste injectie met
één vijftigste agarcultuur (die plus minus
100 millioen levende en het dubbele aantal
doode bacillen bevat) vrij sterk gereageerd
namelijk wat de locale reactie aangaat: de
temperatuursverhooging was gering.
„Op de tweede injectie was de locale re
actie geringer, terwijl de temperatuur ge
durende twee maal vier en twintig uur niet
hooger dan 37.5 graad gestegen is. Het mee-
rendeel der ingespot.enen reageerde niet of
met slechts een enkele 1/10 graad teimpera-
tuurverhooging, terwijl de locale reactie,
zelfs met 1/10 cultuur, zich slechts in eeni
ge zwelling en drukgevoeligheid uitte en
nauwelijks zichtbaar was."
Kalm, zonder er eenige ophef van te ma
ken, deelde dus Dr. Often mede, dat hij het
vaccin ook op zichzelf als proef had toege
past.
Proeven In hef grool
moesten worden genomen. In sommige dis
tricten werd de helft der bevolking inge
spoten om de uitwerking te kunnen vast
stellen in vergelijking met de niet-ingespo-
ten helft. Bij het gevaccineerde deel der be
volking liep de sterfte aan pest terug met
91 ten honderd, terwijl de sterfte onder de
niet-gevaccineerden onveranderd bleef.
In een der districten, waar deze
proef werd genomen, kwam het tot
onlusten. Het gerucht werd verbreid,
dat de „Kompenie" (zoo noemen de
inlanders de Nederlandsche regee
ring) met het oog op de groote toe
name der bevolking de helft uit den
weg wilde ruimen en daarom de in
spuitingen plaats hadden.
Troepen moesten worden geeoh-
den en de rust werd hersteld, maar
toen de bevolking eindelijk begreep,
waarvoor de inspuitingen moesten
dienen, ontstond er weder onrust,
want nu wilde iedereen ingespoten
worden, maar zooveel vaccin om
aan dezen wenscih te voldoen, was
nog niet beschikbaar,
Doch' allengs kon ook dit bezwaar worderf
overwonnen en de resultaten waren verbluf
fend. Het aantal pest-sterfgevallen liep te
rug van 23.239 in 1934 tot 3814 in 1937. Ver
wacht wordt, dat in dit jaar de sterfgeval
len beneden de drieduizend zullen blijven.
Het Otten-vaccin vindt thans ook aanwen
ding in andere deelen van Azië.
Dit vaccin beschermt echter slechts voor
zes h acht maanden en daarom mogen an
dere maatregelen, als verbetering van de
woningtoestanden er niet voor verzuimd
worden.
Eigenaardig is Het, 'dat de pogingen der
regeering om tot verbetering van woning
toestanden te komen, vooral van inlandsche
zijde in den Volksraad tegenstand ontmoet
te. Breed werden van die zijde uitgemeten
de moeilijkheden en last, welke de bevol
king ondervond van het woningtoezicht.,
hoewel de oyerheid de bevolking bij de wo
ningverbeteringen steunde en voor de arm-
sten, die verbetering geheel bekostigde.
Over enkele jaren zal de „zwarte dood" ge
heel bedwongen zijn, maarde volksle
gende zal gelijk krijgen. De doodelijke ziek
te, die vroeger ook in Europa zoovele slacht
offers maakte, zal het eiland Java van het
oosten naar het westen hebben doorloopen
en dus zijn einde vinden in Straat Soenda
of beter, bij Straat Soenda, wat echter zon
der den zegen rijken arbeid van dr. Otten en
zijn vaccin niet zou zijn geschied.
J. K. BREDERODEi