Tschechoslowakije Europa's kruitvat Koloniën als „uitlaat'' voor bevolkingsoverschot? Hoe sterk is de Duitsche oorlogsvloot? Waarom Henlein wind en stroom mee heeft Wederzijdsche haat en verachting Inlanders beconcurreeren Nederlandscbe tuinders Fantastische verhalen over Nieuw-Guinea (Van onzen speclalen verslaggever). De express BerlijnPraag dondert het Boheemsche land binnen. Hjj stopt aan het eerste het beste grensstation en door Feldwebelachtige Duitschers worden de passen, het geld en de bagage aan een intensief onderzoek onderworpen. Het is alles Duitsch hier, hoewel we weten dat dit gebied behoort tot het ryk, dat eens Thomas Garrique Masaryk grondvestte na een leven van strijd en teleurstelling. De staat der minderheden, waarin thans naast de Duitschers, ook de Magyaren, de Polen en de Ruthenen zich weren. Inderdaad: de internationale hek senketel van Europa. Het kruitvat. Arm land. We rijden door het Sudeten-Duitsch gebied en men verbaast zich over datgene wat men ziet: kleine fabriekssteden, waar de schoor- steenen niet rooken, zwartberookte en verval len huisjes. Krotten en menschonwaardige hutten. Boeren op het land. Oud en mager. Vrouwen, met gescheurde en armzalige kleeren aan. Slechte wegen en verarmde winkels. Een Duit- scher blijft in den wandelgang naast me staan. Hij ziet me van terzijde aan en smaalt: „Mooi landniet?". Mooi land...? neen, dit is geen mooi land. Dit is een arm land met een verarmde bevol king en als ik zeg uit Holland te komen begint de Duitscher direct te vertellen. Vertelt enthou siast van datgene wat hier in de nabije toe komt bereikt zal worden. Het is nog maar een kwestie van een paar maanden en dan zal dit stuk Duitschland aan de groote staat toegevoegd worden. Henlein heeft volgens hem hier 3.230.000 volgelingen op een totaal van bijna 15 millioen inwoners en het is zonder kijf, dat dit jaar de zonen van den Duitschen stam terug zullen keeren in het groot-Duitsch vaderhuis. Het Praagsche juk. Ik heb hem gevraagd waarom deze Duit schers terug willen naar Duitschland en hij heeft mij een uur lang verteld van de duizenden onrechtvaardigheden die men zijn volksge- nóoten hier aandoet. In het Sudeten-Duitsche gebied zouden de kinderen der Duitschers verplicht zijn op Tschechische scholen te gaan. Hier wordt men geregeerd door een onduldbaar Tschechisch regiem, dat den Duitschen geest en de Duit- sche levensopvatting vertrapt. Er wordt hier belasting betaald, die ten goede komt aan het Tschechische gebied en niet of nauwelijks aan dat der Duitschers. De ambtelijke taal is Tschechisch. Men moet bij optochten en demon straties permissie bij de Tschechen aanvragen en bijna altijd krijgt men een weigerachtig antwoord. Een schrijnend verhaal dat ik hoor. Een ver haal, waarin ik verneem hoezeer de Duitschers onderdrukt en vervolgd worden. lederen dag worden hier de arme Duitschers gemolesteerd en gekweld en bij hun duizend plichten jegens den Staat bezitten zij practisch geen rechten. Een onhoudbare toestand. Dan begint de Duitschers over Henlein. Henlein zal dit volk redden, want hij bezit den geest en den moed van den waren Duitscher. Henlein zal de zonen van den Duitschen stam terugvoeren naar het paradijs van eigen land onder eigen be stuur. Men zal eindelijk, na 20 jaren, een gelukkig bestaan verkrijgen. Wij hebben het allemaal aangehoord en voor we het wisten rolde de trein het Masaryk-station binnen. Praag. Praag. Praag is een ontzaglijke stad. Een millioenen bijenkorf, een der metropolen van Europa. Een verzamelplaats van rassen en volken. In Praag hoort men in ieder café vier talen spreken en in Praag voelt men zich, meer dan in één andere Ëuropeesche stad, wereldburger. Cosmopoliet. Praag heeft ons veel geleerd. In Praag spraken wij met Hongaren, met Duitschers en met Tschechen. Met burgers en militairen en de leering van dat alles wat dusdanig, dat wij het Tschechisch-slowaaksche probleem uit een andere gezichtshoek gingen bekijken. Als het Servië van 1914 Inderdaad, Tschechoslowakjje is te ver geleken met het Servië van 1914. In Tschechoslowakye danst de bevolking op een vulkaan en men kan er van overtuigd zyn, dat, als deze vulkaan begint te wer ken, een groot deel van Europa, zoo niet geheel Europa, mee zal branden. Haat. De haat in Praag, dat uitgesproken Tsche chisch is, is ongelooflijk. Als men het woord Duitscher uitspreekt golft het bloed den Tschech naar den kop en is zijn verweer niet meer te stuiten. Deze haat is een dusdanige, dat wij, als Hollanders, ons deze niet kunnen voorstellen. Het is een haat die, komt hier oorlog deze menschen zal veranderen in bees ten, die elkaar zullen moorden. Vaders tegen zoons en broeders tegen broeders. Hoe ontzaglijk moeilijk is de toestand in dit land, waar thans Lord Runciman een poging onderneemt in één rijk zoowel dictatuur als democratie onder te brengen. Een hopelooze opgaaf, waarvoor nóch de Sudeten-Duitschers, nóch de Tschech een cent geeft. Een Tschechisch journalist heeft het ons verteld. In dit lan^l wonen naast 3.200.000 Duitschers 80.000 Polen, 185.000 Joden, 700.000 Hongaren en 550.000 Ruthenen, en zij allen zijn minderheden, die, met uitzondering van de Joden, thans den kop opsteken en zich willen ontworstelen aan datgene wat men het „Praagsche juk" noemt. Om Masaryks erfenis. Het Praagsche juk... rood van woede wordt de jonge Tschech als hij mij ervan verteld. Het Praagsche juk, opgehangen door iemand als Thomas Masaryk, een der meest intelligente en humanistische idealisten van dezen tijd. Masaryk, die deze staat, in 1918 na een leven van strijd, verguizing en doorzetting stichtte. Masaryk was een man die liefde voor zijn land had, omdat hij zijn leven aan dit land ge geven had en zijn laatste woorden zijn geweest Bohemen te behouden voor het vrije volk. De erfenis van Thomas Masaryk werd gesteld in handen van Benesj en zelden had men een betere executeur-testamentair kunnen wenschen. Benesj heeft het zelfde bloed als Masaryk, hij heeft gevochten jaren en jaren lang voor de vrijmaking van het land en als er thans één man gevonden wordt in het land aan de Moldau die het zal kunnen redden, dan is het deze uiterst voorzichtige, diplomatieke, intelligente en practische president. Met droefheid vertelt mjj de Praagsche jour nalist van zijn land. Van het feit dat hier meer dan 1000 jaren de Duitschers en Tschechen samengewoond hebben en dat men ineens tot het besef gekomen is, tenminste van Duitsche zijde, dat het onmogelijk is nog één uur langer onder het wreede juk der Tschechen te ver blijven. Ik heb hem gevraagd mij eerlijk te zeggen of de Duitschers hier onderdrukt worden en hij heeft mij plechtig verzekerd dat dit niet het geval was. Hij adviseerde mij naar het Sudeten-Duitsche gebied te gaan. Daar kon ik Duitschers spreken die mij zouden vertellen, dat het juk niet zwaar is, dat er zelfs geen sprake is van een juk. Maar het zijn Henlein en zijn vazallen, die hier de zaken in de war sturen en den Duitschers de koeien met gouden horens beloven. Henlein heeft stroom en wind mee. Het is jammer, maar Henlein c.s. hebben stroom en wind mee. Het gebied waarin de Duitschers wonen is een 80 procent industriegebied en het is juist hier, dat de zware werkloosheid nog niet overwonnen is. Integendeel, er wordt hier veel armoede geleden en zoo ergens dan is het in dit ge bied van het land dat er wanhoop en on tevredenheid heerschen. En men begrijpt dat dit alles de molens van Henlein doet draaien. Hij hamert het zijn aan hangers ieder uur van iederen dag weer in, dat Praag weigert hier maatregelen te nemen. Dat men wel in staat, maar niet van goeden wille is, de beschermende hand uit te steken naar een gebied dat „volksvreemd" is. Dat men den Duitschers liever laat verarmen en verpauperi- seeren, dan hen te helpen. En... de Duitscher gelooft het. Duitsche kranten vertellen den Duitschers in dit land dat daar een paradijs hen wacht. Dat de vaderen wachten hun zonen van één ras en één volk in bescherming te nemen en dat het eerst goed zal worden als men de gehate Tschechische heerschappij ontworsteld is. Henlein zweept hen op, dag aan dag, uur bij uur. Deze scherpzinnige, handige politicus weet waarmee hij de geesten moet paaien en nimmer had de Wilhelmstrasze zich een betere stroo man kunnen uitkiezen dan dezen gewezen gymnastiekonderwijzer. Maar het moet niet zoo heel moeilijk zijn de harten te winnen van dit grootste deel der drie millioen Duitschers, waarvan er zeker meer dan 100.000 werkloos zijn- Het valt dan ook geenszins te ontkennen, dat Henlein in dit internationale spelletje kaart een benijdenswaardige troef in han den heeft. Zal hij zich echter kunnen vergooien? IN GEPEINZEN. DE MILLIOENEN ITALIANEN, DIE ABESSINIë ZOUDEN BEVOLKEN, NOG NIET GEARRIVEERD MALANG, Augustus 1938. „Wij moeten koloniën hébben; ons volk verstikt binnen zijn gren zen", zegt Hitier. „Wij zijn een volk van meer dan veertig millioen, voor wie Italië te klein wordt", beweert Mussolini en op dien grond acht hij de verove ring van Abessinië gerechtvaar digd'. En vele menschen geloofden aan die woorden, zonder verder na te denken. „Vier millioen Tinlianen wil ik overbren gen naar de hoogvlakten van Ethiopië, om daar welvaart te vinden", voegde Mussolini er twee jaar geleden nog aan toe en ook dit maakte op velen, die tocih geen fascist waren, grootcn indruk. Het klonk imimers zoo logisch: een dicht bevolkt land heeft koloniën noodig om zijn bevolkingsoverschot af te zetten. Engeland is een dicht bevolkt land met geweldige uitgestrektheden overzeesche ge bieden: over ruim een vierde deel van den aardbol waait de Rritsche vlag. Nederland is nog veel dichter bevolkt dan Engeland en bezit groote koloniën. Dus zouden deze landen geen benauwend werkloozen- vraagstuk kennen De waarheid is anders. De schrijver dezer regelen, die een groot deel der wereld, waaronder vele ..koloniën" van verschillende staten, niet alleen be zocht, maar er ook de levensomstandighe den bestudeerde, en heel vaak aan den lijve ondervond, gelooft niet aan „koloni satie" in de beteekenis van 't overbrengen van een bevolkingsoverschot naar overzee sche gebieden. Wèl is bet mogelijk (hoewel moeilijk) hij een nog tamelijk primitieve bevolking, in dien deze wordt overgebracht naar een na- hii gelegen land met ongeveer hetzelfde kli maat en dezelfde of ongeveer dezelfde land- bomvmogclijkheden als in het land van her komst. Maar Europeanen over te planten als hoeren naar een tropisch of half tropisch gebied, waar meestal al een inlandsche bevolking loeft, komt me onmogelijk voor. „De vier millioen Italianen" van Mussolini laten in Abessinië nog steeds op zich wachten en Duitschland deed goed zich zijn oude koloniën te her inneren op een andere wijze dan 't thans doet. In 1912 bevonden zich daar 40.000 Duit schers, de militairen inbegrepen, een aan zienlijk getal op zichzelf beschouwd, maar een onbeduidend getal als „uitlaat" voor oen bevolking van bijna zeventig millioen, die toen in Duitschland woonden. Hoe staat het met de oudere ko loniën? Echter, de Duitsche koloniën waren „jon gekoloniën, zal men aanvoeren. Alles ■doiul daar nog in zijn begin. Maar hoe was liet in de „oudere" koloniën als die van En geland en Nederland? In het uitgestrekte gebied van Engelsch- Indië met een bevolking van ruim driehon derd-vijftig millioen, wonen, met inbegrip van 00.000 Ëuropeesche militairen, niet meer dan 168.000 Europeanen en 138.000 Indo-Europeanen (Anglo-Indiërs, zooals men ze daar noemt). Rekent men deze beide groepen tezamen, dan wordt het op de geheele bevolking nog niet één per duizend. In Nedcrlandseh-Indic is de toe stand iets gunstiger. Daar wonen ongeveer 250.000 Europeanen, waar onder daar ook gerekend worden de Indo-Europeanen. Laat men de militairen buiten beschouwing, dan wónen in Nederlandsch-Indië met. zijn zestig millioen inwoners bijna evenveel (ongeveer 10.000 minder) Europeanen (Indo-Europeanen me- degerekend) als in Engelsch-Tndië met zijn ruim 350 millioen inwo ners. In Nederlandsch-Indiü leven dus vier Europeanen per duizend inlanders. Verge legen met Engelseh-indie is dit veel, maal ais men dit getal Europeanen vergelijkt met de bevolking van Nederland (ruim acht millioen) dan maakt het minder grooten indruk. En dit resultaat werd bereikt na eeuwen kolonisatie uit ruime beurs. Een groot deel telt niet mee. Men moet hierbij dan niet uit het oog verliezen, dat van do 250.000 „Europeanen", „Nederlanders" in Nederlandsch-Indië een groot deel niet in Nederland maar in Indië zijn geboren en dus niet medetellen als een ontlasting voor het sterk bevolkte moederland. Een klein kwarteeuw geleden ontstond in Nederlandsch-Indië een streven naar „ko lonisatie van Europeanen", meestal Indo- Europeanen. Vereenigingen en bonden wer den tot dat doel opgericht, op Java zelfs leerscholen en leertuinen geopend om de toe komstigo kolonisten de noodige vakkennis bij te brengen. Voor de kolonisatie werd voornamelijk het oog gevestigd op het Nederlandsche deel van Nicuw-Guinea, dat enorme eiland. Het kli maat aan de kust was er wel bijna ondra gelijk maar 't binnenland was hoogvlakte en daar was het klimaat uitstekend. Fantastische verhalen werden er gedaan en als men die verhalen hoorde, zou men tot de meening hebben kunnen komen, dat Nieuw- Guinea een aardsch paradijs was. De bodem was er zeer vruchtbaar het klimaat heerlijk en eetbare vo gels waren er irt overvloed. Maar dat er ook oerwoud, eenzaamheid ontbering, zware arbeid de kolo nisten wachtten, daaraan dacht men niet. Enkele nederzettingen op •Nieuw-Guinea en elders zijn gesticht en stierven een langzamen dood. Geen boeren-kolonisten. ./-UW Men hoeft dit toe willen schrijven aan het feit, dat de kolonisten geen boeren wa ren. Europoesche boeren zijn er niet of zoo goed als niet in Nederlandsch Indië. Ne derlandsche boeren echter zouden in Nieuw Guinea en elders zijn gekomen in een hun vreemd klimaat, op een hun vreemden grond, in voor hen vreemde omstandighe den, zouden te maken hebben gekregen met hun totaal vreemde producten. En dan zouden zij al spoedig te doen heb ben gekregen, met de mededinging van in landsche boeren, die heel gaarne alles af kijken van de Europeanen en met een zeer geringe winst tevreden zijn, een winst, waarmede een Europeaan, die zooveel hoo- gcr eischen aan het leven stelt, geen genoe gen- zou kunnen nemen. Jaren geleden begonnen onderne mende Europeanen in hooger gele gen en dus koele streken groen ten te verbouwen: andijvie, salade, roode kool, prinsesseboonen, bloem kool. Deze Europeanen verdienden daarmede veel geld, maarin landers keken dit bedrijf af, legden zich ook op de groententeelt toe en stellen zich met zoo'n kleine winst tevreden, dat er voor een Europeaan geen droog brood meer mede is te "verdienen. Drie cent voor een mandje aard beien. Met de vruchtenteelt ging het evenzoo. Europeanen begonnen met de teelt van ap pelen, van pruimen, van aardbeien, maar spoedig kwam de mededinging van inlan ders en voor de Europeanen was het vet van den ketel. Per auto komen de inlanders uit het gebergte naar de steden met hun vruchten en te Bandoeng, te Batavia, te Soerabaja, te Malang ziet men thans inlan ders rond loopen, die o.a. mandjes versch geplukte aardbeien te koop bieden tegen prijzen, waartegen Europeanen niet kunnen concurreeren. In verscheidene Indische ste den kan men thans veel goedkooper aard beien eten dan in Europa. De Europeanen vertellen over het algemeen, dat deze vruch ten hier veel minder geurig zijn dan in Europa, maar dezer dagen heb ik de proef eens genomen en ik vond de kwaliteit niet veel minder dan bij ons. Alleen de prijzen waren anders. Voor een klein korfje met de lekkere roode vruchten waarvoor ik in Europa minstens tien cent zou hebben be taald. legde ik hier drie cent neder. En voor Europeanen is met deze teelt niets meer te verdienen, daar de inlanders met hun lagen levensstandaard concurren tie onmogelijk maken. Ook de rubber wordt meer en meer een bevolkingscultuur. Neen, het geschreeuw van Ilitler om kolo niën om het bevolkingsoverschot van Duitschland onder te kunnen brengen kan men daarom niet ernstig nemen. Na de verovering van Abessinic met zijn vrucht bare en koele hoogvlakten zal Mussolini intusschen wel een ander inzicht in deze aangelegenheid hebben gekregen. J. IC. BREDERODE. Een algemeen overzicht. (Van onzen Berlijnschen correspondent) Met liet van stapel loopen van een nieuwen kruiser van 10.000 ton, die in Kiel door de cchlgenoote van den llongaarschen rijksregent Horthy met den naam „Prinz Eugen" ge doopt is, heeft het bouwprogramma van de Duitsche marine een nieuwe étappe bereikt. Dit geeft aanleiding, zich van de in wording zijnde nieu we Duitsche oorlogsvloot een alge meen overzicht te verschaffen. De oorlogsbodem „Prinz F.ugen" is de der de en voorloopig laatste der drie nieuwe zware kruisers van 10.000 ton, waarvan de „Admiral Hipper" en de „Blücher" reeds \an stapel geloopen zijn en binnenkort in dienst gesteld worden. In aanbouw bevin den zich, zooais wij reeds meldden, boven dien twee zoogenaamde lichte kruisers, van 10.000 ton, die een lichtere bewapening dan de zware kruisers hebben en binnenkort van stapel zullen loopen. Twee verdere lich te kruisers van 7000 ton zijn in het bouw programma van liet komende jaar opgeno men. Derhalve zullen de Diiifsehe zee strijd krachten binnen afzienbaren tijd de beschikking hebben over 3 zware kruisers alsmede over 5 lich tere kruisers van 6000 ton elk, die reeds sinds eenigc Jaren in dienst gesteld zijn. en over de vier hoven- genoemde lichte kruisers, die reeds op stapel liggen en spoedig gebouwd zullen worden. Moderne slagschepen. Aan moderne slagschepen beschikt de Duitsche marine over het onlangs in dienst gestelde slagschip van 26.000 ton, „Gneise- nau" met een bewapening van 9 kanonnen van 28_ cm. en 12 van 15 cm. Een verder slagschip, dat reeds-met den naam „Seharn- horst" gedoopt is, zal vermoedelijk nog voor liet einde van het jaar gereed komen. Boven dien liggen nog Iwer groolere slagschepen van 35.000 ton elk met acht 38 cm. kanon- De „U 25", Duitschlands eerste 750 tons duikboot. nen op stapel. Bovendien heeft Duitschland reeds sinds eenigen tijd drie pantsersche pen van het 10.000-tons-type met ieder 6 kanonnen van 28 cm., namelijk de „Duitsch land", de „Admiral Scheer" en de „Admiral Graf Spee". Aan torpedojagers Beschikt de Duitsche vloot over 7 eenheden met in to taal 11.400 ton, terwijl 15 verdere torpedo jagers zich in aanbouw bevinden. Zij bezit verder 12 torpodobooten met in totaal 9600 ton en 18 verdere torpedobooten zijn in aan bouw.» Op het oogenhlik beschikt de Duitsche vloot over 36 duikbooten met in totaal 25.000 ton; 25 verdere duikbooten zijn in het bouwprogram ma opgenomen, waarvan 8 van een grooter type, n.1. van 740 ton elk. De uitbreiding van de Duitsche marine oltrekt. zich overigens in het kader van de Fngelsch-DuitSche vlooto\ereenkomst van Juli 1935,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 8