Als baron van Münchhausen!
Het Jtaliaansche
Gibraltar"
iJct*
Radioprogramma
i EDGAR RlCEj
I BURROUGHS j
Grendel tusschen westelijk
en oostelijk bekken
DOOR
No. 68.
Er stond nog meer in de brief woorden,
die het hart van Meriem sneller deden kloppen
en er vloog een blosje van geluk over haar
wangen. Doch toen ze de volgende avond de
afgesproken plaats naderde, was ze verbaasd
niet Bayens daar te vinden, maar twee andere
ruiters. Ze bleef staan, toen ze zag, dat een
van hen Hanson was. „Mr. Baynes heeft een
ongeluk gehad. Hij viel van zijn paard en heeft
mg gezonden, om U te halen en bij hem in het
kamp te brengen". Door de duisternis kon
Meriem niet zien, dat er een triomfantelijke
uitdrukking in de ogen van de man was ge
komen. Met haar gedachten vol van deze on
verwachte keer der gebeurtenissen volgde
Meriem Hanson. Zij reden de hele nacht. Het
meisje wist niet waar het kamp lag. Hanson
had de zadeltas vol met proviand. Ze hielden
stil om te ontbijten en reden daarna verder.
Tenslotte werd Meriem achterdochtig. Daarbij
kwam, dat de houding van de man veranderd
was. Enige malen betrapte zij hem erop, dat
hij haar met een eigenaardige blik aanstaarde.
Langzaam kwam er een herinnering brj haar
boven ergens lang geleden had zij deze
man meer gezien. Eindelijk kwamen zij uit de
jungle en aan de tegenovergestelde oever van
de rivier zag Meriem een kamp. „We zijn er",
zei Hanson. Hij schoot zijn revolver af en
negerjongens kwamen aanroeien. Toen ze naar
Baynes vreog, wees Hanson haar een tent, die
alleen stond, in het midden der afsluiting. „Hier
is hjj", zei hij, en hield de tent voor Meriem
open. Binnengekomen zag zij, dat de tent leeg
was.
„Waar is Baynes?" vroeg ze. „Hij is hier
niet", antwoordde Hanson grimmig. „Maar ik
ben hier en ik ben een betere man dan hij. Je
hebt hem niet nodig. Je hebt mij". Hij lachte,
terwijl hij naar Meriem toe liep en haar vast
greep. Ze worstelde om los te komen. Terwijl
zij vocht kwam plotseling de herinnering aan
eenzelfde scène voor haar geest en zij herkende
haar aanvaller. Het was Malbihn, de Zweed.
Maar thans was Bwana er niet om haar te
redden.
Zóó zwelgt Amsterdam in het
water! De hoofdstad een slok
op. Duizelingwekkende cijfers
Er bestaat een zeer oude uitgave
van de avonturen van 's werelds
meest geroemden opschepper, baron
van Münchhausen, waarin een plaat-
Je voorkomt, waarop men den baron
en enkele van zijn reisgenootcn in
het water ziet liggen, waarin zij ten
gevolge van een of ander zot avon
tuur terecht zijn gekomen.
De baron en zijn vrienden kunnen zich
met de grootste moeite aan de oppervlakte
houden, door zich aan een paar stukken
hout vast te klampen. Het water staat hun
voortdurend tot aan de lippen en de baron,
van deze episode verhalend, acht het psy
chologisch oogenblik gekomen om bij
dit plaatje de laconieke mededeeling te
plaatsen: „Water hadden wij genoeg".
Men kan er om lachen zooveel als men
wil, maar dat neemt toch niet weg, dat wij,
Nederlanders, ons eigenlijk in een minstens
even zonderlinge positie bevinden als de
Duitsche leugenbaron.
Eigenlijk is onze positie, aldus de
Msb., nog een beetje zonderlinger dan die
van den baron, die zich in elk geval maar
heel weinig moeite behoefte te geven om
zijn dorst te lcsschen, terwijl wij die een
groot deel van ons leven achter dc dijken
beneden het peil van het water daarbuiten
doorbrengen, er slechts ten koste van veel
inspanning en offers in slagen het probleem
op te lossen, hoe wij onze dorstige kolen
kunnen laven met enkele monden vol van
het vocht, dat drie kwart van onze aardbol
bedekt.
Van den anderen kant moeten we echter
toegeven, dat er bij de watervoorziening,
vooral van een groote stad, tegenwoordig
heel wat komt kijken.
De Amsterdammers kunnen niet meer,
als hun voorouders, met een emmertje hun
drinkwater gaan putten in hun eenige ri
vier, het Rokin, ook al niet omdat deze trot-
sche stroom voor een groot deel gedempt is
en veranderd in een parkeerplaats voor
automobielen. Evenmin kunnen zij thee zet
ten met het water uit de deftige bocht van
de Heerengracht, dat weliswaar oen zeer
schilderachtige tint bezit, maar juist uit
dien hoofde minder geschikt is voor inwen
dig gebruik. Trouwens, wanneer zij de tra
ditie van onze voorouders zouden gaan
voortzetten en ieder voor hun eigen water
voorziening zouden gaan zorgen, zou er
spoedig niet veel water meer in Amsterdam
te vinden z'ijn.
Enorm waterverbruik.
De geschiedenis vermeldt verschillende
gevallen, waarin heele steden door het wa
ter verzwolgen werden Zonderling genoeg is
nog nooit een historicus op het denkbeeld
gekomen na te gaan, hoeveel watermassa's
geregeld door een groote stad verzwolgen
worden.
Als iemand dat had gedaan zou hij
ongetwijfeld tot de verrassende con
clusie zijn gekomen, dat 'n stad heel
wat meer water verbruikt dan noo-
dig zou zijn om er de heele stad mee
onder water te zetten. Laten we, ver
houdingsgewijs, Amsterdam eens als
voorbeeld nemen. In gewone omstan
digheden, als het dus heelemaal niet
bijzonder warm is, consumeert de
hoofdstad een slordige honderd mil-
lioen liter water per dag.
Het zijn wel niet de Amsterdammers al
leen, die in een etmaal die honderd milli-
oen verwerken, ook de bewoners van enkele
randgemeenten krijgen er hun deel van,
maar het grootste deel wordt toch in Am
sterdam zelf opgesoupeerd. Dat wil dus
zeggen, dat Amsterdam in tien dagen tijds
ruim voldoende water aftapt om er de hee
le bevolking met gemak in te laten verdrin
ken, zonder dat de een den ander daarbij
in den weg behoeft te zitten.
Geen zwembad ter wereld.
Er is op de heele wereld geen zwembad
te vinden met genoeg accomodatie om al
het water, dat Amsterdam in een dag con
sumeert, op te bergen. En nu hebben we
nog maar een normalen dag op het oog.
Maar er zijn ook dagen, al zijn ze helaas
zeer zeldzaam, waarin het kwik in den
thermometer plotseling uitschiet tot boven
de tachtig graden F. en dan vloeit het wa
ter nog veel sneller weg door de vele tien
duizenden kranen in Amsterdam. Dan zien
de Amsterdammers er heelemaal geen been
iti om zich zoodanig aan het water te bui
ten te gaan, dat er binnen 24 uur honderd
vijf en dertig duizend kubieke meter water
uit de voorraadkolders van de waterleiding
zijn verdwenen. Gedurende de twee weken,
dat het dit jaar eenigszins op zomer heeft
geleken, bedroeg de waterconsumptie in
Amsterdam dan ook tusschen de anderhalf
en twee millioen kubieke meter en, als we
al dat water in een watertoren hadden wil
len opslaan, zou dat gevaarte een heel eind
boven de stratosfeer hebben moeten uitste
ken.
En nu spreken wij nog slechts van
het waterverbruik gedurende een
dag en gedurende een paar weken,
maar, als we nu ook nog eens uit
rekenen, hoeveel water alleen al een
stad als Amsterdam verzwelgt in een
jaar tijds, dan komen we tot duize
lingwekkende, astronomische getal
len. En toch wordt het als de meest
normale zaak van de wereld be
schouwd, dat Amsterdam per jaar
36.500.000.000 liter water afneemt,
zegge en schrijve zes en dertig rnil-
liard vijf honderd millioen liter.
Het is moeilijk zich een eenigszins con
creet beeld te vormen van zulk een ontzag
wekkende hoeveelheid. Een zee is daarvoor
een te weinig omlijnd begrip. Beter is het
te zeggen, dat, als Amsterdam besloot om
ai het water dat binnen zijn grenzen wordt
gebruikt, 10 jaar lang op te sparen, het
grootste deel van de Amsterdamsche huizen
na afloop van die periode volkomen onder
water verdwenen zou zijn.
En na 25 jaar zouden de botters,
dië boven Amsterdam hun netten
zouden komen uitwerpen, den top
van den Westertoren gevoeglijk als
aanlegplaats kunnen gebruiken,
aangenomen althans, dat tegen* dien
tijd niet het houten bovenstuk van
dezen toren van het onderstel zou
zijn weggedreven.
En om ons tenslotte tot het metrieke stel
sel te bepalen, in 27 jaar verzwelgt alleen
Amsterdam al een kubieke kilometer water,
en dat is een exceptioneel groote en ook
weinig gebruikelijke inhoudsmaat. Men kan
er minstens vijf duizend milliard glaasjes
kwast van schenken en dat is meer dan er
ooit in Amsterdam gedronken zijn en er tot
het einde der tijden nog gedronken zullen
worden!
Pantalleria: de nieuwe militaire
basis in de Middellandsche Zee.
Toen eenige dagen geleden de Ita-
liaansche regeeringschef in een der
nieuwe steden, die in de vroegere
Pontijnsche moerassen zijn ontstaan,
in het vliegtuig steeg, om reeds twee
uren later op het afgelegen eiland
Pantelleria, niet ver van de Afri-
kaansche kust verwijderd, dc nieu
we luchtvloot- en duikbootbasis als
mede de havenwerken te inspectce-
ren, werd dc wereld gedemonstreerd,
hoe snel en hoe gemakkelijk dit
nieuwe belangrijke Middellandsche
Zeestation van het hart van Italië
uit te bereiken is. In twee uren tijds
was het noodige bezichtigd en om
11 uur in den morgen landde Musso-
lini weer op het vliegveld te Rome!
Zoo dichtbij is dus deze nieuwste verde-
digingsarm van Italië, die tot over'de Mid
dellandsche Zee heen reikt. Wie zich de
hoogst ongemakkelijke vroegere reis ook
met den sneltrein over Sicilië naar Marsa-
la en dan verder met een van de zeer zeld
zame schepen herinnert, vermag te be
grijpen, wat het naderbij brengen van dit
eilandje beteekent, als luchtvloot- en duik
bootbasis aan de belangrijke scheepvaart
route tusschen Afrika en Sicilië, de Straat
van Pantelleria.
Een grendel in de Middelland
sche Zee.
Inderdaad heeft ook de buitenlandsche
pers naar aanleiding van dit bezoek van
den Duce van een „Italiaansch Gibraltar"
gesproken en het staat in ieder geval wel
vast, dat Pantelleria langzamerhand in een
groote versterkte basis veranderd wordt. Dit
feit is belangrijk, daar de veranderingen op
dit eiland een aanzienlijke stap voorwaarts
in de strategische politiek van Italië betee-
kenen. Reeds jaren geleden was er sprake
van een duikbootbasis, wat niet onbegrijpe
lijk is, indien men weet, dat zoowel Gibral
tar als Malta, de beide Engelsche steunpun
ten in zekeren zin door Pantelleria wegens
zijn geografische ligging overtroefd worden.
Want dit zwarte vulkanische eiland ver
spert met gemak de passage van het weste
lijk hekken naar het oostelijk bekken van.
de. Middellandsche Zee. Slechts 64 km. ligt
Pantelleria van Kaap Bon in Tunis verwij
derd en 93 k.m. van het zuidelijkste punt
van het Italiaansche Sicilië. Een basis voor
watervliegtuigen en duikbootcn is ook met
de geringe grootte van het eiland (83 vier
kante kilometer) en de niet zeer gunstige
kustvorming vereenigbaar.
Haven wordt vergroot.
Het gelijknamige stadje Pantelleria
ligt op het noordelijk deel van het
eiland, waar door lava een licht
glooiend terrein geschapen is. De
zeer kleine oorspronkelijke haven,
meer een haventje, van de klein#
stad Pantelleria is reeds aanzienlijk
vergroot. Een oud, massief castell,
dat indertijd als verblijfplaats voor
politieke gevangenen diende, vormt
reeds een basis voor de vestingwer
ken.
„Van het oogenblik (van de versterking
van het eiland af), kan men zeggen, dat dc
Laliaansche controle op de verkeerswegen
tusschen het westelijk en het oostelijk bek
ken van de. Middellandsche Zee in hooge
mate versterkt is", merkt een Fransch blad
op. Dit is de beteekenis van het op zoo ver
rassende wijze tot een bealngrijk punt ge
worden eiland, dat tot nog toe slechts voor
archeologen en ook wel voor taalgeleerden
van belang was.
Rijk aan historische bijzonder
heden.
Oeroude grafheuvels uit lava, zg. „Sesi"
(zetels der dooden), alsmede de zeer oude
bolwerken van een voorhistorisch dorp, de
interessante overblijfselen van de stad Cos-
syra, verder ook vele steensoorten, een na-
tronmeer en niet in de laatste plaats de ver
bazingwekkend hooge lavazuilcn, die van
de oorspronkelijk vulcanische bergen Ghel-
camar en.Chelficcr stammen, wekten de be
langstelling van vele geleerden op. Wijnex
port, ezelteelt en tuinbouw voedden tot nog
toe de werkzame en vriendelijke bevolking,
wier taal rijk aan zonderlinge oude woor=
den, ook den taalgeleerden eenige raadsels
opgeeft.
Het bezoek van den Duce per vliegtuig
aan Pantelleria, in den loop van een
morgen van Rome uit, kan men wel zeg-
£Cn is niet slechts voor de daar geves
tigde bevolking een gebeurtenis geweest.
Het leidt opnieuw de aandacht van Europa
op den wil van Italië, in de Middellandsche
Zee, de „mare nostro", in het bijzonder ech
ter in de westelijke helft, een rol van be
teekenis te blijven spelen.
DINSDAG 30 AUGUSTUS 1938.
Hilversum I, 1875 m.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berichten),
10.00 Morgenwijding.
10.30 Omroeporkest.
11.00 Paedagogische causerie.
11.30 Vervolg concert, m.m.v. solist. (Om 12.15
Berichten).
12.30 Gramofoonmuziek.
1.15 Orgelspel.
I.30 Ensemble Jetty Cantor.
2.15 Declamatie.
2.40 Ensemble Jetty Cantor.
3.30 Het Aeolian-orkest. (Gr.pl.)
4.30 Kinderkoorzang.
5.00 Voor de kinderen.
5.30 Het Kovacs Lajos-orkest (Gr.pl.).
6.30 Causerie „Het wezen der vrijheid".
7.00 Baarn's Mannenkoor en Baarn's Meisjes
koor.
7.30 Causerie „40 koninklijke jaren".
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Omroeporkest m.m.v. solisten.
9.15 Reportage.
9.40 Het Renova-kwintet.
10.30 Gramofoonmuziek.
10.45 Sportreportage.
II.00 Berichten ANP. Gramofoonm""-k.
11.4512.00 Orgelspel (Gr.pl.).,
Hilversum II, 301,5 en 415,5 m.
KRO-Uitzending.
8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om circa S.15
Berichten).
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Melodisten m.m.v. sc--
1.20 Gramofoonmuziek).
2.00 Voor de vrouw.
3.00 Gramofoonmuziek.
4.00 Pianovoordracht.
(4.154.45 Gramofoonmuziek).
5.00 KRO-Kamerorkest.
5.45 Felicitatiebezoek.
6.05 Gramofoonmuziek.
6.10 KRO-orkest.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie over Boerhaave.
7.35 Gramofoonmuziek.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 KRO-Melodisten, m.m.v. solist.
8.30 Radiotooneel.
9.15 Vervolg concert.
9.45 Causerie aan den vooravond van K n-
nedag".
10.05 KRO-orkest.
11
(10.3010.40 Berichten ANP).
.0012.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON
ETHEL M. DELL
„Oh Molly! Ik wou dat je er ook geweest
was," zei hjj vol vuur en hartelijk sloeg hij
zijn arm om haar schouders en zoo stonden
zè samen te kijken naar de woelende golven,
die tegen den voet van de Mammoet Rots te
pletter sloegen.
Ze glimlachte naar hem. „Ik ben blij, dat
je het zoo prettig gehad hebt," zei ze. „Maar
ik had eigenlijk gedacht, dat je langer weg
zou blijven."
,.Ja, dat weet ik," antwoordde hij. „En dat
zovi ook wel gebeurd zijn, maar de jonge
Barrett je weet wel. mijn beste vriend
heeft zijn enkel verstuikt en toen kon hij daar
niets anders meer doen dan studeeren."
„En deden julJie dat dan heelemaal niet?"
vroeg ze hem op den man af.
Hij bewoog zich onrustig. Met al haar tee-
derheid kon Molly je soms zoo ellendig in de
war brengen.
„Ik dacht, dat je er hoofdzakelijk voor stu
die was," vervolgde ze, toen Rollo niet ant
woordde.
„Nee, niet hoofdzakelijk," protesteerde hij
vlug. „Iemand gaat toch niet naar zoo'n
prachtig land, alleen maar om den heelen tijd
met zijn neus in de boeken te zitten? Ik ben
er naar toe gegaan om een heeleboel te zien
en te doen en me zoo goed mogelijk te amu
seeren."
„Dus dan heb je eigenlijk heelemaal niet
gestudeerd?" vroeg Molly.
„Neehij aarzelde. Toen plotseling zei
hij: „Toe Molly, denk nu niet dat ik een vent
van niks ben. Ik heb niet veel gestudeerd, dat
is waar. Maar ik had er mijn redenen voor
om terug te komen voor het einde."
Molly riep al haar krachten bij elkaar. Ze
voorzag een moeilijke schermutseling en ze
moest er voor zorgen niet weer al te toe
geeflijk te zijn. „Rollo," zei ze vriendelijk,,
maar beslist, „weet je wel, dat je me door
je gedrag in groote moeilijkheden brengt?"
„Oh lieveling!" riep hij berouwvol uit.
„Maak je over je zoon toch niet ongerust;
hij komt altijd wel weer op zijn pootjes te
recht."
Ze schudde haar hoofd. „Je mag dan al
heel knap zijn in het beklimmen van bergen,
mijn jongen, maar ik zou toch liever zien dat
je langzamerhand wat meer solide op den be-
ganen grond stond."
Hij keek haar lang aan en uit zijn blik be
greep ze dat hij de bedoeling van haar woor
den had begrepen. Eindelijk zei hij langzaam:
„Maar daar is toch nog tijd genoeg voor? Ik
ben' over twee jaar pas eenentwintig en ik
ben vast van plan dan heelemaal onafhan
kelijk te zijn."
„Oh mijn jongen, als dat maar zoo was!"
Plotseling boog hij zich naar haar over en
kuste haar. „Lieve Molly", smeekte hij. „maak
je ovei mij toch niet steeds ongerust; heusch,
het .a niet noodig. Ik weet wel wie daar ach
ter zit, maar laat ik je dan vertellen, dat ik
iets op het oog heb. Jjj denkt, dat ik mijn
tijd maar zoo'n beetje verknoei, maar ik ver
zeker je, dat dat niet waar is. Vertel dat
maar aan „his lordship". Ik ben bezig stevig
de fundamenten te leggen en het zal niet
lang meer duren of ik kan met het eigenlijke
bouwen beginnen. Maar daarvoor heb ik geen
aanbevelingen en diploma's noodig. Die zijn
van meer nut voor mijn adellijke halfbroeders
en -zusters".
Er was een bitterheid in zijn stem, die ze
daar nooit eerder gehoord had en verbaasd
riep ze uit: „Maar Rollo!"
Hjj keek haar vast aan en ze zag dat de
zonnige blijheid geheel van zijn gezicht ver
dwenen was.
„Molly," begon hij opgewonden, „heb jij dan
nooit gevoeld, dat de plaats, die je daar in
neemt, niet meer is dan die van een slavin?
En ik? Een buitenstaander slechts met
tegenzin geduld! Oh...!" Abrupt brak hij af
en met jongensachtige verlegenheid zei hij:
„Vergeet wat ik gezegd heb Molly. Laten
we weer net zoo gezellig met elkaar zijn als
zooeven."
Maar ze was in war en diep geschokt
vroeg ze: „Maar lieveling, hoe kom je op
zulke gedachten? Wie heeft je die in je hoofd
gepraat?"
Hij lachte opgelucht. „Natuurlijk heeft nie
mand me iets in mijn hoofd gepraat! En ik
heb liever niets met dat heele deftige gedoe
te maken, ik ben blij, dat ik er buiten sta.
Nee, ik ben geen socialist, werkelijk niet!
Maar ik haat menschen, die prat gaan op hun
stand en hun titels, iets. waaraan ik geen
waarde hecht. Lieve Molly, strijk die rim
pels weg uit je voorhoofd en maak je niet
bezorgd over je zoon. Binnen twee jaar zal
mijn geachte stiefvader ontheven zijn van de
zen last, dat zweer ik je." Plotseling lachte
hij vroolijk. „Och Molly, geloof toch dat ik
niet zoo'n nutteloos wezen ben als ik wel lijk.
En ik voel. dat ik de mogelijkheden in me
heb om iets te bereiken, iets grootsch!"
„Als je zoo spreekt, lijk je op je vader,"
zei Molly met iets van weemoed. „Oh, hij zou
het ver gebracht hebben!"
„Zie je Molly," zei hij, „ik voel dat ik iets
zal bereiken. Toe, Molly, heb vertrouwen in
me zooals je ook in hem had."
Hij keek haar heel dringend en tegelijker
tijd eerbiedig aan en Molly was te diep ge
roerd om te kunnen spreken. Ze moest eerst
iets wegslikken, voor ze zei; „Ook ik weet
dat je mogelijkheden in je hebt. Dat heb ik
altijd wel geweten. Alleen
„Alleen wat?"
„Mogelijkheden zijn niet alles. IJzer moet
eerst heet gemaakt worden, voor men het kan
smeden."
Zijn blik werd heel zacht. „Oh Molly, dank
voor deze woorden," zei hij. „Ik zal ze nooit
vergeten. En ik zal het vuur steeds blijven
aanhouden. Je zult zien oe hard ik ,u ga wer
ken. His lordship zal tevreden over mij zijn!
In ieder geval zal ik er voor zorgen, dat ik
na mijn eenentwintigste jaar niet meer af
hankelijk ben. En als ik er met mijn her
sens niet kom, zal ik het met mijn handen
doen."
„Wil je me niet vertellen, Rollo welke plan
nen je eigenlijk hebt?"
Hij schudde zijn hoofd. „Nee, lieveling, dat
is een geheim. Maar het is iets, dat ik al
heel lang in mijn hoofd heb, al dien tijd dat
jij dacht, dat ik voor niets anders belangstel
ling had dan pleizier en vermaak. Kijk daar
eens!" riep hij ineens uit en wees naar bene
den. „Oh, wat prachtig!"
Een reusachtige golf was tegen de Mam
moet Rots geslagen en spoot nu fonteinen
van schuim omhoog.
„Zooiets maakt, dat men zich klein voelt,"
zei hij. „Wat is dat mooi!" En toen meteen
op een ander onderwerp overspringende,
vroeg hij: „Hoe heb je het klaar gespeeld hier
naar toe te komen? Het was een reuze idee
van je."
Molly keek droomerïg voor zich uit, een
bezorgde trek om haar mond. .Het is maar
voor twee dagen," zei ze eindelijk, ,,'k heb
beloofd Vrjjdag alweer terug te zullen zijn.
De kinderen zijn verleden week al terug ge
komen. Ze waren hier met Miss Marvin, maar
ze kregen er genoeg van."
„Dwazen!" riep Rollo uit. „Het is mij een
raadsel hoe die arme Miss Mavin h-ït zoo'n
heele vacantie met hen uithoudt. Maar in
ieder geval zullen wij het deze twee dagen
heerlijk samen hebben, al is het jammer, dat
het niet wat langer kan. Maar, dat 's waar
ook! Ikzelf moet Vrijdag ook weg. Laat ik
dat niet vergeten!"
.,Wat is er dan, lieveling? Heb je een af
spraak?"
Hij knikte. „Ja, zooiets. Iemand, die ik ken,
zal ik in Southampton ontmoeten. Daarvoor
ben ik feitelijk zoo gauw teruggekomen." Hij
lachte plotseling tegen haar. „Kijk niet zoo
beduusd! Dacht je soms dat je-eigen jongen
een ondeugend geheimpje voor je had? Nee
hcor! Als je nog wat langer weg kunt blij
ven, moest je maar met me meegaan. Dan
kun je zelf zien."
„Dat gaat niet," antwoordde Molly. „Je
stiefvader verwacht me. Maar wil je me er
niet alles van vertellen, Rollo? Oh, ik wilde
dac je het deed!" Haar stem klonk heel ern
stig.
Zacht streelde hij haar hand. „Lieve Molly!
Als ik het je vertélde, zou je een moeilijk
oogenblik beleven, want his lordship zet zijn
schildpad bril op en zegt: ,Nu, mijn beste
Mary we zullen eens praten over dien zoon
van je. Ik neem aan dat je in zijn vertrou
wen bent en bereid me er cp voor het een of
andere dwaze plan van hem te vernemen be
treffende zijn toekomst!" Rollo bootste zijn
stiefvader precies na, zonder eenige overdrij
ving ongetwijfeld had hij zijn subject goed
bestudeerd.
Tot zijn groote vreugde kon Molly haar
lachen niet weerhouden. „Rollo, je bent een
deugniet! Dat mag je niet doen. En natuurlijk
zal hij zooiets niet zeggen."
„Natuurlijk niet!" zei Rollo onverstoord.
.Maar wat zal hij dan wel zeggen?"
Ze gaf geen rechtstreeksch antwoord op die
vraag, doch vroeg: „Waarom vertel je er me
niet alles van Als ik met je meeging naar
Southampton, zou ik het toch ook weten?"
„Oh nee, dat zou je niet. Je zou alleen we
len wi°n daar jk daar ga ontmoeten. En dan
bovendien, het Is heelïmaal geen noodzaak
dat ik naar Southampton ga het is niet
meer dan een beleefdheid. De persoon in
kwestie verwacht me niet."
Ze keek hem weifelend aan. ,Ik wou, dat
je niet zoo geheimzinnig deed," zei ze.
(Wordt vervolgd.)