Levenstragedie
Russischen schrij ver
van een
Pleegde Alexander Koeprin verraad?
In Rusland is gestorven de groote
Russische schrijver Alexander Koe
prin. Ik las het in een kort tele
gram in het Soerabaiasch Handels
blad, een telegram van slechts en
kele regelen, dat in mij herinnerin
gen wekte uit bewogen tijden.
Alexander was een der grooten der oude
garde, na den dood van Maxim Gorki wel
de grootste, hoewel hij in Nederland en in
de vlaamsche landen weinig bekend is,
daar, voor zoover ik weet, geen zijner ro
mans in het Nederlandsch is vertaald. Wél
bestaan vertalingen van zijn werken in het
Duitsch en het Fransch.
Gestorven is hij op 68-jarigen leeftijd in
zijn vaderland, te Leningrad, het oude Pe
tersburg, waarnaar hij altijd het heimwee
in zich heeft rond gedragen de vele jaren,
dat hij in den vreemde zwierf.
Een ontmoeting.
Slechts enkele malen heb ik Alexander
Koeprin mogen ontmoeten, dezen rustigen.
goeden man met zijn diepe, begrijpende
oogen, zijn groote kennis en zijn echte
menschelijkheid.
Den eersten keer was te Gattsjina* een
stadje op enkele tientallen kilometers van
Petersburg, einde October of begin Novem
ber 1919.
Het stadje was vol militairen; burgers
waren er een zeldzame verschijning. De
bevolking was grootendeels gevlucht voor
het oorlogsgeweld. De generale staf van
bet witte leger van generaal Judénitsj had
er zijn intrek genomen.
Er heerschte een overwinningsroes.
Over vijf dagen, hoogstens tien, zou
men Petersburg binnenrukken en
aan de communistische heerschappij
een einde maken. Reeds hadden pa
trouilles van het witte leger in een
voorstad van Petersburg tramwa
gens veroverd en in brand gesto
ken.
Ik wandelde met eenige andere oorlogs
correspondenten, waaronder mr. Little van
de Chicago Tribune, die enkele' dagen la
ter zwaar werd gewond en slechts met
moeite kon worden gered uit de handen
der „rooden," door de straten van Gattsji-
na.
Een journalist blijft journalist.
Een ongeveer vijftigjarige heer in burger-
kleeding maar met een militaire broek nain
ons groepje opmerkzaam op en zeide plot
seling in eenigszins rammelend Fransch
tot mij: „U bent journalist, meneer".
Eenigszins verbaasd keek ik hem aan en
antwoordde: „Inderdaad, ik ben journalist,
maar hoe kan U dat weten?"
Lachend zeide de al grijzende heer:
„Een Engelsch schrijver beweert:
een advocaat blijft een advocaat tot
in alle eeuwigheden; een geestelijke
is en blijft een geestelijke tot in al
le eeuwigheden en een journalist is
en blijft een journalist tot in alle
eeuwigheden en nog heel lang daar
na. En U bent journalist."
Deze grijzende heer in zijn armoedige
burgerkleeding en militaire broek was
Alexander Koeprin.
Hij noodigde me voor den volgenden dag
bij zich ter thee.
Een tolk noodig.
Aangezien Alexander Koeprin toentertijd
nog niet vlot Fransch sprak en mijn kennis
van het Russisch vrij beperkt was, besloot
ik (onuitgenoodigd) iemand mede te nemen
7n bijgaand artikel geeft ome
correspondent, de heer J. K. Brede-
rode, die op het oogenblik in Indiê
vertoeft, eenige interessante herin
neringen aan den eenigen tijd gele
den overleden Russischen schrijver
Alexander Koeprin.
Op de hem eigen wijze doet onze
medewerker de figuur van Koeprin
voor onze lezers herleven.
die zoo noodig als tolk zou kunnen dienen
en ik verzocht een Estisch journalist, die
behalve Estisch uitstekend Duitsch en Rus
sisch kende, me bij mijn bezoek te verge
zellen. Noor de gulle Russische gastvrijheid
zou dit geen bezwaar vormen.
Alexander Koeprin ontving ons in een
klein, goed verwarmd vertrek, waar hij
blijkbaar alles aan meubelen had onderge
bracht, wat het npode leger hem had ge
laten.
De „samovar" (Russische thee-imachine)
dampte op de tafel, waarop stonden scho
teltjes met kaas, worst, sardines, gebak
ken vischjes, brood en natuurlijk ontbrak
een karaf met wodka niet,
Koeprin over Gorki.
W'ij dronken, wij aten, wij praatten over
den burgeroorlog, over litteratuur. Alexan
der Koeprin verdedigde met warmte Maxim
Gorki, die zich toen aan communistische
zijde bevond, maar, volgens Koeprin vol
strekt geen communist was.
„Een groot mensch is hij en een
groot schrijver, een Russisch
schrijver, die niet buiten zijn land
kan, welike re-geering daar ook
heerscht. Buiten Rusland zou hij
zijn genie verliezen en hij kan niet,
als zoovele anderen, een wijkplaats
zoeken in den vreemde", betoogde
Alexander Koeprin, die, naar mijn
indruk was, evenmin partij had
gekozen en diep den burgeroorlog
betreurde.
Bij het afscheid zeide onze gastheer:
„Tot over een week, hoogstens tien dagen
in Petersburg, waar mijn huis voor u
open staat,"
Ook hij was dus overtuigd, dat het com-
munistiscJ» bewind ten einde liep en dat
het witte leger van generaal Judénitsj
weldra Petersburg zou bezetten.
Hoe ik ontkom.
Het liep anders. De Engelsche vloot, die
in de Finsche Golf geopereerd had, ont
trok plotseling zijn steun aan de witte Rus
sen, die allen moed verloren en in verwar
ring terug trokken. De winter was intus-
schen gekomen, de vorst; sneeuw viel bij
massa's en door de sneeuw begon een
tragische terugtocht naar de Estische
grens. Het was Napoleons terugtocht uit
Rusland in het klein. Van de zestigduizend
man van generaal Judénitsj kon geen der
de deel zich redden. De anderen verloren
het leven in de koude, door honger, door
de kogels der rooden, door de typhus,
In ontkwam gedeeltelijk te voe«t
door de sneeuw en gedeeltelijk met
een gewonden-trein, waarmede ik
de laatste dertig kilometer naar
Narwa af kon leggen. Aan Alexan
der Koeprin had ik niet meer ge
dacht. In zulk een algemeene ver-
•warring geldt: ieder .voor zich en
God voor ons allen.
Van Narwa vertrok ik na enkele dagen
per trein naar Reval (Tallinas), welke
stad toen vol vluchtelingen was. Er was
geen kamer in een hotel te krijgen en de
eerste dagen logeerde ik op 't Nederlandsch
consulaat. Toen kwam er een kamer voor
me vrij in. Hotel ZolotoiL>eff (Gouden
Leeuw), een klein zolderkamertje met een
plafond van balken en twee vensters, waar
door men het uitzicht had op de oude, be
sneeuwde stad.
De schrijver heeft honger.
Op een dag, dat de sneeuw dicht neer
dwarrelde, ontmoette ik Alexander Koeprin
weder. Ook hij had zich weten te redden.
Waar hij toen woonde, weet ik niet, maar
wel had ik den indruk, dat hij niet over
vloedig te eten h«(l. Menigmaal heb ik
hem in dien tijd uitgenoodipd op mijn
klein -zolderkamertje, -n*t echter steeds goed
verwarmd was. Daar onthaalde ik hem
den op een goed maal. 's Avonds was hij
ook vaak bij me en dan dronken we wod
ka en aten de gerechten, die daarbij be-
hooren, de onvolprezen Russische ,«sa-
koesjka". Er was één bezwaar: vroeg ging
hij niet naar huis en menigmaal was het
drie uur 's nachts eer bij besloot op te
stappen. Maar ook dit is echt Russisch
Of... misschien was het bij hem ook de
vrees voor zijn armelijke, onverwarmde k^«
mer, waar hij toen een onderdak had ge
vonden. W'ij spraken Fransch en als hij
nu en dan een Fransch woord niet kende,
wist ik het wel in het Russisch of kon ik
het opzoeken in een Russisch woordenboek.
Ik sprak hem steeds aan met het zeer
eerbiedige en tegelijk eenigszins vertrou
welijke wooad „maitre", den titel, dien men
in het Fransch gebruiken kan voor een
groot schrijver, schilder of componist.
i Afscheid en weerzien.
Toen k'wam het oogenblik, dat we af
scheid moesten nemen. Ik keerde terug
naar West-Europa; Alexander Koeprin zou
naar Finland vertrekken, waar hij een on
derkomen zou vinden bij vrienden.
Vele jaren gingen voorbij en in 1928 (of
was het 1931?) ontmoette ik hem weder, te
Parijs.
Het was in of nabij de Rue de Ro
me, waar de Russische kerk staat,
's Zondags herleeft daar iets van de
glorie van het oude Czarenrijk. Men
ziet (of minstens men „zag") er dan
officieren der Russische keizerlijke
garde in volle uniform, die de rest
der week taxi-chauffeur zijn; een ko
lonel van den generalen staf, die
een kleinen handel in brandstoffen
drijft; een generaal, die in de week
dagen opzichter is in een groot ma
gazijn.- Ook dames zijn daar: baro
nessen, gravinnen, groot-vorstinnen,
deels in kostbare, maar eenigszins
ouderwetsche gewaden. Men begroet
elkander daar plechtstatig en de
heeren kussen de dames vol eerbied
de hand.
De kerk Is overvoï en ook het voorplein
is vol met een dichte menigte, want deze
kerk is nog voor den oorlog gebouwd en
niet berekend op een zoo groote Russische
kolonie.
In de nabijheid bevinden zicK eenige
kleine, echt Russische restaurants, waar
nergens de „Ikon" (Russisch heiligenbeeld)
ontbreekt,
In een 'dier restaurants vond ik
Alexander Koeprin na jaren terug.
Hij herkende mij nog; ik noodigde
hem weder te eten en uren zaten we
tezamen.
Hij was zeer oud geworden. Hij schreef
nog zeer weinig, vertelde hij me. Waar zou
hij een Russischen uitgever hebben kun
nen vinden? Hij sprak veel beter Fransch
dan indertijd in Rusland, maar hij maakte
op mij den indruk van een hopeloos door
het noodlot geslagen man. NVij praatten
over het oude Rusland, waarnaar hij een
onzegbaar heimwee 'scheen te hebben.
Naar Rusland terug.
Eenige Jaren later vernam Ik', dat goede
vrienden een tournée in Slavische landen
voor hem hadden georganiseerd. Hij hield
voordrachten in het Russisch te Zagreb, te
Belgrado en elders, waar hij zeer gehuldigd
werd en eenig geld verdiende.
ZONDAG 11 SEPTEMBER 1938.
Rtlversum I, 1875 m.
8.55 VARA. 10.00 VPRO. 13.00 AVRO.
5.00 VARA. 8.00—12.00 AVRO.
8.55 Gramofoonmuziek.
9l00 Berichten.
9.05 Tutnbouwpraatje.
9.30 Gramofoonmuziek.
9.45 Causerie „Van Staat en Maatschappij".
9.59 Berichten.
10.00 Zondagsschool.
10.30 Nederduitsch Hervormde Kerkdienst.
11.50 Toespraak „Nog twee weken".
12.00 Het woord van de week.
12.05 Orgel en viool.
12.30 Schilderij bespreking.
12.45 De Twillight Serenaders.
1.30 Causerie.
I.50 Gramofoonmuziek.
2.00 Boekenhalfuur.
2.30 Vioolvoordracht met planobegeleiding.
3.00 Het Omroeporkest m.m.v. solisten en
gramofoonmuziek.
4.30 Gramofoonmuziek.
5.30 Kinderuurtje.
6.00 Esmeralda.
6.30 Sportuitzendlng.
6.45 Sportnieuws ANP, gramofoonmuziek.
7.00 Gramofoonmuziek.
7.30 Noviteiten-orkest m.m.v. solisten.
8.00 Berichten ANP en mededeelingen.
8.15 Het Residentie-orkest m.m.v. soliste.
9.15 Radiojournaal.
9.30 Het Amusementsorkest m.m.v. de AVRO-
Girls en de „Internationaal Three".
10.30 Gramofoonmuziek.
II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 Het
AVRO-Aeolian-orkest (e.o.).
Hilversum n, 301.5 en 415.5 m.
8A0 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO.
NCRV. 7.45—11.30 KRO.
5.00
8.30 Morgenwijding.
9.30 Gewjjde muziek (gr.pl.)
10.20 Doopsgezinde kerkdienst. Hierna: Or
gelconcert.
12.15 KRO-orkest (1.001,20 Roekbespre
king).
2.00 Vragenbeantwoordlng.
2.45 Gramofoonmuziek.
3.00 KRO-orkest m.m.v. soliste.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.15 Ziekaaiof.
4.555.00 Gramofoonmuziek.
5.05 Gereformeerde Kerkdienst. Hierna: Or
gelconcert.
7.15 Gewijde muziek (gr.pl.).
7.45 CauSerie namens de Nationale R.K.
Commissie voor Jeugdwerkloozenzorg.
8.05 Berichten ANP en mededeelingen.
8.15 Reportage ter gelegenheid van het 40-
jarig Regeringsjubileum van H.M. Ko
ningin Wilhelmina (gr.opn.).
9.30 Radiotooneel.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Epiloog.
11.0011.30 Esperantolezing.
MAANDAG 12 SEPTEMBER 1938.
Hilversum I, 1875 m.
Algemeen Programma, verzorgd door de
VARA.
8.00 Gramofoonmuziek (Om 8.16 Ber.).
10.00 Morgenwijding.
10.20 Declamatie.
10.40 Cello en piano.
11.10 Vervolg declamatie.
11.30 Orgelspel.
12.00 „Esmeralda". (Om 12.15 Berichten).
12.45 VARA-Orkest.
I.301.45 Gramofoonmuziek.
2.00 Gramofoonmuziek,
3.00 Declamatie.
3.30 Pianovoordracht en gramofoonmuziek.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.305.00 Voor de kinderen.
5.05 Gramofoonmuziek.
5.45 Orgel en ^ang.
6.15 Gramofoonmuziek.
6.30 Muzikale causerie en gramofoonmuziek,
7.10 Causerie: „1938 Het begin der korte-
golfperiode".
7.30 Trio-concert.
7.50 Gramofoonmuziek.
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP.
8.10 VARA-Orkest.
8.45 Declamatie.
9.00 Vervolg concert.
9.30 „Fantasia".
10.00 Berichten ANP.
10.05 Gramofoonmuziek.
10.30 Accordeonsextet.
10.5012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n, 301.5 en 415.5 m.
NCRV-uitzending.
8.00 Schriftlezing, meditatie.
8.15 Berichten, gramofoonmuziek (9.309.43
Geluk wenschen
10.30 Morgendienst.
II.00 Christelijke lectuur.
11.30 Gramofoonmuziek
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 De Gooilanders. In de pauze: Gramo
foonmuziek.
2.00 Voor de scholen.
2.35 Gramofoonmuziek.
3.00 Vragenbeantwoording over kamerplanten
3.40 Gramofoonmuziek.
3.45 Bijbellezing.
4.45 Gramofoonmuziek.
5.15 Kinderuurtje.
6.20 Gramofoonmuziek.
6.30 Vragenuur. (7.00—7.15 Berichten).
7.45 Reportage, eventueel gramofoonmuziek.
8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Ber.
8.15 Leger des Heils-Samenkomst.
9.15 De Vedelaars.
10.00 Berichten ANP.
10.05 Zang met pianobegeleiding.
10.45 Gymnastiekles.
11.00 Kamermuziek.
11.25 Gramofoonmuziek.
ca. 11.5012.00 Schriftlezing.
Het vorig jaar, toen ik me voor korten
tijd te Bagdad bevond, ontmoette ik daar
een ouden Russischen kennis, die me ver
telde:
„Weet Je het al? Alexander Koe
prin ls naar Rusland teruggekeerd.
De Sovjet-regeering heeft hem weten
te bewegen zich weder in Rusland
te vestigen. Ze hebben na den dood
van zoovelen der oude garde behoef
te aan mensohen van talent en
Alexander Koeprin heeft zich laten
hepraten en heeft verraad gepleegd
door over te loopen naar de commu
nisten."
Ik herinnerde nie toen, wat «Alexander
Koeprin te Gattsjina me eens had gezegd
over Maxim Gorki: „Hij is een Russisch
schrijver, die niet buiten zijn land kan, wel
ke regeering daar ook heerscht. Buiten Rus
land zou hij zijn genie verliezen."
En ik verdedigde hem tegenover mijn Rus
sischen kennis, die over „verraad" had ge
sproken.
Anderhalf jaar geleden keerde hij terug
naar Rusland, maar geschreven heeft hij
daar niet veel meer. Hij is er heen gegaan
om er te sterven, maar gestorven is hij dan
toch in hqt groote Rusland, te Petersburg,
Leningrad, de stad, waarvan hij zooveel
hield en Russische aarde dekt zijn graf.
J. K. BREDERODE.
FEUILLETON.
ETHEl M. DELl
Zelfs Caroline miste hem niet al te erg en
ze maakte zich in het geheel niet bezorgd over
haar broeder. Ze hoonde Molly, omdat ze er
zoo afgemat uitzag en ze vond het beslist een
beleediging voor het geslacht Aubreystone,
dat haar schoonzuster wel eens durfde twij
felen aan Ivor's algeheel herstel.
Aldyth dacht er ongeveer evenzoo over.
„Waarom maak je je toch zoo bezorgd, moe
der? Over een paar weken is hij weer heele-
maal opgeknapt en dan is iedereen vergeten
dat h(j ooit ziek is geweest."
Molly maakte haar er op attent dat haar
vader niet zoo heel jong meer was. waarop de
jongedame antwoordde: „Ja, dat weten we
allemaal wel. Trouwens, zelf ben je ook al
achtendertig Wat moet het verschrikkelijk
zijn om ouder dan dertig jaar te worden! Maar
hou je maar taai, hoor!" ratelde ze verder. „Je
zult zien, hij komt er weer gauw bovenop -
vooreerst word je nog niet koningin-wedu e.
Molly maakte zich niet gauw boos, maar op
dat oogenblik voelde ze beslist een heiige anti-
pathie tegen haar oudste dochter.
En toen kwam Vivian naar haar toe ?M"
tien jaar oud, heel kalm, met een sarcastisch
air, „En moeder, Rollo is zeker druk bezig zich
onmisbaar te maken! Het lijkt me ovengens
geen pretje voor den ouden heer, zoo in een
ziekenhuis opgeborgen te worden. Ik vrees,
dat ik hem wel zal moeten gaan opzoeken
voor ik naar Eton terugga."
„Dat zou Je kunnen doen," antwoordde
Molly. „Ik weet zeker, dat je vader heel blij
zal zijn je te zien en voor Rollo behoef je
niet bang te zijn hij staat niemand in
den weg."
„Nu, als dat wel het geval was, zou ik me
daar toch niet aan storen," zei Vivian. „Maar
overigens weet ik nog niet of ik er wel heen
zal gaan. Het is heusch geen pretje, lieve
moeder, een heelen dag te verspillen in die
stoffige stad, vooral nu er nog maar zoo wei
nig vacantiedagen over zjjn. En toch..."
„Je vindt dat het Je plicht is," wilde Molly
hem helpen.
Een verachtelijk lachje ontsierde zijn Jonge
gezicht. „Nee, dat is het niet," protesteerde hij.
„Hij heeft jou den heelen dag om zich heen om
op hem te passen meer heeft hij heusch
niet noodig. Ik had het misschien ook niet be
hoeven voor te stellen... In ieder geval in
dien m(jn komst gewenscht is, behoef Je m(j
maar even op te bellen.'
Op dat moment kwamen Oswald en Wine-
fride het vertrek binnen hollen, luid kibbe
lende over een tennisracket. En niemand was
er meer, die aan den zieken vader dacht.
Molly maakte zich zoo gauw mogel(jk uit
de voeten, bitter gestemd en hevig teleurge
steld. Ze zocht Rose Masters op, teneinde met
haar te bespreken wat de kinderen nog noodig
mochten hebben voor hun aanstaand vertrek
naar school.
Rose Masters was alttjd vol sympathie. „U
ziet er slecht uit, my lady; U hebt natuurlijk
een vermoeienden en spannenden tijd gehad."
„Ik voel me erg moe," zei Molly. „Maar ge
lukkig hebben we het ergste gehad. Het gaat
met his lordship veel beter. Morgen ga ik
weer naar hem terug."
„Maar U moet noodig eens wat rust ne
men," zei Rose. „Kan ik niet met U meegaan
naar Londen, my lady, en voor U zorgen?
Wanneer de jongedames en -heeren weer naar
school zijn, valt er voor mij hier toch niets
meer te doen."
„Ik zou het heel prettig vinden je bij me te
1 hebben," zei Molly. „En ik zal er nog eens over
denken."
Rose's alledaagsche gezicht begon van
vreugde te glimlachen. „Ik vind het heerlijk,
wanneer ik iets doen kan, my lady speciaal
wanneer het voor U is of Maater Rollo".
„Dank je Rose," zei Molly vriendelijk.
Tijdens den terugtocht naar Londen den vol
genden dag blikte ze nog eens terug op haar
bezoek aan Aubreystone Caatle. Dit stemde
haar eenigszins droevig. Alleen Rose voelde
werkelijke sympathie voor haar en bovendien
waa haar devotie voor Rollo een band tus-
schen hen. Van de andere kinderen hield ze
ook wel, maar Molly wist dat dat heel wat
anders waa. Nu had geen van allen haar zor
gen meer noodig, behalve tijdens de vacainties.
Wanneer de kinderen weer naar school waren,
deed ze eigenlijk dienst als een soort kamenier
voor Molly. Er was tusschen de beide vrouwen
een hechte vriendschap gegroeid, ofschoon
geen van beiden hier ooit over sprak, een
vriendschap, die door standsverschil niet be-
invloed kon worden.
Ook Awkins was een sterke bondgenoot
dat wist Molly. En met welgevallen keek ze
naar zijn breeden rug en vierkainte schouders
en ze voelde zich heel veilig met hem in de
auto. Ze moest zien Ivor over te halen een
tijdje met haar en deze twee trouwe bedien
den, om voor hen te zorgen, naar Tregant te
gaan. Daar zou hij veel sneller geheel genezen
dan op zijn voorvaderlijk slot, waar vele plich
ten hem direct weer zouden opeischen.
Het idee kwam haar hoe langer hoe aan
lokkelijker voor. Het huis in Tregant
Aubreys was aan de zorg van een ouden
tuinbaas en diens vrouw toevertrouwd. Ze was
er van overtuigd, dat dit zomerhuis juist heel
geriefelijk ingericht kon worden voor een her
stellende. Het vooruitzicht, een paar weken
door te brengen in deze geliefde omgeving,
deed haar hart sneller kloppen. Ze verbrak de
stilte en vroeg Awkins wat hij wel van dit
plan dacht.
Z(jn antwoord klonk zeer bemoedigend. „Oh.
my lady, dat zou prachtig zijn," zei h(j. „Zoo
als U zegt zal his lordship op Aubreystone
Castle geen rust vinden, evenmin als Uw lady
ship. En, als U iemand noodig hebt om U een
handje te helpen, dan kunt U op Awkins
rekenen."
„Dank je," zei ze eenvoudig. „Dat wist ik
wel."
Nu het zwijgen eenmaal verbroken was,
sprak Awkins voort, af en toe even half om
kijkende, maar dan gauw weer op den weg let
tende. „Dan is daar Master Rollo. Het is heele-
maal niet goed voor hem zoo op zijn eigen
houtje in de stad te zijn. Ik hoop dat U mfl
niet te brutaal vindt, my lady maar ik zou
zeggen, dat U hem ook maar mee naar buiten
moest nemen. H(j is nog wel onbedorven, maar
zoo'n groote stad is nooit goed voor een jong-
mensch."
„Ik weet niet zeker of een'dergelijke rege
ling his lordship wel aangenaam zou z(jn
en we moeten voor alles aan hem denken."
„Master Rollo moest eigenlijk veel vaker bij
U zijn," zei Awkins weer. „Hij vertoont zich
veel te weinig. Ik geloof dat het hard noodig
is dat iemand hem eens flink onder handen
neemt."
„Dat geloof ik niet," zei Molly haastig. „Hij
komt heel vaak bij me, maar ik wil hem zoo
veel mogelijk vrij laten h(j moet ook aan
z(jn eigen toekomst denken".
„Nou, het is maar te hopen, dat hij daar iets
van terecht brengt," zei Awkins op een toon,
die niet veel vertrouwen daarin deed vermoe
den.
Molly zei niets meer; ook zij had haar twij
fel, maar dat kon ze hem niet vertellen. Als
Geoffrey Asterby niet met haar gesproken
had, zou ze zich nog veel minder gerust voelen.
Maar voor diens meening had ze veel respect
en hij scheen te denken dat Rollo op het goede
pad was.
In ieder geval mocht ze haar jongen niet
terug houden; hjj moest zijn kans grijpen. Al
leen hoopte ze maar, dat Ivor op den duur aan
Rollo's plannen zijn goedkeuring kon hechten.
Hjj had zijn stiefzoon na dat ongelukkige
gesprek vlak voor Ivor's operatie niet meer
ontmoet en Molly had er zoo'n voorgevoel van
dat er moeilijkheden in het vooruitzicht waren.
Enfin, als het dan een definitieve breuk moest
zijn, was het maar goed dat Rollo trachtte
zelfstandig te worden; ze had voldoende ver
trouwen in hem om er van overtuigd te zijn,
dat hij dit doel zou weten te bereiken, ook al
zou hij aan het tooneel niet slagen.
Ze vroeg zich af wat voor soort man die
acteur was, aan wien Rollo zichzelf zoo zonder
meer had toevertrouwd en als in antwoord op
haar gedachten, zei Awkins: „Die Mr. Craven
Ferrars, waar Master Rollo zoo druk mee is
en over wien iedereen praat, schijnt een be
roemd man, my lady. Maar zoo is het niet al-
tijd geweest. Ikzelf heb hem jaren geleden ge
zien aan het front in Frankrijk. Ik zou er een
eed op durven doen, dat hij de man was, wiens
gezicht was kapot geschoten en die toen als
van den duivel bezeten wegholde."
„Goeie hemel!" riep Molly uit „Wat ver
schrikkelijk! Weet je wel zeker dat hij de
zelfde is?"
„Nou, heelemaal zeker natuurlijk niet. Maar
het schjjnt dat ook hij een gezicht had, dat
heelemaal verminkt was en dat ze hem in
Amerika weer aan elkaar hebben gelapt. Als
hjj b(j de Cambrische Lichte Infanterie was.
dan moet hjj het wel geweest."
Molly's hart begon hevig te bonzen. „Ik
vraag me af oi hjj daar werkelijk bij was," zei
ze. „Er waren er zooveel. Mijn eerste man
Rollo's vader was ook bij de Cambrische
Infanterie."
De woorden hadden heel droevig geklonken
en verschrikt maakte Awkins zijn excuus.
Daarna zwegen beiden.
Molly zat peinzend achter in de auto.
Vreemd dat zoo'n paar toevallige woorden
haar een herinnering hadden teruggebracht,
die ze geheel scheen vergeten het doffe ge
kreun van de kanonnen, dat haar eens tot in
de ziel had gefolterd.
(IVordt vervolgd.)