Levenstragedie Russischen schrij ver van een Pleegde Alexander Koeprin verraad? In Rusland is gestorven de groote Russische schrijver Alexander Koe prin. Ik las het in een kort tele gram in het Soerabaiasch Handels blad, een telegram van slechts en kele regelen, dat in mij herinnerin gen wekte uit bewogen tijden. Alexander was een der grooten der oude garde, na den dood van Maxim Gorki wel de grootste, hoewel hij in Nederland en in de vlaamsche landen weinig bekend is, daar, voor zoover ik weet, geen zijner ro mans in het Nederlandsch is vertaald. Wél bestaan vertalingen van zijn werken in het Duitsch en het Fransch. Gestorven is hij op 68-jarigen leeftijd in zijn vaderland, te Leningrad, het oude Pe tersburg, waarnaar hij altijd het heimwee in zich heeft rond gedragen de vele jaren, dat hij in den vreemde zwierf. Een ontmoeting. Slechts enkele malen heb ik Alexander Koeprin mogen ontmoeten, dezen rustigen. goeden man met zijn diepe, begrijpende oogen, zijn groote kennis en zijn echte menschelijkheid. Den eersten keer was te Gattsjina* een stadje op enkele tientallen kilometers van Petersburg, einde October of begin Novem ber 1919. Het stadje was vol militairen; burgers waren er een zeldzame verschijning. De bevolking was grootendeels gevlucht voor het oorlogsgeweld. De generale staf van bet witte leger van generaal Judénitsj had er zijn intrek genomen. Er heerschte een overwinningsroes. Over vijf dagen, hoogstens tien, zou men Petersburg binnenrukken en aan de communistische heerschappij een einde maken. Reeds hadden pa trouilles van het witte leger in een voorstad van Petersburg tramwa gens veroverd en in brand gesto ken. Ik wandelde met eenige andere oorlogs correspondenten, waaronder mr. Little van de Chicago Tribune, die enkele' dagen la ter zwaar werd gewond en slechts met moeite kon worden gered uit de handen der „rooden," door de straten van Gattsji- na. Een journalist blijft journalist. Een ongeveer vijftigjarige heer in burger- kleeding maar met een militaire broek nain ons groepje opmerkzaam op en zeide plot seling in eenigszins rammelend Fransch tot mij: „U bent journalist, meneer". Eenigszins verbaasd keek ik hem aan en antwoordde: „Inderdaad, ik ben journalist, maar hoe kan U dat weten?" Lachend zeide de al grijzende heer: „Een Engelsch schrijver beweert: een advocaat blijft een advocaat tot in alle eeuwigheden; een geestelijke is en blijft een geestelijke tot in al le eeuwigheden en een journalist is en blijft een journalist tot in alle eeuwigheden en nog heel lang daar na. En U bent journalist." Deze grijzende heer in zijn armoedige burgerkleeding en militaire broek was Alexander Koeprin. Hij noodigde me voor den volgenden dag bij zich ter thee. Een tolk noodig. Aangezien Alexander Koeprin toentertijd nog niet vlot Fransch sprak en mijn kennis van het Russisch vrij beperkt was, besloot ik (onuitgenoodigd) iemand mede te nemen 7n bijgaand artikel geeft ome correspondent, de heer J. K. Brede- rode, die op het oogenblik in Indiê vertoeft, eenige interessante herin neringen aan den eenigen tijd gele den overleden Russischen schrijver Alexander Koeprin. Op de hem eigen wijze doet onze medewerker de figuur van Koeprin voor onze lezers herleven. die zoo noodig als tolk zou kunnen dienen en ik verzocht een Estisch journalist, die behalve Estisch uitstekend Duitsch en Rus sisch kende, me bij mijn bezoek te verge zellen. Noor de gulle Russische gastvrijheid zou dit geen bezwaar vormen. Alexander Koeprin ontving ons in een klein, goed verwarmd vertrek, waar hij blijkbaar alles aan meubelen had onderge bracht, wat het npode leger hem had ge laten. De „samovar" (Russische thee-imachine) dampte op de tafel, waarop stonden scho teltjes met kaas, worst, sardines, gebak ken vischjes, brood en natuurlijk ontbrak een karaf met wodka niet, Koeprin over Gorki. W'ij dronken, wij aten, wij praatten over den burgeroorlog, over litteratuur. Alexan der Koeprin verdedigde met warmte Maxim Gorki, die zich toen aan communistische zijde bevond, maar, volgens Koeprin vol strekt geen communist was. „Een groot mensch is hij en een groot schrijver, een Russisch schrijver, die niet buiten zijn land kan, welike re-geering daar ook heerscht. Buiten Rusland zou hij zijn genie verliezen en hij kan niet, als zoovele anderen, een wijkplaats zoeken in den vreemde", betoogde Alexander Koeprin, die, naar mijn indruk was, evenmin partij had gekozen en diep den burgeroorlog betreurde. Bij het afscheid zeide onze gastheer: „Tot over een week, hoogstens tien dagen in Petersburg, waar mijn huis voor u open staat," Ook hij was dus overtuigd, dat het com- munistiscJ» bewind ten einde liep en dat het witte leger van generaal Judénitsj weldra Petersburg zou bezetten. Hoe ik ontkom. Het liep anders. De Engelsche vloot, die in de Finsche Golf geopereerd had, ont trok plotseling zijn steun aan de witte Rus sen, die allen moed verloren en in verwar ring terug trokken. De winter was intus- schen gekomen, de vorst; sneeuw viel bij massa's en door de sneeuw begon een tragische terugtocht naar de Estische grens. Het was Napoleons terugtocht uit Rusland in het klein. Van de zestigduizend man van generaal Judénitsj kon geen der de deel zich redden. De anderen verloren het leven in de koude, door honger, door de kogels der rooden, door de typhus, In ontkwam gedeeltelijk te voe«t door de sneeuw en gedeeltelijk met een gewonden-trein, waarmede ik de laatste dertig kilometer naar Narwa af kon leggen. Aan Alexan der Koeprin had ik niet meer ge dacht. In zulk een algemeene ver- •warring geldt: ieder .voor zich en God voor ons allen. Van Narwa vertrok ik na enkele dagen per trein naar Reval (Tallinas), welke stad toen vol vluchtelingen was. Er was geen kamer in een hotel te krijgen en de eerste dagen logeerde ik op 't Nederlandsch consulaat. Toen kwam er een kamer voor me vrij in. Hotel ZolotoiL>eff (Gouden Leeuw), een klein zolderkamertje met een plafond van balken en twee vensters, waar door men het uitzicht had op de oude, be sneeuwde stad. De schrijver heeft honger. Op een dag, dat de sneeuw dicht neer dwarrelde, ontmoette ik Alexander Koeprin weder. Ook hij had zich weten te redden. Waar hij toen woonde, weet ik niet, maar wel had ik den indruk, dat hij niet over vloedig te eten h«(l. Menigmaal heb ik hem in dien tijd uitgenoodipd op mijn klein -zolderkamertje, -n*t echter steeds goed verwarmd was. Daar onthaalde ik hem den op een goed maal. 's Avonds was hij ook vaak bij me en dan dronken we wod ka en aten de gerechten, die daarbij be- hooren, de onvolprezen Russische ,«sa- koesjka". Er was één bezwaar: vroeg ging hij niet naar huis en menigmaal was het drie uur 's nachts eer bij besloot op te stappen. Maar ook dit is echt Russisch Of... misschien was het bij hem ook de vrees voor zijn armelijke, onverwarmde k^« mer, waar hij toen een onderdak had ge vonden. W'ij spraken Fransch en als hij nu en dan een Fransch woord niet kende, wist ik het wel in het Russisch of kon ik het opzoeken in een Russisch woordenboek. Ik sprak hem steeds aan met het zeer eerbiedige en tegelijk eenigszins vertrou welijke wooad „maitre", den titel, dien men in het Fransch gebruiken kan voor een groot schrijver, schilder of componist. i Afscheid en weerzien. Toen k'wam het oogenblik, dat we af scheid moesten nemen. Ik keerde terug naar West-Europa; Alexander Koeprin zou naar Finland vertrekken, waar hij een on derkomen zou vinden bij vrienden. Vele jaren gingen voorbij en in 1928 (of was het 1931?) ontmoette ik hem weder, te Parijs. Het was in of nabij de Rue de Ro me, waar de Russische kerk staat, 's Zondags herleeft daar iets van de glorie van het oude Czarenrijk. Men ziet (of minstens men „zag") er dan officieren der Russische keizerlijke garde in volle uniform, die de rest der week taxi-chauffeur zijn; een ko lonel van den generalen staf, die een kleinen handel in brandstoffen drijft; een generaal, die in de week dagen opzichter is in een groot ma gazijn.- Ook dames zijn daar: baro nessen, gravinnen, groot-vorstinnen, deels in kostbare, maar eenigszins ouderwetsche gewaden. Men begroet elkander daar plechtstatig en de heeren kussen de dames vol eerbied de hand. De kerk Is overvoï en ook het voorplein is vol met een dichte menigte, want deze kerk is nog voor den oorlog gebouwd en niet berekend op een zoo groote Russische kolonie. In de nabijheid bevinden zicK eenige kleine, echt Russische restaurants, waar nergens de „Ikon" (Russisch heiligenbeeld) ontbreekt, In een 'dier restaurants vond ik Alexander Koeprin na jaren terug. Hij herkende mij nog; ik noodigde hem weder te eten en uren zaten we tezamen. Hij was zeer oud geworden. Hij schreef nog zeer weinig, vertelde hij me. Waar zou hij een Russischen uitgever hebben kun nen vinden? Hij sprak veel beter Fransch dan indertijd in Rusland, maar hij maakte op mij den indruk van een hopeloos door het noodlot geslagen man. NVij praatten over het oude Rusland, waarnaar hij een onzegbaar heimwee 'scheen te hebben. Naar Rusland terug. Eenige Jaren later vernam Ik', dat goede vrienden een tournée in Slavische landen voor hem hadden georganiseerd. Hij hield voordrachten in het Russisch te Zagreb, te Belgrado en elders, waar hij zeer gehuldigd werd en eenig geld verdiende. ZONDAG 11 SEPTEMBER 1938. Rtlversum I, 1875 m. 8.55 VARA. 10.00 VPRO. 13.00 AVRO. 5.00 VARA. 8.00—12.00 AVRO. 8.55 Gramofoonmuziek. 9l00 Berichten. 9.05 Tutnbouwpraatje. 9.30 Gramofoonmuziek. 9.45 Causerie „Van Staat en Maatschappij". 9.59 Berichten. 10.00 Zondagsschool. 10.30 Nederduitsch Hervormde Kerkdienst. 11.50 Toespraak „Nog twee weken". 12.00 Het woord van de week. 12.05 Orgel en viool. 12.30 Schilderij bespreking. 12.45 De Twillight Serenaders. 1.30 Causerie. I.50 Gramofoonmuziek. 2.00 Boekenhalfuur. 2.30 Vioolvoordracht met planobegeleiding. 3.00 Het Omroeporkest m.m.v. solisten en gramofoonmuziek. 4.30 Gramofoonmuziek. 5.30 Kinderuurtje. 6.00 Esmeralda. 6.30 Sportuitzendlng. 6.45 Sportnieuws ANP, gramofoonmuziek. 7.00 Gramofoonmuziek. 7.30 Noviteiten-orkest m.m.v. solisten. 8.00 Berichten ANP en mededeelingen. 8.15 Het Residentie-orkest m.m.v. soliste. 9.15 Radiojournaal. 9.30 Het Amusementsorkest m.m.v. de AVRO- Girls en de „Internationaal Three". 10.30 Gramofoonmuziek. II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 Het AVRO-Aeolian-orkest (e.o.). Hilversum n, 301.5 en 415.5 m. 8A0 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO. NCRV. 7.45—11.30 KRO. 5.00 8.30 Morgenwijding. 9.30 Gewjjde muziek (gr.pl.) 10.20 Doopsgezinde kerkdienst. Hierna: Or gelconcert. 12.15 KRO-orkest (1.001,20 Roekbespre king). 2.00 Vragenbeantwoordlng. 2.45 Gramofoonmuziek. 3.00 KRO-orkest m.m.v. soliste. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.15 Ziekaaiof. 4.555.00 Gramofoonmuziek. 5.05 Gereformeerde Kerkdienst. Hierna: Or gelconcert. 7.15 Gewijde muziek (gr.pl.). 7.45 CauSerie namens de Nationale R.K. Commissie voor Jeugdwerkloozenzorg. 8.05 Berichten ANP en mededeelingen. 8.15 Reportage ter gelegenheid van het 40- jarig Regeringsjubileum van H.M. Ko ningin Wilhelmina (gr.opn.). 9.30 Radiotooneel. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Epiloog. 11.0011.30 Esperantolezing. MAANDAG 12 SEPTEMBER 1938. Hilversum I, 1875 m. Algemeen Programma, verzorgd door de VARA. 8.00 Gramofoonmuziek (Om 8.16 Ber.). 10.00 Morgenwijding. 10.20 Declamatie. 10.40 Cello en piano. 11.10 Vervolg declamatie. 11.30 Orgelspel. 12.00 „Esmeralda". (Om 12.15 Berichten). 12.45 VARA-Orkest. I.301.45 Gramofoonmuziek. 2.00 Gramofoonmuziek, 3.00 Declamatie. 3.30 Pianovoordracht en gramofoonmuziek. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.305.00 Voor de kinderen. 5.05 Gramofoonmuziek. 5.45 Orgel en ^ang. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.30 Muzikale causerie en gramofoonmuziek, 7.10 Causerie: „1938 Het begin der korte- golfperiode". 7.30 Trio-concert. 7.50 Gramofoonmuziek. 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP. 8.10 VARA-Orkest. 8.45 Declamatie. 9.00 Vervolg concert. 9.30 „Fantasia". 10.00 Berichten ANP. 10.05 Gramofoonmuziek. 10.30 Accordeonsextet. 10.5012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum n, 301.5 en 415.5 m. NCRV-uitzending. 8.00 Schriftlezing, meditatie. 8.15 Berichten, gramofoonmuziek (9.309.43 Geluk wenschen 10.30 Morgendienst. II.00 Christelijke lectuur. 11.30 Gramofoonmuziek 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 De Gooilanders. In de pauze: Gramo foonmuziek. 2.00 Voor de scholen. 2.35 Gramofoonmuziek. 3.00 Vragenbeantwoording over kamerplanten 3.40 Gramofoonmuziek. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.15 Kinderuurtje. 6.20 Gramofoonmuziek. 6.30 Vragenuur. (7.00—7.15 Berichten). 7.45 Reportage, eventueel gramofoonmuziek. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Ber. 8.15 Leger des Heils-Samenkomst. 9.15 De Vedelaars. 10.00 Berichten ANP. 10.05 Zang met pianobegeleiding. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Kamermuziek. 11.25 Gramofoonmuziek. ca. 11.5012.00 Schriftlezing. Het vorig jaar, toen ik me voor korten tijd te Bagdad bevond, ontmoette ik daar een ouden Russischen kennis, die me ver telde: „Weet Je het al? Alexander Koe prin ls naar Rusland teruggekeerd. De Sovjet-regeering heeft hem weten te bewegen zich weder in Rusland te vestigen. Ze hebben na den dood van zoovelen der oude garde behoef te aan mensohen van talent en Alexander Koeprin heeft zich laten hepraten en heeft verraad gepleegd door over te loopen naar de commu nisten." Ik herinnerde nie toen, wat «Alexander Koeprin te Gattsjina me eens had gezegd over Maxim Gorki: „Hij is een Russisch schrijver, die niet buiten zijn land kan, wel ke regeering daar ook heerscht. Buiten Rus land zou hij zijn genie verliezen." En ik verdedigde hem tegenover mijn Rus sischen kennis, die over „verraad" had ge sproken. Anderhalf jaar geleden keerde hij terug naar Rusland, maar geschreven heeft hij daar niet veel meer. Hij is er heen gegaan om er te sterven, maar gestorven is hij dan toch in hqt groote Rusland, te Petersburg, Leningrad, de stad, waarvan hij zooveel hield en Russische aarde dekt zijn graf. J. K. BREDERODE. FEUILLETON. ETHEl M. DELl Zelfs Caroline miste hem niet al te erg en ze maakte zich in het geheel niet bezorgd over haar broeder. Ze hoonde Molly, omdat ze er zoo afgemat uitzag en ze vond het beslist een beleediging voor het geslacht Aubreystone, dat haar schoonzuster wel eens durfde twij felen aan Ivor's algeheel herstel. Aldyth dacht er ongeveer evenzoo over. „Waarom maak je je toch zoo bezorgd, moe der? Over een paar weken is hij weer heele- maal opgeknapt en dan is iedereen vergeten dat h(j ooit ziek is geweest." Molly maakte haar er op attent dat haar vader niet zoo heel jong meer was. waarop de jongedame antwoordde: „Ja, dat weten we allemaal wel. Trouwens, zelf ben je ook al achtendertig Wat moet het verschrikkelijk zijn om ouder dan dertig jaar te worden! Maar hou je maar taai, hoor!" ratelde ze verder. „Je zult zien, hij komt er weer gauw bovenop - vooreerst word je nog niet koningin-wedu e. Molly maakte zich niet gauw boos, maar op dat oogenblik voelde ze beslist een heiige anti- pathie tegen haar oudste dochter. En toen kwam Vivian naar haar toe ?M" tien jaar oud, heel kalm, met een sarcastisch air, „En moeder, Rollo is zeker druk bezig zich onmisbaar te maken! Het lijkt me ovengens geen pretje voor den ouden heer, zoo in een ziekenhuis opgeborgen te worden. Ik vrees, dat ik hem wel zal moeten gaan opzoeken voor ik naar Eton terugga." „Dat zou Je kunnen doen," antwoordde Molly. „Ik weet zeker, dat je vader heel blij zal zijn je te zien en voor Rollo behoef je niet bang te zijn hij staat niemand in den weg." „Nu, als dat wel het geval was, zou ik me daar toch niet aan storen," zei Vivian. „Maar overigens weet ik nog niet of ik er wel heen zal gaan. Het is heusch geen pretje, lieve moeder, een heelen dag te verspillen in die stoffige stad, vooral nu er nog maar zoo wei nig vacantiedagen over zjjn. En toch..." „Je vindt dat het Je plicht is," wilde Molly hem helpen. Een verachtelijk lachje ontsierde zijn Jonge gezicht. „Nee, dat is het niet," protesteerde hij. „Hij heeft jou den heelen dag om zich heen om op hem te passen meer heeft hij heusch niet noodig. Ik had het misschien ook niet be hoeven voor te stellen... In ieder geval in dien m(jn komst gewenscht is, behoef Je m(j maar even op te bellen.' Op dat moment kwamen Oswald en Wine- fride het vertrek binnen hollen, luid kibbe lende over een tennisracket. En niemand was er meer, die aan den zieken vader dacht. Molly maakte zich zoo gauw mogel(jk uit de voeten, bitter gestemd en hevig teleurge steld. Ze zocht Rose Masters op, teneinde met haar te bespreken wat de kinderen nog noodig mochten hebben voor hun aanstaand vertrek naar school. Rose Masters was alttjd vol sympathie. „U ziet er slecht uit, my lady; U hebt natuurlijk een vermoeienden en spannenden tijd gehad." „Ik voel me erg moe," zei Molly. „Maar ge lukkig hebben we het ergste gehad. Het gaat met his lordship veel beter. Morgen ga ik weer naar hem terug." „Maar U moet noodig eens wat rust ne men," zei Rose. „Kan ik niet met U meegaan naar Londen, my lady, en voor U zorgen? Wanneer de jongedames en -heeren weer naar school zijn, valt er voor mij hier toch niets meer te doen." „Ik zou het heel prettig vinden je bij me te 1 hebben," zei Molly. „En ik zal er nog eens over denken." Rose's alledaagsche gezicht begon van vreugde te glimlachen. „Ik vind het heerlijk, wanneer ik iets doen kan, my lady speciaal wanneer het voor U is of Maater Rollo". „Dank je Rose," zei Molly vriendelijk. Tijdens den terugtocht naar Londen den vol genden dag blikte ze nog eens terug op haar bezoek aan Aubreystone Caatle. Dit stemde haar eenigszins droevig. Alleen Rose voelde werkelijke sympathie voor haar en bovendien waa haar devotie voor Rollo een band tus- schen hen. Van de andere kinderen hield ze ook wel, maar Molly wist dat dat heel wat anders waa. Nu had geen van allen haar zor gen meer noodig, behalve tijdens de vacainties. Wanneer de kinderen weer naar school waren, deed ze eigenlijk dienst als een soort kamenier voor Molly. Er was tusschen de beide vrouwen een hechte vriendschap gegroeid, ofschoon geen van beiden hier ooit over sprak, een vriendschap, die door standsverschil niet be- invloed kon worden. Ook Awkins was een sterke bondgenoot dat wist Molly. En met welgevallen keek ze naar zijn breeden rug en vierkainte schouders en ze voelde zich heel veilig met hem in de auto. Ze moest zien Ivor over te halen een tijdje met haar en deze twee trouwe bedien den, om voor hen te zorgen, naar Tregant te gaan. Daar zou hij veel sneller geheel genezen dan op zijn voorvaderlijk slot, waar vele plich ten hem direct weer zouden opeischen. Het idee kwam haar hoe langer hoe aan lokkelijker voor. Het huis in Tregant Aubreys was aan de zorg van een ouden tuinbaas en diens vrouw toevertrouwd. Ze was er van overtuigd, dat dit zomerhuis juist heel geriefelijk ingericht kon worden voor een her stellende. Het vooruitzicht, een paar weken door te brengen in deze geliefde omgeving, deed haar hart sneller kloppen. Ze verbrak de stilte en vroeg Awkins wat hij wel van dit plan dacht. Z(jn antwoord klonk zeer bemoedigend. „Oh. my lady, dat zou prachtig zijn," zei h(j. „Zoo als U zegt zal his lordship op Aubreystone Castle geen rust vinden, evenmin als Uw lady ship. En, als U iemand noodig hebt om U een handje te helpen, dan kunt U op Awkins rekenen." „Dank je," zei ze eenvoudig. „Dat wist ik wel." Nu het zwijgen eenmaal verbroken was, sprak Awkins voort, af en toe even half om kijkende, maar dan gauw weer op den weg let tende. „Dan is daar Master Rollo. Het is heele- maal niet goed voor hem zoo op zijn eigen houtje in de stad te zijn. Ik hoop dat U mfl niet te brutaal vindt, my lady maar ik zou zeggen, dat U hem ook maar mee naar buiten moest nemen. H(j is nog wel onbedorven, maar zoo'n groote stad is nooit goed voor een jong- mensch." „Ik weet niet zeker of een'dergelijke rege ling his lordship wel aangenaam zou z(jn en we moeten voor alles aan hem denken." „Master Rollo moest eigenlijk veel vaker bij U zijn," zei Awkins weer. „Hij vertoont zich veel te weinig. Ik geloof dat het hard noodig is dat iemand hem eens flink onder handen neemt." „Dat geloof ik niet," zei Molly haastig. „Hij komt heel vaak bij me, maar ik wil hem zoo veel mogelijk vrij laten h(j moet ook aan z(jn eigen toekomst denken". „Nou, het is maar te hopen, dat hij daar iets van terecht brengt," zei Awkins op een toon, die niet veel vertrouwen daarin deed vermoe den. Molly zei niets meer; ook zij had haar twij fel, maar dat kon ze hem niet vertellen. Als Geoffrey Asterby niet met haar gesproken had, zou ze zich nog veel minder gerust voelen. Maar voor diens meening had ze veel respect en hij scheen te denken dat Rollo op het goede pad was. In ieder geval mocht ze haar jongen niet terug houden; hjj moest zijn kans grijpen. Al leen hoopte ze maar, dat Ivor op den duur aan Rollo's plannen zijn goedkeuring kon hechten. Hjj had zijn stiefzoon na dat ongelukkige gesprek vlak voor Ivor's operatie niet meer ontmoet en Molly had er zoo'n voorgevoel van dat er moeilijkheden in het vooruitzicht waren. Enfin, als het dan een definitieve breuk moest zijn, was het maar goed dat Rollo trachtte zelfstandig te worden; ze had voldoende ver trouwen in hem om er van overtuigd te zijn, dat hij dit doel zou weten te bereiken, ook al zou hij aan het tooneel niet slagen. Ze vroeg zich af wat voor soort man die acteur was, aan wien Rollo zichzelf zoo zonder meer had toevertrouwd en als in antwoord op haar gedachten, zei Awkins: „Die Mr. Craven Ferrars, waar Master Rollo zoo druk mee is en over wien iedereen praat, schijnt een be roemd man, my lady. Maar zoo is het niet al- tijd geweest. Ikzelf heb hem jaren geleden ge zien aan het front in Frankrijk. Ik zou er een eed op durven doen, dat hij de man was, wiens gezicht was kapot geschoten en die toen als van den duivel bezeten wegholde." „Goeie hemel!" riep Molly uit „Wat ver schrikkelijk! Weet je wel zeker dat hij de zelfde is?" „Nou, heelemaal zeker natuurlijk niet. Maar het schjjnt dat ook hij een gezicht had, dat heelemaal verminkt was en dat ze hem in Amerika weer aan elkaar hebben gelapt. Als hjj b(j de Cambrische Lichte Infanterie was. dan moet hjj het wel geweest." Molly's hart begon hevig te bonzen. „Ik vraag me af oi hjj daar werkelijk bij was," zei ze. „Er waren er zooveel. Mijn eerste man Rollo's vader was ook bij de Cambrische Infanterie." De woorden hadden heel droevig geklonken en verschrikt maakte Awkins zijn excuus. Daarna zwegen beiden. Molly zat peinzend achter in de auto. Vreemd dat zoo'n paar toevallige woorden haar een herinnering hadden teruggebracht, die ze geheel scheen vergeten het doffe ge kreun van de kanonnen, dat haar eens tot in de ziel had gefolterd. (IVordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 11