Wij lazen voor Zoekt de handel een gaatje? Radioprogramma ><£>08 V door j EDGAR RICEj j BURROUGHS I - Uit de Pers van heden Onze Oost Onze luchtverbinding met Australië ETHEL M. DEU Nr. 93. Nooit in heel zijn wilde leven had Korak zo'n angst gehad, nooit tevoren had hij ge weten, wat angst was! Meriem kon misschien de bomen bereiken voordat Tantor haar had ingehaald, maar zelfs haar vlugheid zou haar niet buiten het bereik van de slurf brengen... Ze zou naar beneden worden getrokken en vertrapt. Wat was dat?De ogen van Korak puilden uit hun kassen! Een vreemd schepsel liet zich uit de boom vallen, welke Meriem juist bereikt had. Het was een blanke man, een reus, die voor het meisje recht op de olifant af ging. Hij was ongewa pend, en keek roekeloos naar wat een zekere dood scheen. Met een hand opgeheven keek hij de wilde Tantor aan. Er kwam een scherp commando over de lippen van de vreemde ling. Het grote diér hield stil. Meriem had zich ondertussen in een boom in veiligheid ge bracht. Korak slaakte een zucht van verlich ting. Toen hij daarna keek naar de geredde Meriem kwam er langzaam een blik van her kenning in zijn ogen, die grooter werden van ongeloof en verbazing. Tantor, die boos was, zwaaide heen en weer voor de blanke reus, die nu recht onder de opgeheven slurf stond en een enkel woord tegen het dier sprak. De woede verdween uit de ogen van de olifant en toen de man zich naar Korak begaf, volgde Tantor hem tam op de voet. Meriem, die dit alles gezien had, was ook stom verbaasd. Op eens keerde de man zich om en zag zijn ge zicht! Met een kreet van „Bwana!" sprong het meisje op de grond en rende naar hem toe, zonder dat de olifant haar iets deed. Met hun drieën liepen ze naar de hulpeloze Korak. Hij lag daar met een wanhopige vraag om vergeving in zijn ogen. „Jack, mijn zoon!" riep de blanke reus, terwijl hij naast de aap man neerknielde „Vader!" kwam er hakkelend over de lippen van de doder. „Gelukkig dat U het was. Niemand anders had Tantor kunnen tègenhouden." Des duivels oorkussen. Het Handelsblad (lib.) schrijft, dat het tijd wordt te zorgen voor de werklooze jonge ren tussclien de 14 en de 18 jaar. Het blad acht de methode, onlangs door de „Tijd" (r.k.) gepropageerd, n.1. voor genoemde groep werkloozen het stelsel van twee op een in de ondernemingen voor te schrij ven, onvoldoende en beveelt aan. drang op de jeugd uit te oefenen tot het deelnemen aan werk. Er zijn natuurlijk, aldus het blad, daarvoor vormen denkbaar, verband hou dend met steun-uitkeeringen al hebben de meeste stelsel daartoe voor- en nadeelen. Maar zóó voortgaan als tot nu toe is zeker niet goed. De jeugdcriminaliteit stijgt. Is hier oorzakelijk verband? Het valt te vreezen. De parlementaire bcgroo- tingbeschouwingcn komen nu in het zicht, en het wordt tijd voor daden ten aanzien van de jeugdwerkloos heid. Al te geestdriftig! In katholieke kringen specit men nog steeds met het denkbeeld van den verplich ten arbeidsdienst voor jeugdige werkloo zen., zegt het Volk (S.D A.P.1 en wijst er in dit verband op, dat het Noorden (R.K.) een opmerking overnam uit „Ons Leger", waar in het bouwen van betonnen schuilplaat sen goede werkverschaffingsobjecten worden genoemd, liet lAgartijdeclirift schrcof: „Ar- Leidsdienstplicht is liet, wat wij noodig hebben!" Het „Volk" merkt nu op: „Ons Noorden" drukt deze uitlating met enthousiasme af en bemerkt dus blijkbaar niet, op welk hellend vlak men zich hier mee zou begeven. Het blad moest eens even aan de conse quenties denken. Als de arbeidsdienst be pleit, moet worden met de materieele wen- schen en noodzakelijkheden van het leger, dan is het hek van den dam. Dan kunnen we er ook toe komen, om wapens te gaan maken in ar beidsdienst, want het leger zal ook nog wel enkele wenschen op dit ge bied hebben. Dit is, afgezien van de principieele vraag, precies de verkeerde kant om de kwestie aan te pakken. „Ons Noorden be hoort zijn enthousiasme critisch te beper ken. Landsgeld voor kerkenbouw. Prof. Grosheide, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, wijst er in het Geref. N. H. Kerkblad op, dat in de Heilige Landstich ting voor geld van het land een nieuw Roomsch kerkgebouw wordt gesticht. De grondvesten van het gebouw zijn nl. reeds in werkverschaffing gemaakt en overwogen wordt, de voltooiing van de basiliek op ge noemde stichting in werkverruiming te doen geschieden. Prof. Grosheide vindt hierin aan leiding, de gereformeerde kerken op te wekken, zich ook tot minister Romme te wenden voor steun aan den bouw. „Wat Rome ontvangt heb ben wij recht ook te ontvangen. Misschien kan de Vrije Universi teit haar hoognoodig nieuwe gebouw ook wel in den weg der werkver schaffing bekomen! Een poging is voor 't minst te wa gen." tot zoover de professor. Het „Kerkblad voor Haarlem" (geref.) is 't echter niet met den hoogleeraar eens. Het blad merkt op: Als ten departemente dit kerkge bouw alleen nog maar in overwe ging is, zal de Minister bij kennis neming van dit idéé van Prof. Gros heide wel spoedig de voltooiing van die basiliek aan de beurs der vro men overlaten. Want heeft hij an ders niet een stroom van aanvragen te wachten? En dan zou moeten gel den: gelijke monniken, gelijke kap pen. De roomsch-katholieke „Maasbode" geeft in dit meeningsvcrschil als haar oordeel te kennen: Wij merken terloops op, dat het „gelijke monniken, gelijke kappen" in Nederland vol strekt niet opgaat. Eerlijk beschouwd, ook niet kan .opgaan. Het Hervormd Kerkgenoot schap heeft veel oude kerken; de restaura tie daarvan is niet te dragen; de Staat be taalt daaraan zeer veel. Wij merken erbij op aldus het Katholieke blad, dat de gereformeerden practisch niets uit de staatskas krijgen. Zou het nu werkelijk zoo dwaas zijn, dat het Rijk die gereformeer den eens tegemoet kwam en een hoognoodig gebouw voor de Vrije Universiteit hielp neerzetten? Zou het onbillijk zijn, dat de Staat de Ge reformeerden, onder wie vele kleine luiden zijn, hielp met den bouw van hun kerken? Wij kunnen het niet in zien. Wij vallen, zegt de Msb., prof. Grosheide bij. Laat de regeering ook niet krenterig we zen tegenover de Vrije Universiteit en haar helpen aan het nieuwe gebouw. Men zal toch eens den weg moeten vinden, om wat hulp te bieden aan het vrije liooger onder wijs. N.S.B. MINACHT DE JODEN NIET! Alleen maar In een reportage over een marktdag op het Waterlooplein in de hoofdstad, schrijft het Nat. Dagblad (N.S.B.) Wij maken voor dezen dag nog een kor ten rondgang over het „plein", en we kun nen niet zeggen dat het niet belangwekkend is. Het is een stukje Joodsche folklore op zichzelf, vol uiterlijkheden die ons Nederlanders vreemd aan moeten doen. Men behoeft deze menschen niet te minachten, zij doen het op hun eigen wijze, naar hun eigen, Oosterschen volksaard; hier leeft hun eigen geest, die niets, maar dan ook niets met ons Nederlandsch ka rakter te maken heeft. Deze Joodsche markt op het Waterlooplein is, aldus het blad, de beste weerlegging van de beweringen van volksvreemden bij aller lei gelegenheden, dat zij „zuiver Neder landsch zijn", dat zij tot het „beste deel" van ons Nederlandsch Volk behooren, en al wat nog meer dooi' deze lieden wordt ge bruikt in hun strijd tegen ieder waarlijk nationaal gevoel in ons Volk. Een weerleg ging uit de practijk! Internationale toestand, de besprekingen op. houdt Gezien het stadium van actualiteit waar in zich de luchtvel-bindingen tussclien Hol land en Australië, en Indic en Australië be vinden, valt het thans, aldus de N.R.Crt., duidelijk te constatecren, dat bij de regeling van verschillende, nog hangende kwesties de Australische regcering te zeer door de internationale spanningen wordt bezig ge houden, om in die besprekingen thans veel uitgang te verwachten. Om de Vestigingswet te ont duiken Een Haarlemsch procos. Voor het Kantongerecht te Haarlem dien de een zaak tegen den heer A. J. Sch., al daar, verdacht van overtreding van het tijdelijk Vestigingsverbod voor den kan toorboekhandel. De heer Sch. heeft korten tijd terug een detailzaak te Haarlem geopend in vulpen houders, vulpeninkt e.d. Gezien het feit, dat hij een speciaal-zaak stichtte, meende Sch., geen ministerieele vergunning voor deze vestiging noodig te hebben. Wel heeft hij bij den minister van Economische Za ken en vestigingsvergunning aangevraagd, doch hierop is door den minister ,nog niet beslist. Door de politie te Haarlem werd echter procesverbaal tegen Sch. opgemaakt. De ambtenaar van het openbaar ministe rie vorderde een boete van f25. Pleidooi. Indien men naast elkaar legt de speciaal zaak in vulpenhouders, vulpotlooden en inkt en een kantoorboekhandel, dan blijkt duidelijk, aldus de verdediger, dat de eer ste zaak een dermate klein aantal artike len in den handel brengt, dat de vereisch- te verscheidenheid van artikelen niet aan wezig moet worden geacht. Pleiter wees er verder op, dat de beslis sing van den kantonrechter van zeer veel beteekenis zal blijken te zijn. Het artikel vulpenhouders wordt z.i. in heel veel za ken verkocht, welke met den kantoor boekhandel niets gemeen hebben! PI. was van oordeel, dat er alle reden was om aan te nemen, dat zijn cliënt te goeder trouw is geweest en daarom achtte hij hem met een boete van f 25.te zwaar gestraft. Ook de ambtenaar van het O. M. zeide, dat hier inderdaad sprake was van een meer gespecialiseerde zaak. Spr. is er zich echter van bewust, dat de handel, die ge neigd is een gaatje te zoeken om onder bestaande bepalingen door te komen, niet mag worden gedreven in de richting van specialisatie, zulks toch kan z.i. de bedoe ling van den minister niet zijn. Bij nader inzien vordert spr. in plaats van de gerequireerde straf een boete van f6.of écn dag hechtenis. De kantonrechter zal over 14 dagen schriftelijk vonnis wijzen. ZATERDAG 1 OCTOBER 1938. Hilversum I, 1875 m. KRO-uitzending. 4.005.00 HIRO. 8.009.15 en 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-orkest (1.001.20 Gramofoon muziek). 2.00 Voor de jeugd. 2.30 Gramofoonmuziek. 3.00 Kinderuur. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.05 Causerie „De handelsreiziger en de vak beweging". 4.20 Gramofoonmuziek. 4.25 Voor de kinderen. 4.40 Gramofoonmuziek. 4.45 Causerie „Redelijke dierenbescherming". 5.00 Flitsen van de 100-jarige herdenking van de invoering van de Burgerlijke Wetgeving (Opn.). 5.45--6.15 De KRO-Nachtegaaltjes. 6.20 Journalistiek weekoverzicht. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie: „Sobriëtas-werk is een stuk apostolaat". 7.35 Actueele aetherflitsen. 8,00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Overpeizing met muzikale omlijsting. 8.40 Gevarieerd programma. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Filmpraatje. 10.5512.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II. 801,5 en 415,5 m. VAR A-uitzending. 10.0010.20 en 7.30 8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten). 10.00 Morgenwijding. 10.20 Voor arbeiders in de continubedrijven. 12.00 Gramofoonmuziek. (Om 12.15 Ber.). I.00—1.45 VARA-orkest. 2.00 Radio-tooneel. 2.20 Cembalo-voordracht en gramofoonmuz. 3.304.00 en 4.05 Gramofoonmuziek. 4.30 Esperanto-uitzending. 4.50 The Four Blue Stars, m.m.v. soliste en gramofoonmuziek. 5.10 Reportage. 5.30 Filmland. 6.00 Orgelspel. 6.30 Herdenking van het 100-jarig bestaan van het Burgerlijk Wetboek. 7.10 Politiek radiojournaal. 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP. VARA-Varia. 8.15 VARA-orkest en soliste. 9.00 Orgelspel. 9.30 „En nu... Oké". 10.45 Toespraak. 10.55 Damnieuws. Berichten ANP. II.00 De Ramblers. 11.3012,00 Gramofoonmuziek. FEUILLETON. Zoo gingen zijn gedachten, terwijl Molly daar stond aan het geopende graf, met Vivian naast zich. Maar toen de plechtigheid was afgeloopen en de stoet zich gereed maakte terug te keeren, zag hij haar blik en voor het eerst vermoedde hij dat ze sterker was dan hjj dacht. Ze ging de anderen kalm voor naar het kasteel en toen hjj haar daar weerzag, was hij verbaasd over de rustige, waardige ma nier waarop ze iedereen te woord stond. Rollo zou wel bij haar willen blijven om haar zoo mogelijk te helpen, maar hij moest al heel spoedig weer weg, want hij moest 's avonds in het stuk optreden. Nu, zijn afwe zigheid zou wel niemand opvallen. Hij was hier altijd als een buitenstaander beschouwd, behalve door Molly natuurlijk. Het lukte hem haar een oogenblikje alleen te spreken .„Dag, Molly, lieveling,", zei hij, terwijl hij zijn armen om haar heensloeg. „Zal je goed op jezelf passen?" „Dat zal ik doen, mijn jongen," verzekerde Z° Als ik kan kom ik aanstaanden Zondag wéér. Maar het is nog niet heelemaal zeker dat ik weg kan er zouden nog een paar extra repetities gehouden worden.' „Mijn lieveling." zei ze, „je kunt veel beter in Londen bij je werk blijven. Hier is niets, dat je zou kunnen doen. Hij trok een lang gezicht. Zjjn tooneelsuc- ces had hem niet bepaald ln de achting van de Aubreystones doen stijgen. En vooral Ca roline vond het beroep, dat hij zach gekozen had, al heel weinig eervol. „Je hebt jelijk." zei hij. „Ik zou niets an ders doen dan met ze kibbelen. Maar ik zal toch gauw eens aankomen. Oh ja, dat zou ik nog haast vergeten.. Ik heb hier een bnef voor je van Craven Ferrars om te condo- leeren, denk ik. Hij zei dat er geen ant woord op was." „Dank je" zei Molly. Met kloppend hart nam ze de enveloppe van hem aan, maar ze zorgde er wel voor dat hy niets bijzonders aan haar merkte. „Tot ziens, lieveling", zei ze. Ze ku3te hem nog eens. „Doe mijn groeten aan Geoffrey en dank hem voor alles, wat hij voor me ge daan heeft." „Ik zal het doen,' 'zei Rollo. „Hou je taai lieveling. En laat je niet door de lui hier op je kop zitten!" Een paar uur later, toen alles stil in huis was en ze alleen zat op haar kamer, opende ze den brief, dien Rollo haar gegeven had. In een kistje, goed weggeborgen, lagen nog an dere brieven met datzelfde handschrift twintig jaar geleden geschreven. Ze keek er nu nooit meer in en, terwijl ze de enveloppe openscheurde, dacht ze dat deze oude brieven vernietigd moesten worden. Er stond slechts weinig in dien brief. „Op ons oude plekje in de Brayford Bos- „schen zal ik morgen op je wachten vanaf „de morgenschemering tot den middag. „Antwoord niet hierop doch probeer „daar te komen. R". Een storm van gedachten ging door haar heen. De hand, die het papier vasthield, beefde. Ze wist niet wat ze verwacht had, maar dit zeker niet. Ze trilde zoo, dat ze onmogelijk langer kon blijven staan en ze zonk op den rand van haar bed neer. Maar toen werd het plotseling heel kalm in haar. Ze moest aan zfjn woorden denken, den laatsten keer dat ze elkaar gesproken had den. „We moeten wachten tot God ons den weg wijst," had hij gezegd. En ze wist dat nu het oogenblik gekomen was dat God hun zou wijzen welken weg ze hadden te gaan. Vanaf de morgenschemering! En het was al laat in den nacht. Dan moest hjj nu al haast onderweg zjjn naar haar toe. Ze stond op en ging voor het raam staan De heele wereld scheen te slapen alleen zijzelf was klaar wakker. Wat zou de vroege morgen haar brengen Wat kon ze tot hem zeggen? De nacht strek te zich ver en donker over haar uit en ce sterren schitterden helder. Eindelijk ging ze naar bed en lag daar neer met wijd open oogen, totdat ze eindelijk in slaap viel. Ze sliep onrustig telkens werd ze wak ker en dan keek ze naar den sterrenhemel. Eindelijk, heel in de vroegte, toen het nog donker was, stond ze op. Ze hoorde het getik van regen op de bladeren. Maar niets kon haar weerhouden. Snel kleedde ze zich aan. sloeg een dikken mantel om en ging zachtjes de trap af naar beneden. Iedereen in het groote huis sliep nog. Heel stil sloop ze een zijdeur uit. De regen had opgehouden en het begon al een»klein beetje te schemeren. Ze nam den koristen weg, die leidde langs de stallen. Bij een hoek stond ze plotseling tegenover de breede gestalte van Awkins, die een brandende lantaarn bij zich droeg. Beiden stonden elkaar een oogenblik ver bouwereerd aan te kijken, maar Awkins her stelde zich onmiddellijk en groette haar be leefd. Ze kon hem op dit uur niet zoomaar zonder uitleg voorbijgaan. „Goedenmorgen, Awkins, zei ze en ze verwonderde er zich over dat haar stem zoo vast klonk. „Ik ben maar eens uitgegaan om wat frissche lucht te happen Het zal wel gauw licht worden." „Wilt U deze lantaarn niet meenemen, my lady? De wegen liggen vol plassen." Awkins overhandigde haar de lamp en zonder een woord van dank ging ze vei der. Ze wist niet wat hij wel van haar dacht, maar ze had nu geen tijd om er achter te komen Toen ze het dorp bereikte, werd het al een beetje lichter. Ze kwam voorbij het kleine huisje, waar Rollo geboren was. Er woonde nu niemand meer in en het stond daar rustig te vervallen. Ze keek er naar met droevige oogen. Het heele dorp scheen nog te slapen geen hond blafte, geen haan kraaide. Ze versnelde haar pas en nu kwam ze bij het hek, dat toegang gaf tot de vallei en de bosschen, waarheen ze zoo vaak met Rollo gegaan was. toen hij nog een kleine baby was En ze dacht aan haar twintigsten verjaar dag en aan alles, wat die dag haar had ge bracht. Ze liep het smalle, kronkelende pad af. dat ze heel vroeger zoo vaak was ingeslagen, doch dat ze al die jaren angstvallig had vermeden. Het natte gras schuurde langs haar enkels, maar het hinderde haar niet. Nu was ze heel dicht bjj de plek, waar ze heel vroeger zoo vaak samen geweest waren hun oude plekje! Hier in de bosschen was het nog tamelijk donker, maar ze doofde de lamp, die Awkins haar gegeven had en toen ging ze rustig voorwaarts. De boomen waren in een dichten nevel ge huld en ze had het gevoel alsof dit alles niet werkelijk gebeurde. Vaag onderscheidde ze den omgevallen boomstam, waarop ze vroe ger plachten te zittèn heel dicht naast el kaar. Instinctief wendde ze haar schreden daarheen, terwijl de takken van het kreupel hout onder haar voeten kraakten. Er was 'n geur van vocht, een geur van aarde en van rottend blad. Er was iets beklemmends in dit duistere, sterk geurende bosch en plotseling bleef ze stil staan. Op dat oogenblik schoot de eerste zonne straal door het bladerdak en toen zag ze hem. Hij stond daar op haar te wachten zooals hjj in het verre verleden op haar ge wacht had. Hij stond in het licht van de zonne stralen, terwijl de bruine en gouden bladeren van het herfstbosch als een lijst om hem heen waren. Ze vloog recht in zijn armen en snikte het uit. „Maar ik ben werkelijk gekomen om vaar wel te zeggen," fluisterde ze later. „Lieveling, •het moet een afscheid zijn." Ze liepen samen over het met dorre blade ren bezaaide pad. zijn arm vast om haar heen geslagen. „Alleen maar een kort af scheid. Molly. lieveling," zei hjj. „Je zult bij me terugkomen." „Maar de kinderen?" mompelde ze. „We zullen over hen waken," antwoordde hij. „Luister lieveling, ik ben bereid te wach ten. maar niet voor lang. De weg is nu voor ons open." Ze legde vertrouwelijk haar hoofd tegen zijn schouder en zuchtte diep. „Maar ik weet niet of dat wel kan." zei ze. „Ik heb zoo veel jaren bij hen behoort hun geheele leven. Wat zullen ze van mij denken? Wat zal de wereld wel zeggen?" Hij sloeg zijn arm nog vaster om haar heen. „De wereld zal niets anders zeggen dan dat je na een decenten rouwtijd bent hertrouwd." zei hij. „En niemand kan daar iets op aan te merken hebben." Ze keek naar hem op. „Oh, Roy, zouden we dat kunnen doen? Zou dat mogelijk zijn?" vroeg ze hoopvol. „Ja. dat kunnen we doen en we zullen het doen ook." Hij zei dit op een toon zoo vol overtuiging, dat het scheen dat alle moeilijk heden weggevaagd waren. Midden in het zonlicht bleef ze stilstaan en aarzelend vroeg ze: „Roy, zou Ivor het niet verkeerd gevonden hebben dat ik de waar heid voor hem verzwegen heb?" Hij vleide zijn gezicht tegen het hare. „Mijn kleine vrouw," zei hij, „ik geloof, dat er een tijd zal komen dat Ivor je hiervoor zal dan ken." Ergens achter hen zong een roodborstje zijn lied, vol vreugde om den zonnigen, stra- lenden herfstmorgen. Molly hief haar gezichtje naar hem op. „Lieveling, ik moet nu gaan. Spoedig zullen we elkaar weer ontmoeten. Geef Rollo een boodschap voor mij mee." Heel ernstig kuste hij haar op de lippen en liet haar toen los. „Ja," zei hij, „Rollo zal onze bemiddelaar zijn." Ze wilde al gaan. maar plotseling keerde ze zich om en met een impulsief gebaar sloeg ze haar armen om zijn hals „Oh, zeg me, dat dit alles waar is", fluisterde ze. „Ja. mijn liefste, het is waar. Dank God, dat het zoo is!" Awkins stond haar bij de stallen op te wachten. Ze gaf hem de lantaarn terug met een vaag glimlachje. „Ik heb haar niet lang noodig gehad. Awkins." zei ze. „Dat dacht ik al. mylady," zei Awkins. Iets in den toon van zijn stem en in zijn houding trof haar. Ze keek hem recht aan er. vroeg: „Weet je waar ik geweest ben?" Awkins verdroeg haar blik zonder zijn oogen neer te slaan. En in die oogen was zoo veel oprechtheid en begrijpen te lezen, dat alle wantrouwen als bij tooverslag verdween. „My lady." zei hij met de ridderlijkheid, die zoo goed bjj hem paste, „een goede bediende weet nooit iets, dat hij niet behoort te we ten." Spontaan stak Molly hem haar hand toe. En. vanaf het oogenblik. dat hij haar greep, wist ze dat hij haar kameraad was en dat de weg. dien ze zou gaan. de goede was. „Dank je, Awkins." zei ze. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 7