Kabouter Pinkelman
1
j 1IM
WEEHOP!
iï^D
ïS-eAie pigml en nteiij&l!
KindeAuiimd
Oplossing raadsel vorige week
Nieuwe Raadsels
Mijn woord rijmt op
j EDGAR RICE
j BURROUGHS
Nog één week dan is het taartfeest. Vol
gende week hebben we alweer de eerste
Zaterdag in Novembe. en je weet het, ook
zonder dat ik het vertel, dan staat er op
kantoor een taart te wachten voor het
vriendje of vriendinnetje, dat de gelukkige
prijswinnaar (es) is.
Het boek verhuist deze week naar Texel.
RIKA KEIJZER,
Nieuwstraat 11, Den Burg,
was de gelukkige winnares. Gefeliciteerd,
Rika. Wat een geluk, dat je dezen keer je
raadsels niet te laat inzond, zoals de vorige
-?ek. Je ziet, het is wenselijk om op tijd
te komen.
Annie en Bali v. Bijnen. Jullie zijn goed
op de hoogte van m'n verjaardag, hoor. Ik
heb zeker een plaatsje op de verjaarskalen-
der gekregen. Nu, dat vind ik leuk. 't Is
waar, als ik een jaartje ouder word, dan
kan je de weken aftellen, dat je vader thuis
komt, maar nog dichter is die blije dag er,
als de grote zomervacantie aangebroken is
en nog dichter als je na die tijd weer naar
school gaat. Dan tel je de dagen. Wat
trouwer schrijven, hoor, je vader heeft ge
lijk, jullie hebben eigenlijk een standje ver
diend.
Alie Teunïssen. Ja, dat is waar, Alie,
als je dit briefje leest, geniet je van de
herfstvacantie. Ik hoop tenminste, dat je er
van genieten kan, dat de zon schijnt, dat de
wind niet te hard scheldt en de regenwolken
niet te veel wenen.
Rika Koningstem. Daar zou je warem
pel graag een paar dagen verkouden voor
zijn, Rika, als je toestemming krijgt om
dropjes in de klas te zuigen. De andere kin
deren benijden je vast om je hoestbuien en
„rode" wangen. Als je cijfer bekend is, hoor
ik het nog graag van je.
Gerard Molenaar. Jij hebt maar een
fijne particulier secretaresse, Gerard. Waar
je moeder al geen tijd voor heeft, nu jij
met rondvonk ligt. Natuurlijk heeft ze het
druk met het nalopen van haar zieken
jongen, maar toch wist ze nog een half
uurtje vrij te maken voor een grote brief.
Nu, ik vond het wat leuk en zo kunnen we
de correspondentie aanhouden, tot jij weer
helemaal genezen bent en dat duurt geluk
kig niet lang meer.
Henny Blokker. Een zuinig briefje,
Henny, je krijgt dus ook geen dikke brief
terug. Volgende week ueter, aan beide
kanten.
Greta Blokker. lk vind het nog niet
erg koud, Greta, de kachel brandt nog maar
matig en als het zo doorgaat, wordt het
vast een slechte winter voor de kolenboeren.
Je kan nog vaak zonder jas naar buiten, je
neus bevriest nog niet en een das behoef je
nog niet om je nek te knopen. Nee, ik vind
dat we niet mogen klagen.
Marianne B.uii.. Ja, Fransje is ook een
klein boefje, Marianne. Hij heeft ondeugen
de, levendige ogen en heeft nooit rust in z'n
benen. Hij is 2Vz jaar, speelt met z'n broer
tjes mee en rijdt op de autoped- en kwettert
als een joch van 4. Die Janneman van jullie
ligt zeker nog de hele dag in z'n bedje en
kraait natuurlijk van plezier en lacht tegen
z'n zusje, zoals alleen een kleine baby
lachen kan.
Anton Vos. Ik hoop niet, dat je die
weinige herfstvacatiedagen veel huisarrest
zal hebben, Anton, en het ziet er niet naar
uit ook. We hebben al zoveel regen gehad
en zoveel storm, dat we waarschijnlijk wel
wat rustiger dagen krijgen. Ik hoop het
voor jullie allemaal.
Teuntje Kloosterman. Dat is een baas,
die halfjarige broer van jou, Teuntje, Kan
h(j zich nu al optrekken? Dat is vlug, hoor.
Je zal eens kijken hoe groot je je broertje
vindt, als je nu Zondag dat pas geboren
broertje van Rietje Roest ziet. dan lijkt die
Cor van jullie helemaal een reuze baas, bij
zo'n kleine peuter.
Cornelia v. d. Vis, Oosterend (T.). Ik
heb natuurlijk gelezen van die nieuwe
school van jullie en ik begrijp best, dat het
fijn is om in z'n nieuw glanzend gebouw te
zitten, nieuwe banken, nieuwe schoolborden,
ruime ramen met veel licht. Alles is zonnig.
Piet Goebert. Wat een boeken heb jij
met je broertje, Piet, wel tachtig. Zo rijk
was ik niet, hoor, toen ik zo oud was als
jÖ, dan moest ik boeken lenen om te lezen,
want ik las graag, natuurlek, welke jongen
zou er niet graag lezen. Rwartjesboeken
verloten we niet, hoor, maar boeken van
Karl May zijn ook niet bij de voorraad.
Cor Wulffelé. Dus Jan Strous en Buf-
falo zjjn inderdaad goede kennissen van
elkaar, Cor. Nu ik wil hem wel vragen of
hij Buffalo wil schrijven, dan zou hfl de
brief in kunnen sluiten bij de raadsels, want
dan kost het geen port metr en kom jij of
Buffalo hem iedere Donderdagmiddag even
halen.
Piet WUnants. Daar snap ik niets van
Piet. Een andere Piet, Piet Goebert, wiens
birefje ik hierboven juist beantwoordde,
schrijft me, dat hij nog nooit z'on gemak
kelijk raadsel gehad heeft en jij schrijft, dat
het zo erg moeilijk was. Nu er zijn toch
heus een hele massa oplossingen binnenge
komen, hoor.
Adré Schouten. Hier is het eerste
briefje voor je, André, ik hoop, dat je net
zo trouw bent als heel veel vriendjes van
me.
Truus v. Liere, Oost (f.). Jullie bof
fen maar met die nieuwe school. Een taartje,
een vrije dag en de mooiste school van
Texel. Als ik eens in Oosterend kom, staat
hij vast voor een bezoek op het programma.
Casper Groninger. Een leuk rijmpje,
Casper, Zo mag je wel meer een briefje aan
me zenden. Ik zal de andere vriendjes en
vriendinnetjes ervan mee laten genieten,
door het hieronder op te nemen.
Ha, daar zie ik zo waar een raadsel,
Over denken is nu zaak,
Even wikken, even wegen,
Daar, 'k heb het al zo waar.
Jan Strous, Vlissingen. Je ziet, Jan,
dat ik je vraag aan Buffalo gedaan heb en
in het briefje aan Cor lees je zijn antwoord.
Als je dus zin hebt hem te schrijven, mag
je dat wel insluiten, dan komt hij je brief
wel halen. Vertel me volgende week eens
hoe de verduisteringsproef geslaagd is.
Joop v. d. Nol, Rotterdam. Je schijnt
het nog niet erg best te kunnen vinden met
je Rotterdamse vrinden, Joop. En zijn an
ders jongens genoeg in Rotterdam. Dinsdag
avond was ik bij jullie in de stad en zag ze
bij bosjes langs de straat. Toch zit ik liever
in Den Helder, hoor, net als jij, dan in Rot
terdam. Ik vind het er rommelig en onge
zellig.
Mientje v, d. Nol!, Rotterdam. Wel
aardig van je, Mientje, me een versje te
zenden, maar technisch was het nog niet
geschikt om op te nemen. Een vers moet
aan bepaalde eisen voldoen en nu kan ik bij
jullie wel niet te critisch zijn, maar toch
wel een beetje.
Jongens en meisjes, ik ben nog lang niet
aan het laatste briefje toe, maar de ruimte
ontbreekt om er nog meer te antwoorden.
Ik laat die dus liggen tot volgende week,
dan schrijven jullie me niet en zenden alleen
de raadsels in. «Vlleen m'n vrienden en vrien
dinnetjes van buiten de stad mogen ook een
briefje schrijven.
Tot volgende week dus.
Hond.
Goede oplossingen ontvangen vant
Bep Wulffelé; Lientje Leliveld; Thijs Ka
ter; Jan Bek; Sjaantje Reynhout; Mary
Jurg; De Bengeltjes; Antje en Jacobus
Roossien; Rika Kaptein; Marietje Weeda;
Truus van Liere; Joosje Dekker; Andre
Schouten; Eduard v. d. Pol; Piet Wynants;
Annie Visser; Cor Wulffelé; P. C. Goebert,
Cornelia v. d. Vis; Wijnand Kerstens; Jan
Koomen; Teuntje Kloosterman; Antoon
Vos; Marianne; Greta Blokker; NellieRot
gans; Hiltje Zijlstra; Henny Blokker; Jo-
han v. d. Pol; Gerard Molenaar; Rika Ko
ningstem; Marietje Eskes; Alie Teunissen;
Tinie Brederode; M. Snoek; Simon Visser;
Cor en Bali van Bijnen; Riek Hendrikse;
Gerard van der Paal; Klaas en Gerard Jel-
lema; Coen en Wiesjp Coster; Piet en Jan
Strous, Vlissingen; Ellie Bisschop; Tillie
Bisschop; Rika Kejjzer, Texel,
Er was eens een aardig klein dwergje.
Hij heette Pinkelman en dat kwam omdat
hij net zo groot was als een pink. Hij had
sneeuwwit haar, een lange krullende
baard en vrolijke blauwe ogen.
's Zomers woonde hij onder een prach
tige rode paddestoel, die vol witte stippen
zat. In de winter had hij een gezellig warm
huisje tussen de wortels van de grote lin
deboom.
Pinkelman was erg lui. Hij was een aar
dige kabouter, maar hij was zó lui, dat al
le andere dwergen altijd zeiden tegen
iemand, die lui was: „Je bent bijna zo lui
als Pinkelman!"
Als de zon vroeg in de morgen in het bos
scheen en alle vogeltjes vrolijk twetterden
en tsjilpten, draaide Pinkelman zich nog
eens om in zijn bed van mos en bromde:
„Wat een vreselijke tijd is de morgen toch.
Een vreselijke tijd!" dan zuchtte hij heel
diep en sliep weer in, want hij dacht: „de
zon zie ik toch nog vroeg genoeg."
In de winter was het helemaal erg, dan
sliep hij tot elf uur, stak zijn rode neusje
naar buiten en als het koud was en het
stormde, zei hij: „Met zulk weer kan ik
niet naar buiten gaan." Dan kroop hij weer
vlug in zijn bedje en sliep een gat in de
dag. Daarna kroop hij heel voorzichtig
naar zijn rijken buurman en bedelde met
een zielig gezicht om wat eten. Als hij
zijn buikje rond gegeten had, ging hij weer
naar bed en droomde van de zon en de
warmte, van geurige bosbessen en van
heerlijke frambozen.
Nu was het weer één van die prachtige
zomermiddagen. Pinkelman zat voor zijn
huisje, liet de zon op zijn jasje schijnen en
doezelde heerlijk in het gouden licht.
Een veldmuisje kwam voorbij rennen.
„Ach wat heeft zij het weer druk," dacht
Pinkelman, „ja, dat komt natuurlijk omdat
ze zoveel kindertjes heeft, waar ze voor
moet'zorgen. Dan heb ik het toch maar be
ter. Ik hoef voor niemand anders dan voor
mezelf te zorgen en ik kan precies doen,
waar ik zin in heb. En stel je voor, dat je
nu al eten voor de winter ging verzamelen,
i.
Wie was Claudiua Civills?
Een uitvinder, een vrjjheids-held of een
voetballer?
n.
Wat is een Pinguïn?
Een auto-merk, een dier of een nieuwe
stof uit steenkool.
ni.
Hoe heet de schrijver van 20.000 mijl
onder zee?
Tom Mix, Hildebrand, Jules Verne of
Shirley Temple
zoals zoveel anderen dat deden. Nee hoor,
hij ging liever naar zijn buurman en be
delde daar wat."
Wat gebeurde daar op eens? Pinkelman
voelde zich in zijn jasje opnemen en hij
ging plotseling de lucht in. Een harde, pun
tige snavel hield hem vast en hij ging ho
ger en hoger. Pinkelman spartelde met
zijn kleine beentjes. Hij had zo'n pijn aan
zijn ruggetje, maar hoe hij ook spartelde,
het hielp niets. Het was Hans, de kraai,
die hem zo stevig vast hield. Hij vloog met
hem door het zonnige bos heel hoog, naar
het nest in de hoogste boom. Pinkelman
riep niet eens meer. Hij was moe van het
roepen en het huilen. Zijn hoofdje hing
slap neer en hij durfde niet eens meer te
kijken. Toen., bons, daar lag hij.
„Kwar, kwar, kwar hoorde hij van alle
kanten en de snavels van de jonge kraaien
gingen wijd open om het beestje te verslin
den. Toen begon Pinkelman weer zo te
schreeuwen en te trappen, dat hij op de
kop van één van de kraaienkinderen trap
te. Maar daardoor werd de moederkraai zo
boos, dat ze hem meteen in stukjes wilde
hakken.
Pinkelman kroop een eindje achteruit
en.... sloeg hals over kop naar beneden,
over de rand van het nest heen. Hij viel
zó diep, dat hij dacht, dat er nooit meer
een einde aan zou komen. Hans, de kraai
keek hem na, maar kon hem nergens meer
vinden. Pinkelman was onder een struik
terecht gekomen. Zijn hoofdje deed hem
vreselijke pijn van de val. Toen pakten
plotseling twee kleine pootjes hem op en
trokken hem vlug in een donker gat. Hij
wilde zich juist met het laatste restje van
zijn krachten verdedigen, toen hij een vre
selijk gepiep hoorde. Hij keek op en zag,
dat het de veldmuis was. En toen begreep
hy, dat ze hem natuurlijk had willen hel
pen. Hij kroop vlug achter haar aan en
nauwelijks had hij een eindje gekropen of
hij zag de scherpe snavel van de kraai door
het gat steken. Dat was dus net op tijd ge
weest. De kraai bleef buiten zitten en be
gon vreselijk te krassen. Pinkelman begon
te beven van angst en zijn knieen knikten.
Hij liep nog een stukje verder en toen zijn
ogen een beetje aan het donker begonnen
te wennen, zag hij, dat hij in een aardig
klein aardkamertje terecht was gekomen.
Dus daar woonde de veldmuis.
Wat zag het er allemaal keurig uit. Pin
kelman keek om zich heen. Hij vond het
prachtig. Daar kwam de veldmuis al aan
met iets heel lekkers om hem weer een
beetje over zijn schrik heen te helpen.
Wat vond hij het kamertje mooi. Er lag
geen halmpje verkeerd en er zat geen
stofje tegen de muur. De kleine muisjes
waren lief en zoet.
Toen het dwergje al die aardige muisjes
zag en het nette kamertje en de veldmuis,
die zo lief voor hem was, begon hij plot
seling te huilen. Dat kwam ook nog van de
schrik. Toen kwam de veldmuis hem troos
ten. Ze ruimde een bedje voor hem in,
dan hoefde hij niet naar huis toe, maar
kon bij hen blijven. Dat vond Pinkelman
wel fijn, want nu zou Hans hem nooit
kunnen vinden.
Maar nu was het ook met luilakken af
gelopen. Hij schaamde zich voor de veld
muis om zo lang in bed te liggen. Hij werd
plotseling ijverig. Hij haalde water en kor
reltjes brood en koten. Hij borstelde het
velletje van de muizenkinderen en speel
de met hen. De veldmuis vond het heerlijk,
dat hij zo mee hielp. Ze maakte zijn kleer
tjes en gaf hem zelfs een klein pijpje en
als de muizenkindertjes niet wilden sla
pen, vertelde Pinkelman hen van de boze
kraaien.
Maar op een dag verlangde hij toch weer
naar zijn eigen kamertje Hij nam afscheid
van de veldmuis en haar kinderen en zocht
zijn huisje weer op. Alle dwergjes en vo
gels waren blij, dat hij weer terug kwam.
En wat waren ze verbaasd, toen ze zagen,
dat hij zo netjes geworden was. Hij maak
te zijn kamer keurig schoon en alles zag er
uit, alsof de koning op visite moest komen.
Maar de koning kwam niet op bezoek.,
op een mooie morgen kwam de veldmuis
met al haar kindertjes bij hem! Ze keken
door het hele huis en smulden van alle
lekkere dingen, die Pinkelman zelf voor
hen had gezocht.
's Avonds zocht Pinkelman een glim
wormpje op, hij vroeg of het zolang op
zijn muts wilde gaan zitten en zo bracht
hij zijn gasten weer naar huis. Het glim
wormpje verlichtte de weg.
Heel tevreden ging hij weer naar zijn
huisje terug. Het was een fijne dag ge
weest en hij moest nog lachen, als hij er
aan dacht, dat het kleine muisje steeds op
zijn schoot had willen klimmen.
Zo sliep Pinkelman in en hij snurkte zo
hard, dat de oude lindeboom moest lachen
om het aardige, kleine dwergje.
Het had de hele dag geregend en de kin
deren verveelden zich allemaal een beetje.
Ze hadden al zoveel spelletjes gedaan en
wisten nu niets meer. Toen zei Netty: „We
zullen het rijmspelletje eens doen! Ik weet
een woord, dat op „bos" rijmt!"
„Ros, los, klos!" riepen ze allemaal door
elkaar. „Nee", zei Netty, „dat is niet goed!
Jullie moeten dat woord, wat je bedoelt,
omschrijven, zodat ik kan begrijpen, wat
jullie bedoelen! Probeer het maar eens. Dus
mijn woord rijmt op bos!"
Jan begreep het eerst hoe het spelletje
gedaan moest worden. Hij vroeg: „Is het
iets waar je garen om heen kan winden?"
„Nee", antwoordde Netty, „het is geen
klos."
Toen vroeg Hansje: „Is het iets, dat in
het bos op de grond groeit?" „Nee", ant
woordde Netty weer, „het is geen mos." „Is
het een kleur, die ieder wel eens krijgt?"
„Nee, het is geen blos!" „Is het dan een
heel slim dier?" vroeg Marietje. „Ja", zei
Netty nu, „het is een vos!''
Dat vonden ze allemaal een leuk spelle
tje! Nu mocht Marietje iets zeggen. „Mijn
woord rijmt op gans!" zei ze.
„Is het een wapen?" vroeg Hansje?"
„Nee, het is geen lans." „Is het dan een
jongensnaam?" vroeg Netty. „Nee, het is
niet Frans". „Is het dan iets, dat je doet,
als je vrolijk bent?" vroeg Jan. „Ja,!" riep
Marietje, „het is: dans!"
Nu kwam Jan aan de beurt om te zeg
gen: „Mijn woord rijmt op....!'' En zo
speelden ze de hele middag door en ze
hadden erg veel plezier!"
DOOR
No. 19.
„Weet U zeker, dat dit de goede weg is?"
vroeg Tarzan. „Ja, loog Magra; „we bevinden
ons ten Noordwesten van Bonga". De aap
man haalde zjjn schouders op. De ene weg
was zo goed als de andere, totdat hij een of
ander herkenningsteken vond. Maar naarmate
zfj verder liepen, geraakten zij steeds verder
van hun doel af. Zjj hadden geen enkele voor
bereiding getroffen om de wildernis in te
gaan, maar Tarzan, die het oerwoud als een
grote voorraadkamer beschouwde, zorgde
voor het nodige levensonderhoud. Hij maakte
pijlen en bogen en bemachtigde daarmede
voedsel. Op de derde dag van hun tocht keer
de hij terug met een grote antilope. Met een
onheilspellende uitdrukking op zijn gezicht
wierp hij het dier op de grond en liep naar
Magra toe. Het meisje schrok, toen ze de
toornige blik in zijn ogen zag. „U hebt ge
logen,zei hij koud, „U hebt ons de verkeerde
richting laten volgen." „Hoe weet U dat?"
vroeg het meisje bevend. Tarzan wees naar de
antilope. „Ik ken deze omgeving en weet, dat
deze streek ten Zuidoosten van Bonga ligt.'
Door haar angstige blik bekende het meisje
schuld. Plotseling sloten de handen van Tar
zan zich om haar hals.