Minister Romme onthult
de plannen der regeering
fcOODg
Tekortgeen 60 maar
200 millioen
DAGBLAD VOOR DEN'HELDER EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER
Jongens beneden 15 jaar
en meisjes beneden 16
jaar uit de bedrijven
De bestrijding der
jeugd-werkloosheid
Uitbreiding der
jeug d-reg istratie
SWDf
KONINGSTRAAT 78, DEN HELDER. TELEFOON 30 (2 LIJNEN)
29 OCTOBER 1938
óóeJAARG. No. 8451
Ons volk zal meer sober
moeten gaan leven
Kostbare openbare
werken moeten
achterwege blijven
Dit nummer bevat 16 pagina's
EERBERICHT
DE BILT S EINTt
NAAR AMSTERDAM?
HELDERSCHE COURANT
Uitgave der Ultg.-Mq. Holland» Noorderkwartier N.V. te De» Helder
ZATERDAG
In een heden te 's-Gravenhage gehou
den vergadering van de Rijkscommis
sie van advies inzake het vraagstuk
van de werkloosheid onder de jeugd,
heeft Minister Romme de plannen
der regeering ter bestrijding der
jeugdwerkloosheid onthuld.
De regeering blijkt voornemens te
zijn om in tijden van werkloosheid
de arbeid in bedrijven voor jongens
beneden 15 jaar en voor meisjes be
neden 16 jaar te verbieden.
Voor deze beide groepen stelt de re
geering zich ten doel de opleiding tot
hun verdere levenstaak door het
steunen van cursussen en inrichtin
gen van vakonderwijs, te helpen be
vorderen.
Verder zal een registratie der jeug
dige werkloozen sterk wórden uitge
breid en een staat-van-dienst-boekje
worden ingesteld, dat alle inlichtin
gen zal geven omtrent de mate
waarin de jeugdige werklooze aan de
verschillende in te stellen voorzienin
gen op het gebied van opheffing tot
vakmanschap heeft deelgenomen.
In zijn bovenaangehaalde rede zeide mi
nister Romme o.a. het volgende:
Is de bestrijding van de werkloosheid,
waar men haar aantreft., in het algemeen
plicht, welke noopt tot een voortdurend zin
nen op doeltreffende middelen. Maar de
plicht van bestrijding der jeugd-werkloos
heid eischt speciale zorg. Want geldt voor
de werkloosheidsbestrijding in het algemeen
dat de mate van haar welslagen samen
hangt met de mate waarin de maatschap
pelijke krachten eraan meewerken voor
de bestrijding van de werkloosheid onder
de jeugd is dit zoo waar, dat men kan zeg
gen, dat haar welslagen van de medewer
king der maatschappelijke krachten af
hankelijk is.
Jeugdwerkloosheidsbestrijding toch
heeft een, eigen, een ander, doel dan
bestrijding van de werkloosheid der
ouderen. Is deze laatste gericht op
het verschaffen van het. natuurlijke
middel, waardoor de mensch kan
voorzien in het levensonderhoud
voor zich en de zijnen, de jeugd
werkloosheid keeren beteekent den
jeugdige, wien de ongunst van het
heden treft, toch gereed maken voor
zijn toekomst, den jeugdige, wiens
uitrusting tot de taak van morgen
bedreigd wordt door den lediggang,
tegen de gevolgen dier dreiging be
hoeden, ja, ik ga verder en stel als
doel der werkloosheidsbestrijding
onder de jeugd ook: hen tot betere
en dus gelukkiger, menschen te hel
pen groeien dan zij wellicht gewor
den zouden zijn, wanneer de ernst
des levens hen niet zoo vroeg had
aangeraakt, de vloek van hun jeugd
te doen verkeeren in de zegen hun
ner volwassenheid.
Aan dezen arbeid nu kan de overheid lei
ding geven, door wetgevende maatregelen
kan zij ordenend erin optreden, zij kan sti-
muleerend en activeerend, ook door het ver-
Jeencn van geldelijken steun, werkzaam er
bij zijn, maar de arbeid zelf van zedelijke,
geestelijke en lichamelijke geschiktmaking
kan de overheid of niet of slechts gebrek
kig verrichten.
Die arbeid, waarmede jeugdwerkloosheids
bestrijding, welke dieper gaat dan de uiter
lijke vorm ervan, staat of valt, behoort tot
het terrein der maatschappelijke krachten,
van wier medewerking het welslagen der
bestrijding daarvan afhankelijk is.
Wanneer men de gegevens, welke door de
jeugdregistratie verkregen zijn,, als alge
meen geldend beschouwt en derhalve de
cijfers der jeugdregistratie omrekent X0®J"
het geheele land. dan valt het o.m. op. welk
een belangrijk deel der jeugd v r de meen
derjarigheid reeds korter of langer tijd
werkloosheid heeft ondergaan: terwijl het
percentage werkloozen 14 tot 21-jarige jon
gens. op het totale aantal niet-schoolgaan-
de jongens, in elk der jaarklassen per
December 1937 varieerde van 11 tot 30 Tb
en per 30 Juni 1988 van 11 tot 21 blijkt
dat van alle jongens dier jaarklassen teza-
men genomen r~~ds de helft werkloosheid
heeft gekend.
Prof. Mr. C. P. M. Romme
Minister van Sociale Zaken
Het eerst-noodige schijnt der regeering
daarom toe te bevorderen, dat. grootere ze
kerheid voor hen. die eenmaal in het be
drijfsleven zijn opgenomen, wordt verkre
gen tegen uitstooting op grond van buiten
hen liggende oorzaken, waarmede in het al
gemeen belang bereikt wordt, dat velen,
voor wie die mogelijkheid thans niet be
staat, weer geregeld zullen leeren wer
ken, dat bij hen weer aangekweekt zal kun
nen worden het gevoel, dat arbeid een
zegen is.
De regeering is voornemens daar
toe twee maatregelen van wetgeven-
den aard voor te leggen aan de Sta-
ten-Generaal een van tijdelijk, een
van meer blijvend karakter. Zoolang
het aanbod van jeugdige werk
krachten de vraag belangrijk blijft
overtreffen, wil de regeering zich
door den wetgever gemachtigd zien
bij een uiteraard voor beperkten
tijdsduur geldende crisiswet, om„
indien zulks naar het oordeel der
Kroon kan bijdragen tot een betere
verdeeling van beschikbare werkge
legenheid, aan jongens beneden de
15 jaar ondernemingsarbeid (buiten
den landbouw, waarvoor een afzon
derlijke regeling in overwegin" is) te
kunnen verbieden. Daarnaast denkt
de regeering zich een wijziging der
arbeidswet, waardoor, behoudens
eventueel noodzakelijke uitzonde
ringen in verband met dringende
eischen van het bedrijfsleven, 14- en
15-jarige meiscjes uit ondernemings
arbeid (buiten den landbouw zul
len worden geweerd.
Dat de laatste maatregel, betreffen
de dé meisjes, zich uitstrekt tot aan
de 16-jarigen en daarboven als een
meer blijvende is gedacht, hangt sa
men met de opvatting der regeering,
dat deze maatregel niet slechts deug
delijk is ter bevordering van een be
tere verdeeling der beschikbare werk
gelegenheid, doch in beteekonis daar
bovenuit gaat, in zooverre hij het nog
kind zijnde meisje de noodzakelijke
bescherming verleent tegen het voor
haar veelal zoo gevaarlijk verblijf
in het ondernemingsmilieu, en daar-,
enboven haar richt op den arbeid in
en voor het gezin, waar vooral haar
toekomstige taak ligt. De regeering
verwacht van deze maatregelen een
zoodanige verschuiving in de ver
houding van vraag naar en aan
bod van jeugdigen, dat in meer dan
een jaarklasse van hen, voor wie
ondernemingsarbeid toegelaten blijft,
de werkloosheid zal verdwijnen.
Intusschen is hiermede het vraagstuk niet
opgelost. Zelfs kan men zeggen, een nieuw
facet daaraan toegevoegd, in zooverre n.1
voor het bedrijfsleven een tendenz van
kostprijsverzwaring uit het genoemde voort
vloeit. Aan deze moeilijkheid wil de regee
ring tegemoet komen en tot verdere oplos
sing wil zij geraken in samenwerking met
het bedrijfsleven waarbij de regeering
dan meer in het bijzonder op hef oog heeft
de 14-jarige jongens. samenwerking waar
toe zij het bedrijfsleven uitnoodigt. De re
geering is harerzijds in die samenwerking
bereid te bevorderen, dat. zoolang zij van
haar vorenbedoelde machtiging gebruik
maakt, van rijkswege de gelden beschikbaar
worden gesteld, welke noodig zijn ter finan
ciering van wat ik moge noemen, in de
breede beteekenis van het woord, de scho
lingsplannen. welke het bedrijfsleven in zijn
verschillende schakeeringen, met behulp
van deskundigen, naar voren zal willen
brengen, om de li-jarigen beter geschikt
te maken voor hun toekomstige bcdrijfstaak
en hen dus als 15-jarigen van meei; waar-
Millioenen-nota onjuist...
.Negen vooraanstaande Nederlan
ders hebben naar aanleiding van de
Millioenennota 1939 een open brief
gericht aan Zijne Excellentie den
Minister van Staat, Voorzitter van
den Raad van Ministers, waarin zij
uiting geven aan hun groote be
zorgdheid óver den toestand en de
vooruitzichten der publieke finan
ciën hier te lande.
Critiek op inrichting
grooting.
der be-
In dezen brief wordt in de eerste plaats
ernstige critiek geoefend op de inrichting
der begrooting en de wijze van berekenin-
ning der tekorten. De begrooting zou geen
juist beeld geven van het werkelijke finan-
cieele tekort, wat als volgt wordt toegelicht:
Een zeer gecompliceerd beeld geeft de
Millioenennota van het tekort voor 1939. Dit
tekort bedraagt in de officicelc begrootings-
stukken f 142.6 millioen of, na aftrek van de
opbrengst van nog te verlengen tijdelijke
heffingen en een nader wettelijk te regelen
vermindering van de storting in do Sociale
verzekeringsfondsen f 25.6 millioen. Blijkens
de toelichting die de Minister van Finan
ciën in de Millioenennota geeft, is dit echter
niet het „reöele" tekort, hetwelk wordt be
cijferd op f 61,2 millioen, welk cijfer echter
ook weer niet juist is, omdat daarin, naar
de Minister erkent, belangrijke elementen
niet zijn begrepen. Met name geldt zulks:
lo. het brengen ten laste van den kapi-
taaldienst van, dus het leencn voor, belang
rijke uitgaven, die volgens de elementaire
eischen van een gezonde financieele politiek,
uit de gewone middelen behooren bestre
den te worden;
2o. de onvoldoende aflossing op een
Staatsschuld, die telken jare in sterke mate
toeneemt voor het doen van uitgaven, die
voor het overgroote deel een improductief
karakter dragen;
3o. het achterwege laten van de noodige
stortingen in verzekerings- en pensioen
fondsen, hetgeen een onzichtbare tolken
jare groeiende vermeerdering van de Staats
schuld beteekent.
Aldus opgesteld zijn er dus drie
saldi: hel officieele. het „reëele" en
het werkelijke tekort, van welke
drie het laatste en voor de beoordee
ling van den financieelen toestand
meest belangrijke geheel onbekend
is.
De briefschrijvers meenen hiertegen met
allen ernst te moeten waarschuwen. Met
name achten zij het niet toelaatbaar de gel
delijke gevolgen voortspruitende uit ver
plichtingen van den Staat uit de begrooting
weg te laten, zoolang de verplichtingen zelve
onaangetast blijven.
Alleen indien de begrooting volgens de
eischen van een goed en degelijk finan
cieel beheer is opgemaakt kan zij een basis
vormen voor een reëele welvaartspolitiek.
Het werkelijk tekort.
Uit het bovenstaande blijkt reeds dat het
ondanks de uitvoerige uiteenzettingen der
Millioenennota niet mogelijk is het werkelijk
tekort op de Rijksbegrooting voor 1939 onder
cijfers te brengen. Vast staat echter dat dit
tekort belangrijk grooter is dan het als reëel
tekort aangenomen bedrag van f 61 millioen.
Om tot een juister berekening van het
werkelijk tekort te komen moet evengenoemd
bedrag van f 61 millioen in elk geval worden
verhoogd:
lo. wegens onvoldoende aflossing van de
zichtbare Staatsschuld, waarvoor bij het
overwegend improductieve karakter dier
schuld een looptijd van 40 jaren toch ze
ker als een maximum moet beschouwd wor
den, met f 26 millioen;
2o. wegens een annuiteit van de onzicht
bare schuld van den Staat aan verzekerings
fondsen van ten minste f 1,2 milliard, bij een
rentevoet van 3V2 en een looptijd van
75 jaren welke rentevoet en looptijd als
uitersten zijn te beschouwen
metf 45 millioen;
3o. wegens thans op den kapitaaldienst
gebrachte uitgaven die bij een goed beheer
op den gewonen dienst thuis behooren, met
een onbekend bedrag dat echter, gezien de
samenstelling en het totaal van de op den
kapitaaldienst gebrachte posten, ten minste
is te stellen op f 60 millioen;
4o. wegens de te lage becijfering van de
annuiteit ten behoeve van het Spoorwegpen
sioenfonds ....f6 millioen;
f 137 millioen.
Volgens deze cijfers zou het wer
kelijke tekort, in plaats van f 61 mil
lioen, f 137 millioen meer of In to
taal ten minste f 198 millioen bedra
gen.
De Staatsschuld.
Niet minder zorgwekkend dan het tekort
op den gewonen dienst der Rijksbegrooting
is de snelle groei van de zichtbare en on
zichtbare Staatsschuld, welke van 1930'39
tot 1 milliard gestegen is, hetgeen adres
santen nader toelichten.
de te doen zijn in het bedrijfsleven dan zij
zonder die opleiding zouden wezen.
Ik denk hier aan de mogelijkheid
van nijverheidsonderwijs, dat op te
zetten ware op den voet van onze
centrale werkplaatsen. Aan een
eventueele combinatie van zulk
nijverheidsonderwijs en algemeen
ontwikkelend onderricht; aan invoe
ring ook van het tweeoneen
stelsel waarbij dispensatie moge
lijk zou zijn van het arbeidsverhod
voor 14-jarigen met aanvullend
onderwijs enz. Het spreekt vanzelf,
dat bii deze bereidverklaring de re
geering ervan uitbaat, dat hetgeen
het bedrijfsleven, deskundig voorge
licht, naar voren brengen zal,
zal worden gekenmerkt door nuttig
heid evenzeer a's door soberheid, in
één woord degelijk zal zijn.
Voor wat betreft de 14- en 15-jarige meis-
i°s. wier toekomstige taak. zooals gezegd
de_ rec-eering vooral ziet liggen in den ar
beid in en voor het gezin, is de regeering
onder gelijk vooropstelling als evengemeld.
bereid, geldelijke hulp te verleenen. wanneer
vanuit het maatschappelijk leven naar ge
bleken behoefte plannen worden aanhangig
gemaakt en goed bevonden, welke bevorde
ren dat de ontwikkeling dezer meisjes erop
wordt gericht, dat zij ook later voor den
gcinsarheid behouden blijven.
De regeering is zich bewust, dat al het
vorenstaande tezamen bij de huidige ver
houdingen nog niet de werkloosheid onder
de jeugd geheel zal opheffen. Daarom
wenscht zij. zoolang de verhoudingen zulks
noodig maken, de uitbreiding te bevorderen
van de verschillende soorten van cuRureele
zore. waarmede sedert eenige jaren het de
partement v. sociale zaken bemoeiing heeft
t.w. kampwerk. centrale werkplaatsen,
werkobjecten en cursussen. Tot de bevorde
ring van de beschikbaarstelling der daar
toe noodige ruimere geldmiddelen heeft de
regeering besloten, gelijk ook tot een
verhoogde stibsidieering in de kampkosten,
t.w. van 75 op 85% dier kosten, indien de
leiding het tot uitbreiding weet te bren
gen.
Ter stimuleering van de deelne
ming aan deze cultureele zorg
deelneming welke thans helaas veel
te wenschen overlaat - zoomede ter
stimuleering van de deelneming
aan de voorzieningen voor de 14-
jarigen, meent de regeering aan de
Staten-Generaal te moeten voorstel
len de invoering van een staat-
van-dienst-boekje voor eiken min
derjarigen leerplicht-vrijen jongen,
in welk boekje aanteekening wordt
gehouden, aan welke voorziening is
deelgenomen, c.q. dat en waarom
niet aan een voorziening deelgeno
men is.
Het effect van dezen drang naar ruimere
deelneming aan de voorzieningen ziet de
regeering recht evenredig loopen met de
wezenlijke beteekenis dier voorzieningen",
naar mate die beteekenis reëeler is, naar
mate het nut, dat de jongere voor zijn
vorming ervan trekt, grooter is, zijn ken
nen en kunnen erdoor groeit, hij geschik
ter erdoor wordt voor aanpakken en door
zetten in het leven, naar diezelfde mate
zal de beteekenis van het staat-van-dienst
boekje toenemen en zal het kunnen worden
wat het inderdaad moet worden tot
een belangrijk document bij de beslisi-
sing over indienstneming. Wordt dit ver
wezenlijkt, dan is de uitbreiding in de
deelneming verkregen door het, naar het
oordeel der regeering. best denkbare middel,
omdat dat middel tevens een stimulans
voer tot opvoering van de innerlijke waarde
der voorziening. e
Tenslotte heeft de regeering besloten te
bevorderen, dat de jeugdregistratie over het
geheele land wordt uitgebreid, teneinde
haar organiseerende taak met betrekking
tot de bevordering van het werken-door-de
jeugd op verruimde schaal te kunnen voort
zetten. Zij zal onderdeel zijn van een ten
departemente in het leven geroepen crisis
dienst, sociale jeugddienst geheeten. waar
in de geheele aangelegenheid der door de
omstandigheden jioodzakelijk geworden so
ciale jeugdzorg wordt geconcentreerd.
Met een opwekking aan de commissiele
den om met hun adviezen de noodige spoed
te betrachten, eindigt de minister zijn be
langwekkende rede.
Verwachting: Zwakke tot mati
ge N. tot W. wind, aanvan
kelijk plaatselijk mistig, ove
rigens zwaar tot half be
wolkt, weinig of geen neer
slag, zelfde temperatuur.
Verdere vooruitzichten: Weinig
verandering.
Maatregelen.
De maatregelen, die adressanten aangeven
tot verbeteringJ van den door hen zoo al
lertreurigst geschetsten toestand komen in
hoofdzaak op het volgende neer:
Allerlei op zichzelf begeerenswaardige
voorzieningen zullen moeten worden inge
perkt; vele in beginsel verdedigbare maat
regelen van Overheidssteun zullen aan het
particulier initiatief moeten worden over
gelaten; talrijke kostbare openbare werken
welker productiviteit in geen verhouding
staat tot de kosten, zullen achterwege moe
ten blijven; kortom het geheele overheids
beleid, dat thans veelal is gericht op een
kunstmatige welvaartsvermeerdering zal,
nu zoo duidelijk is gebleken dat de daar
mede gepaard gaande lasten voor de toe
komst van ons Volk een steeds ernstiger
bedreiging gaan vormen, omgezet moeten
worden in een beleid dat in de eerste
plaats er op gericht is de productiekosten
te verlagen en de bestaansvoorwaarden
van het particuliere bedrijfsleven te ver
sterken teneinde aen natuurlijke verrui
ming van de werkgelegenheid te verkrij
gen.
Het Nederlandsche Volk, in al zijn gele
dingen, leeft op een te hoogen voet. Het is
niet doordrongen van de onevenwichtigheid,
welke bestaat tusschen dien levensvoet en
de ongunstige ontwikkeling van de econo
mische en financieele wereldomstandighe
den. Komt hef niet tot dit besef en wordt
het door zijn leiders niet overtuigd van de
noodzakelijkheid om de handen ineen te
slaan tot het weder rendabel maken van
zijn productie-apparaat en tot het gezond
maken van de publieke financiën, zoowel
van den Staat als van de gemeenten, dan
zullen de te brengen offers onvergelijkbaar
zwaarder worden en zullen de zwakste groe
pen der bevolking het ernstigst getroffen
worden.
Het stuk is onderteckend door de heeren
Mr. D. Crena de Iongh; Gottfr: H. Crone;
Mr. Dr. A. van Doorninck; F. H. Fentener
van Vlissingen; J B. van der Houven van
Oordt; Mr. W. G. F. Jongejan; Mr. K. P.
van der Mandele; Mr. L. J. A. Trip; C. J.
Ph. Zaalberg.
dan alleen per W.A.C.0 Antobusdiensten.
Snelste en voordeligste autobnsverbinding.
Vraagt onze winterdienstregeling, verkrijg
baar bij de chauffeurs en onze kantoren.