OPIUM
De Brabantsche Brief
in plaats van den dokter
van Dré
Tallooze verslaafden in geheime opiumkitten
Vrouw in haar woning
aangerand
Hallo, hier de Noordpool!
WAAROM DE STAAT HET GENOTMIDDEL BEREIDT.
INDO-EUROPEANEN LUS TEN GEEN BIERTJES
het rook-
SOERABAIA. In Octofcer.
Het opium wordt in Neder
landsch-Indië uitgevoerd uit
Bengalen, Turkije en Perzië.
Het verkeert dan nog in
den toestand, waarin het
werd geoogst van de pa peper-
velden en is nog niet voor
gebruik gereed.
Eerst moet het nog een
aantal bewerkingen onder
gaan, o.a. het roosteren en
dit geschiedt in een van re-
geeringswege opgerichte en
gedreven fabriek, waar de
„tjandoe", 't rookopium, uit
het ruwe product wordt be
reid.
Het moge merkwaardig
schijnen, dat de overheid zelf
opium doet bereiden, maar deze zelfberei
ding is een der krachtigste middelen om
het opiumgebruik te controleeren en te
beperken en om den smokkelhandel tegen
te gaan.
Afdoende bestrijding van den sluikhan
del op directe wijze is in Indië, zooals ik
reeds in een vorig artikel schreef, onmo
gelijk door de enorme lengte der kust
lijnen, vele tienduizenden kilometer. Af
doende bewaking van deze kusten zou een
leger van honderdduizenden beambten vor
deren. Vrij-opium, dat door sluikhande
laars wordt binnengesmokkeld, is vijftig
tot vijf-en-zestig procent goedkooper dan
de „regie-opium" van de staats-opium-fa-
briek, dus voor smokkelaars is er een
aardig duitje te verdienen, doch de regie
opium is van aanmerkelijk beter hoeda
nigheid en veel meer in trek. Het komt
bij de „tjandoe", het rook-opium, op de
bereiding aan en de „kenners" bemerken
het verschil zeer goed in het gebruik.
Zoo'n „kenner", zoo'n echte opiumrooker
haalt zijn neus op voor de gesmokkelde
waar en geeft verre de voorkeur aan het
opium der staatsfabriek, dat zelfs in klei
ne hoeveelheden wordt gesmokkeld naar
Singapore, waar het niettegenstaande den
zeer hoogenr prijs, zeer veel aftrek vindt.
De Compagnie verdiende reeds
aan opium.
Het „schuiven" van opium Is afkomstig
uit Mohammedaansche landen, voorname
lijk uit Turkije en Perzië. Vandaar werd
dit gebruik overgebracht naar China, van
waar het naar Indië kwam. Reeds lang,
voor de Nederlanders in Indië voet aan
land zetten, was er het gebruik van opi
um bekend en de oude Nederlandsche
Oost-Indische Compagnie, wie het alleen
om „handeldrijven" te doen was, heeft er
indertijd schatten aan verdiend.
Eigenaardig is het, dat de uit
werking van opium (evenals van
morfine en alcohol) bij de Aziati
sche volken en de Westersche ge
heel verschillend is. Een der ge
leerden, die zich met het vraag
stuk bezig hielden, meende, dat de
opwekkende werking van opium,
zich in het bijzonder doet gelden
bij voornamelijk vegetarisch leven
de menschen.
Dat inderdaad Bomimige vergiften ver
schillende uitwerking hebben bij verschil
lende rassen, heb ik gedurende mijn tal
looze reizen in vele deelen van de wereld
herhaaldelijk kunnen bemerken. Zoo
maakt zelfs een kleine hoeveelheid alcohol
houdende drank sommige zwarte Afrika
ners tot wreede woestelingen en in Fran-
sche garnizoenssteden, waar ook zwarte
troepen liggen, is het daarom aan café
houders ten strengste verboden aan deze
zwartjes alcohol in welken vorm ook, te
verstrekken. Of deze uitwerking van de
alcohol verhand houdt met de voeding, of
dat er ook andere factoren in het spel zijn,
ontgaat mijn oordeel.
De noodlottige neiging.
Niet alleen ?fe uitwerking van, maar ook
de neiging tot bepaalde vergiften is bij
verschillende volken verschillend. In ge
heel Nederlandsch-Indië stonden in 1!>30
slechts vijf „Europeanen" gelijkgestelde in
landers) als opium-gebruikers aangeschre
ven.
Daarentegen is het alcohol-gebruik onder
de inlanders en ook onder de Indo-Europea
nen veel minder dan onder de echte Euro
peanen. Dit verschil valt sterk op tusschen
Europeanen en Indo-Europeanen, die ge
woonlijk met elkander omgaan, maar tus
schen wie aan de biertafel of bittertafel een
sterke scheiding valt.. De Indo-Europeaan
drinkt geen alcohol-houdenden drank (zeld
zame uitzonderingen daargelaten), niet uit
beginsel, maar omdat hij hem niet „lust".
En als hii zich dan toch eens aan de hitter-
of biertafel hij kennissen zet en ook mede-
doet. dan drinkt hij gewoonlijk het bier
met heel kleine teugjes, of het een kostbare
likeur is en een bittertje verwerkt hij met
een heel leelijk gezicht, alsof hij een af
schuwelijk drankje inneemt.
Een opium-dokter.
Heel veel der opium-gebruikers en -mis
bruikers in Indië (en elders) zijn tot het
gebruik en misbruik gekomen door ziekten,
die pijnen veroorzaken. Door het gebruik
van opium worden die pijnen niet meer
In een nauw zijsteegje van zoo'n drukke
winkelstraat bevindt zich soms een
opiumkit
gevoeld. Aanvankelijk zijn voor het tijdelijk
verdrijven der pijnen kleine hoeveelheden
opium noodig, doch de benoodigde hoeveel
heid neemt steeds toe. Om het opiumkwaad
te bestrijden moet men dus de menschen
in de gelegenheid stellen geneeskundige
hulp voor hun kwalen in te roepen, maar
dat is niet voldoende. Heel vaak tooncn in
landers tegenzin zich tot artsen te wenden
en dwingen kan men, afgezien bij besmette
lijke ziekten, hen daartoe niet. Bovendien
beschouwen de inlanders het opium als een
geneesmiddel, dat in vele gevallen genezing
brengt. Men lache daarom niet, want de me
dische wetenschap heeft in vroegere tijden
eveneens het opium beschouwd als een ge
neesmiddel tegen vele kwalen. Een beroemd
geneesheer kreeg in de zestiende eeuw van
zijn tijdgenoot en zelfs den naam van „doc
tor opiatus" (opiumdokter), daar hij het
voor tallooze gevallen voorschreef.
Als 't maar verborgen blijft™.
De overheid in Nederlandsch-Indië tracht
het opium-gebruik zooveel mogelijk te beper
ken, daar zij het niet mogelijk acht het in
korten termijn geheel uit te roeien. Steeds
weder komen in Nederlandsch-Indië dui
zenden Chineezen aan, die aan opium ver
slaafd zijn en zich tot den sluikhandel zou
den wenden indien er langs wettigen weg
geen opium te verkrijgen zou zijn. Ter voor
koming van verdere verbreiding van het
kwaad is al veel bereikt, indien het slechte
voorbeeld verborgen wordt gehouden. Men
kan jaren in Indië'wonen, zonder iets van
het opium-schuiven te bemerken, tenminste
als men er niet naar zoekt. Er zijn officieel
erkende „schuifpjaatsen van opium", in de
wandeling opiumkitten genoemd hoewel dit
niet juist is. Opiumkitten zijn meer de
clandestiene schuifgelegenheden. Zulke
„schuifplaatsen" vindt men in vele groote
plaatsen, heel vaak in het centrum, in een
drukke winkelstraat, maar dan in een nauw
zijstraatje of steegje van zoo'n straat-
Enkele van zulke schuifplaatsen heb ik
bezocht en ik hoop daarover in een slot
artikel te vertellen.
In die schuifplaatsen komen alleen opium
schuivers, die daar dus geen slecht voor
beeld kunnen geven aan niet-schuivers.
Geen slapende honden wakker
maken!
Reclame wordt er voor deze schuifplaat
sen niet gemaakt en men kan honderden
keeren langs zoo'n gelegenheid wandelen
zonder haar te ontdekken. Ook reclame
voor het opium zelf wordt er door den
verkooper (de overheid) natuurlijk niet
gemaakt. Zelfs zijn velen tegen een anti-
opium-propaganda, daar ze vreezen, dat
zulk een propaganda wel eens nieuwsgie
righeid vooral van jongeren zou kunnen
wekken en dus zou kunnen bevorderen wat
zij bedoelt te bestrijden.'
Kwaad met kwaad bestrijden.
Het opium-vraagstuk is, zooals ik reeds
eerder opmerkte, een moeilijk en ingewik
keld vraagstuk en dientengevolge komen
opiumbestrijders wel eens met voorstellen,
die op het eerste gezicht zonderling schijnen
Zoo kwam eenige jaren geleden dr. A. Kits
van Heyningeu met hét plan ter „bestrij
ding" van het opium-verbruik het aantal
wettige opiumkitten uit te breiden en den
prijs van het regie-opium te verlagen. Door
uitbreiding van het aantal wettige opium
kitten hoopte hij het schuiven buiten die
kitten, bij voorbeeld in den huiselijken
kring, waardoor een slecht voorbeeld aan
anderen wordt gegeven, nog meer tegen te
gaan. De prijs van het regie-opium zou moe
ten worden verlaagd tot het prijspeil van
het opium in den smokkelhandel, waardoor
aan den sluikhandel zoo goed als een einde
zou worden gemaakt-
Een afdoende bestrijding van het opium
kwaad is alleen mogelijk door internationa
le samenwerking en het beste ware de aan
plant van papavers, anders dan voor ge
neeskundig gebruik, internationaal te verbie
den. Er hebben reeds internationale opium
conferenties plaats gehad, maar tot zulk
een verbod is het niet gekomen. Enkele lan
den hebben namelijk economisch te groot
belang bij de papaverteelt en de daarmede
in verband staande opium-productie.
J. K. BREDERODE.
Ulvenhout, 3 Nov. 1938.
Amico,
Daar zijn soms van
die deuntjes, die zóó
vasthaken in oew
harsenpan, dat ge
uren aan één stuk
zo'n dingskes te zoe
men, te sissen, te
neuriën of te fluiten
staat onder oewen
arbeid in den akker
b.v. En dat ge mee
gin duvelsch geweld
van zo'n lieke kunt
afkomen, dat aan oew
zielement zit vastgeplakt lijk 'n ulevellepam-
pierke aan oeuw vinger.
Ja, 'k heb m'n eigen eens van m'in leven
er op gefrappeerd, da'k zo'n „vastgekleefd"
lieke liep te sissen in'nen lijkstoet.
Wat veur liekes, deuntjes, mopkes dat zijn,
ik weet 't nie, maar ze schijnen aan den
achterkant gegomd te zijn of zoo iets.
Zoo zijn er ook woorden, mee zo'nen gom-
rug. B.v. „Oké". Daar is niemand in de wea-
reld die wit, wat „oké" beteekent. Janus,
onzen ouwen veldwachter, spreekt 't uit als
„Oowkee, 'nen vent in den Radio zee lest:
„Ohkhei", ik begreep wel, dat dit 'n soort
van „hoog-okeesch" was, tusschen oowkee
en ohkei zijn zekers nog wel duuzend meuge-
lijkhedens om te okéjen, maar't is alle
gaar één en 't zelfde ulevelpampierke, dat
aan de vingers plakt. En wie er éénmaal mee
^aangemokt" is, is 't kleverig voddeke nog
nie kwijt.
Lang kleefde en plekte ook deur de wae-
reld-van-de-Letteren zo'n strooppampierke,
dat vastgeplakt zat aan veul inktpotten, aan
veul vesten, in veul haren, aan veul vingers.
En 't ulevelsche salamanderke hee lang zijnen
plekkracht behouwen, 't Dink hiette „pro
vinciale litteratuur".
Sjuust lijk mee „Oké", wist nooit iemand
sjecuur wat 't gegomde flarreke nou percies
beteekende. Ineens was 't in de weareld en
plekte vast in de wenkbraauwen van eiken
criticus: docht den goeien kaerel, dat ie 't
kwijt was, dan zat 't den anderen mergen aan
den bojem van z'n broek, of aan den man
chet van z'nen hansjop.
Allee, zo'n pampierke dwerrelde op 'nen
laten avond bij Mathieu Roomsoes, die daar
onder de lamp babbelèèrs zoog en critiek
spoog, uit 't raamke van de vijfde verdieping
en maanden- en maandenlang kleefde dat
plekkerig pampierke vast aan de harsenpan
nen, aan krantenartikels, in tijdschriften, ja
in de polkakopkes van ijverig-leerende
bakvischkes.
En den Thieu zuigt wijer. En de stroop-
pampierkes „realisme", pointillisme", „im
pressionisme", „provincialisme", „naturalis
me", „burgerlijk", „intellectueel", „nikkelen
buis-isme", „blanke negerinnencultuur" dwer-
relden onder de lamp vandaan naar de straat
en blijven, omdat ze 'r benejen nie af kun
nen komen, daar 'n kwartaal of zoo in de
mode.
Heele zinnen, amico, komen telkens
verom in opstellen en rapporten van mannen,
die hoogstwaarschijnlijk nie blind zijn, maar
wien toch zo'n ulevelvoddeke aan de oogharen
mot zijn gewaaid.
Dat docht ik deuze dagen nog, als ik den
ouwen Driek teugenkwam, die daar vort-
slepte op 'nen slof en 'nen schoen.
„Alee, Driek, hoe gaat ie?"
,,'k Mag nie klagen, Dré! Van m'n twintig
huiskes staan er op den oogenblik maar zeu-
ven leeg, maar 'danderen brengen nou toch
de lasten op."
„Ook..., zoowenne... wat brengen ze
veur jouw eigen op, Driek?"
„Nik, Dré, niks jongen, maar ik woon bij
m'n dochter, goei kind en nou en dan krijg
ik van 'nen pronten huurder van me, die veul
te goeiekoop woont, nog wel 'ns 'n segaar."
Deuzen Driek, amico, hee zestig jaren hard
gewerkt, is 'nen steunpilèèr veur de mot
schappij, een van de groote belastingbetalers,
opbrengers van hypotheekrenten en uitgevers
van timmer-, metsel- en reparatiewerk,
nóg altij, en deuzen mensch gaat eigens
rond op 'nen slof en 'nen schoen, leeft ten-
nostenbije van de liefdadigheid en in grooten
zurg toch nog, leeft kort en goed gezeed
mijlen benejen z'nen stand.
Daar zijn veul „kapitalisten" lijk den Driek!
Den Driek zocht z'n zekerheid z'n frotuin
in huizen, anderen zochten 't in pampieren.
Deus anderen zijn allegaar lid van den On-
zichtbaren Bond „den Stillen Armoei".
Deus kapitalisten leven de Vincentius. Me
dunkt, er mot dan nog al 'n stevig ulevel
voddeke in oew harsenpan haken, om te be
weren, dat deuze Vincentius-kapitalisten bo
ven huiliën stand leven!
Ik weet nie, amico, of jou al opgevallen is
hoeveul drukker er weer gerejen wordt mee
die bronolie-wageltjes. Allee; nie de leste da
gen, of de leste weken, al enkele jaren kost
ge dat zien.
Jadaar woruc veul bronolie weer ver
bruikt.. Want... mee afgesneien licht- en gas
meters, kan zelfs den ermsten mensch gin
licht en gin vuur maken.
En ik beloof oe, ik kom zoo hier en daar
nog al mee m'nen groentenwageldaar zitr
toen 's avonds veul, heel veul menschen bij 'n
spetterend bronolielampke (zoo eentje, dat
vroeger in 't huiske hong), ik zeg, daar zit
ten 's avonds veul, heel veul erme donders ge
bogen bij z'n olielampke over de krant van
eergisteren, wieren stand 't eerder zijn zou om
den avond deur te brengen onder 'nen licht
kroon, lijk ge'r zoodikkels op rijkskantoren
ziet hangen.
't Was vroeger veur 'nen vakman veul
schande als ie leven moest van de bedeeling.
Eigenlijk kwam 't nie veur! Misschien in
héél kwajen tijd... midden in den winter, dat
er dan wel 'ns 'nen enkeling acht of virtien
dagen 'nen nap werm eten of 'n klats soep
gong halen.
Maar ik verasereer oe, amico, zo'nen gank
naar de bedeeling was veur den vakman 'nen
boetegank. Daoarteugen kwam al z'n eer
gevoel. al zijnen trots en fierheid van vakman
in opstand.
ZIJ VERGEET HAAR LIEVELINGEN NIETI
Maar honger is 'n felle zweep!
Vakman-zijn beteekent nou eigenlijk zo'n
bietje „stempeleer" zijn. Trekken van de
bedeeling! Steun?
Nouja ge wit best wa'k zeggen wil.
Onze vakmenschen amico, vroeger wijd ver
heven boven allen, die gin vak verstonden
teugeswoordig noemen we die mannen de man
nen van 't Gezag ik zeg: onze vakmenschen
leven allegéér, allegaar, benejen huiliën stand.
Ofdenken sommigten hooggepension-
neerde ambtenaren, bankdirecteuren, veurzit-
ters van Kamers van Koophandel en zoo, dat
den vakman ginnen stand bezit?
Als dat zoo is, dan motten zulke veurname
menschen gin geleerde opstellen schrijven
over sociale zaken, amico.
Den vakman die mee harsens en handen z'n
vak verstaat, hee den eigensten trots op z'nen
stiel r jen terecht! ais den bankdirecteur.
En 't is nog 'n groote vraag veur me, wat
moeilijker is in 't leven: 'nen schoen te maken
aan 'nen ongelukkigen voet, of 'nen veurspel-
ling te doen in Annaconda-Copper.
't Is veur mij nog 'n groote vraag wat moei
lijker is: de vochtfout van 'n huis vinden en
verhelpen, of als veurzitter van 't geleerde
comité 't glas heffen opmij 'nen zorg.
Allee, óf den vakman mensch van stand is?
ennóf deuzen stand wijd benejen z'n weer-
digheid leeft!
En toch tóch moest ik deuze dagen weer
lezen:
„Wij leven op 'nen te grooten voet".
Lijk zo'n ulevelle-plakvloeike bleft deus zin-
neke maar vastkleven aan de zielementen van
veul kwiebussen, die mee één vel pampier, mee
één krantenartikel 'ns efkens den economischen
boel op pooten zullen zetten.
Jawel! Da's 'n ouw en 'n kouw kunstje, om
mee 'n paar groote woorden 'n heele Regeering
in 'r hemmeke te zetten. Of minstens één de
partement.
Om dan in de gaauwigheid efkens te ver
geten, dat:
duuzenden „kapitalisten" wit van zurgen
rondloopen op 'nen slof en 'nen schoen;
duuzenden „huizeneigenaars" d'r eigen eiken
dag afvragen, hoelank ze 'n dak boven d'r
eigen hoofd zullen hebben;
tienduuzenden vakmenschen lijk bedelèèrs
langs de straten dal ven;
gestudeerde menschen rondloopen in de af
gelegde kleeren van anderen;
z.g. onderwijzers als kweekelingen veur de
klassen staan, teugen 'nen rijksdaalder per
week en mee de lappen in de knieën van d'r
broek;
gedoctoreerde menschen rondslenteren op
kosten van vader, diebeter hulp gebrui
ken kost van den Mr. of Dr. zeun!
Allee, 't is 'n kouw kunstje om mee 'n paar
groote woorden te verklaren, dat „Nederland
op te grooten voet leeft" en dan al die duu
zenden en duuzenden, tien- en tienduuzenden
maar te vergeten, die wijd benejen huiliën
stand, benejen huiliën toekomenden stand
teekenen en gaan als koloniaal naar den
Oost!
Leven van liefdadigheid!
Of minderweerdig werk verrichten. Of is 't
soms gewoon om als Ingenieur mee stofzuigers
te leuren?
't Is een ouw en kouw kunstje om dat alles
veurbij te zien als ge eigens veilig zit in 'n ge-
leerddoend Comité van.Veuraanstaande
Nederlanders!"
Jaja sjuust. Er léven nog wel enkelen op
te grooten voet. Maardaarteugenover is
veul, heel veul, veul te veul
teugen wicht!
En 't ulevelpampierke mot wel sodemerakels
plakkerig zijn, kleven aan vingers en boorden,
aan harsens en wenkbrauwen, aan nekharen en
lorgnetten, als zo'n uitdrukking „Nederlanders
leven op te grooten voet" altij maar bleft ver-
omkommen in „geleerden" diagnostiek (laat
ik 'ns 'nen keer méédoen) aangaande onzen
conjunctuur, die daalt, daalt, daalt benejen 37
en rilt van de kouwe koorts.
Leven op te grooten voet. Dat zoude kunnen
zeggen teugen den ermen prul die daar vort-
sleft op gekregen schoenen maat 52.
't Antwoord dat ie geven zou zou in kortheid
en kracht opwegen teugen 't allerhoogst-ge-
leerd rapport, amico!
Want de sociale economie is, altij nog, meer
'n zaak van practijk dan van theorie!
Als de z.g. conjunctuur willig, gunstig is, dan
is den zakenman bekwaam, genogt, om er z'n
voordeel uit te slaan. Direct en royaal. Maar
als t teugenzit, dan hebben in al die gepasseer
de jaren, alle geleerdhedens van de heele
weareld nog nie veur éénen stuiver baat se,
brocht! 6
Leven op te grooten voet. Ge zou dat ook
kunnen zeggen teugen dieën kearel daar, die
daar kuiert mee twéé wandelstokken.
„Eén is toch genogt", zee 't comitélid mee
die ulevellepak op z'n oogen!
„Ik wandel wel zonder", zee z'nen collega,
mee de plakvloeikes op z'n wangen en aan z'n
kin.
Maar ze snappen nie, dat dieën „verwaan-
den" mensch daarkreugel is!
Neeë, amico, als er eenmaal zo'n woordeke,
zo'n zinneke, zo'n uitdrukking in de mode is,
dan gaan ze seizoenen méé!
Dan komen er eerst „knal"-dassen, „knal",
babbelèèrs, „knal"-revue's, „knal"-ditjeg en
datjes, en dén pas is de zaak Oké! Dén pas
gaat den „knal" zonder knal aan kant en ver
schijntOké-chocolade, Oké-kousen, Oké-
overhemden, Oké-versjes, Oké-Bridge-drives
(deus „Hollandsch" is nie kwaad veur 'nen
Ulvenhouter) Oké-schoenen, Oké-matrassen en
zoo.
En wie helpt ons nou 'ns aan 'n teugenhan-
gerske van diën „grooten voet" waarop wjj
(nie) leven!
Wie helpt de geleerdheid aan 'n ander argu
ment, aan 'nen anderen babelèèr?
Allee, Thieu, daarboven bij de lamp, zab
bert 'ns nuuw babbelèrke leeg en laat 't vloeike
'ns omlaagwerrelen; wie wit? Ge hebt ons wel
'ns meer opgeschept mee zo'n plakkerijke, al
was't dan nie zoo erg bedoeld!
Kom, ik schei er af.
'k Mot vroeg de bedstee in, 'k heb 'n luchtpijp
lijk 'nen verstopten afvoer.
Veul groeten van Trui, Dré m en als altij
gin horke minder van oewen
t.é.v,
Dré.
Slachtoffer te veel overstuur ort
verhoord te worden.
Op den Zonneweg, aan den overkant vart
het IJ te Amsterdam is Donderdagavond
omstreeks negen uur een jonge vrouw, die
alleen thuis was, door een onbekenden man
aangerand.
De man belde aan en drong, nadat dé
vrouw de deur geopend had, het huis hm*
nen, waarop hij de vrouw lastig viel. ril
verweerde zich echter en begon luidkeels
te schreeuwen. De man gaf de vrouw een
stomp in het gelaat en rende weg.
De vrouw heeft van dit voorval aangii'
te gedaan aan het bureau van politie, doch
zij is tot nu toe nog te veel overstuur om
verhoord te worden. Zij kon slechts een
vaag signalement van den aanrander opge-
ven- H
De politie heeft aanwijzingen, waa,
blijkt, dat men hier waarschijnlijk te doen
heeft met denzelfden man, die ook op de
Prinsengracht en in de Kazernestraat m
den loop van deze week vrouwen heen
aangerand.
Eerste telefoongesprek met
gebied.
Donderdag is te Kopenhagen het eerde
telefoongesprek gevoerd met het Noordpo
gebied. De op Groenland vertoevende o
dekkingsreiziger Knuth vroeg een journa
aan te Kopenhagen. n n.
Het gesprek werd gevoerd over het l>e
sche radiostation Blaavand en verliep
der storing. De spreker op Noord-Oosbur
land gebruikte slechts een kleinen 111
ijs gebouwden zender zooals de vissen -
booten gebruiken. Niettemin werd de
stand van 4.000 k.m. gemakkelijk o\
brugd.