icidooi voor den bouw van slagschepen en een yloot op geheel andere basis Herfstdraden wapperen Dinsdag 15 November 1938 Derde Blad ifjtadlnieuuM De defensienooden van Nederlandsch-Indië Paard op hol Bazar „Tesselschade" Film-voorstelling ten bate van „Beatrix" Verkeersincident op Havenplein Een somber beeld Frankrijk in de put Bazar Vrijzinnige Vrouwen Vereeniging f In de November-af levering van de Indische Gids publiceert Dr. A. de Graaf een artikel onder bovenstaanden titel, waarin uitvoerig wordt nagegaan, waaraan de Nederlandsche vloot in Indië behoefte heeft. Dit artikel is een merkwaardige bevestiging van de beschouwingen van onzen Marinemede werker over „De verdediging van Ned. Oost- Indië, vorige week in ons nr. opgenomen. Red. Held. Crt. De schrijver gaat in de eerste plaats de politieke ontwikkeling na. De aanvankelijke opzet van onze vloot. Aanvankelijk is uitgegaan van de gedachte, dat verhinderd zou moeten worden, dat ons land op een wijze, welke door ons niet ge- wenscht wordt, betrokken zou worden in een gewapend conflict tussclien twee bij den Stillen Oceaan betrokken mogendheden. De taak van de weermacht zou dus zijn, dat zij de handhaving van de door ons gekozen neutraliteit in geval van een conflict tusschen anderen zou kunnen waarborgen. Naarmate de jaren verstreken, zijn wij in een tweede stadium gekomen. Wij zijn er ons van bewust geworden, dat een ander oorlogs- geval meer waarschijnlijk is, n.1. een directe veroveringsoorlog tegen Nederlandsch-Indië. Wij zouden dan niet langer toeschouwer zijn, maar het doelwit van het oorlogsgeweld wor den. Toch meenden wij in den beginne, dat wij in zoo'n geval geenszins alleen zouden staan. En door ons lidmaatschap van den Vol kenbond èn door de speciale belangen van andere mogendheden bij de handhaving van den status quo in dit deel van de wereld, zou den wij bij een eventueelen aanval dadelijk den krachtigen steun van bondgenooten krijgen. Het jongste stadium. Ook dit stadium behoort inmiddels tot het verleden. Wij beseffen nu allen, dat in het geval van een aanval op Nederlandsch- Indië wij gedwongen zullen zijn het grondgebied van ons Koninkrijk alleen en op eigen krachten te verdedigen. De schrijver gaat vervolgens na of de samenstelling van de weermacht deze ont wikkeling heeft medegemaakt. Stelt men voorop, dat de defensie moet zijn ingesteld op de behoeften van de buitenland- sche politieke situatie, dan rijst de vraag: heeft ons defensiesysteem de ontwikkeling door de drie stadia van de politieke situatie medegemaakt? Deze vraag moet met een vol mondig „neen" beantwoord worden. In het eerste geval, de bescherming der neutraliteit, moesten wij er mede rekenen, dat slechts een klein deel van de vijandige vloot op ons afgestuurd zou worden. De hoofdmacht en mistdien de hoofdwapenen zouden elders bezig gehouden worden. In een iets gewijzigden vorm zou dit ook gelden in het tweede geval, de directe hulp van bevriende landen. Onze vloot zou dan zonder meer moeten ageeren als een eskader van de gecombineerde vloten en dus evenzeer verdeelde kracht tegenover zich vinden. Zij behoorde dus speciaal die krachten te leveren, welke de activiteit der bondgenooten konden aanvullen. In deze beide gevallen mocht men ermede rekenen, dat tegenover onze vloot slechts een vloot met kruisers als kern zou worden geplaatst. Geheel anders ligt echter het derde ge val, de aanval zonder dat wij bondgenoot schappelijke hulp krijgen. In dat geval kunnen wij geplaatst worden tegenover de geheele vijandelijke macht, hetgeen in de practijk wil zeggen tegenover een be langrijk deel van haar hoofdmacht. Wij zien dus, dat de ontwikkeling va.n dé politieke situatie beteekent, dat, terwijl in de eerste twee stadia tegenover ons zou worden geplaatst het lichtere materieel van 's vijands vloot, d.w.z. kruisers en kleinere schepen, wij nu rekening moeten houden een deel van 's vijands hoofdmacht, waarin dus ook slag schepen en stellig meer kleiner materieel tegenover ons geplaatst te zien. Na uitwerking van deze gedachte besluit Schrijver: Het vlootplan-Deckers een stadium achter. Zoolang een vlootplan-Deckers, even tueel uitgebreid op onderdeelen, het uit gangspunt van onze vlootbouwpolitiek blijft, wil dit zeggen, dat deze een sta dium achter is bij de ontwikkeling van de internationale politiek. De schrijver rekent dan nader uit wat voor de maritieme verdediging van Ned.-Indie noo- Sensatie bjj de Fostbrug. Gistermorgen, te omstreeks 10 uur, sloeg het paard, gespannen voor den groentenwa- gen van den heer v. Amersfoort, staande bj de Postbrug op den Kanaalweg, op o wilde vaart rende de viervoeter de brug over nam en passant het Koningsplein, om jaarna den Polderweg als operatie-basis te kiezen. De voorbijgangers vlogen her- en eru terwijl diverse mannelijke krachten een po ging ondernamen paard-en-wagen o stand te brengen. Een hunner slaagde daarin. Hij greep de teugels, en nada.t hij een v j groot eind was meegesleurd. fluk c J t h.^ het dier te houden. Een en ander bracht nogal wat sensatie onder de Maandagochtend-gan- gers. dig zou zijn en komt daarbij tot de volgende conclusie: Zoo komen wij dus tot de noodzakelijkheid, dat onze zeemacht, uitsluitend voor wat aan wezig is in Indië en bestemd voor het directe gebruik in de Indische wateren, moet zijn samengesteld volgens de volgende grond slagen: een hoofdmacht: vier eskaders, bestemd voor de beveiliging van de aanmarschwegen; twee eenheden, bestemd voor het gebruik op de verbindingswegen, waarvan één voor den aanval en één voor de verdediging; het materieel voor de kust- en vlootbasis- verdediging. Uitgedrukt in schepen wordt dit, dat voor wat het grootste materieel betreft, de mini- mum-samenstelling van onze vloot in de Azia tische wateren, welke een redelijke mate van beveiliging zal geven, moet zijn: 3 slagsche pen, 10 kruisers en 2 flottieljeleiders. Daarbij komen, wat het materiaal der zeegaande vloot betreft, de noodige jagers, onderzeeboo ten en groote zeevliegtuigen. Zooals hieruit blijkt, acht de schrijver slag schepen noodzakelijk. Dienaangaande zegt hij o.m.: Daarnaast hebben wij een slagvloot noodig, een machtig wapen, geschikt om tegenover 's vijands hoofdmacht te wor den geplaatst. Het materiaal moet indi vidueel gelijkwaardig zijn aan 's vijands machtigste eenheden, de omvang blijft een gissing, welke rekening moet houden met de capaciteiten benoodigd voor het ontwikkelen van een voldoende macht te gen de vermoedelijke grootte' van 's vijands hoofdmacht. Het bezit van een dergelijke slagvloot zal een vrij afdoend element zijn voor de stabi liseering van de machtsverhoudingen in Oost- Azië. Het aantal van dergelijke schepen, dat Engeland, de Vereenigde Staten en Japan er op na houden, is niet groot. Van een derge lijk slageskader zal dus een geweldige preven tieve werking uitgaan. De omstandigheden, waaronder de vijand een oorlog kan ontke tenen, zijn dan geheel veranderd. Een krui- seraanval blijft dan zonder eenig succes. De vijand moet dus beginnen met een veel groo- tere en een veel krachtiger vloot dan nu het geval is, beschikbaar te stellen voor deze onderneming. Hij kan ook veel minder riskee- ren, dat een ander land ons te hulp zou ko men. De aanwezigheid van een slageskader noodzaakt hem, wil hij met een redelijke kans op succes optreden, ten minste de helft van zijn hoofdmacht op ons af te sturen. Dit is voor hem geen keuze, gelijk in het geval, dat wij slechts kruisers bezitten het is bittere noodzaak, want wordt aan dien eisch niet voldaan, dan is de onderneming tot misluk king gedoemd. De aanwezigheid van een dergelijk slageskader brengt een totalen ommekeer in de machtsverhoudingen in den Pacific. Het is de grendel op de deur van ons overzeesch gebied, waardoor wij niet lan ger op een wankelen stoel zullen zitten, maar ons veilig zullen kunnen voelen. Vervolgens beziet de schrijver dit vlootplan in het licht van vroegere voorstellen. Hij merkt hierbij o.m. op: Velen van hen, die ons tot dusverre volg den en die gewend zijn te denken in de mi nimale getallen, welke in ons land voor de marine sedert den grooten oorlog gebruikt zijn geworden, zullen de handen ineen hebben geslagen. Op hun lippen zal liggen, dat dit plan overdreven is, lijdt aan een hooge mate van overschatting der behoeften, ja zelfs het woord fantastisch zal niet overal achterwege blijven. Is het plan fantastisch? Is het plan werkelijk fantastisch, wordt hier zooveel gevraagd als men in het licht van de cijfers der laatste jaren zou gelooven of zpn wij het misschien door die jaren ont wend om met redelijke cijfers te rekenen? Daarom is het goed dit plan even te toetsen aan vroegere vlootplannen, waarbij wij tevens zullen zien, wat wij gehad zouden hebben, in dien de oorlogsjaren 1914'18 onze vloot- bouwplannen niet verstoord hadden. Ongeveer dertig jaar geleden, verkeerde onze marine" in een zelfden toestand als op het oogenblik. Om redenen, welke hier ter zijde kunnen blijven, stelde de regeering in 1912 een staatscommissie in om de inrichting van de verdediging van Nederlandsch-Indië te bestudeeren. In April van het volgende jaar diende deze commisie haar rapport in. Zij kwam tot de conclusie, dat de minimum sterkte van de in Indië aanwezige zeemacht zou moeten zijn: 5 pantserschepen, 6 kruisers en verder kleiner materieel. Het ministerie zag zich spoedig daarop, in Augustus 1913, gedwongen heen te gaan. In de troonrede van dat jaar werd de voorge nomen bouw van «en slagschip aangekondigd in afwachting van het tot stand komen van een vlootwet. Deze vlootwet was bij het uit breken van den oorlog bij den Raad van State in behandeling. Zij strekte er toe over te gaan tot den bouw van 4 linieschepen, 5 snelle be- pantserde kruisers en verder kleiner mate rieel. Als laatste kwestie behandelt de schrijver het kostenargument, dat wij geen groote sche pen kunnen betalen. Na uit diverse bronnen eenige vergelijkende cijfers voor de kosten van slagschepen, kruisers en vliegtuigen te hebben geput, zegt hij: Indien men de hiér genoemde cijfers even in het oog houdt, dan merkt men hoe sterk, wat men zou kunnen noemen, het gezichtsbedrog van de kleine directe uitgave werkt. Toen de regeering voor stelde 117 Glenn-Martin's aan te schaf fen, werd daar nauwelijks aandacht aan geschonken. Wij zijn er van overtuigd, dat, als zij nog eens een gelijk aantal aanvroeg, zij deze wederom zonder moeite zou krijgen. En toch zou zij daarmede op het Nederlandsche volk een gelijken last leggen als bij de aanschaffing van een eskader van drie slagschepen. Bedenkt men, dat de aanschaffing en ex ploitatie van ruim 100 vliegtuigen gelijk staat met die van drie slagschepen, dan wel die van ongeveer 7 kruisers, dan krijgt men een geheel anderen indruk van de kosten- verhoudingen. Dan blijkt, dat de kosten, aan de aanschaffing van slagschepen en kruisers verbonden, blijven binnen de orde van grootte van de kosten, welke wij thans voor een ander wapen maken. Het fabeltje, dat wij uit finan- cieele overwegingen gedwongen zijn Indië met z.g. klein materieel (waartoe ook de vliegtui gen behooren) te verdedigen, kan in het licht van deze cijfers geen stand houden. Om te besluiten met de opmerking: Indien algemeen beseft werd, dat de kosten voor de winning van luttele honderden vier kante kilometers bij de Zuiderwerken van ge lijke orde van grootte als die, noodig om ons te verzekeren van het ongestoord bezit van duizenden en nog eens duizenden kilometers in Nederlandsch-Indië, dan zou de keuze van besteding niet moeilijk zijn. Donderdag 17 November a.s. zal door de Vereen. „Tesselschade" een bazar gehouden worden in de bovenzaal van het Chr. Mil. Te huis op den Kanaalweg, 's middags van 3 tot 5.30 uur en 's avonds van 7.309.30 uur. Deze Vereeniging, die hoofdzakelijk werkt om de beschaafde onvermogende vrouw te helpen in haar strijd om het bestaan, biedt U op deze bazar alle soorten handwerken als leerwerk, weefwerk, frivolité, kantwerk, beschilderd glaswerk, enz., terwijl ook veel nuttige en een voudige hanwerken aanwezig zullen zijn. U ziet de variatie is groot genoeg om U een keus te doen maken voor uw Sint Nicolaascadeaux. Als U wist hoe hunkerend door de werksters der Vereeniging vaak wordt uitgezien of haar arbeid is verkocht, daar de opbrengst hiervan voor velen een stuk dagelijksch brood, wat brandstof of kleeding beteekent, dan twijfelen wij niet of U zult uwe belangstelling toonen door een bezoek aan dezen bazar. Nu weten wij wel „er wordt veel gevraagd in dezen tijd", doch ook hier geldt het spreekwoord: „Het is zaliger te geven dan te ontvangen". IN „DE TOELAST" „Waarom doe je eigenlijk altijd je oogen dicht, als je een pijpje pils drinkt?" „Ja, als ik dat lekkere biertje zie, loopt direct het water in m'n mond en ik houd niet van versneden pils". „Ajakkes, een spin!". Aan 'n heel dun draadje hangt de oorzaak van dien uitroep, kriewelend met al haar acht pooten. Twee voorzichtige vingers pakken 't draadje beet en even later uit zich de afkeer tegen die dikke, vette pin in een kwaadaar dig fijnwrijven met de schoenzool. Een heel gewone gebeurtenis, waar geen sterveling verder bij stilstaat. Er gebeuren wel erger dingen in de wereld! Tóch is zoo'n spin een wondertje, niet voor niets door Koning Salomo tot voorbeeld gesteld aan zijn hovelingen om haar vlijt, kunstvaar digheid en schranderheid. Anatomische bouw, levensgedrag, arbeid, enfin, Alles is even merkwaardig. Neem nu eens alleen die spinorgaantjes aan het achterlijfseinde. In klieren tusschen de ingewanden wordt de spinstof bereid die in dunne straaltjes door honderden zeer kleine gaatjes naar buiten spuit. Daar, in aanraking met de lucht, verhardt de spinstof tot een taaien draad, soms droog, soms kleverig. Zoo ontstaat het spinrag, waar elke recht geaarde huisvrouw 'n hekel aan heeft. Zoo ontstaan de spinnewebben, die 's morgens als wondermooie zilveren wieltjes tusschen de be dauwde struiken in Uw tuin hangen, zoo ont staan de herfstdraden. Zie eens zoo'n spin bezig. Als ze 'n eerste, dun draadje laat uitwapperen op den wind, tot 't ergens vasthaakt. Dan wordt die eerste draad strakgespannen, ergens vastgemaakt en door verschillende wandelingen <jr over heen ver sterkt Dan laat ze zich als een blok vallen voor een tweeden basisdraad van haar vang- fuik En na zoo een buitenraam gesponnen te jtbben, komen de spaken van het wiel aan de beurt en tenslotte de spiraaldraden die het wagenrad geheel voltooien. Vlak bij haar web, onder een blad of in een spleet in den muur, weeft ze haar wachtka mer voor kille dagen en koude nachten. Maar ze houdt contact met haar vangfuik door 'n strakken draad uit het midden, die haar de tril lingen van elk spartelend slachtoffer over brengt. Op zonnige dagen echter hangt ze kop-omlaag in het midden van haar net. De microscoop vertelt dat aan de draden, die samen dat z.g. „rustveld" vormen, geen lijm- druppeltjes kleven evenmin als aan de straal- draden van het web. Strandt een of ander insect echter op de lijmdruppeltjes, dan komt er beweging in de spin. Voortdurende trom melend met de voorpooten op de draden, wordt ze geleid door de trillingen die haar slachtoffer veroorzaakt. Ten slotte schiet ze er opaf, om het bloed van de arme prooi uit te zuigen. Tevens brengt ze een verteerend ferment in, die alle weefsels oplost, waarna alles wordt opgezogen en slechts het wind- lichte buitenhuidje overblijft. Zoo leven ze rustig den zomer door. Even kalm zorgen ze in 't najaar voor hun nako melingenschap. Het eerste hoopje eieren in wollig, geel spinsel onder dor blad, later volgt nog een tweede legsel en bij het derde hon derdtal gouden eitjes sterft moedertje zelf, opgeleefd en uitgeput. Eiken spin werd uit zoo'n spinneneitje geboren. Als die kleine kriebelspinnetjes eenmaal op eigen pooten kunnen staan, ja, dan moeten ze allemaal leven van bewegende prooi, daar zijn ze roofdieren voor. Maar 'n bepaald jachtge bied levert ook maar voor 'n beperkt aantal spinnen 't noodzakelijk levensonderhoud op. Ze moeten dus uit elkaar, weg van hun geboorte struik. tak, —blad. 't Moet mooi weer zijn. Zonnig, maar met flinken wind, zoo'n dag met blauwe lucht en witte wolkenzeilen die door 'n bollen, warmen Zuidenwind worden voortgeblazen. Dan klau- POSTZEGELS VAN HET NATIONALISTISCHE DEEL VAN SPANJE. Boven links en rechts: De waarden van 20 en 30 centimes met de portretten van Fernan- dos en Isabell. In het midden de roodgele liefdadigheidszegel voor het front en het hos pitaal van Guipuzcoa. Onder, in het midden, de winterhulppostzegel, rechts en links resp. de postzegel, wier opbrengst dienen voor bestrijding van de koude en voor steun van de nationalistische partij. Opgevoerd zullen worden „Merijntje Gijzen" en „Ons dagelijksch brood". Naar men ons mededeelt, staat thans vast, dat op Donderdag 24 November a.s. ten bate van de Heldersche Baby- en Moe- derzorgvereeniging „Beatrix" een filmvoor stelling in het Rialto-theater gegeven zal worden. Het is de directie van het theater gelukt op een tweetal succesfilms de hand te leggen: namelijk op het vermaarde „Merijntje Gijzen's Jeugd", een Hollandsche film, die nog niet zoo lang geleden overal in den lande volle zalen trok en het zeer mooie drama „Ons Dagelijksch Brood". Waar men wil, dat het theater tot de laatste plaats bezet zal zijn, heeft men besloten den entrée-prijs zoo laag mogelijk te stellen en wel op 30 cent voor alle rangen. Men zal het met ons eens zijn, dat een dergelijk bedrag voor een tweetal films als hierboven genoemd, zeker uiterst gering is, zoodat verwacht mag wor den, dat het doel, een flink bedrag in de kas van „Beatrix" te storten, bereikt wordt. De heer Van Twisk heeft ook thans weer een breed gebaar gedemonstreerd door de geheele opbrengst af te staan voor de vereeniging. Een gebaar dat men zeker als bijzonder sympathiek mag kwalificeeren. Wat de verkoop van kaarten betreft, deze zullen aan de deur worden aange boden. Bijzonderheden over plaatsbespre king e.d. volgen nog. Onder verwijzing naar de desbetreffende advertentie vesti gen wij er tenslotte nog de aandacht op, dat morgen (Woensdag) avond dames collectanten aan de kassa van Rialto ver wacht worden om kaarten in ontvangst te nemen. Men verwacht dat tal van ge gadigden zich hiervoor zullen aanmelden. Iedere collectrice krijgt van de directie een gratis entrée-biljet, terwijl men voorts een premie heeft ingesteld. Zij, die de meeste kaar ten verkoopt, krijgt een bewijs voor 3 maanden gratis Rialto-bezoek, de volgende 2 maanden en de daaropvolgende 1 maand. Gistermiddag, om even voor vieren, heeft zich op de kluft, die van de Buitenhaven naar de Hoofdgracht loopt, een verkeersincident voorgedaan. Een dame op de motor kwam van de Hoofdgracht met de bedoeling de haven op te rijden, terwijl juist op het oogenblik dat zij de Paleis-ingang passeerde daaruit een dame op de fiets kwam. Deze gaf geen signaal en keek daarenboven nog achterom. De ge volgen waren noodlottig: de fiets -dferd in den flank geramd, en zwaar gehavend. De berijd ster kwam er met den schrik af. De motor bleef vrij van molest. teren al die kriebel-krabbel-spinnetjes naar hooge, uitstekende punten van takjes, van bladeren, stengeltjes. Ze zetten zich schrap, alle acht pootjes bijeen. Ze hechten een uiterst dun spindraadje vast, maken 'n kleine zij- waartsche beweging, steken hun achterlijf recht omhoog de lucht in. De wind, of 'n warme luchtstroom krijgt vat op het heel fijne draadje en trekt 'n langer en langer wordend draadje uit de spinorgaantjes. 'n Kleine, steeds grooter wordende lus ont staat. Ten slotte houden de spinnetjes het niet, zij bijten den draad door, omklemmen beide draadeinden en... zeilen weg, op den wind, als kleine luchtvaarders! De eerste herfstdraden zijn er! Vaak is de reis maar van korten duur. De draad komt allicht ergens tegen aan. Meestal geeft zoo'n luchtvaarder de moed dan niet op en krabbelt moedig weer tegen 'n hoog plekje, hecht opnieuw een draadje vast, laat zich weer 'n lus uittrekken en start weer! Met het groeien van het spinnetje groeit ook de omvang van hun kunstproducten, hun wielnetjes. Zoo nu en dan moet het harde chi- tinepantsertje ook eens uitgetrokken worden, omdat het den groei tegenhoudt. Vóór dan het nieuwe huidje kant en klaar is. hebben ze net even den tijd om flink uit te zetten. En zoo gaan ook zij hun weg, loerend naar prooi, bloeddorstig, griezelig, en vies Of toch niet zoo heel erg? J. K. S. ALGEMEENE BEGRAFENISVEREENIGING „DEN HELDER" Goedgek. bij Kon. besluit 27 Juli 1934 No. 31 Uitvoerder: J. C. HUBER, Hoogstraat 41 - Tel. 614 't Is een somber beeld, dat de Fransche minister van financiën heeft opgehangen voor zijn volk en voor de wereld. Het moet er inderdaad met de Fransche financiën wel vrij hopeloos uitzien, voordat een volksregeerder tot het openlijk uitbazuinen van den toestand komt. Toch is deze openhartigheid het beste, want waar men er toekomt de zaken, hoe slecht ze er ook voorstaan, eerlijk onder de oogen te zien, daar is de mogelijkheid van uitredding. De minister heeft het dan ook gezegd: „In dien gij in uw hart voldoende moed hebt, zijn wij er zeker van, dat we uit de moeilijkheden zullen komen". We moesten bij het lezen van de redevoering onwillekeurig denken aan een verkiezingsrede van onzen minister-president, dr. Colijn, op een vergadering in Alkmaar, waar hij den staat schetste als de bekende kerkrat, doodarm. Als de staat uitgaven doet, moet het geld daarvoor eerst komen uit de zakken van de belastingbetalers. Wanneer dus de inkom sten van die belastingbetalers verminderen, dan worden de opbrengsten van den staat minder en door die vermindering kan de staat aan haar noodzakelijke verplichtingen ten opzichte van haar airibtenaren, ten opzichte van de bescher ming van haar bevolking, niet voldoen. Het is een cirkelgang. Een bloeiend economisch leven, beteekent een gezond leven voor den staat, want de staat is er niet bij gebaat, dat de inkomsten van de arbeiders verminderen, dat de vermogens van de kapitalisten verloren gaan. „Als gij dus arm zijt," zoo heeft minister Rey- naud in zijn openhartige redevoering ge zegd, „dan is ook de staat arm." Dat geldt voor ieder land. De minister geeft dan een beeld van de ont wikkeling van de productie in Frankrijk en in Duitschland en daaruit blijkt, dat Frankrijk ver in de achterhoede komt. In 1933 produceerde Frankrijk meer dan Duitschland, thans vier maal minder. De uitvoer van de industrieele producten is tot de helft gedaald. De werkloos heid is 40.000 meer dan vorig jaar enz. enz. We zullen den Franschen minister niet op den voet volgen, want naar zijn opsomming kunnen wij verwijzen naar ons nummer van gisteren. Maar waar we toch nog even bij stil willen staan, is het feit van de twee soorten fabrieken, die Reynaud noemde, n.1. de fabrieken die geld opleveren en de fabrieken, die geld kosten. Onder de laatsten vallen dan de fabrieken voor de wapenfabricatie, die Frankrijk voor het komende jaar voor 25 milliard moeten af leveren. Dit is, om een geijkte uitdrukking te gebruiken ,een nagel aan de Fransche doodkist. En niet alleen aan de Fransche. De waanzinnige wijze, waarop de wereld op het oogenblik bewapent, moet leiden tot een catastrofe. Geen land kan het volhouden dergelijke bedragen te votee- ren en dat de Fransche minister' van financiën daar ook nog even den nadruk op gelegd heeft, mag ter leering zijn, ook aan de andere landen van Europa. De regeeringen moeten het hebJien van de fabrieken die geld opbrengen en niet van die, die het geld bij tonnen en millioenen verslinden. Natuurlijk zijn ook de sociale maatregelen, die Frankrijk de laatste jaren onder den druk van het Volksfront genomen heeft, debet aan de financieele debacle. Voorzichtigheid is ook hier geboden. Men kan wel een „Paradijs" wil len scheppen, maar we zijn nog niet aangeland in het land van den rijstebrijberg, waar we ons zat kunnen eten, zonder daarvoor ook maar iets te behoeven te produceeren. Een schip op strand is een baken in zee. Frankrijk is een waarschuwing voor de wereld. Vrjjdag a.s. in het .Alg. Tehuis voor Militairen. Onder verwijzing naar dedesbetreffende advertentie vestigen w*j er de aandacht op, dat a.s. Vrijdag 18 November, uitgaande van de Vrijz. Vrouwen Vereeniging, een bazar georga niseerd wordt in het Aigemeeu Militairen Te huis, Spoorstraat. De toegang is vrij. terwijl de burgemeester de bazar officieel zal openen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 5