icidooi voor den bouw van slagschepen
en een yloot op geheel andere basis
Herfstdraden
wapperen
Dinsdag 15 November 1938
Derde Blad
ifjtadlnieuuM
De defensienooden van Nederlandsch-Indië
Paard op hol
Bazar „Tesselschade"
Film-voorstelling
ten bate van „Beatrix"
Verkeersincident op Havenplein
Een somber beeld
Frankrijk in de put
Bazar Vrijzinnige Vrouwen
Vereeniging
f
In de November-af levering van de Indische
Gids publiceert Dr. A. de Graaf een artikel
onder bovenstaanden titel, waarin uitvoerig
wordt nagegaan, waaraan de Nederlandsche
vloot in Indië behoefte heeft.
Dit artikel is een merkwaardige bevestiging
van de beschouwingen van onzen Marinemede
werker over „De verdediging van Ned. Oost-
Indië, vorige week in ons nr. opgenomen.
Red. Held. Crt.
De schrijver gaat in de eerste plaats de
politieke ontwikkeling na.
De aanvankelijke opzet van onze
vloot.
Aanvankelijk is uitgegaan van de gedachte,
dat verhinderd zou moeten worden, dat ons
land op een wijze, welke door ons niet ge-
wenscht wordt, betrokken zou worden in een
gewapend conflict tussclien twee bij den
Stillen Oceaan betrokken mogendheden.
De taak van de weermacht zou dus
zijn, dat zij de handhaving van de door
ons gekozen neutraliteit in geval van een
conflict tusschen anderen zou kunnen
waarborgen.
Naarmate de jaren verstreken, zijn wij in
een tweede stadium gekomen. Wij zijn er ons
van bewust geworden, dat een ander oorlogs-
geval meer waarschijnlijk is, n.1. een directe
veroveringsoorlog tegen Nederlandsch-Indië.
Wij zouden dan niet langer toeschouwer zijn,
maar het doelwit van het oorlogsgeweld wor
den. Toch meenden wij in den beginne, dat
wij in zoo'n geval geenszins alleen zouden
staan. En door ons lidmaatschap van den Vol
kenbond èn door de speciale belangen van
andere mogendheden bij de handhaving van
den status quo in dit deel van de wereld, zou
den wij bij een eventueelen aanval dadelijk
den krachtigen steun van bondgenooten
krijgen.
Het jongste stadium.
Ook dit stadium behoort inmiddels tot
het verleden. Wij beseffen nu allen, dat in
het geval van een aanval op Nederlandsch-
Indië wij gedwongen zullen zijn het
grondgebied van ons Koninkrijk alleen en
op eigen krachten te verdedigen.
De schrijver gaat vervolgens na of de
samenstelling van de weermacht deze ont
wikkeling heeft medegemaakt.
Stelt men voorop, dat de defensie moet zijn
ingesteld op de behoeften van de buitenland-
sche politieke situatie, dan rijst de vraag:
heeft ons defensiesysteem de ontwikkeling
door de drie stadia van de politieke situatie
medegemaakt? Deze vraag moet met een vol
mondig „neen" beantwoord worden.
In het eerste geval, de bescherming der
neutraliteit, moesten wij er mede rekenen, dat
slechts een klein deel van de vijandige vloot
op ons afgestuurd zou worden. De hoofdmacht
en mistdien de hoofdwapenen zouden
elders bezig gehouden worden.
In een iets gewijzigden vorm zou dit ook
gelden in het tweede geval, de directe hulp
van bevriende landen. Onze vloot zou dan
zonder meer moeten ageeren als een eskader
van de gecombineerde vloten en dus evenzeer
verdeelde kracht tegenover zich vinden. Zij
behoorde dus speciaal die krachten te leveren,
welke de activiteit der bondgenooten konden
aanvullen. In deze beide gevallen mocht men
ermede rekenen, dat tegenover onze vloot
slechts een vloot met kruisers als kern zou
worden geplaatst.
Geheel anders ligt echter het derde ge
val, de aanval zonder dat wij bondgenoot
schappelijke hulp krijgen. In dat geval
kunnen wij geplaatst worden tegenover
de geheele vijandelijke macht, hetgeen in
de practijk wil zeggen tegenover een be
langrijk deel van haar hoofdmacht.
Wij zien dus, dat de ontwikkeling va.n dé
politieke situatie beteekent, dat, terwijl in de
eerste twee stadia tegenover ons zou worden
geplaatst het lichtere materieel van 's vijands
vloot, d.w.z. kruisers en kleinere schepen, wij
nu rekening moeten houden een deel van
's vijands hoofdmacht, waarin dus ook slag
schepen en stellig meer kleiner materieel
tegenover ons geplaatst te zien.
Na uitwerking van deze gedachte besluit
Schrijver:
Het vlootplan-Deckers een stadium
achter.
Zoolang een vlootplan-Deckers, even
tueel uitgebreid op onderdeelen, het uit
gangspunt van onze vlootbouwpolitiek
blijft, wil dit zeggen, dat deze een sta
dium achter is bij de ontwikkeling van de
internationale politiek.
De schrijver rekent dan nader uit wat voor
de maritieme verdediging van Ned.-Indie noo-
Sensatie bjj de Fostbrug.
Gistermorgen, te omstreeks 10 uur, sloeg
het paard, gespannen voor den groentenwa-
gen van den heer v. Amersfoort, staande bj
de Postbrug op den Kanaalweg, op o
wilde vaart rende de viervoeter de brug over
nam en passant het Koningsplein, om jaarna
den Polderweg als operatie-basis te kiezen.
De voorbijgangers vlogen her- en eru
terwijl diverse mannelijke krachten een po
ging ondernamen paard-en-wagen o
stand te brengen. Een hunner slaagde daarin.
Hij greep de teugels, en nada.t hij een v j
groot eind was meegesleurd. fluk c J t h.^
het dier te houden. Een en ander bracht nogal
wat sensatie onder de Maandagochtend-gan-
gers.
dig zou zijn en komt daarbij tot de volgende
conclusie:
Zoo komen wij dus tot de noodzakelijkheid,
dat onze zeemacht, uitsluitend voor wat aan
wezig is in Indië en bestemd voor het directe
gebruik in de Indische wateren, moet zijn
samengesteld volgens de volgende grond
slagen:
een hoofdmacht:
vier eskaders, bestemd voor de beveiliging
van de aanmarschwegen;
twee eenheden, bestemd voor het gebruik
op de verbindingswegen,
waarvan één voor den aanval en één voor
de verdediging;
het materieel voor de kust- en vlootbasis-
verdediging.
Uitgedrukt in schepen wordt dit, dat voor
wat het grootste materieel betreft, de mini-
mum-samenstelling van onze vloot in de Azia
tische wateren, welke een redelijke mate van
beveiliging zal geven, moet zijn: 3 slagsche
pen, 10 kruisers en 2 flottieljeleiders. Daarbij
komen, wat het materiaal der zeegaande
vloot betreft, de noodige jagers, onderzeeboo
ten en groote zeevliegtuigen.
Zooals hieruit blijkt, acht de schrijver slag
schepen noodzakelijk. Dienaangaande zegt hij
o.m.:
Daarnaast hebben wij een slagvloot
noodig, een machtig wapen, geschikt om
tegenover 's vijands hoofdmacht te wor
den geplaatst. Het materiaal moet indi
vidueel gelijkwaardig zijn aan 's vijands
machtigste eenheden, de omvang blijft
een gissing, welke rekening moet houden
met de capaciteiten benoodigd voor het
ontwikkelen van een voldoende macht te
gen de vermoedelijke grootte' van
's vijands hoofdmacht.
Het bezit van een dergelijke slagvloot zal
een vrij afdoend element zijn voor de stabi
liseering van de machtsverhoudingen in Oost-
Azië. Het aantal van dergelijke schepen, dat
Engeland, de Vereenigde Staten en Japan er
op na houden, is niet groot. Van een derge
lijk slageskader zal dus een geweldige preven
tieve werking uitgaan. De omstandigheden,
waaronder de vijand een oorlog kan ontke
tenen, zijn dan geheel veranderd. Een krui-
seraanval blijft dan zonder eenig succes. De
vijand moet dus beginnen met een veel groo-
tere en een veel krachtiger vloot dan nu het
geval is, beschikbaar te stellen voor deze
onderneming. Hij kan ook veel minder riskee-
ren, dat een ander land ons te hulp zou ko
men. De aanwezigheid van een slageskader
noodzaakt hem, wil hij met een redelijke kans
op succes optreden, ten minste de helft van
zijn hoofdmacht op ons af te sturen. Dit is
voor hem geen keuze, gelijk in het geval, dat
wij slechts kruisers bezitten het is bittere
noodzaak, want wordt aan dien eisch niet
voldaan, dan is de onderneming tot misluk
king gedoemd.
De aanwezigheid van een dergelijk
slageskader brengt een totalen ommekeer
in de machtsverhoudingen in den Pacific.
Het is de grendel op de deur van ons
overzeesch gebied, waardoor wij niet lan
ger op een wankelen stoel zullen zitten,
maar ons veilig zullen kunnen voelen.
Vervolgens beziet de schrijver dit vlootplan
in het licht van vroegere voorstellen. Hij
merkt hierbij o.m. op:
Velen van hen, die ons tot dusverre volg
den en die gewend zijn te denken in de mi
nimale getallen, welke in ons land voor de
marine sedert den grooten oorlog gebruikt
zijn geworden, zullen de handen ineen hebben
geslagen. Op hun lippen zal liggen, dat dit
plan overdreven is, lijdt aan een hooge mate
van overschatting der behoeften, ja zelfs het
woord fantastisch zal niet overal achterwege
blijven.
Is het plan fantastisch?
Is het plan werkelijk fantastisch, wordt
hier zooveel gevraagd als men in het licht
van de cijfers der laatste jaren zou gelooven
of zpn wij het misschien door die jaren ont
wend om met redelijke cijfers te rekenen?
Daarom is het goed dit plan even te toetsen
aan vroegere vlootplannen, waarbij wij tevens
zullen zien, wat wij gehad zouden hebben, in
dien de oorlogsjaren 1914'18 onze vloot-
bouwplannen niet verstoord hadden.
Ongeveer dertig jaar geleden, verkeerde
onze marine" in een zelfden toestand als op
het oogenblik. Om redenen, welke hier ter
zijde kunnen blijven, stelde de regeering in
1912 een staatscommissie in om de inrichting
van de verdediging van Nederlandsch-Indië
te bestudeeren. In April van het volgende
jaar diende deze commisie haar rapport in.
Zij kwam tot de conclusie, dat de minimum
sterkte van de in Indië aanwezige zeemacht
zou moeten zijn: 5 pantserschepen, 6 kruisers
en verder kleiner materieel.
Het ministerie zag zich spoedig daarop, in
Augustus 1913, gedwongen heen te gaan. In
de troonrede van dat jaar werd de voorge
nomen bouw van «en slagschip aangekondigd
in afwachting van het tot stand komen van
een vlootwet. Deze vlootwet was bij het uit
breken van den oorlog bij den Raad van State
in behandeling. Zij strekte er toe over te gaan
tot den bouw van 4 linieschepen, 5 snelle be-
pantserde kruisers en verder kleiner mate
rieel.
Als laatste kwestie behandelt de schrijver
het kostenargument, dat wij geen groote sche
pen kunnen betalen. Na uit diverse bronnen
eenige vergelijkende cijfers voor de kosten
van slagschepen, kruisers en vliegtuigen te
hebben geput, zegt hij:
Indien men de hiér genoemde cijfers
even in het oog houdt, dan merkt men
hoe sterk, wat men zou kunnen noemen,
het gezichtsbedrog van de kleine directe
uitgave werkt. Toen de regeering voor
stelde 117 Glenn-Martin's aan te schaf
fen, werd daar nauwelijks aandacht aan
geschonken. Wij zijn er van overtuigd,
dat, als zij nog eens een gelijk aantal
aanvroeg, zij deze wederom zonder moeite
zou krijgen. En toch zou zij daarmede op
het Nederlandsche volk een gelijken last
leggen als bij de aanschaffing van een
eskader van drie slagschepen.
Bedenkt men, dat de aanschaffing en ex
ploitatie van ruim 100 vliegtuigen gelijk
staat met die van drie slagschepen, dan wel
die van ongeveer 7 kruisers, dan krijgt men
een geheel anderen indruk van de kosten-
verhoudingen. Dan blijkt, dat de kosten, aan
de aanschaffing van slagschepen en kruisers
verbonden, blijven binnen de orde van grootte
van de kosten, welke wij thans voor een ander
wapen maken. Het fabeltje, dat wij uit finan-
cieele overwegingen gedwongen zijn Indië met
z.g. klein materieel (waartoe ook de vliegtui
gen behooren) te verdedigen, kan in het licht
van deze cijfers geen stand houden.
Om te besluiten met de opmerking:
Indien algemeen beseft werd, dat de kosten
voor de winning van luttele honderden vier
kante kilometers bij de Zuiderwerken van ge
lijke orde van grootte als die, noodig om ons
te verzekeren van het ongestoord bezit van
duizenden en nog eens duizenden kilometers
in Nederlandsch-Indië, dan zou de keuze van
besteding niet moeilijk zijn.
Donderdag 17 November a.s. zal door de
Vereen. „Tesselschade" een bazar gehouden
worden in de bovenzaal van het Chr. Mil. Te
huis op den Kanaalweg, 's middags van 3 tot
5.30 uur en 's avonds van 7.309.30 uur. Deze
Vereeniging, die hoofdzakelijk werkt om de
beschaafde onvermogende vrouw te helpen in
haar strijd om het bestaan, biedt U op deze
bazar alle soorten handwerken als leerwerk,
weefwerk, frivolité, kantwerk, beschilderd
glaswerk, enz., terwijl ook veel nuttige en een
voudige hanwerken aanwezig zullen zijn. U
ziet de variatie is groot genoeg om U een keus
te doen maken voor uw Sint Nicolaascadeaux.
Als U wist hoe hunkerend door de werksters
der Vereeniging vaak wordt uitgezien of haar
arbeid is verkocht, daar de opbrengst hiervan
voor velen een stuk dagelijksch brood, wat
brandstof of kleeding beteekent, dan twijfelen
wij niet of U zult uwe belangstelling toonen
door een bezoek aan dezen bazar. Nu weten
wij wel „er wordt veel gevraagd in dezen tijd",
doch ook hier geldt het spreekwoord: „Het is
zaliger te geven dan te ontvangen".
IN „DE TOELAST"
„Waarom doe je eigenlijk altijd je oogen
dicht, als je een pijpje pils drinkt?"
„Ja, als ik dat lekkere biertje zie, loopt
direct het water in m'n mond en ik houd niet
van versneden pils".
„Ajakkes, een spin!".
Aan 'n heel dun draadje hangt de oorzaak
van dien uitroep, kriewelend met al haar acht
pooten. Twee voorzichtige vingers pakken 't
draadje beet en even later uit zich de afkeer
tegen die dikke, vette pin in een kwaadaar
dig fijnwrijven met de schoenzool.
Een heel gewone gebeurtenis, waar geen
sterveling verder bij stilstaat. Er gebeuren wel
erger dingen in de wereld!
Tóch is zoo'n spin een wondertje, niet voor
niets door Koning Salomo tot voorbeeld gesteld
aan zijn hovelingen om haar vlijt, kunstvaar
digheid en schranderheid. Anatomische bouw,
levensgedrag, arbeid, enfin, Alles is even
merkwaardig.
Neem nu eens alleen die spinorgaantjes aan
het achterlijfseinde. In klieren tusschen de
ingewanden wordt de spinstof bereid die in
dunne straaltjes door honderden zeer kleine
gaatjes naar buiten spuit. Daar, in aanraking
met de lucht, verhardt de spinstof tot een
taaien draad, soms droog, soms kleverig.
Zoo ontstaat het spinrag, waar elke recht
geaarde huisvrouw 'n hekel aan heeft. Zoo
ontstaan de spinnewebben, die 's morgens als
wondermooie zilveren wieltjes tusschen de be
dauwde struiken in Uw tuin hangen, zoo ont
staan de herfstdraden.
Zie eens zoo'n spin bezig. Als ze 'n eerste,
dun draadje laat uitwapperen op den wind, tot 't
ergens vasthaakt. Dan wordt die eerste draad
strakgespannen, ergens vastgemaakt en door
verschillende wandelingen <jr over heen ver
sterkt Dan laat ze zich als een blok vallen
voor een tweeden basisdraad van haar vang-
fuik En na zoo een buitenraam gesponnen te
jtbben, komen de spaken van het wiel aan de
beurt en tenslotte de spiraaldraden die het
wagenrad geheel voltooien.
Vlak bij haar web, onder een blad of in een
spleet in den muur, weeft ze haar wachtka
mer voor kille dagen en koude nachten. Maar
ze houdt contact met haar vangfuik door 'n
strakken draad uit het midden, die haar de tril
lingen van elk spartelend slachtoffer over
brengt. Op zonnige dagen echter hangt ze
kop-omlaag in het midden van haar net. De
microscoop vertelt dat aan de draden, die
samen dat z.g. „rustveld" vormen, geen lijm-
druppeltjes kleven evenmin als aan de straal-
draden van het web. Strandt een of ander
insect echter op de lijmdruppeltjes, dan komt
er beweging in de spin. Voortdurende trom
melend met de voorpooten op de draden,
wordt ze geleid door de trillingen die haar
slachtoffer veroorzaakt. Ten slotte schiet ze
er opaf, om het bloed van de arme prooi uit
te zuigen. Tevens brengt ze een verteerend
ferment in, die alle weefsels oplost, waarna
alles wordt opgezogen en slechts het wind-
lichte buitenhuidje overblijft.
Zoo leven ze rustig den zomer door. Even
kalm zorgen ze in 't najaar voor hun nako
melingenschap. Het eerste hoopje eieren in
wollig, geel spinsel onder dor blad, later volgt
nog een tweede legsel en bij het derde hon
derdtal gouden eitjes sterft moedertje zelf,
opgeleefd en uitgeput. Eiken spin werd uit
zoo'n spinneneitje geboren.
Als die kleine kriebelspinnetjes eenmaal op
eigen pooten kunnen staan, ja, dan moeten ze
allemaal leven van bewegende prooi, daar zijn
ze roofdieren voor. Maar 'n bepaald jachtge
bied levert ook maar voor 'n beperkt aantal
spinnen 't noodzakelijk levensonderhoud op. Ze
moeten dus uit elkaar, weg van hun geboorte
struik. tak, —blad.
't Moet mooi weer zijn. Zonnig, maar met
flinken wind, zoo'n dag met blauwe lucht en
witte wolkenzeilen die door 'n bollen, warmen
Zuidenwind worden voortgeblazen. Dan klau-
POSTZEGELS VAN HET NATIONALISTISCHE DEEL VAN SPANJE.
Boven links en rechts: De waarden van 20 en 30 centimes met de portretten van Fernan-
dos en Isabell. In het midden de roodgele liefdadigheidszegel voor het front en het hos
pitaal van Guipuzcoa. Onder, in het midden, de winterhulppostzegel, rechts en links resp.
de postzegel, wier opbrengst dienen voor bestrijding van de koude en voor steun van de
nationalistische partij.
Opgevoerd zullen worden „Merijntje
Gijzen" en „Ons dagelijksch brood".
Naar men ons mededeelt, staat thans
vast, dat op Donderdag 24 November a.s.
ten bate van de Heldersche Baby- en Moe-
derzorgvereeniging „Beatrix" een filmvoor
stelling in het Rialto-theater gegeven zal
worden.
Het is de directie van het theater gelukt op
een tweetal succesfilms de hand te leggen:
namelijk op het vermaarde „Merijntje Gijzen's
Jeugd", een Hollandsche film, die nog niet zoo
lang geleden overal in den lande volle zalen
trok en het zeer mooie drama „Ons Dagelijksch
Brood".
Waar men wil, dat het theater tot de laatste
plaats bezet zal zijn, heeft men besloten den
entrée-prijs zoo laag mogelijk te stellen en wel
op 30 cent voor alle rangen. Men zal het met
ons eens zijn, dat een dergelijk bedrag voor een
tweetal films als hierboven genoemd, zeker
uiterst gering is, zoodat verwacht mag wor
den, dat het doel, een flink bedrag in de kas
van „Beatrix" te storten, bereikt wordt.
De heer Van Twisk heeft ook thans weer een
breed gebaar gedemonstreerd door de geheele
opbrengst af te staan voor de vereeniging. Een
gebaar dat men zeker als bijzonder sympathiek
mag kwalificeeren.
Wat de verkoop van kaarten betreft,
deze zullen aan de deur worden aange
boden. Bijzonderheden over plaatsbespre
king e.d. volgen nog. Onder verwijzing
naar de desbetreffende advertentie vesti
gen wij er tenslotte nog de aandacht op,
dat morgen (Woensdag) avond dames
collectanten aan de kassa van Rialto ver
wacht worden om kaarten in ontvangst
te nemen. Men verwacht dat tal van ge
gadigden zich hiervoor zullen aanmelden.
Iedere collectrice krijgt van de directie een
gratis entrée-biljet, terwijl men voorts een
premie heeft ingesteld. Zij, die de meeste kaar
ten verkoopt, krijgt een bewijs voor 3 maanden
gratis Rialto-bezoek, de volgende 2 maanden
en de daaropvolgende 1 maand.
Gistermiddag, om even voor vieren, heeft
zich op de kluft, die van de Buitenhaven naar
de Hoofdgracht loopt, een verkeersincident
voorgedaan. Een dame op de motor kwam
van de Hoofdgracht met de bedoeling de haven
op te rijden, terwijl juist op het oogenblik dat
zij de Paleis-ingang passeerde daaruit een
dame op de fiets kwam. Deze gaf geen signaal
en keek daarenboven nog achterom. De ge
volgen waren noodlottig: de fiets -dferd in den
flank geramd, en zwaar gehavend. De berijd
ster kwam er met den schrik af. De motor
bleef vrij van molest.
teren al die kriebel-krabbel-spinnetjes naar
hooge, uitstekende punten van takjes, van
bladeren, stengeltjes. Ze zetten zich schrap,
alle acht pootjes bijeen. Ze hechten een uiterst
dun spindraadje vast, maken 'n kleine zij-
waartsche beweging, steken hun achterlijf
recht omhoog de lucht in. De wind, of 'n
warme luchtstroom krijgt vat op het heel
fijne draadje en trekt 'n langer en langer
wordend draadje uit de spinorgaantjes.
'n Kleine, steeds grooter wordende lus ont
staat. Ten slotte houden de spinnetjes het
niet, zij bijten den draad door, omklemmen
beide draadeinden en... zeilen weg, op den
wind, als kleine luchtvaarders! De eerste
herfstdraden zijn er!
Vaak is de reis maar van korten duur. De
draad komt allicht ergens tegen aan. Meestal
geeft zoo'n luchtvaarder de moed dan niet op
en krabbelt moedig weer tegen 'n hoog plekje,
hecht opnieuw een draadje vast, laat zich weer
'n lus uittrekken en start weer!
Met het groeien van het spinnetje groeit
ook de omvang van hun kunstproducten, hun
wielnetjes. Zoo nu en dan moet het harde chi-
tinepantsertje ook eens uitgetrokken worden,
omdat het den groei tegenhoudt. Vóór dan het
nieuwe huidje kant en klaar is. hebben ze net
even den tijd om flink uit te zetten.
En zoo gaan ook zij hun weg, loerend naar
prooi, bloeddorstig, griezelig, en vies
Of toch niet zoo heel erg?
J. K. S.
ALGEMEENE BEGRAFENISVEREENIGING
„DEN HELDER"
Goedgek. bij Kon. besluit 27 Juli 1934 No. 31
Uitvoerder: J. C. HUBER,
Hoogstraat 41 - Tel. 614
't Is een somber beeld, dat de Fransche
minister van financiën heeft opgehangen
voor zijn volk en voor de wereld. Het moet
er inderdaad met de Fransche financiën
wel vrij hopeloos uitzien, voordat een
volksregeerder tot het openlijk uitbazuinen
van den toestand komt. Toch is deze
openhartigheid het beste, want waar men
er toekomt de zaken, hoe slecht ze er ook
voorstaan, eerlijk onder de oogen te zien,
daar is de mogelijkheid van uitredding.
De minister heeft het dan ook gezegd: „In
dien gij in uw hart voldoende moed hebt, zijn
wij er zeker van, dat we uit de moeilijkheden
zullen komen". We moesten bij het lezen van
de redevoering onwillekeurig denken aan een
verkiezingsrede van onzen minister-president,
dr. Colijn, op een vergadering in Alkmaar, waar
hij den staat schetste als de bekende kerkrat,
doodarm. Als de staat uitgaven doet, moet het
geld daarvoor eerst komen uit de zakken van
de belastingbetalers. Wanneer dus de inkom
sten van die belastingbetalers verminderen, dan
worden de opbrengsten van den staat minder en
door die vermindering kan de staat aan haar
noodzakelijke verplichtingen ten opzichte van
haar airibtenaren, ten opzichte van de bescher
ming van haar bevolking, niet voldoen.
Het is een cirkelgang. Een bloeiend
economisch leven, beteekent een gezond
leven voor den staat, want de staat is er
niet bij gebaat, dat de inkomsten van de
arbeiders verminderen, dat de vermogens
van de kapitalisten verloren gaan. „Als
gij dus arm zijt," zoo heeft minister Rey-
naud in zijn openhartige redevoering ge
zegd, „dan is ook de staat arm." Dat
geldt voor ieder land.
De minister geeft dan een beeld van de ont
wikkeling van de productie in Frankrijk en in
Duitschland en daaruit blijkt, dat Frankrijk ver
in de achterhoede komt. In 1933 produceerde
Frankrijk meer dan Duitschland, thans vier
maal minder. De uitvoer van de industrieele
producten is tot de helft gedaald. De werkloos
heid is 40.000 meer dan vorig jaar enz. enz.
We zullen den Franschen minister niet op den
voet volgen, want naar zijn opsomming kunnen
wij verwijzen naar ons nummer van gisteren.
Maar waar we toch nog even bij stil willen
staan, is het feit van de twee soorten fabrieken,
die Reynaud noemde, n.1. de fabrieken die geld
opleveren en de fabrieken, die geld kosten.
Onder de laatsten vallen dan de fabrieken voor
de wapenfabricatie, die Frankrijk voor het
komende jaar voor 25 milliard moeten af
leveren.
Dit is, om een geijkte uitdrukking te
gebruiken ,een nagel aan de Fransche
doodkist. En niet alleen aan de Fransche.
De waanzinnige wijze, waarop de wereld
op het oogenblik bewapent, moet leiden
tot een catastrofe. Geen land kan het
volhouden dergelijke bedragen te votee-
ren en dat de Fransche minister' van
financiën daar ook nog even den nadruk
op gelegd heeft, mag ter leering zijn, ook
aan de andere landen van Europa.
De regeeringen moeten het hebJien van de
fabrieken die geld opbrengen en niet van die,
die het geld bij tonnen en millioenen verslinden.
Natuurlijk zijn ook de sociale maatregelen,
die Frankrijk de laatste jaren onder den druk
van het Volksfront genomen heeft, debet aan
de financieele debacle. Voorzichtigheid is ook
hier geboden. Men kan wel een „Paradijs" wil
len scheppen, maar we zijn nog niet aangeland
in het land van den rijstebrijberg, waar we ons
zat kunnen eten, zonder daarvoor ook maar
iets te behoeven te produceeren.
Een schip op strand is een baken in zee.
Frankrijk is een waarschuwing voor de wereld.
Vrjjdag a.s. in het .Alg. Tehuis voor
Militairen.
Onder verwijzing naar dedesbetreffende
advertentie vestigen w*j er de aandacht op, dat
a.s. Vrijdag 18 November, uitgaande van de
Vrijz. Vrouwen Vereeniging, een bazar georga
niseerd wordt in het Aigemeeu Militairen Te
huis, Spoorstraat. De toegang is vrij. terwijl
de burgemeester de bazar officieel zal openen.