Els mag mee naar de stad MORGENLIEDJE DE KOUSEPOP Vlug rekenen Door de lucht naar de binnen landen van Afrika Niet alleen Meneer Smulgraag houdt van chocolademelk of: De Wonderganzen Kaarsrecht zat Elsje op de bank. Ze voel de zich zo vreselijk trots. Ze mocht van daag voor het eerst met moeder mee naar de stad om boodschappen te doen. Dat was heus iets bijzonders, want als je naar de stad ging, moest je met de trein gaan. Els je woonde met haar vader en moeder en grote broer en zuster in een klein dorpje tussen de bossen en de heidevelden. Ze was daar ook op de dorpsschool met alle andere kinderen uit de omtrek. Elsje vond het heerlijk om buiten te wonen, want ze kon altijd buiten spelen en door de bossen wandelen en ze kende iedereen in het dorp. Als ze naar school ging kwam ze al tijd kennissen tegen en dan zwaaide ze naar iedereen. Moeder kocht bijna altijd alles in het dorp, maar eens in de maand ging ze naar de grote stad en kocht daar de dingen, die je niet in het dorp krijgen kon. Dan bleef ze de hele dag weg, want ze moest eerst een heel stuk met de trein mee en dan alle boodschappen nog doen, dan kon ze heus niet tussen de middag naar huis komen. Elsje had al zo dikwijls gevraagd, of ze mee mocht, maar moeder zei altijd: „Over een tijdje, als je groter bent". En nu had moeder ineens gezegd: „De volgende week ga ik weer naar de stad. Wil je met me mee, Elsekind?" Wat was ze toen blij geweest! Ze had er de hele week over gepraat en ze had de laatste avond bijna niet in slaap kunnen komen, zo verlangde ze ernaar. En nu was de grote dag gekomen. Di rect na het ontbijt waren ze weggegaan en nu zaten ze in de trein. Elsje keek haar ogen uit. Ze reden zo hard, dat het net leek of de bomen en de huizen in vliegen de vaart langs de ramen vlogen. De dra den van de telefoonpalen langs de spoor lijn gingen op, neer, op, neer. Ergens in de wei zag ze een paar lammetjes., meteen waren ze er alweer voorbij. Ze vond het zalig! Hoe kon moeder nu in dê krant le zen, dat begreep ze gewoon niet! Er was zoveel te bekijken en te zien. En dan nog al die mensen, die met hen in de coupé za ten. Die mijnheer zat de krant te lezen, maar Elsje zag, dat hij telkens bijna in slaap viel. Dan gingen zijn ogen dicht, zijn hoofd knikte naar voren en juist als Elsje dacht, dat hij naar voren zou vallen, keek hij ineens weer met een ruk op en las verder. Ze dacht, dat die meneer zeker te laat naar bed was gegaan. Naast hem zat een jong meisje. Ze had een dik boek en daar zat ze in te lezen. Ze keek helemaal niet op. Het was zeker een leerboek, ze keek zo ernstig. Ze had wel een aardig gezicht. Ze leek een beetje op Betty, Els' zusje. Nu keek ze op. Elsje schrok ervan, ze kreeg plotseling een kleur, want ze had dat meisje zo aan zitten kij ken. Maar het meisje lachte even tegen haar en las toen weer verder. Verder zat er nog een mevrouw in de trein. Ze had een bril op en ze zat te breien. Els begreep niet dat je zó vlug kon breien. Ze leerde het op school ook, maar ze kon het nog maar heel langzaam. Deze mevrouw deed het zó vlug, Els kon niet eens zien, hoe ze instak, omsloeg, door haalde en af liet glippen, want het leek net of het allemaal tegelijk ging. Daar zag ze een veulen naast zijn moe der staan in de wei. Hij dronk uit een slootje. Ze kon bjjna niet zien, wat voor kleur hij had en of hij net zulke grappige poten had, als het veulen van den groen- tenboer in het dorp. De trein was er allang weer voorbij. Toen vouwde moeder de krant dicht. Ze had wel gezien hoe Elsje naar alles buiten en binnen keek. ai dacht Els dat moeder alleen maar in de krant had gelezen. Maar nu moest ze haai toch waarschuwen, da ze haar jasje weer aan moest trekken, want ze waren er bijna. Het was niet zo heel ver naar de stad en de trein reed erg vlug. Els keek teleurgesteld. Ze vond het reisje veel te kort. Ze zou best de hele dag in de trein willen blijven zitten. Maar het was toch ook wel leuk om nu als een gro te dochter met moeder boodschappen te gaan doen. Een paar minuten later stopte de trein en moeder en zij stapten op het perron. Ze liepen tussen de andere mensen in naar buiten. Dat was toch ook wel erg fijn, zo'n grote stad, vond Els. Wat waren er veel winkels! Ze liepen van de ene winkel naar de an dere en moeder kocht allemaal mooie din gen. Ook een nieuwe jurk voor Els. Ze gingen naar een heel grote winkel en daar was zo'n grappige trap. Het was een brede loper, daar ging je op staan en dan kwam je vanzelf naar boven. Dat zou ze aan Jaap en Betty vertellen, als ze thuis kwam van avond. Misschien konden ze thuis ook wel zo'n leuke trap krijgen. Ze zou het eens aan vader vragen. Ze gingen koffie drinken in een mooi groot restaurant. Els vond het fijn om aan een apart tafeltje te zitten met moeder en naar al die mensen te kijken, die daar ook zaten te eten. „Wat heb ik toch een grote dochter", zei moeder, „die kan al met moeder mee in de stad eten. En je hebt me echt fijn gehol pen om alles uit te zoeken." Els lachte maar eens. Alles was even prettig. Ze zou het allemaal aan vader vertellen, vanavond. 's Middags gingen ze weer een paar bood schappen doen en toen moesten ze even naar tante Mien, omdat moeder iets met haar af moest spreken. „Mag jij al met moeder mee?" vroeg tan te. „Kindje, wat is dat fijn! Heb je veel mooie dingen gezien? Ik weet iets leuks, nu gaan we gezellig met ons drietjes een kopje thee drinken in de stad en dan mag jij uitzoeken wat je hebben wilt." Elsje zag zoveel lekkere dingen, ze wist bijna niet wat ze kiezen moest. Maar ten slotte leek haar zo'n heerlijke portie ijs met een vruchtje erop nog het allerlekker ste. En eindelijk was het vier uur geworden en zei moeder: „Nu moeten we weer naar huis, Elsekind. We gaan aan vader vertel len, wat we allemaal gedaan hebben. Over een half uurtje gaat de trein." Ze zeiden tante Mien goedendag en be dankten nog eens voor al het lekkers en daarna gingen ze weer naar het station. Els zat nu stil tegen moeder aan, want ze was toch wel een beetje moe van alles wat ze gezien en gedaan had. Ze keek uit het raam naar buiten. Het leek net of ze nu langzamer reden dan vanmorgen. Ze zag het veulentje weer en de lammetjes, en ze herkende alle plekjes waar ze van morgen langs gekomen waren. Maar ze vond het helemaal niet naar om weer naar huis te gaan. Ze had een hèerlijke dag ge had en ze wilde het gauw allemaal aan de anderen vertellen. Aan tafel stond haar mondje dan ook niet stil, maar daarna werd ze vlug door moeder in bed gestopt. Een kwartier later lag ze in een diepe slaap en droomde van de rol trap en het ijs en van het veulen van den groen tenboer. Jullie weet allen natuurlijk heel wat af van onze K.L.M., die haar trotse vogels thans drie malen per week naar Indië en terug laat vliegen. Intussen zit men ook in andere landen niet stil en dichter en dichter spreidt zich het luchtnet over de aarde uit. Indien een jongen alle verbindin gen uit het hoofd zou kunnen opnoemen, zou hij een bolleboos in aardrijkskunde zijn. Zo zijn onze Zuiderburen, de Belgen, er thans toe overgegaan, de verbinding met hun kolonie in Centraal-Afrika één maal per week te bevliegen. Jullie moet je eens voorstellen, wat een dergelijke moderne verbinding betekent. Vroeger had men maanden en maanden nodig, om de binnen landen van Afrika te bereiken en dat on der dikwijls zeer grote gevaren. Thans brengt de driemotorige Junker Ju 52, die speciaal voor dit traject geconstrueerd werd, de mensen veilig van Brussel over de Middellandse Zee en de verschrikkelij- Ke Sahara naar Léopoldville in de Belgische Congo, en dat in slechts vijf dagen. Jullie moet daarbij weten, dat de afstand tussen deze beide plaatsen 8000 kilometer be draagt. De machine biedt plaats aan 17 passagiers, post, vracht en een bemanning van drie koppen. Zouden jullie niet eens gaarne tot de passagiers van dit mooie toe stel behoren? Nu moet jullie eens laten zien hoe vlug je kan rekenen. Je schrijft op een stukje papier achter elkaar de getallen: 1, 2, 4, 3, 16, 32, 64, 128, 256, 512, 1024. Nu kan je deze getallen heel vlug bij elkaar optellen, zonder dat je daarvoor de getallen onder elkaar schrijft. Je hoeft ze helemaal niet op te schrijven, maar kunt het makkelijk uit je hoofd berekenen. Dat komt, omdat elk getal, dat je opgeschreven hebt twee maal zo groot is als het vorige. Als je dan ook de einduitkomst wilt berekenen hoef je alleen het laatste getal, dus 1024 te ver dubbelen en er dan het getal 1 af trekken. Dus: 2 x 1024 is 2048—1 is 2047. Door onderzoekingen en proefnemingen is gebleken, dat een gewone vlieg, zoals we die elke dag zien, gemiddeld 0.01466 gram weegt. Er zijn dus ongeveer 70.000 vliegen in een gram! We snijden van deze kous de voet af en naaien hem dan weer dicht van onderen. Nu rollen we kapok of zachte houtwol tussen onze handen tot een bal en doen die helemaal onder in de kous. Hierna binden we de bal met een sterke draad af. We hebben nu het hoofd gekregen. Met onze hand duwen we het in de goede vorm en de plooien, die daarbij ontstaan, naaien we aan het achterhoofd vast. Nu maken we de romp, door weer hout wol of kapok in de kous te doen en hem van onderen dicht te naaien. Het einde van de kous, dat we nu nog over hebben, knip pen we in twee delen, naaien die weer bij elkaar en vullen ze op met houtwol. Zo ontstaan de benen. Deze benen naaien we helemaal door en door op de plaats van de gewrichten, dus bovenaan, bij de knieën en bij de voeten. Nu moeten we alleen nog de armen ma ken en dat doen we van de rest van de kous. Ook deze naaien we helemaal door op de plaats van de gewrichten, zodat de arm echt op een arm lijkt. Hiermee is het lichaam van onze pop al klaar. Het gezicht kunnen we maken, I met een paar wollen draadjes. Zwarte dra- den voor de wenkbrauwen en oogharen, blauwe voor de ogen en kleine beige stip jes voor de neus. De mond maken we uit een rood draadje. Het aankleden moeten jullie zelf maar bedenken. Je kunt met gekleurde lapjes een aardig jurkje maken. Misschien heb je wel poppenkleertjes, die haar passen, dat kan natuurlijk ook heel goed. Op het plaatje kunnen jullie zien, dat van dit popje een prinsesje is gemaakt, met een snoezig kroontje van gekleurde kra- len. Want het mooie weer, daar zorg jij toch wel voor? Lieve zon, kom maar naar binnen, Ik ben al lang uit bedje, hoor! Een fijne dag gaat weer beginnen, Vragen jullie eens aan moeder of ze niet een paar oude kousen voor jullie heeft. Er zijn altijd wel kousen, die zó vol gaten zitten, dat moeder het niet meer de moeite waard vindt, om ze te stoppen. Zulke kou sen moeten wij nu juist hebben, want we kunnen ze heel goed gebruiken. We zullen er een aardige pop van maken. Jullie kun nen zelf bedenken of je er een prinses of een boerenmeisje of een bruidje of wat ook van maken wilt. Dat hangt er alleen maar van af, hoe je haar aankleedt. De eigenlij ke pop zullen we allemaal hetzelfde ma ken. We nemen dan eerst een oude, lichte kous. Je kunt natuurlijk ook wel een don kere kous gebruiken, maar dan wordt het een negerpopje, wat ook erg leuk is.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 9