TARZAN I Naar een goedgeschoolde arbeidsreserve EN Dl j ¥iHISODiN Sfl© Een beroep op de werkgevers Radioprogramma '4/a 4 tW*'\ «Wij zullen samen sterven feuilleton maurice walsh DOOR j EDGAR RICE~ j BURROUGHS 38. Ofschoon ze wist, dat haar weerstand nut teloos was, vocht Magra tegen het monster, dat haar vasthield. Eerst nam het sterke dier hier geen notitie van, maar toen het hem be gon te vervelen, gaf hij haar een klap, waar door zij haar bewustzijn verloor. Het was laat in de nacht, toen ze de natuurlijke arena be reikten, waar de apen hun vreselijke dum- dum-feesten hielden. Ungo, de aapkoning, gooide het meisje op de grond en ging het feest voorbereiden en de dodedansToen Tarzan bij zijn vrienden terugkeerde, vond hij hen in een wanhopige stemming. Ze wilden allemaal tegelijk spreken. „Gorilla's hebben ons aangevallen!" „Het waren geen gorilla's! Maar ze waren in ieder geval zo groot als gorilla's!" „Een van hen heeft Magra onder zijn arm meegenomen!" Tarzan luisterde niet langer. Hij wilde het spoor volgen, maar hij had de wind ln zijn rug, hij kon hen dus niet op de reuk volgen. Hij moest over de grond kruipen om hun spoor te zoeken. Hij wist, dat hij hen zou in halen, maar zou hij nog op tijd komen?" EEN WERKMAN, DIE VOLWAARDIGE AR BEIDSPRESTATIE MOET LEVEREN, DIENT OOK LICHAMELIJK EN GEESTELIJK IN BESTE CON DITIE TE ZIJN. (door Meijer de Vrieshoofdinspecteur voor de Werkverschaffing) III (Slot.) Een pleidooi voor de herscholing moest eigenlijk niet noodig zijn en zal, naar we hopen ook wel niet noodig zijn. We achten het over bodig om bij de Nederlandse ha werkgevers een zaak te gaan beplei ten waarvan het nut en de wensche- lijkheid door geen practisch den kend mensch betwijfeld wordt. Maar toch, de tot dusver bereikte resultaten beteekenen nog maar een eerste stap in de goede richting. 825 menschen in twee jaren tij ds, dat was een welgeslaagde proefneming. Maar nu wil het Departement gaarne flink met de herscholing aan den gang gaan. En daarvoor heeft het alle werkgevers in Ne derland noodig. Alle werkgevers dè groote en de kleine. Dok de kleine. Hetgeen reeds eerder over de herscholing werd gezegd was wellicht voor de grootere ondernemers oud nieuws. Zij waren waarschijnlijk met de herscholingsmogelijkheden voldoende be kend of hadden haar reeds in practijk ge bracht. Maar vele kleinere bedrijven ken nen haar nog niet. En die onbekendheid wordt vaak aanleiding tot ernstige sociale maar ook tot economische misstanden. „HOE LANG WAS JE AL ZONDER WERK?" Omdat men met de herscholing onbekend is en dus meent dat het niet anders kan, worden bij het aanstellen van werkkrachten vaak niet slechts zeer onsociale, doch ook zeer oneconomische methodes gevolgd. Wan neer er sprake is van het aanschaffen van een nieuwe machine gaat men zoo econo misch mogelijk te werk. Prospectussen, prijscouranten, foto's besprekingen met monteurs en ingenieurs, enfin, men zoekt en kiest en keurt en neemt tenslotte het allerbeste wat men krijgen kan voor zijn geld. Maar niet zoodra gaat het er om, ar- t beiders in dienst te nemen of men calcu leert zoo scherp niet meer. De eenige vraag die daarbij van belang schijnt is: „hoelang was je al zonder werk?" En als de sollici tant nu maar heet van de naald, linea recta, zoo in zijn overall uit de practijk komt, is de zaak al dik in orde. Of de arbeider leeft in sociale verhoudingen die hem in staat stel len iederen morgen met lust en ar beidsvreugde aan het werk te gaan, wordt door al te veel werkgevers nooit overwogen. Als echter 'n werk gever zich aan de sociale omstandig heden van zijn arbeiders weinig laat gelegen liggen, handelt hij weinig humaan, maar dat moet hij zelf weten. Doch hij handelt ook weinig zakelijk en oneconomisch. Dat moet hij ook zelf weten. Maar dat weet hij blijkbaar niet Anders zou hij wel oppassen. OOK EEN ECONOMISCH BELANG. Immers, het is toch niet slechts een soci aal, doch ook een economisch belang dat de arbeider zijn brood kan eten daar waar hij het verdient. Een werkgever die zijn ar beiders kiezen kan in de eigen woonplaats waar de man na gedanen arbeid zijn vrouw en zijn gezin, zij vrienden en ontspanning kan vinden, moet toch inzien dat zulk een werkkracht té prefereeren, is boven een mensch die uit zijn gezin en omgeving naar den vreemde is weggehaald en hier of daar in een kosthuis is geduwd, waar hij zich verlaten en verloren gevoelt. Een werkman die volwaardige prestaties moet leveren, moet ook lichamelijk en geestelijk in de beste conditie zijn. Het is niet eco nomisch met een mensch nonchalanter om te springen dan met het domste stuk ge reedschap. En nu de herscholing klaarstaat om bij te springen, kan men toch niet meer econo mische noodzaak als motief aanvoeren als meii van heinde en verre vreemde en onge wende werkkrachten bijeenzoekt, terwijl men met eenig overleg goede arbeiders uit eigen omgeving binnen korten tijd, zonder eenig financieel nadeel, tot volwaardige krach ten vormen kan. HET EUVEL VAN OVERWERK. Wij willen nog op iets anders wijzen. Is er in sommige bedrijven een werkachter- stand in te halen, dan geeft men er, in plaats van er arbeiders bij te nemen, de voorkeur aan, een ander middel aan te wenden. Overwerk. Dat is ook nog een middel. Het is alleen maar jammer dat het lang niet altijd een afdoend, maar heel dikwijls een lapmiddel is gebleken. Wan neer het gevaar dreigt dat overwerken ont aardt in overmatig werken, dan wordt het middel erger dan de kwaal. Wat er op te gen is om bij achterstand er een of twee tijdelijk bij te nemen, desnoods in her scholing en met tralningstoeslag, kan moeilijk worden aangetoond. Maar wie in dubio staat tusschen een overwerkvergunning en een herscholingsregeling kieze het laat ste; het werkt niet alleen vlugger, maar ook doelmatiger. En in dit verband zouden we ook nog wil len vragen of het altijd de voor- deeligste methode is om bij achter stand maar aanstonds een nieuwe machine aan te schaffen. Is men met het tijdelijk aanstellen van en kele arbeiders nietgoedkooper uit? Als de achterstand is ingehaald dan staat daar de dure machine, en die kan men zoo maar niet ontslaan. HET VOORNAAMSTE DOEL DER HERSCHOLING. Wanneer het Departement van Sociale Zaken dat de herscholing in het leven riep, daarvoor in wijderen kring belangstelling tracht te wekken, is dit niet op de eerste plaats met het doel daarmede op de steun- uitgaven belangrijk te kunnen besparen al is deze factor gelijk voor de hand ligt niet te versmaden. Maar het instituut der her scholing dient verder te worden gebracht omdat het werk een uitstekend middel kan zijn een einde te maken aan ondoelmatige, onsociale en oneconomische methbden waar door de laatste jaren in het bedrijfsleven hoe langer hoe meer arbeiders worden uit gerangeerd Ook hier is ordening noodig. Bij een welgeordende arbeidsverdeeling heeft de .gemeenschap, iedere arbeider, elk bedrijf groote belangen. De herscholing is niet in staat het bedrijfsleven te stimuleeren, maar wel kan zij helpen de werkgelegenheid, die er komt, zoo doeltreffend mogelijk te ver geven- En daarom doet het Departement een be roep op alle Nederlandsche werkgevers, op de kleine, middelmatige en op de groote be drijven. Wanneer er ergens een groep van 25 ar beiders herschoold kan worden zonder dat andere belangen geschaad worden, zal So ciale Zaken met vreugde medewerken. Met dezelfde bereidwilligheid komt er ook een ambtenaar praten wanneer het gaat om in- dividueele gevallen. Iedere werkgever kan medehelpen aan het vormen van een goedgeschoolde en wel geordende arbeidsreserve, waarvan bij voor komende gelegenheid zijn bedrijf het voor deel zal ondervinden. Bovendien werkt hij mede aan meer gezonde verhoudingen op de arbeidsmarkt. OOK DE. WERKNEMERS KUNNEN HELPEN! Het Departement doet eveneens een krach tig beroep op de werknemersorganisaties. Zij toch zijn het wie de arbeidersbelangen bij uitstek ter harte gaan. Het Departement richt tot die organisaties het dringend ver zoek om overal, waar wegens onvoldoende scholing werkloosheid dreigt voort te duren, de betrokken werkgevers op de mogelijkheid en het voordeel van een' herscholingsrege ling te wijzen. riep de ongelukkige minnaar en daarom trachtte hij zijn meisje te vermoorden. Vier jaar ge- ei scht. Op 9 April j.1. werd het rustige dorpje Maarssen in rep en roer gebracht. Een jeugdige timmerman uit Teteringen had een moordaanslag gepleegd op het meisje, waarmee hij geruimen tijd verloofd was en die de verhouding had afgebroken. Dikwijls zwierf de jongeman om de wo ning van het meisje en op 9 April kwam het tot een uitbarsting. Hij vroeg het meisje te spreken; de moeder vond het veiliger de deur niet te openen. Zij gaf haar dochter den raad maar door het luikje te praten. Na een korte woordenwis seling trok verdachte een revolver, waaruit hij op een afstand van 70 a 80 c.M. drie schoten loste. Gelukkig werd het meisje niet ernstig getroffen, met een lichte hoofd wonde en een doorschoten hand zakte zij bloedend ineen. De man vluchtte, doch de moeder van het meisje, opgeschrokken door de scho ten, liep luid roepend: „Houdt hem, houdt hem" achter hem aan. Hij kon worden gearresteerd en de rechtbank te Utrecht veroordeelde hem wegens poging tot dood slag tot twee en een half jaar gevange nisstraf. Gisteren diende deze strafzaak in hoo- ger beroep voor het Amsterdamsche ge rechtshof. „Nu kun je je dagen wel tel len". Ik hen in hooger beroep gegaan, aldus verklaart de verdachte, omdat ik graag 'n voorwaardelijke straf zou krijgen, of an ders een straf, door te brengen in een in richting. Verd. zelf had aan het hof een brief geschreven, waarin hij aandrong op een onderzoek naar zijn geestvermogens. De moeder van het meisje vertelt, dat de verdachte herhaaldelijk bedreigingen heeft geuit: ,,'t Kan me niets schelen, ik heb er tien jaar voor over, we zullen sa men sterven, ik gun haar aan niemand anders!-" Toen het meisje de verloving uit maakte had hij gezegd: „Nu kun je je da gen wel tellen". Verdachte hield echter vol, dat hij uitsluitend had willen dreigen. Requisitoir. De procureur-generaal is pan meening, dat deze man de vooropgezette bedoeling had het meisje te dooden. De straf voor deze afschuwelijk de daad opgelegd, is naar de mee- ning van den procureur-generaal te laag. Spr. requireert wegens po ging tot doodslag vier jaar gevan genisstraf met aftrek van de voor- loopige hechtenis. De verdediger dringt op de uiterste cle mentie aan. Verd. stond vroeger bekend als een goed en rustig arbeider. Zijn'jeugd was moeilijk en zonloos. Hij heeft gehan deld in een vlaag van razernij en hij heeft veel spijt van het gebeurde. Arrest 6 December. VRIJDAG 25 NOVEMBER 1938. Hilversum I. 1875 en 415,5 m. Algemeen Programma, verzorgd door de KRO. 8.009.15 Gramofoonmuziek (Om 8.15 Ber.). 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Religieuze causerie. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. I.20 KRO-Orkest en solisten. 2.05 Gramofoonmuziek. 2.10 Orgelconcert. 2.10 Orgelconcert en gramofoonmuziek. 3.05 Zang en piano. 3.25 Gramofoonmuziek. 4.00 Het KRO-Orkest. 4.50 Gramofoonmuziek. 5.15 KRO-Melodisten m.m.v. solist. 6.00 Land- en tuinbouwpraatje. 6.20 KRO-Melodisten m.m.v. solist. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie over werkverschaffing. 7.35 Musica Catholica. 8.00 Berichten ANP. 8.15 Revue-programma. 9.15 Programma gewijd aan Neerlands Weer macht. 10.30 Berichten ANP. 10.40 José de Souza Pinto en zijn Portugeesch orkest. 11.0011.10 Gramofoonmuziek). II.3012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II. 301,5 m. 8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00 AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPRO. 9.00 VARA 10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA. 8.00 VAR A-Kalender. 8.05 Gramofoonmuziek. Om 8.16 Berichten). 10.00 Morgenwijding. 10.20 Declamatie. 10.40 Cello en piano. 11.10 Vervolg declamatie. 11.30 Orgelspel. 12.00 De Palladians. (Om 12.15 Berichten). 12.45 Gramofoonmuziek. 1.00 Jet AVRO-Amusementsorkest. I.45 Reportage. 2.30 Zang en piano. 3.00 Cabaretprogramma. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.30 Zang piano en gramofoonntuziek. 5.00 Voor de kinderen. 5.30 Gramofoonmuziek. 6.00 Souvenir-orkest, m.m.v. soliste. 6.30 Literaire causerie. 6.50 Orgelspel. 7.00 Causerie over groote caricaturisten. 7.20 Berichten ANP. 7.30 Berichten. 7.35 Causerie „Wat en hoe gelooven wij 8.00 Het Hartvelt-kwartet. 8.30 Causerie „Het dier in zijn wereld". 9.00 Radiotooneel. 10.00 .Sylvia", m.m.v. de Novelty Sisters. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Avondwijding. II.00 Pianovoordracht. 11.30 Jazzmuziek (Gr.pl.), 11.5512.00 Gramofoonmuziek. N^RVfy 47. Het was niet voor de eerste maal, dat Julie Brien haar stiefvader op een dergelijke expeditie vergezelde en ze was altijd een sportieve kameraad geweest, heel geschikt als verkenster, met een scherpe blik voor moge lijkheden, één die haar verstand bij elkaar, hield, als ze in het nauw raakten. Ook van avond was ze niet direct bang; wat ze ge voelde was een eigenaardige zenuwachtige spanning Eindelijk bereikte ze de oprijlaan en slipten nu over den grasberm achter de linden, die de laan omzoomden, tot ze een zijgevel van het kasteel in het zicht kragen. Daar maak ten ze halt achter >.en dikken boom en hielden fluisterend krijgsraad. „Hier zijn we er," zei Jamesy. Het huis van den jachtopziener is daarginds bij de stal len." „En de honden?" „De kennels? Nog een eindje verder. Zooals de wind nu waait, zullen ze ons met m den neus krijgen. Kom, vooruit. We zullen eerst eens gaan kijken, waar de oozichter uithangt. Daar had Julie niets tegen in te brengen, want zij kende heel oed den stroopersregel. „Bespionneer eerst den vijand, anders doet hij het jou!" Met een grooten boog gingen ze om de stal len heen, tot ze in de schaduw van den muur om den moestuin kwamen. Daarlangs gleden zij in het donker tot aan den hoek, vanwaar ze veilig en wel het terrein om het witte huisje van den jachtop-jener, niet meer dan vijftig voet van hen vandaan, een stuk grond zonder eenige dekking, konden verkennen. Voor het huis lag een veldje groenten, afgezet met een hek van houten palen. Als een slang stak Jamesy zijn hoofd om den duisteren hoek en nam meter vooi^ meter het maanbeschenen terrein voor hem op. Toen begon hij weer tegen Julie. „Blijf jij hier zoo lang," onderrichtte hij haar, „en als je me soms op ean holletje ziet terugkomen, wacht dan vooral niet op me." „Wat ga je doen?" „Zie je dat licht niet in het venster aan den linkerkant? Niet eens neergedraaio is het. Dat kon wel eens een streek van Mullaly zijn hijzelf in een hinderlaag bij de fazanten". Haast dubbel gevouwen rende hij over het gras en Wierp zich b(j het nippertje op den grond. Julie die gespannen stond toe te zien en te luisteren, zag het ooortje open gaan, maar ze hoorde geen gelrnd; toen gle-' Jamesy uit haar gezichtsveld, tusscl n de b-ssen-strui- ken. Zij wachtte en spitste de ooren in gespan nen aandacht, maar voor ze tijd had gehad om ongerust te worden, kwam hij het poortje weer uitgekropen en snelde het gras over, maar het leek niet op een bewegi' g van schrik. „Maar goed, dat je niet mee bent wezen glu ren." grinnikte hij fluisterend. „Hij had haast niets aan, zijn bretels sleepten den grond en hij zat met zijn bloote voeten bij den haard ir een boek te lezen. Welken kant moeten we uit om in het larixboschje te komen?" „Laar links den heuvel op, niet?" Vooruit dan maar." Zjj kwamen voorzichtig den hoek om slopen langs den muur, tot waar dit weer een hoek maakte, vandaar liepen ze een zachte met gras begroeide glooiing op naar een groep zwarte boomen. Daar klommen ze over een arrden wal, worstelden zich door een streep k eupelhout en kwamen eindelijk in het wijder uitgeplante larixboschje. 'Het zachte naalden- tapijt maakte onder hun voetstappen geen enkel geluid en de hooge, fijngevederde toppen der boomen zuchtten zachtjes boven htm hoofden in den wind. „Daar zitten vast w^' een paar hanen, als 'die bandieten van stroopers uit Conrulish ons ten minste niet voor geweest zijn." -lij haalde zijn korte geweer uit den diepen zak van zijn jas, spande de haan en legde voor zichtig een paar slaghoedjes in. Met groote omzichtighei' drongen ze dieper in het hart van het bosch door, van tijd tot tijd raakte ze even zijn arm aan en iederen keer, dat dat gebeurde, voelde hij hoe ze trilde, en hoewel ze ijverig naar alle kanten bleef speuren, zonder ooit te verslappen, be greep» hij, dat ze niet naar een geschikte prooi uitzag. Om de een of andere reden was zij dien avond één en al zenuwen; als er nu iets zou gebeuren, dat haar aan het schrik ken maakte, zou ze een gil geven en niet b£ machte zich te verroeren. Jamesy had a overwogen, wat hij moest doen om daar sen einde aan te maken. Zoo gauw er zich een gelegenheid voordeed, zou hij haar op een onschadelijke manier laten schrikken en naar fier zigeunerbloed tot weerstand prikkelen Juist op dat moment zagen zij bun eersten mzantenhaan Zij stonden onder een hoogen larix met een langen zijtak tien voet bov jr. den grond en zijn geoefend oog ontdekte -vel- ra het slapende dier, dat halverwege den tak met den kop in de veeren ineengedoken jat Hij zag dat het een haan was aan de ma nier, waarop het zat en aan den langen ■«taart. Julie hao het nog niet in de g-ten. ze keek zelfs een heel anderen kant op; dat was het moment, vond h(j, om haar dien schok toe te dienen. Hij pakte haar bij den arm, bracht haar vlak onder het slapende dier er. hield haar plotseling met vasten greep tegen. „S--SSST! Ga liggen!" haastig duw de hij haar naar beneden. „Dieper! Je hoofd op den grond!" En zij bleef ineengedoken tegen zijn knie aan zitten, haar hoofd diep tusschen de schouders en haar oogen stijf dicht. Daa;na tilde hij het geweer op, tot de loop maar een paar voet van den vogel ver wijderd was en trok af. Het schot viel met een cntploffenden rookpluim en de vogel tuimelde, bom, tusschen de trillende schou derbladen van het meisje. Zij gaf een wonderlijk, gesmoord gil'etje en plofte met haar beide handen vooruit op den grond. Er, daar zat Jamesy naast haar en hij duwde haar den dooden vogel onder den neus. „Zie je? Je middageten voor morgen!" Hij blies door zijn neusgaten, hijgde, smoorde een bulderenden lach. Zij keek eens naar den vogel, daarna naar hem. „Waarom lach je?" vroeg ze dreigend. Hij kon niet spreken, enkel maar op haar wijzen. „Heb jij me er zoo in laten loopen?" Hij knikte. Haar stijgende verontwaardi- ging maakte slechts, dat hij het noe langer hoe benauwder kreeg van ingehouden adem. „Echt weer een gemeene Coffey-streek! Hij gaf haar een stomp op den rug. „Het v.as noodig, bange wezel. Hou je mond of je krijgt nog een portie." Ze had zichzelf op dat oogenblik al weer onder bedwang. „Dat zul je wel laten, ik ben er weer bovenop." Vijf minuten later legde zijzelf hun twee den vogel neer. „Laad hem gauw wee dreef ze hem aan. „Wat draaf je weer door!" berispte Ja mesy haar, ter "qi hij den fazant in z(jn die pen strooperszak stak. „Genoeg is meer dan veel! Je doet me denken aar je grootvader, .Timmy Brien. Op net uoo'n nacht als van nacht schoot hij in één boschje tien fazanten maar dat was hem nog niet mooi genoeg, dus probeerde hij er nog een te pakken te krijgen: de opziener kreeg hem daarbij te grazen en hij kon een flink deel van het jaar gaan zitten brommen, in de gevangenis van Cork. Twee is ruim genc^g voor Maag's pan en als we meer willen hebben, weten we immers waar we ze vinden kunnen. Kom, we moeten terug." Langzaam en voorzichtig zochten zij een terugweg naar den rand van het bosch en kwamen een heel eind boven den wind van het huisje van den jachtopziener uit. Het stond daar onder hen, wit afstekend tegen de donkere massa van de stallen en het kasteel. „Ik durf niet dichterbij te gaan voor de honden," zei Jamesy. „We zullen probeeren aan den voorkant langs te komen dat is even veilig. „Best stemde Julie in. Zij bleven langs den zoom van het bosch loopen, zwenkten langzaam naar het huis toe en kwamen eindelijk uit de larixen vandaan, waarna ze tusschen een partijtje oude pla tanen belandden, die hun gevlerkte stammen verhieven boven groote rhododendrongroepen. De wind was gaan liggen en hun stappen maakten nog al veel lawaai in den ouden rommel, die den grond in het bosch bedekte. Een paar maal verbeeldde Julie zich, dat ze een tak achter hen had hooren knappen, maar haar scherpe, vlugge oogen hadden geen beweging kunnen ontdekken tusschen de rhododendrons. Op dat moment, zoo plotseling, dat het waarl 'k ontstellend was, begon er een hond te blaffen, verwoed te blaffen, niet achter hen, maar voor hen. Gelukkig waren zij juist achter een groep coniforen aangeland ei als één man doken zij in de jescherming daarvan weg. Aan elkander vastgeklemd hielden ze hun adem in en wachtten. Weer blafte de hond, maar hij wam niet dichter bij. Klaarblijkelijk werd h(j aan de lijn ge houden. Er bewoog zich iets tusschen de boomen, een geweerschot van hen vandaan, een massa, even donkerder dan de omringende duisternis en het volgende oogenblik barstte er een zware stem in een donderend gebrul los. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 7