TARZAN I
Naar een goedgeschoolde
arbeidsreserve
EN Dl
j ¥iHISODiN
Sfl©
Een beroep op de werkgevers
Radioprogramma
'4/a
4 tW*'\
«Wij zullen samen sterven
feuilleton
maurice walsh
DOOR
j EDGAR RICE~
j BURROUGHS
38.
Ofschoon ze wist, dat haar weerstand nut
teloos was, vocht Magra tegen het monster,
dat haar vasthield. Eerst nam het sterke dier
hier geen notitie van, maar toen het hem be
gon te vervelen, gaf hij haar een klap, waar
door zij haar bewustzijn verloor. Het was laat
in de nacht, toen ze de natuurlijke arena be
reikten, waar de apen hun vreselijke dum-
dum-feesten hielden. Ungo, de aapkoning,
gooide het meisje op de grond en ging het
feest voorbereiden en de dodedansToen
Tarzan bij zijn vrienden terugkeerde, vond hij
hen in een wanhopige stemming. Ze wilden
allemaal tegelijk spreken. „Gorilla's hebben
ons aangevallen!" „Het waren geen gorilla's!
Maar ze waren in ieder geval zo groot als
gorilla's!" „Een van hen heeft Magra onder
zijn arm meegenomen!"
Tarzan luisterde niet langer. Hij wilde het
spoor volgen, maar hij had de wind ln zijn
rug, hij kon hen dus niet op de reuk volgen.
Hij moest over de grond kruipen om hun
spoor te zoeken. Hij wist, dat hij hen zou in
halen, maar zou hij nog op tijd komen?"
EEN WERKMAN, DIE VOLWAARDIGE AR
BEIDSPRESTATIE MOET LEVEREN,
DIENT OOK LICHAMELIJK EN
GEESTELIJK IN BESTE CON
DITIE TE ZIJN.
(door Meijer de Vrieshoofdinspecteur
voor de Werkverschaffing)
III (Slot.)
Een pleidooi voor de herscholing
moest eigenlijk niet noodig zijn en
zal, naar we hopen ook wel niet
noodig zijn. We achten het over
bodig om bij de Nederlandse ha
werkgevers een zaak te gaan beplei
ten waarvan het nut en de wensche-
lijkheid door geen practisch den
kend mensch betwijfeld wordt.
Maar toch, de tot dusver bereikte
resultaten beteekenen nog maar een
eerste stap in de goede richting.
825 menschen in twee jaren tij ds, dat
was een welgeslaagde proefneming. Maar
nu wil het Departement gaarne flink met
de herscholing aan den gang gaan. En
daarvoor heeft het alle werkgevers in Ne
derland noodig. Alle werkgevers dè groote
en de kleine. Dok de kleine. Hetgeen reeds
eerder over de herscholing werd gezegd was
wellicht voor de grootere ondernemers oud
nieuws. Zij waren waarschijnlijk met de
herscholingsmogelijkheden voldoende be
kend of hadden haar reeds in practijk ge
bracht. Maar vele kleinere bedrijven ken
nen haar nog niet. En die onbekendheid
wordt vaak aanleiding tot ernstige sociale
maar ook tot economische misstanden.
„HOE LANG WAS JE AL ZONDER WERK?"
Omdat men met de herscholing onbekend
is en dus meent dat het niet anders kan,
worden bij het aanstellen van werkkrachten
vaak niet slechts zeer onsociale, doch ook
zeer oneconomische methodes gevolgd. Wan
neer er sprake is van het aanschaffen van
een nieuwe machine gaat men zoo econo
misch mogelijk te werk. Prospectussen,
prijscouranten, foto's besprekingen met
monteurs en ingenieurs, enfin, men zoekt
en kiest en keurt en neemt tenslotte het
allerbeste wat men krijgen kan voor zijn
geld. Maar niet zoodra gaat het er om, ar-
t beiders in dienst te nemen of men calcu
leert zoo scherp niet meer. De eenige vraag
die daarbij van belang schijnt is: „hoelang
was je al zonder werk?" En als de sollici
tant nu maar heet van de naald, linea
recta, zoo in zijn overall uit de practijk
komt, is de zaak al dik in orde.
Of de arbeider leeft in sociale
verhoudingen die hem in staat stel
len iederen morgen met lust en ar
beidsvreugde aan het werk te gaan,
wordt door al te veel werkgevers
nooit overwogen. Als echter 'n werk
gever zich aan de sociale omstandig
heden van zijn arbeiders weinig laat
gelegen liggen, handelt hij
weinig humaan, maar dat moet hij
zelf weten. Doch hij handelt ook
weinig zakelijk en oneconomisch.
Dat moet hij ook zelf weten. Maar
dat weet hij blijkbaar niet Anders
zou hij wel oppassen.
OOK EEN ECONOMISCH BELANG.
Immers, het is toch niet slechts een soci
aal, doch ook een economisch belang dat
de arbeider zijn brood kan eten daar waar
hij het verdient. Een werkgever die zijn ar
beiders kiezen kan in de eigen woonplaats
waar de man na gedanen arbeid zijn vrouw
en zijn gezin, zij vrienden en ontspanning kan
vinden, moet toch inzien dat zulk een
werkkracht té prefereeren, is boven een
mensch die uit zijn gezin en omgeving naar
den vreemde is weggehaald en hier of
daar in een kosthuis is geduwd, waar hij
zich verlaten en verloren gevoelt. Een
werkman die volwaardige prestaties moet
leveren, moet ook lichamelijk en geestelijk
in de beste conditie zijn. Het is niet eco
nomisch met een mensch nonchalanter om
te springen dan met het domste stuk ge
reedschap.
En nu de herscholing klaarstaat om bij
te springen, kan men toch niet meer econo
mische noodzaak als motief aanvoeren als
meii van heinde en verre vreemde en onge
wende werkkrachten bijeenzoekt, terwijl men
met eenig overleg goede arbeiders uit eigen
omgeving binnen korten tijd, zonder eenig
financieel nadeel, tot volwaardige krach
ten vormen kan.
HET EUVEL VAN OVERWERK.
Wij willen nog op iets anders wijzen. Is
er in sommige bedrijven een werkachter-
stand in te halen, dan geeft men er, in
plaats van er arbeiders bij te nemen, de
voorkeur aan, een ander middel aan te
wenden. Overwerk. Dat is ook nog een
middel. Het is alleen maar jammer dat het
lang niet altijd een afdoend, maar heel
dikwijls een lapmiddel is gebleken. Wan
neer het gevaar dreigt dat overwerken ont
aardt in overmatig werken, dan wordt het
middel erger dan de kwaal. Wat er op te
gen is om bij achterstand er een of twee
tijdelijk bij te nemen, desnoods in her
scholing en met tralningstoeslag, kan
moeilijk worden aangetoond.
Maar wie in dubio staat tusschen
een overwerkvergunning en een
herscholingsregeling kieze het laat
ste; het werkt niet alleen vlugger,
maar ook doelmatiger. En in dit
verband zouden we ook nog wil
len vragen of het altijd de voor-
deeligste methode is om bij achter
stand maar aanstonds een nieuwe
machine aan te schaffen. Is men
met het tijdelijk aanstellen van en
kele arbeiders nietgoedkooper uit? Als
de achterstand is ingehaald dan staat
daar de dure machine, en die kan
men zoo maar niet ontslaan.
HET VOORNAAMSTE DOEL DER
HERSCHOLING.
Wanneer het Departement van Sociale
Zaken dat de herscholing in het leven riep,
daarvoor in wijderen kring belangstelling
tracht te wekken, is dit niet op de eerste
plaats met het doel daarmede op de steun-
uitgaven belangrijk te kunnen besparen al
is deze factor gelijk voor de hand ligt niet
te versmaden. Maar het instituut der her
scholing dient verder te worden gebracht
omdat het werk een uitstekend middel kan
zijn een einde te maken aan ondoelmatige,
onsociale en oneconomische methbden waar
door de laatste jaren in het bedrijfsleven
hoe langer hoe meer arbeiders worden uit
gerangeerd Ook hier is ordening noodig. Bij
een welgeordende arbeidsverdeeling heeft de
.gemeenschap, iedere arbeider, elk bedrijf
groote belangen. De herscholing is niet in
staat het bedrijfsleven te stimuleeren, maar
wel kan zij helpen de werkgelegenheid, die
er komt, zoo doeltreffend mogelijk te ver
geven-
En daarom doet het Departement een be
roep op alle Nederlandsche werkgevers, op
de kleine, middelmatige en op de groote be
drijven.
Wanneer er ergens een groep van 25 ar
beiders herschoold kan worden zonder dat
andere belangen geschaad worden, zal So
ciale Zaken met vreugde medewerken. Met
dezelfde bereidwilligheid komt er ook een
ambtenaar praten wanneer het gaat om in-
dividueele gevallen.
Iedere werkgever kan medehelpen aan
het vormen van een goedgeschoolde en wel
geordende arbeidsreserve, waarvan bij voor
komende gelegenheid zijn bedrijf het voor
deel zal ondervinden. Bovendien werkt hij
mede aan meer gezonde verhoudingen op
de arbeidsmarkt.
OOK DE. WERKNEMERS KUNNEN
HELPEN!
Het Departement doet eveneens een krach
tig beroep op de werknemersorganisaties. Zij
toch zijn het wie de arbeidersbelangen bij
uitstek ter harte gaan. Het Departement
richt tot die organisaties het dringend ver
zoek om overal, waar wegens onvoldoende
scholing werkloosheid dreigt voort te duren,
de betrokken werkgevers op de mogelijkheid
en het voordeel van een' herscholingsrege
ling te wijzen.
riep de ongelukkige minnaar en
daarom trachtte hij zijn meisje te
vermoorden. Vier jaar ge-
ei scht.
Op 9 April j.1. werd het rustige dorpje
Maarssen in rep en roer gebracht. Een
jeugdige timmerman uit Teteringen had
een moordaanslag gepleegd op het meisje,
waarmee hij geruimen tijd verloofd was
en die de verhouding had afgebroken.
Dikwijls zwierf de jongeman om de wo
ning van het meisje en op 9 April kwam
het tot een uitbarsting. Hij vroeg het
meisje te spreken; de moeder vond het
veiliger de deur niet te openen. Zij gaf
haar dochter den raad maar door het
luikje te praten. Na een korte woordenwis
seling trok verdachte een revolver, waaruit
hij op een afstand van 70 a 80 c.M. drie
schoten loste. Gelukkig werd het meisje
niet ernstig getroffen, met een lichte hoofd
wonde en een doorschoten hand zakte zij
bloedend ineen.
De man vluchtte, doch de moeder van
het meisje, opgeschrokken door de scho
ten, liep luid roepend: „Houdt hem, houdt
hem" achter hem aan. Hij kon worden
gearresteerd en de rechtbank te Utrecht
veroordeelde hem wegens poging tot dood
slag tot twee en een half jaar gevange
nisstraf.
Gisteren diende deze strafzaak in hoo-
ger beroep voor het Amsterdamsche ge
rechtshof.
„Nu kun je je dagen wel tel
len".
Ik hen in hooger beroep gegaan, aldus
verklaart de verdachte, omdat ik graag 'n
voorwaardelijke straf zou krijgen, of an
ders een straf, door te brengen in een in
richting. Verd. zelf had aan het hof een
brief geschreven, waarin hij aandrong op
een onderzoek naar zijn geestvermogens.
De moeder van het meisje vertelt, dat
de verdachte herhaaldelijk bedreigingen
heeft geuit: ,,'t Kan me niets schelen, ik
heb er tien jaar voor over, we zullen sa
men sterven, ik gun haar aan niemand
anders!-" Toen het meisje de verloving uit
maakte had hij gezegd: „Nu kun je je da
gen wel tellen". Verdachte hield echter
vol, dat hij uitsluitend had willen dreigen.
Requisitoir.
De procureur-generaal is pan meening,
dat deze man de vooropgezette bedoeling
had het meisje te dooden.
De straf voor deze afschuwelijk
de daad opgelegd, is naar de mee-
ning van den procureur-generaal
te laag. Spr. requireert wegens po
ging tot doodslag vier jaar gevan
genisstraf met aftrek van de voor-
loopige hechtenis.
De verdediger dringt op de uiterste cle
mentie aan. Verd. stond vroeger bekend
als een goed en rustig arbeider. Zijn'jeugd
was moeilijk en zonloos. Hij heeft gehan
deld in een vlaag van razernij en hij heeft
veel spijt van het gebeurde.
Arrest 6 December.
VRIJDAG 25 NOVEMBER 1938.
Hilversum I. 1875 en 415,5 m.
Algemeen Programma, verzorgd door de
KRO.
8.009.15 Gramofoonmuziek (Om 8.15 Ber.).
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Religieuze causerie.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
I.20 KRO-Orkest en solisten.
2.05 Gramofoonmuziek.
2.10 Orgelconcert.
2.10 Orgelconcert en gramofoonmuziek.
3.05 Zang en piano.
3.25 Gramofoonmuziek.
4.00 Het KRO-Orkest.
4.50 Gramofoonmuziek.
5.15 KRO-Melodisten m.m.v. solist.
6.00 Land- en tuinbouwpraatje.
6.20 KRO-Melodisten m.m.v. solist.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie over werkverschaffing.
7.35 Musica Catholica.
8.00 Berichten ANP.
8.15 Revue-programma.
9.15 Programma gewijd aan Neerlands Weer
macht.
10.30 Berichten ANP.
10.40 José de Souza Pinto en zijn Portugeesch
orkest. 11.0011.10 Gramofoonmuziek).
II.3012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum II. 301,5 m.
8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00
AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPRO. 9.00 VARA
10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA.
8.00 VAR A-Kalender.
8.05 Gramofoonmuziek. Om 8.16 Berichten).
10.00 Morgenwijding.
10.20 Declamatie.
10.40 Cello en piano.
11.10 Vervolg declamatie.
11.30 Orgelspel.
12.00 De Palladians. (Om 12.15 Berichten).
12.45 Gramofoonmuziek.
1.00 Jet AVRO-Amusementsorkest.
I.45 Reportage.
2.30 Zang en piano.
3.00 Cabaretprogramma.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.30 Zang piano en gramofoonntuziek.
5.00 Voor de kinderen.
5.30 Gramofoonmuziek.
6.00 Souvenir-orkest, m.m.v. soliste.
6.30 Literaire causerie.
6.50 Orgelspel.
7.00 Causerie over groote caricaturisten.
7.20 Berichten ANP.
7.30 Berichten.
7.35 Causerie „Wat en hoe gelooven wij
8.00 Het Hartvelt-kwartet.
8.30 Causerie „Het dier in zijn wereld".
9.00 Radiotooneel.
10.00 .Sylvia", m.m.v. de Novelty Sisters.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Avondwijding.
II.00 Pianovoordracht.
11.30 Jazzmuziek (Gr.pl.),
11.5512.00 Gramofoonmuziek.
N^RVfy
47.
Het was niet voor de eerste maal, dat Julie
Brien haar stiefvader op een dergelijke
expeditie vergezelde en ze was altijd een
sportieve kameraad geweest, heel geschikt als
verkenster, met een scherpe blik voor moge
lijkheden, één die haar verstand bij elkaar,
hield, als ze in het nauw raakten. Ook van
avond was ze niet direct bang; wat ze ge
voelde was een eigenaardige zenuwachtige
spanning
Eindelijk bereikte ze de oprijlaan en slipten
nu over den grasberm achter de linden, die
de laan omzoomden, tot ze een zijgevel van
het kasteel in het zicht kragen. Daar maak
ten ze halt achter >.en dikken boom en hielden
fluisterend krijgsraad.
„Hier zijn we er," zei Jamesy. Het huis
van den jachtopziener is daarginds bij de stal
len."
„En de honden?"
„De kennels? Nog een eindje verder. Zooals
de wind nu waait, zullen ze ons met m den
neus krijgen. Kom, vooruit. We zullen eerst
eens gaan kijken, waar de oozichter uithangt.
Daar had Julie niets tegen in te brengen,
want zij kende heel oed den stroopersregel.
„Bespionneer eerst den vijand, anders doet hij
het jou!"
Met een grooten boog gingen ze om de stal
len heen, tot ze in de schaduw van den muur
om den moestuin kwamen. Daarlangs gleden
zij in het donker tot aan den hoek, vanwaar
ze veilig en wel het terrein om het witte
huisje van den jachtop-jener, niet meer dan
vijftig voet van hen vandaan, een stuk grond
zonder eenige dekking, konden verkennen.
Voor het huis lag een veldje groenten, afgezet
met een hek van houten palen.
Als een slang stak Jamesy zijn hoofd om
den duisteren hoek en nam meter vooi^ meter
het maanbeschenen terrein voor hem op. Toen
begon hij weer tegen Julie. „Blijf jij hier zoo
lang," onderrichtte hij haar, „en als je me
soms op ean holletje ziet terugkomen, wacht
dan vooral niet op me."
„Wat ga je doen?"
„Zie je dat licht niet in het venster aan den
linkerkant? Niet eens neergedraaio is het.
Dat kon wel eens een streek van Mullaly zijn
hijzelf in een hinderlaag bij de fazanten".
Haast dubbel gevouwen rende hij over het
gras en Wierp zich b(j het nippertje op den
grond. Julie die gespannen stond toe te zien
en te luisteren, zag het ooortje open gaan,
maar ze hoorde geen gelrnd; toen gle-' Jamesy
uit haar gezichtsveld, tusscl n de b-ssen-strui-
ken.
Zij wachtte en spitste de ooren in gespan
nen aandacht, maar voor ze tijd had gehad om
ongerust te worden, kwam hij het poortje weer
uitgekropen en snelde het gras over, maar het
leek niet op een bewegi' g van schrik.
„Maar goed, dat je niet mee bent wezen glu
ren." grinnikte hij fluisterend. „Hij had haast
niets aan, zijn bretels sleepten den grond
en hij zat met zijn bloote voeten bij den haard
ir een boek te lezen. Welken kant moeten
we uit om in het larixboschje te komen?"
„Laar links den heuvel op, niet?"
Vooruit dan maar."
Zjj kwamen voorzichtig den hoek om slopen
langs den muur, tot waar dit weer een hoek
maakte, vandaar liepen ze een zachte met
gras begroeide glooiing op naar een groep
zwarte boomen. Daar klommen ze over een
arrden wal, worstelden zich door een streep
k eupelhout en kwamen eindelijk in het wijder
uitgeplante larixboschje. 'Het zachte naalden-
tapijt maakte onder hun voetstappen geen
enkel geluid en de hooge, fijngevederde toppen
der boomen zuchtten zachtjes boven htm
hoofden in den wind.
„Daar zitten vast w^' een paar hanen, als
'die bandieten van stroopers uit Conrulish ons
ten minste niet voor geweest zijn."
-lij haalde zijn korte geweer uit den diepen
zak van zijn jas, spande de haan en legde voor
zichtig een paar slaghoedjes in.
Met groote omzichtighei' drongen ze dieper
in het hart van het bosch door, van tijd tot
tijd raakte ze even zijn arm aan en iederen
keer, dat dat gebeurde, voelde hij hoe ze
trilde, en hoewel ze ijverig naar alle kanten
bleef speuren, zonder ooit te verslappen, be
greep» hij, dat ze niet naar een geschikte
prooi uitzag. Om de een of andere reden was
zij dien avond één en al zenuwen; als er nu
iets zou gebeuren, dat haar aan het schrik
ken maakte, zou ze een gil geven en niet b£
machte zich te verroeren. Jamesy had a
overwogen, wat hij moest doen om daar sen
einde aan te maken. Zoo gauw er zich een
gelegenheid voordeed, zou hij haar op een
onschadelijke manier laten schrikken en naar
fier zigeunerbloed tot weerstand prikkelen
Juist op dat moment zagen zij bun eersten
mzantenhaan Zij stonden onder een hoogen
larix met een langen zijtak tien voet bov jr.
den grond en zijn geoefend oog ontdekte -vel-
ra het slapende dier, dat halverwege den
tak met den kop in de veeren ineengedoken
jat Hij zag dat het een haan was aan de ma
nier, waarop het zat en aan den langen
■«taart. Julie hao het nog niet in de g-ten.
ze keek zelfs een heel anderen kant op; dat
was het moment, vond h(j, om haar dien
schok toe te dienen. Hij pakte haar bij den
arm, bracht haar vlak onder het slapende
dier er. hield haar plotseling met vasten
greep tegen.
„S--SSST! Ga liggen!" haastig duw
de hij haar naar beneden. „Dieper! Je hoofd
op den grond!"
En zij bleef ineengedoken tegen zijn knie
aan zitten, haar hoofd diep tusschen de
schouders en haar oogen stijf dicht.
Daa;na tilde hij het geweer op, tot de
loop maar een paar voet van den vogel ver
wijderd was en trok af. Het schot viel met
een cntploffenden rookpluim en de vogel
tuimelde, bom, tusschen de trillende schou
derbladen van het meisje.
Zij gaf een wonderlijk, gesmoord gil'etje
en plofte met haar beide handen vooruit op
den grond.
Er, daar zat Jamesy naast haar en hij
duwde haar den dooden vogel onder den
neus.
„Zie je? Je middageten voor morgen!"
Hij blies door zijn neusgaten, hijgde,
smoorde een bulderenden lach. Zij keek eens
naar den vogel, daarna naar hem.
„Waarom lach je?" vroeg ze dreigend.
Hij kon niet spreken, enkel maar op haar
wijzen.
„Heb jij me er zoo in laten loopen?"
Hij knikte. Haar stijgende verontwaardi-
ging maakte slechts, dat hij het noe langer
hoe benauwder kreeg van ingehouden adem.
„Echt weer een gemeene Coffey-streek!
Hij gaf haar een stomp op den rug. „Het
v.as noodig, bange wezel. Hou je mond of je
krijgt nog een portie."
Ze had zichzelf op dat oogenblik al weer
onder bedwang. „Dat zul je wel laten, ik
ben er weer bovenop."
Vijf minuten later legde zijzelf hun twee
den vogel neer.
„Laad hem gauw wee dreef ze hem aan.
„Wat draaf je weer door!" berispte Ja
mesy haar, ter "qi hij den fazant in z(jn die
pen strooperszak stak. „Genoeg is meer dan
veel! Je doet me denken aar je grootvader,
.Timmy Brien. Op net uoo'n nacht als van
nacht schoot hij in één boschje tien fazanten
maar dat was hem nog niet mooi genoeg,
dus probeerde hij er nog een te pakken te
krijgen: de opziener kreeg hem daarbij te
grazen en hij kon een flink deel van het jaar
gaan zitten brommen, in de gevangenis van
Cork. Twee is ruim genc^g voor Maag's
pan en als we meer willen hebben, weten we
immers waar we ze vinden kunnen. Kom, we
moeten terug."
Langzaam en voorzichtig zochten zij een
terugweg naar den rand van het bosch en
kwamen een heel eind boven den wind van
het huisje van den jachtopziener uit. Het
stond daar onder hen, wit afstekend tegen
de donkere massa van de stallen en het
kasteel.
„Ik durf niet dichterbij te gaan voor de
honden," zei Jamesy. „We zullen probeeren
aan den voorkant langs te komen dat is
even veilig.
„Best stemde Julie in.
Zij bleven langs den zoom van het bosch
loopen, zwenkten langzaam naar het huis toe
en kwamen eindelijk uit de larixen vandaan,
waarna ze tusschen een partijtje oude pla
tanen belandden, die hun gevlerkte stammen
verhieven boven groote rhododendrongroepen.
De wind was gaan liggen en hun stappen
maakten nog al veel lawaai in den ouden
rommel, die den grond in het bosch bedekte.
Een paar maal verbeeldde Julie zich, dat ze
een tak achter hen had hooren knappen,
maar haar scherpe, vlugge oogen hadden
geen beweging kunnen ontdekken tusschen
de rhododendrons.
Op dat moment, zoo plotseling, dat het
waarl 'k ontstellend was, begon er een hond
te blaffen, verwoed te blaffen, niet achter
hen, maar voor hen. Gelukkig waren zij
juist achter een groep coniforen aangeland
ei als één man doken zij in de jescherming
daarvan weg. Aan elkander vastgeklemd
hielden ze hun adem in en wachtten. Weer
blafte de hond, maar hij wam niet dichter
bij. Klaarblijkelijk werd h(j aan de lijn ge
houden.
Er bewoog zich iets tusschen de boomen,
een geweerschot van hen vandaan, een
massa, even donkerder dan de omringende
duisternis en het volgende oogenblik barstte
er een zware stem in een donderend gebrul
los.
(Wordt vervolgd.)