Ivi
AH
Wij lazen voor II
- en klauwzeer
nog niet beteugeld
DE LAMP
EM PI
IRBODEN j
IMi
Radioprogramma
in de Woestijn
Uit de Pers van heden
door Ethel M. Dell
DOOR
EDGAR RIC^
j BURROUGHS
67.
Tarzan werd naar de arena van Thobos
geleid, waar bij met een gevangen genomen
Athairiaan om zijn leven moest vechten. Er
ging een schok door de menigte, toen zij zijn
groot, gespierd lichaam zagen, getraind in
het harde jungle-leven. Dit kon een spannen
de strijd worden. Daar trad, uit een smalle
poort beneden de koninklijke loge de tegen
stander van den aapman te voorschijn een
wrede kolos van een mens zoals Tarzan er
nog nimmer een had gezien. Het was de be
ruchte mensendoder. Terwijl deze de arena
betrad, riep Thetan naar beneden: „Veel ge
luk, Tarzan!" „Hij zal wel wat geluk noodig
hebben," bromde koning Herat; „maar zelfs
geluk zal hem niet veel helpen. Ik wil er één
tegen duizend om wedden, dat hij er het
leven bij inschiet. „Aangenomen!" riep The
tan uit; maar zijn bedrukte stem liet de
vrees horen, die er in zijn hart was vrees
voor het leven van zijn vriend. Tarzan stond
stil en schatte met nuchtere blik de kracht,
maar ook de zwakheid van zijn vijand. De
reus cirkelde langzaam om hem heen. „Ik heb
veel sterke mannen gedood," barstte de
Athairiaan los, „en verlang er naar ook jou
te doden!"
Duitsche methoden in Neder
land?
De Haagsche Post (lib.) schrijft:
Onlangs kregen verscheiden Duitsche Jo
den een kaart van de politie, dat zij zich
nog denzelfden dag moesten melden. Het
was ontzettend koud, en bevend, maar ge
wend om aan politiebevelen direct gehoor
te geven, gingen zij naar het hoofdbureau
van politie. En wat moesten ze daar verne
men? Dat zij precies zooals zij waren geko
men met een bus naar een kamp hadden te
gaan om daar te blijven. Hoe lang? Ze wis
ten het niet en zij kregen daarover ook ver
der niets te hooren, mochten geen afscheid
nemen van vrouw en kinderen, geen ken
nissen opbellen, geen advocaat order geven
hun belangen te behartigen. De vrouwen
van de op deze manier gedupeerden belden,
toen de mannen niet naar huis kwamen, de
politie on. Hier werden zij afgesnauwd of
in het geheel niet te woord gestaan.
Toen de familieleden zelf op het politie
bureau verschenen 0111 te informeeren wat
er eigenlijk was gebeurd, werd hun alleen
medegedeeld: „Meneer is gezond. Hij zit in
bus nr. zooveel. Waarheen deze bus gaat?
Hierover worden geen inlichtingen ver
strekt". Dacht u, dat dit een verhaal uit
Duitschland is? Neen, het is op Maandag 19
December in Amsterdam, in Nederland, ge
beurd. Vierhonderdveertig menschen, die
hadden gemeend, dat Nederland een vrij
land was en die reeds verheugd waren be
houden in dit „vrije land" te zijn terechtge
komen, zijn op deze manier van hun vrij
heid beroofd.
Een krantenman vergat zijn
plichten.
Men herinnert zich de opschudding, wel
ke een onlangs in „de Times" verschenen
sensatie-bericht over voorgenomen Duitsche
represaillemaatregelen jegens Nederland,
in verband met Nederlandsehe perscritiek
op de progroms, heeft gewekt. Het Utr.
Nieuwsblad doet een interessante onthul
ling over de wijze waarop dit ongelukkige
bericht in de wereld is gekomen. Een der
journalisten, die deelnamen aan de vertrou
welijke conferentie, welke dr. Colijn met
vertegenwoordigers der Nederlandsehe pers
gehad heeft, is naar het U.N.B. meldt, zijn
zwijgplicht niet nagekomen en heeft de
„Times" een voorstelling van zaken gege
ven, welke door toespitsing en overdrij
ving, bepaald onwaar is geworden.
Deze goedgeloovige journalist, die, aldus
het blad, ook al niet begreep welk een la
kenswaardige daad hij pleegde, door een uit
de tweede hand verkregen vermoedelijk nog
fragmentarisch verhaal van een vertrouwe
lijke bespreking, over te brieven aan een
Engelsch blad, berichtte naar Londen dat
de Duitsche regeering zich in Den Haag be
klaagd zou hebebn over de onvriendelijke
houding van de Nederlandsehe pers ten op
zichte van de Duitsche Jodenvervolging, dat
dr. Colijn zich daarna tot de Nederlandsehe
pers gericht heeft met den raad een voor
beeld te nemen aan de waardige houding der
Britsche pers te dezer zake en vervolgens
gewezen heeft op de mogelijkheid van ern
stige consequenties indien de tegenwoordi
ge campagne voortgezet zou worden en dat
dr. Colijn zelfs den vorm van mogelijke
Duitsche repressaillemaatregelen nader ge
preciseerd zou hebben.
De „Journalist", orgaan van den Ned.
Ned. journalistenkring, critiseert scherp de
handelingen van bedoelden krantenman,
o.m. in de volgende bewoordigen:
Het is beschamend dat in ons land de ver
trouwelijkheid van een conferentie als de
door Minister Colijn belegde niet door alle
aanwezigen in acht is genomen met de
nauwgezetheid waarop de openhartigheid
van Dr. Colijn recht had.
Het gevaar dreigt dat de Regeering zich
niet meer in vertrouwelijke besprekingen
met leiders van dagbladen zal begeven, nu
deze eerste poging zulk een gevolg had.
Stop hem maar in de doosl
Onder bovenstaand hoofd lezen wij in het
Volk (S.D.A.P.):
Te Rotterdam heeft een 41-jarige man te
rechtgestaan, die reeds vijf en dertig von
nissen achter den rug had wegens ge
pleegde diefstallen.
Het merkwaardige feit deed zich hierbij
voor, dat deze verstokte dief de laatste keer
toch nog een voorwaardelijke veroordeeling
deelachtig was geworden. Het Leger des
Heils wilde het met hem probeeren. doch
daarvan is niet veel terechtgekomen. De
zorg van het Leger bepaalde zich tot het
betalen van wat kamerhuur en voor het
overige bleek de man, na eerst met veel
animo een tijdelijk baantje te hebben opge
knapt, geen werk te kunnen krijgen, ter
wijl hij ook niet voor steun in aanmerking
kwam. En toen bleek de verlokking van 't
misdrijf toch weer te sterk.
Intusschen: ook ditmaal kon voor een mild
vonnis werden gepleit, omdat opnieuw
iemand een inspecteur van politie nog
wel! het met den man wilde probeeren.
Zoodra hij vrijkomt, wacht hem nu werk
in zijn vak.
De officier van justitie vond dit blijkbaar
malligheid. „Wij moeten de maatschappij
geruimen tijd van dezen man bevrijden!"
aldus deze magistraat, en te dien einde
vorderde hij dan ook drie jaar gevangenis
straf.
Het geheele geval is een schoolvoorbeeld
van de onnoozelheid van onze strafpleging.
Wij spreken gèen oordeel uit over de vraag,
wat er met dezen man moet gebeuren.
Daarvoor is onze kennis van de zaak ontoe
reikend. Maar dit voortdurend iemand de
doos instoppen, zonder dat het een zier
helpt, is, stuitend van primitiviteit en bo
vendien noodeloos kostbaar voor de ge
meenschap, zoo besluit 't "arbeidersdagblad.
MODERNE BESTRIJBINGSMETHODEN
HADDEN NOG WEINIG SUCCES.
Een landbouwkundig medewerker van de
N. R. Ct. schrijft, dat we nog maar heel wei
nig zijn opgeschoten met de beteugeling van
het mond- en klauwzeer.
Wel zijn we, aldus schr., zoo ver, dat dr.
Frenkel, directeur van het Staats-Veeartsenij-
kundig Onderzoekingsinstituut het mond- en
klauwzeer-virus kunstmatig kan kweeken.
Daarnaast worden ook wel eens goede resul
taten bereikt met de behandeling van nog-
niet-zieke-runderen met bloed van herstellen
de dieren.
Deze beide dingen bij elkaar hebben dr. H.
A. Pulles te Eindhoven op het idéé gebracht
of we niet de thans genezen dieren met be
hulp van gekweekt virus boog-immuun zou
den kunnen maken. Deze hoog-inmune die
ren konden dan fungeeren als leveranciers
van hoog-immuun-serum. Met dit serum kun
nen, ingeval van uitbreken der ziekte, in
de omgeving de runderen preventief worden
behandeld.
Maar zoo was verleden jaar de gedach-
tengang van dr. Frenkel ook ongeveer. Kon
echter dit wel verwezenlijkt worden, dan
zitten we nog steeds met de kwestie van
de drie ziektestammen.
Andere ziektekiemen?
En kwam ook dit vraagstuk tot oplossing,
dan bleef nog steeds over de vraag of de ge-
immuniseerde dieren niet dragers en daar
mede overbrengers kunnen zijn van andere
ziektekiemen alï b.v. van tuberculose, abor
tus-Bang, e.d.
Voorloopig is er langs dezen weg dus nog
geen oplossing. Ondanks het geschrijf dat er
omtrent de kwestie-Pulles den laatsten tijd
in de vakpers is verschenen.
De gewone behandeling met het bloed van
herstellend vee, kan in sommige gevallen
nog wat uitkomst brengen. Maar dit kan
pas als er dieren ziek geweest zijn. liefst
flink ziek. En dan zitten we immers al weer
midden in de ellende. Practisch komt het
hier op neer, dat de eene helft van den Ne-
derlandschen veestapel misschien gezond
kan worden gehouden maar dan moet de
andere helft eerst ziek zijn! En juist dat
laatste moeten we voorkómen.
Ook is deze serum-behandeling omslach
tig en kostbaar; de immuniteit beperkt zich
slechts tot een tijdperk van practisch ge
sproken een dag of tien, die behandeling
moet dus vele malen herhaald worden.
Duitsche proeven en resultaten.
In het buitenland schijnt men ongeveer
op de wijze van dr. Frenkel - thans iets meer
gevorderd te zijn, met name in Duitschland.
We zeggen met opzet „schijnt", want zeker
heid hieromtrent heeft ons land niet kun
nen krijgen daar het Derde Rijk blijkbaar
geen termen heeft kunnen vinden om de
Nederlandsehe geleerden, die de kwestie zou
den bestudeeren, te ontvangen.
Ook daar te lande is men blijkbaar toch
nog niet voldaan over de toepassing van
hoog-immuun-serum en dat van herstellende
beesten. Isoleering van de besmette hoeven
brengt geen uitkomst, omdat b.v. in het tijd
perk dat verloopt tusschen de besmetting en
het uitbreken eener ziekte smetstof onver
hinderd kan worden verspreid.
In Duitschland nu heeft professor Wald-
man, daarbij voortbouwende o.a. op de Deen-
sche gegevens van dr. Sven Schmidt van het
Kopenhaagsche Serum-Instituut, het mond
en klauwzeer-virus in verzwakten vorm
kunnen brengen.
Het schijnt dat door koppeling van de
smetstof aan aluminiumhydroxyde, na voor
afgaande verzwakking met andere chemische
stoffen, een vaccin bereid kan worden. De
met dit vaccin geënte runderen zouden on
gevaarlijk ziek worden en daarna onvatbaar
gemaakte dieren schijnen geen smetstof uit
te scheiden en vormen dus geen bron voor
verdere infectie.
Om nu nauwkeurig te zijn: dr. Geddert
heeft in een lezing voor de Diergeneeskun
dige Hoogeschool te Hannover dezen zomer
het volgende medegedeeld: In het gebied
van de stad Breslau zijn 9699 gezonde run
deren met een dosis van 60 cc vaccin inge
spoten; de aldus opgewekte immuniteit is
slechts bij 6 dieren doorgebroken, d.w.z. 6
dieren zijn ziek geworden De aldus opgewek
te immuniteit had een duur, wisselend van
813 weken. De onvatbaarheid treedt 12—
14 dagen na de enting op en duurt gemid
deld 23 weken.
Als we nu weten dat de proeven zijn ge
nomen in een gebied waar nog weinig of
geen mond- en klauwzeer heerschte (het is
de vraag of de ziekte daar dus al hevig zou
komen te heerschen), en als we dan zien dat
de onvatbaarheid nog slechts vrij kort duurt
en enkele dieren toch nog ziek worden, dan
blijkt ook de methode-Waldman de zaak nog
niet tot een oplossing te hebben gebracht.
Terwijl de mededeeling, dat de onvatbaar
heid gemiddeld 23 weken duurt en naar
naast dat dt, immuniteit 813 weken duurt,
toch ook weer de vraag doet rijzen: Hoe weet
men dat? Zijn de dieren dan toch ziek ge
worden
Maar hoop doet leven! En wie weet of de
geleerden nog niet eenmaal, dan liefst spoe
dig, een oplossing voor de kwestie vinden.
We willen het allen graag helpen hopen.
WOENSDAG 4 JANUARI 1939.
Hilversum I, 1875 en 301,5 m,
VARA-Uitzending. 10.0010.20 v.m. en 7.30
—8.00 VPRO.
8.00 Orgelspel. (Om 8,16 Berichten).
8.30 „Esmeralda".
9.00 Gramofoonmuziek.
9.30 Causerie „Onze keuken".
10.00 Morgenwijding.
10.20 Uitzending voor Arbeiders in de Continu
bedrijven.
11.40 Causerie voor de werkloozen.
12.00 Gramofoonmuziek.
12.30 Orgelspel.
1.00 Het VARA-orkest.
I.301.45 Gramofoonmuziek.
2.003.15 Voor de vrouw.
3.20 Voor de kinderen.
6.00 De Ramblers.
6.28 Berichten.
6.40 Causerie „Crisisbeeld in Frankrijk".
7.00 V AR A-Kalender.
7.05- Gelukwenschen.
7.10 Causerie „Van stre-en en strijden".
7.30 Cyclus „Ons werk en ons geloof",
8.00 Herhaling SCS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.15 Voor schakers.
8.16 VARA-orkest m.m.v. soliste.
9.00 Radiotooneel.
9.45 ,The four blue stars", m.m.v. solist.
10.00 Berichten ANP.
10.05 Pianovoordracht.
10.30 Gramofoonmuziek.
II.00 „Mignon".
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum II, 4.15,5 m.
NCRV-Uitzending. 6.307.00 Onderwijsfonds
voor de Scheepvaart.
8.00 Schriftlezing, meditatie.
8.15 Berichten, gramofoonmuziek (9.309.45
Gelukwenschen).
10.30 Morgendienst.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.15 Ensemble v. d. Horst.
12.00 Berichten.
12.30 Vervolg concert en gramofoonmuziek.
I.30 Gramofoonmuziek.
2.15 Fluit, piano en gramofoonmuziek.
3.00 Christelijke lectuur.
".41 Orgelspel.
4.45 Felicitaties.
5.CL Voor jongens en meisjes.
5.45 Gramofoonmuziek, berichten.
6.30 Taalles en causerie over het Binr.enaan-
varingsreglement.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie „Het nieuwste portret van
Kuyper".
7,45 Causerie over leerbewerknig.
8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten
8.15 Mannenkwartet, en gramofoonmuziek.
8.50 Exegetische causeri
9.20 Arnhemsche Orkest vereeniging.
10.10 Berichten ANP, actueel aalfuur.
10.40 Gramofoonmuziek.
11 00 Pianovoordracht en gramofoonmuziek.
II.30 Gramofoonmuziek.
11.5012.00 Schriftlezing.
Feuilleton
17.
Netty Ermsted lachte weer, luchtig en har
teloos. „Wat een absolute uitspraak! Maar het
is letterlijk waar. Ik gek of dat ik dat ook
doen zou. De arme jongen gooit zich nu een
beetje weg en daarom bezorg ik hem zulk een
hondenleven. Een man moet nooit te toe
gevend voor zijn vrouw zijn; daar hebt ge nu
uw man, de gepersonifieerde onverschilligheid
en nog nooit van zijn leven hebt ge hem een
minuut angst oezorgd."
Mevrouw Ralston's lichtblauwe oogen schit
terden plotseling. „We begrijpen elkaar", zei
ze eenvoudig.
Een spottend glimlachje speelde 'm mevr.
Ermsted's lippen, maar ze zei op dat oogen-
blik niets, want op haaf manier hield ze van
de doktersvrouw en ze wilde de arme ziel niet
met opzet kwetsen.
„Wanneer u daarmee klaar bent," zei ze,
„heb ik hier nog een tussor-rok van mezelf,
waarover ik u wenschte te raadplegen. Eén
ding nog over Stella, ze zal wel niet veel
kleeren noodig hebben, zoodat ik wat dat be
treft nog heelemaal beslag op u leggen kan.
Ik zou werkeLjk niet weten wat Tessa en ik
zonder u moesten beginnen. Dat vervelende
kleine ding trekt haar kleeren altijd stuk."
Mevrouw Ralston glir lachte moederlijk. ..Je
bent een heel gelukkig schepseltje," zei ze,
„ofschoon je dat niet begrijpt en het ook wel
nooit begrijpen zult. Wanneer breng je de
kleine aap weer eens mee?"
„Ze zal vanzelf wel komen als ze zin heeft,"
antwoordde mevrouw Ermsced onverschillig.
„Ik kan haar nooit ergr is mee naar „oe nemen
Ze is bij mij altijd ondeugend." Bij die woor
den stak ze weer een nieuwe sigaret aan. „Je
kunt er zeker van zijn, dat ze dikwijls genoeg
za' komen als Tommy Denvers hier is. Ze ver
afgoodt hem."
„Hij is een lieve jongen," m_rkte mevrouw
Ralston op. „Ik wilde dat hij maar wat langer
verlof kon hebben, 't Zou voor Stella zoo'n
troost zijn geweest hem bij zich te hebben."
„Nu ze kan toch naar Kurrumpore gaan,
wanneer ze niet bang is vroor haar mooie teint,"
merkte mevrouw Ermsted op, haar lucifers
doosje nijdig dichtknijpend. „Ge zijt er laatst
met die groote hitte ook wel gebleven."
„Toen was Gerald ziek en kon niet weg," zei
mevrouw Ralston, „dat was wat anders! Ik
voelde dat hij me noodig had."
„En dus vaagdet ge bijna uw leven," ver
volgde mevrouw Ermsted, „om aan die be
hoefte te voldoen. .-Somtij as denk ik dat ge
toch inderdaad een lieve vrouw zijt!" Ze keek
op het horloge aan haar >ols. „Lieve help,
wat is het al laat! Uw protegée zal zoo dade
lijk hier zijn. U hadt me al een half uur ge
leden moeten zeggen om heen te gaan. „Lieve
goede ziel, waarom hebt ge dat niet gedaan?"
„Ik verlangde volstrekt niet dat je zoudt
heengaan, lieve," zei me/rouw Ralston kalm.
„al mijn bezoekers zijn me van harte welkom!"
Mevrouw Eimsted sprong vim op. „Mary.
ik houd van je'" riep ze uit. „Je bent een be-
sch -mengel, een trouwe vriendin, een onbe
taalbare raadgeefster, alles bij elkaar. Achter
je rug lach ik jt weieens uit, maar als ik bij je
ben, ben ik altijd een en al bewondering. Je
bent een prachtmensc11!"
„Dank je, kindlief," zei mevrouw Ralston.
Ze beantwoordde den hartclijken kus met iets
in haar blauwe oogen dat medelijden had kun
nen uitdrukken, wanne.' ze niet zoo guitig
hadden gekeken.
De omhelzing duurde echter niet lang en
toen Netta Ermsted haastig heenging, wist
ze eigenlijk niet best roe ze 't had. „Ik vraag
me weleent af, of ze inderdaad wel hersens
hebben zou", zei ze hardop, terwijl ze in haar
rickshaw wegreed. „Ze is in elk geval een
eigenaardig mensch en ik begrijp niet, dat ik
m" over haar zoo druk maak."
Op dat oogenblik ontmoette ze den Radjah,
die in een schitterend groene puggar'ee, zijn
geliefkoosd Arabisch paard, bereed en mevr.
Ralston en al haar goede raadgevingen raak
ten in vergetelheid.
Ze had den Radjah '.aar „Arabischen rid
der" gedoopt. De naam dien hij haar gaf was
te innig, dan dat die in het publiek kon worden
uitgesproken; ze was voor hem „de welriekenae
Lelie" zijner droomen.
HOOFDSTUK II
De terugkomst.
De eerste indruk dien S. 11a van Bhulwana
kreeg was, dat er zoo'n Europeesche atmosfeer
heerschte. Het eenige kenmerkende waren de
bungalows en de pijnboomenbosschen, men be
merkte er niets van de oostersche bekoring,
die was uitgegaan van het verloren jaradijs.
Bhulwana was een aardig plaatsje en of
schoon het vrij hoog tusscher de bergen van
Markestan lag, kon het er toch tamelijk warm
wezen. Daarom waren de gasten er vaarschijn-
li k steeds op bedacht, om allerlei pretjes te
bedenken en in het midden vai. den zomer ging
het er inderdaad vroolijk toe.
Het witte prachtige zomerpaleis 'van den
Radjah stond op een vooruitspringenden rand
van een berg en het was, alsof de bungalow's.
die tusschen de pijnboomen tegen de helling
lagen,, een wedstrijd hadden aangegaan, wie
er het dichtstbij zijn zou. De bungalow van de
Ralstons stond vrijwel aar den voet van den
berg. Er was veel meer cper grond omheen
dan bij de mee te het geval was en ze zag uit
op de renbaan, die nog - n eind '~.ger was
gelegen.
Het was een leelijk gebouwtje en het erf,
dat er omheen la0', was een ware wildernis.
Het droeg den naam van The Grand Stand"
(hoofdtribune), die het aan zijn ligging te
danken had, maar iemand die zoc weinig voel
de voor wedrennen als de tegenwoordige be
woonster, was er moeilyk te vinden Mevrouw
Ralston keek -elden :aa) de renbaan. Ze keek
er overheen naar de in mist gehulde vlakten.
De kamer, die ze voor de ontvangst van
Stella in orde nad gemaakt, lag aan den oost
kant en zag uit op den met boomen begroeiden
weg,'die naar het verbliji van den Radjah voer
de. Ze had er veel zo g aan besteed, want zoo
dra ze had gehoord van het verlies dat het
meisje had gebeden, had ze innig medelijden
met haar gevoeld en naast haar zorg voor
Stella, voelde zij zich gemkkig, dat ze haar bij
zich ontvangen kon.
Iets hooger op den berg stond de keurige
bungalow, die Ralph Dacre voor zijn jonge
vrouw had ingericht.
Mevrouw Ralston met haar gevoelig hart,
had onmidc ellijk een dringenden brief aan
Tommy geschreven om nem te smeeken, zijn
zuster in haar eenzaamneid niet daarheen te
laten gaan. En door Tommy's invloed en mis
schien ook getroffen door het ernstige aan
dringen van mevrouw Ralston zelf, had Stella,
wie 't niet veel kon schelen waarheen ze ging.
erin toegestemd althans -oor eeniger tijd haar
intrek te nemen bij de doktersvrouw,
He was niet noodig een haastig besluit te
nemen. Haar heele leven lag voor naar als een
treurige woestenij en het deed er weinig toe,
waar ze die eerste troostlooze maanden door
bracht. Ze was zielsvermoeid en verlangde
alleen naar mst Ze hoopte vaag dat mevrouw
Rriston den tact zou heb ren, om dezen wensch
van haar te eerbiedigen.
De indruk, die de eenige vrouw, die haar
sedert haar komst in Indië eenige vriendelijk
heid had bewezen op haar had gemaakt, was
niet zoo sterk geweest.
Mevrouw Ralston, met haar verwelkte schoon
heid en vriendelijke, bedeesde maniertje, was
geen bijzondere opvallende persoonlijkheid en
iemand die haar twee of driemaal gezien had,
zou geen nauwkeurige beschrijving van haar
hebben kunnen geven. -,ady Harriet had haar
meermalen als een quantité nêgli- .able be
schreven, maar Lady Harriet veronzachtzaam-
de iedereen, die geen aanspraak maakte op
elegantie. Ze had een hekel aan alle eenvoudige
vrouwen.
Maar Stella herinnerde zich met dankbaar
heid de warme en hartelijke bewondering en
sympathie, die op haar tro; wdag de kilte had
weggenomen e in weerwil van haar afgemat
heid, was er iets in haar, dat haar weer naar
die warmte deed verlangen.
Ofschoon ze 't zichzelf rauwelijks bekende,
verlangde ze naar die moederlijke armen, om
haar te beschermen tegen de tormen des
levens.
Tommy, die haar op dien vreeselijken tocht
tot Ra wal Pindi was tegemoet gereisd, had
over haar gewaakt en met de grootste liefde
voor haar gemak gezorgd. Maar Tommy, noch
Peter had ze in vertrouwei. genomen. Met de
beste bedoelingen beging h(j allerlei domheden.
Ze zoi haar hart niet voor hem hebben kunnen
openen, zelfs als ze het beproefd had. 't Maak
te haar onuitsprekelijk gelukkig hem bij zich
te hebben en ze hoopte ook later te Kurrum
pore met hem samen te wonen in „De Groene
Bungalow" waar ze in de weken voor haar
huwelijk hadden vertoerd.
Want Tommy was de eenige bloedverwant
in de wereld, die iets om haar gaf, maar ze was
niet recht vertrouwelijk met hem. Ze waren
alleen goede kameraden.
Als getrouwde vrouw -ehoefde ze niet langer
de hatelijke steken onder water te vreezen, die
ze vroeger zoo diep had gevoeld. Ze had nu' een
gevestigde positie. Niet dat ze zich er nu zoo
veel van zou hebben aangetrokken, want der
gelijke kleinigheden behoorden nu tot het ver
leden. Ze vroeg zichzelf af, of ze haar werke
lijk vroeger hadden gehinderd.
(Wordt vervolgd.)