Ivi AH Wij lazen voor II - en klauwzeer nog niet beteugeld DE LAMP EM PI IRBODEN j IMi Radioprogramma in de Woestijn Uit de Pers van heden door Ethel M. Dell DOOR EDGAR RIC^ j BURROUGHS 67. Tarzan werd naar de arena van Thobos geleid, waar bij met een gevangen genomen Athairiaan om zijn leven moest vechten. Er ging een schok door de menigte, toen zij zijn groot, gespierd lichaam zagen, getraind in het harde jungle-leven. Dit kon een spannen de strijd worden. Daar trad, uit een smalle poort beneden de koninklijke loge de tegen stander van den aapman te voorschijn een wrede kolos van een mens zoals Tarzan er nog nimmer een had gezien. Het was de be ruchte mensendoder. Terwijl deze de arena betrad, riep Thetan naar beneden: „Veel ge luk, Tarzan!" „Hij zal wel wat geluk noodig hebben," bromde koning Herat; „maar zelfs geluk zal hem niet veel helpen. Ik wil er één tegen duizend om wedden, dat hij er het leven bij inschiet. „Aangenomen!" riep The tan uit; maar zijn bedrukte stem liet de vrees horen, die er in zijn hart was vrees voor het leven van zijn vriend. Tarzan stond stil en schatte met nuchtere blik de kracht, maar ook de zwakheid van zijn vijand. De reus cirkelde langzaam om hem heen. „Ik heb veel sterke mannen gedood," barstte de Athairiaan los, „en verlang er naar ook jou te doden!" Duitsche methoden in Neder land? De Haagsche Post (lib.) schrijft: Onlangs kregen verscheiden Duitsche Jo den een kaart van de politie, dat zij zich nog denzelfden dag moesten melden. Het was ontzettend koud, en bevend, maar ge wend om aan politiebevelen direct gehoor te geven, gingen zij naar het hoofdbureau van politie. En wat moesten ze daar verne men? Dat zij precies zooals zij waren geko men met een bus naar een kamp hadden te gaan om daar te blijven. Hoe lang? Ze wis ten het niet en zij kregen daarover ook ver der niets te hooren, mochten geen afscheid nemen van vrouw en kinderen, geen ken nissen opbellen, geen advocaat order geven hun belangen te behartigen. De vrouwen van de op deze manier gedupeerden belden, toen de mannen niet naar huis kwamen, de politie on. Hier werden zij afgesnauwd of in het geheel niet te woord gestaan. Toen de familieleden zelf op het politie bureau verschenen 0111 te informeeren wat er eigenlijk was gebeurd, werd hun alleen medegedeeld: „Meneer is gezond. Hij zit in bus nr. zooveel. Waarheen deze bus gaat? Hierover worden geen inlichtingen ver strekt". Dacht u, dat dit een verhaal uit Duitschland is? Neen, het is op Maandag 19 December in Amsterdam, in Nederland, ge beurd. Vierhonderdveertig menschen, die hadden gemeend, dat Nederland een vrij land was en die reeds verheugd waren be houden in dit „vrije land" te zijn terechtge komen, zijn op deze manier van hun vrij heid beroofd. Een krantenman vergat zijn plichten. Men herinnert zich de opschudding, wel ke een onlangs in „de Times" verschenen sensatie-bericht over voorgenomen Duitsche represaillemaatregelen jegens Nederland, in verband met Nederlandsehe perscritiek op de progroms, heeft gewekt. Het Utr. Nieuwsblad doet een interessante onthul ling over de wijze waarop dit ongelukkige bericht in de wereld is gekomen. Een der journalisten, die deelnamen aan de vertrou welijke conferentie, welke dr. Colijn met vertegenwoordigers der Nederlandsehe pers gehad heeft, is naar het U.N.B. meldt, zijn zwijgplicht niet nagekomen en heeft de „Times" een voorstelling van zaken gege ven, welke door toespitsing en overdrij ving, bepaald onwaar is geworden. Deze goedgeloovige journalist, die, aldus het blad, ook al niet begreep welk een la kenswaardige daad hij pleegde, door een uit de tweede hand verkregen vermoedelijk nog fragmentarisch verhaal van een vertrouwe lijke bespreking, over te brieven aan een Engelsch blad, berichtte naar Londen dat de Duitsche regeering zich in Den Haag be klaagd zou hebebn over de onvriendelijke houding van de Nederlandsehe pers ten op zichte van de Duitsche Jodenvervolging, dat dr. Colijn zich daarna tot de Nederlandsehe pers gericht heeft met den raad een voor beeld te nemen aan de waardige houding der Britsche pers te dezer zake en vervolgens gewezen heeft op de mogelijkheid van ern stige consequenties indien de tegenwoordi ge campagne voortgezet zou worden en dat dr. Colijn zelfs den vorm van mogelijke Duitsche repressaillemaatregelen nader ge preciseerd zou hebben. De „Journalist", orgaan van den Ned. Ned. journalistenkring, critiseert scherp de handelingen van bedoelden krantenman, o.m. in de volgende bewoordigen: Het is beschamend dat in ons land de ver trouwelijkheid van een conferentie als de door Minister Colijn belegde niet door alle aanwezigen in acht is genomen met de nauwgezetheid waarop de openhartigheid van Dr. Colijn recht had. Het gevaar dreigt dat de Regeering zich niet meer in vertrouwelijke besprekingen met leiders van dagbladen zal begeven, nu deze eerste poging zulk een gevolg had. Stop hem maar in de doosl Onder bovenstaand hoofd lezen wij in het Volk (S.D.A.P.): Te Rotterdam heeft een 41-jarige man te rechtgestaan, die reeds vijf en dertig von nissen achter den rug had wegens ge pleegde diefstallen. Het merkwaardige feit deed zich hierbij voor, dat deze verstokte dief de laatste keer toch nog een voorwaardelijke veroordeeling deelachtig was geworden. Het Leger des Heils wilde het met hem probeeren. doch daarvan is niet veel terechtgekomen. De zorg van het Leger bepaalde zich tot het betalen van wat kamerhuur en voor het overige bleek de man, na eerst met veel animo een tijdelijk baantje te hebben opge knapt, geen werk te kunnen krijgen, ter wijl hij ook niet voor steun in aanmerking kwam. En toen bleek de verlokking van 't misdrijf toch weer te sterk. Intusschen: ook ditmaal kon voor een mild vonnis werden gepleit, omdat opnieuw iemand een inspecteur van politie nog wel! het met den man wilde probeeren. Zoodra hij vrijkomt, wacht hem nu werk in zijn vak. De officier van justitie vond dit blijkbaar malligheid. „Wij moeten de maatschappij geruimen tijd van dezen man bevrijden!" aldus deze magistraat, en te dien einde vorderde hij dan ook drie jaar gevangenis straf. Het geheele geval is een schoolvoorbeeld van de onnoozelheid van onze strafpleging. Wij spreken gèen oordeel uit over de vraag, wat er met dezen man moet gebeuren. Daarvoor is onze kennis van de zaak ontoe reikend. Maar dit voortdurend iemand de doos instoppen, zonder dat het een zier helpt, is, stuitend van primitiviteit en bo vendien noodeloos kostbaar voor de ge meenschap, zoo besluit 't "arbeidersdagblad. MODERNE BESTRIJBINGSMETHODEN HADDEN NOG WEINIG SUCCES. Een landbouwkundig medewerker van de N. R. Ct. schrijft, dat we nog maar heel wei nig zijn opgeschoten met de beteugeling van het mond- en klauwzeer. Wel zijn we, aldus schr., zoo ver, dat dr. Frenkel, directeur van het Staats-Veeartsenij- kundig Onderzoekingsinstituut het mond- en klauwzeer-virus kunstmatig kan kweeken. Daarnaast worden ook wel eens goede resul taten bereikt met de behandeling van nog- niet-zieke-runderen met bloed van herstellen de dieren. Deze beide dingen bij elkaar hebben dr. H. A. Pulles te Eindhoven op het idéé gebracht of we niet de thans genezen dieren met be hulp van gekweekt virus boog-immuun zou den kunnen maken. Deze hoog-inmune die ren konden dan fungeeren als leveranciers van hoog-immuun-serum. Met dit serum kun nen, ingeval van uitbreken der ziekte, in de omgeving de runderen preventief worden behandeld. Maar zoo was verleden jaar de gedach- tengang van dr. Frenkel ook ongeveer. Kon echter dit wel verwezenlijkt worden, dan zitten we nog steeds met de kwestie van de drie ziektestammen. Andere ziektekiemen? En kwam ook dit vraagstuk tot oplossing, dan bleef nog steeds over de vraag of de ge- immuniseerde dieren niet dragers en daar mede overbrengers kunnen zijn van andere ziektekiemen alï b.v. van tuberculose, abor tus-Bang, e.d. Voorloopig is er langs dezen weg dus nog geen oplossing. Ondanks het geschrijf dat er omtrent de kwestie-Pulles den laatsten tijd in de vakpers is verschenen. De gewone behandeling met het bloed van herstellend vee, kan in sommige gevallen nog wat uitkomst brengen. Maar dit kan pas als er dieren ziek geweest zijn. liefst flink ziek. En dan zitten we immers al weer midden in de ellende. Practisch komt het hier op neer, dat de eene helft van den Ne- derlandschen veestapel misschien gezond kan worden gehouden maar dan moet de andere helft eerst ziek zijn! En juist dat laatste moeten we voorkómen. Ook is deze serum-behandeling omslach tig en kostbaar; de immuniteit beperkt zich slechts tot een tijdperk van practisch ge sproken een dag of tien, die behandeling moet dus vele malen herhaald worden. Duitsche proeven en resultaten. In het buitenland schijnt men ongeveer op de wijze van dr. Frenkel - thans iets meer gevorderd te zijn, met name in Duitschland. We zeggen met opzet „schijnt", want zeker heid hieromtrent heeft ons land niet kun nen krijgen daar het Derde Rijk blijkbaar geen termen heeft kunnen vinden om de Nederlandsehe geleerden, die de kwestie zou den bestudeeren, te ontvangen. Ook daar te lande is men blijkbaar toch nog niet voldaan over de toepassing van hoog-immuun-serum en dat van herstellende beesten. Isoleering van de besmette hoeven brengt geen uitkomst, omdat b.v. in het tijd perk dat verloopt tusschen de besmetting en het uitbreken eener ziekte smetstof onver hinderd kan worden verspreid. In Duitschland nu heeft professor Wald- man, daarbij voortbouwende o.a. op de Deen- sche gegevens van dr. Sven Schmidt van het Kopenhaagsche Serum-Instituut, het mond en klauwzeer-virus in verzwakten vorm kunnen brengen. Het schijnt dat door koppeling van de smetstof aan aluminiumhydroxyde, na voor afgaande verzwakking met andere chemische stoffen, een vaccin bereid kan worden. De met dit vaccin geënte runderen zouden on gevaarlijk ziek worden en daarna onvatbaar gemaakte dieren schijnen geen smetstof uit te scheiden en vormen dus geen bron voor verdere infectie. Om nu nauwkeurig te zijn: dr. Geddert heeft in een lezing voor de Diergeneeskun dige Hoogeschool te Hannover dezen zomer het volgende medegedeeld: In het gebied van de stad Breslau zijn 9699 gezonde run deren met een dosis van 60 cc vaccin inge spoten; de aldus opgewekte immuniteit is slechts bij 6 dieren doorgebroken, d.w.z. 6 dieren zijn ziek geworden De aldus opgewek te immuniteit had een duur, wisselend van 813 weken. De onvatbaarheid treedt 12— 14 dagen na de enting op en duurt gemid deld 23 weken. Als we nu weten dat de proeven zijn ge nomen in een gebied waar nog weinig of geen mond- en klauwzeer heerschte (het is de vraag of de ziekte daar dus al hevig zou komen te heerschen), en als we dan zien dat de onvatbaarheid nog slechts vrij kort duurt en enkele dieren toch nog ziek worden, dan blijkt ook de methode-Waldman de zaak nog niet tot een oplossing te hebben gebracht. Terwijl de mededeeling, dat de onvatbaar heid gemiddeld 23 weken duurt en naar naast dat dt, immuniteit 813 weken duurt, toch ook weer de vraag doet rijzen: Hoe weet men dat? Zijn de dieren dan toch ziek ge worden Maar hoop doet leven! En wie weet of de geleerden nog niet eenmaal, dan liefst spoe dig, een oplossing voor de kwestie vinden. We willen het allen graag helpen hopen. WOENSDAG 4 JANUARI 1939. Hilversum I, 1875 en 301,5 m, VARA-Uitzending. 10.0010.20 v.m. en 7.30 —8.00 VPRO. 8.00 Orgelspel. (Om 8,16 Berichten). 8.30 „Esmeralda". 9.00 Gramofoonmuziek. 9.30 Causerie „Onze keuken". 10.00 Morgenwijding. 10.20 Uitzending voor Arbeiders in de Continu bedrijven. 11.40 Causerie voor de werkloozen. 12.00 Gramofoonmuziek. 12.30 Orgelspel. 1.00 Het VARA-orkest. I.301.45 Gramofoonmuziek. 2.003.15 Voor de vrouw. 3.20 Voor de kinderen. 6.00 De Ramblers. 6.28 Berichten. 6.40 Causerie „Crisisbeeld in Frankrijk". 7.00 V AR A-Kalender. 7.05- Gelukwenschen. 7.10 Causerie „Van stre-en en strijden". 7.30 Cyclus „Ons werk en ons geloof", 8.00 Herhaling SCS-Berichten. 8.03 Berichten ANP, VARA-Varia. 8.15 Voor schakers. 8.16 VARA-orkest m.m.v. soliste. 9.00 Radiotooneel. 9.45 ,The four blue stars", m.m.v. solist. 10.00 Berichten ANP. 10.05 Pianovoordracht. 10.30 Gramofoonmuziek. II.00 „Mignon". 11.3012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II, 4.15,5 m. NCRV-Uitzending. 6.307.00 Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. 8.00 Schriftlezing, meditatie. 8.15 Berichten, gramofoonmuziek (9.309.45 Gelukwenschen). 10.30 Morgendienst. 11.00 Gramofoonmuziek. 11.15 Ensemble v. d. Horst. 12.00 Berichten. 12.30 Vervolg concert en gramofoonmuziek. I.30 Gramofoonmuziek. 2.15 Fluit, piano en gramofoonmuziek. 3.00 Christelijke lectuur. ".41 Orgelspel. 4.45 Felicitaties. 5.CL Voor jongens en meisjes. 5.45 Gramofoonmuziek, berichten. 6.30 Taalles en causerie over het Binr.enaan- varingsreglement. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „Het nieuwste portret van Kuyper". 7,45 Causerie over leerbewerknig. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten 8.15 Mannenkwartet, en gramofoonmuziek. 8.50 Exegetische causeri 9.20 Arnhemsche Orkest vereeniging. 10.10 Berichten ANP, actueel aalfuur. 10.40 Gramofoonmuziek. 11 00 Pianovoordracht en gramofoonmuziek. II.30 Gramofoonmuziek. 11.5012.00 Schriftlezing. Feuilleton 17. Netty Ermsted lachte weer, luchtig en har teloos. „Wat een absolute uitspraak! Maar het is letterlijk waar. Ik gek of dat ik dat ook doen zou. De arme jongen gooit zich nu een beetje weg en daarom bezorg ik hem zulk een hondenleven. Een man moet nooit te toe gevend voor zijn vrouw zijn; daar hebt ge nu uw man, de gepersonifieerde onverschilligheid en nog nooit van zijn leven hebt ge hem een minuut angst oezorgd." Mevrouw Ralston's lichtblauwe oogen schit terden plotseling. „We begrijpen elkaar", zei ze eenvoudig. Een spottend glimlachje speelde 'm mevr. Ermsted's lippen, maar ze zei op dat oogen- blik niets, want op haaf manier hield ze van de doktersvrouw en ze wilde de arme ziel niet met opzet kwetsen. „Wanneer u daarmee klaar bent," zei ze, „heb ik hier nog een tussor-rok van mezelf, waarover ik u wenschte te raadplegen. Eén ding nog over Stella, ze zal wel niet veel kleeren noodig hebben, zoodat ik wat dat be treft nog heelemaal beslag op u leggen kan. Ik zou werkeLjk niet weten wat Tessa en ik zonder u moesten beginnen. Dat vervelende kleine ding trekt haar kleeren altijd stuk." Mevrouw Ralston glir lachte moederlijk. ..Je bent een heel gelukkig schepseltje," zei ze, „ofschoon je dat niet begrijpt en het ook wel nooit begrijpen zult. Wanneer breng je de kleine aap weer eens mee?" „Ze zal vanzelf wel komen als ze zin heeft," antwoordde mevrouw Ermsced onverschillig. „Ik kan haar nooit ergr is mee naar „oe nemen Ze is bij mij altijd ondeugend." Bij die woor den stak ze weer een nieuwe sigaret aan. „Je kunt er zeker van zijn, dat ze dikwijls genoeg za' komen als Tommy Denvers hier is. Ze ver afgoodt hem." „Hij is een lieve jongen," m_rkte mevrouw Ralston op. „Ik wilde dat hij maar wat langer verlof kon hebben, 't Zou voor Stella zoo'n troost zijn geweest hem bij zich te hebben." „Nu ze kan toch naar Kurrumpore gaan, wanneer ze niet bang is vroor haar mooie teint," merkte mevrouw Ermsted op, haar lucifers doosje nijdig dichtknijpend. „Ge zijt er laatst met die groote hitte ook wel gebleven." „Toen was Gerald ziek en kon niet weg," zei mevrouw Ralston, „dat was wat anders! Ik voelde dat hij me noodig had." „En dus vaagdet ge bijna uw leven," ver volgde mevrouw Ermsted, „om aan die be hoefte te voldoen. .-Somtij as denk ik dat ge toch inderdaad een lieve vrouw zijt!" Ze keek op het horloge aan haar >ols. „Lieve help, wat is het al laat! Uw protegée zal zoo dade lijk hier zijn. U hadt me al een half uur ge leden moeten zeggen om heen te gaan. „Lieve goede ziel, waarom hebt ge dat niet gedaan?" „Ik verlangde volstrekt niet dat je zoudt heengaan, lieve," zei me/rouw Ralston kalm. „al mijn bezoekers zijn me van harte welkom!" Mevrouw Eimsted sprong vim op. „Mary. ik houd van je'" riep ze uit. „Je bent een be- sch -mengel, een trouwe vriendin, een onbe taalbare raadgeefster, alles bij elkaar. Achter je rug lach ik jt weieens uit, maar als ik bij je ben, ben ik altijd een en al bewondering. Je bent een prachtmensc11!" „Dank je, kindlief," zei mevrouw Ralston. Ze beantwoordde den hartclijken kus met iets in haar blauwe oogen dat medelijden had kun nen uitdrukken, wanne.' ze niet zoo guitig hadden gekeken. De omhelzing duurde echter niet lang en toen Netta Ermsted haastig heenging, wist ze eigenlijk niet best roe ze 't had. „Ik vraag me weleent af, of ze inderdaad wel hersens hebben zou", zei ze hardop, terwijl ze in haar rickshaw wegreed. „Ze is in elk geval een eigenaardig mensch en ik begrijp niet, dat ik m" over haar zoo druk maak." Op dat oogenblik ontmoette ze den Radjah, die in een schitterend groene puggar'ee, zijn geliefkoosd Arabisch paard, bereed en mevr. Ralston en al haar goede raadgevingen raak ten in vergetelheid. Ze had den Radjah '.aar „Arabischen rid der" gedoopt. De naam dien hij haar gaf was te innig, dan dat die in het publiek kon worden uitgesproken; ze was voor hem „de welriekenae Lelie" zijner droomen. HOOFDSTUK II De terugkomst. De eerste indruk dien S. 11a van Bhulwana kreeg was, dat er zoo'n Europeesche atmosfeer heerschte. Het eenige kenmerkende waren de bungalows en de pijnboomenbosschen, men be merkte er niets van de oostersche bekoring, die was uitgegaan van het verloren jaradijs. Bhulwana was een aardig plaatsje en of schoon het vrij hoog tusscher de bergen van Markestan lag, kon het er toch tamelijk warm wezen. Daarom waren de gasten er vaarschijn- li k steeds op bedacht, om allerlei pretjes te bedenken en in het midden vai. den zomer ging het er inderdaad vroolijk toe. Het witte prachtige zomerpaleis 'van den Radjah stond op een vooruitspringenden rand van een berg en het was, alsof de bungalow's. die tusschen de pijnboomen tegen de helling lagen,, een wedstrijd hadden aangegaan, wie er het dichtstbij zijn zou. De bungalow van de Ralstons stond vrijwel aar den voet van den berg. Er was veel meer cper grond omheen dan bij de mee te het geval was en ze zag uit op de renbaan, die nog - n eind '~.ger was gelegen. Het was een leelijk gebouwtje en het erf, dat er omheen la0', was een ware wildernis. Het droeg den naam van The Grand Stand" (hoofdtribune), die het aan zijn ligging te danken had, maar iemand die zoc weinig voel de voor wedrennen als de tegenwoordige be woonster, was er moeilyk te vinden Mevrouw Ralston keek -elden :aa) de renbaan. Ze keek er overheen naar de in mist gehulde vlakten. De kamer, die ze voor de ontvangst van Stella in orde nad gemaakt, lag aan den oost kant en zag uit op den met boomen begroeiden weg,'die naar het verbliji van den Radjah voer de. Ze had er veel zo g aan besteed, want zoo dra ze had gehoord van het verlies dat het meisje had gebeden, had ze innig medelijden met haar gevoeld en naast haar zorg voor Stella, voelde zij zich gemkkig, dat ze haar bij zich ontvangen kon. Iets hooger op den berg stond de keurige bungalow, die Ralph Dacre voor zijn jonge vrouw had ingericht. Mevrouw Ralston met haar gevoelig hart, had onmidc ellijk een dringenden brief aan Tommy geschreven om nem te smeeken, zijn zuster in haar eenzaamneid niet daarheen te laten gaan. En door Tommy's invloed en mis schien ook getroffen door het ernstige aan dringen van mevrouw Ralston zelf, had Stella, wie 't niet veel kon schelen waarheen ze ging. erin toegestemd althans -oor eeniger tijd haar intrek te nemen bij de doktersvrouw, He was niet noodig een haastig besluit te nemen. Haar heele leven lag voor naar als een treurige woestenij en het deed er weinig toe, waar ze die eerste troostlooze maanden door bracht. Ze was zielsvermoeid en verlangde alleen naar mst Ze hoopte vaag dat mevrouw Rriston den tact zou heb ren, om dezen wensch van haar te eerbiedigen. De indruk, die de eenige vrouw, die haar sedert haar komst in Indië eenige vriendelijk heid had bewezen op haar had gemaakt, was niet zoo sterk geweest. Mevrouw Ralston, met haar verwelkte schoon heid en vriendelijke, bedeesde maniertje, was geen bijzondere opvallende persoonlijkheid en iemand die haar twee of driemaal gezien had, zou geen nauwkeurige beschrijving van haar hebben kunnen geven. -,ady Harriet had haar meermalen als een quantité nêgli- .able be schreven, maar Lady Harriet veronzachtzaam- de iedereen, die geen aanspraak maakte op elegantie. Ze had een hekel aan alle eenvoudige vrouwen. Maar Stella herinnerde zich met dankbaar heid de warme en hartelijke bewondering en sympathie, die op haar tro; wdag de kilte had weggenomen e in weerwil van haar afgemat heid, was er iets in haar, dat haar weer naar die warmte deed verlangen. Ofschoon ze 't zichzelf rauwelijks bekende, verlangde ze naar die moederlijke armen, om haar te beschermen tegen de tormen des levens. Tommy, die haar op dien vreeselijken tocht tot Ra wal Pindi was tegemoet gereisd, had over haar gewaakt en met de grootste liefde voor haar gemak gezorgd. Maar Tommy, noch Peter had ze in vertrouwei. genomen. Met de beste bedoelingen beging h(j allerlei domheden. Ze zoi haar hart niet voor hem hebben kunnen openen, zelfs als ze het beproefd had. 't Maak te haar onuitsprekelijk gelukkig hem bij zich te hebben en ze hoopte ook later te Kurrum pore met hem samen te wonen in „De Groene Bungalow" waar ze in de weken voor haar huwelijk hadden vertoerd. Want Tommy was de eenige bloedverwant in de wereld, die iets om haar gaf, maar ze was niet recht vertrouwelijk met hem. Ze waren alleen goede kameraden. Als getrouwde vrouw -ehoefde ze niet langer de hatelijke steken onder water te vreezen, die ze vroeger zoo diep had gevoeld. Ze had nu' een gevestigde positie. Niet dat ze zich er nu zoo veel van zou hebben aangetrokken, want der gelijke kleinigheden behoorden nu tot het ver leden. Ze vroeg zichzelf af, of ze haar werke lijk vroeger hadden gehinderd. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7