tarzan i
Het witte wonder
van Tallinn
DE LAMP
Ons Rallye-
koppel sleet en skit
Radioprogramma
in de Woestijn
SNI ©i I
li
IT1©
EDGAR RICE
j BURROUGHS
Hoe blijft men
100 uren uit den slaap?
door Ethel M. DeFl
l DOOR
80.
Helen beefde over al haar leden, Lavac en
Brian daarentegen waren doodkalm. Zij ken
den allen het lot, dat hen wachtte, wanneer
hun overweldigers hen terug zouden hebben
gevoerd naar de tempel onder water. Daar zou
den zij gemarteld worden, net zo lang, tot zij
het leven er bij inschoten... Intussen waren
Tarzan en de aanhankelijke Ogabi bij Athair
aangekomen, gewapend met nieuw gemaakte
pijlen en bogen. Plotseling stond de aapman
stil en snoof de lucht in met zijn gevoelige
reukzenuwen. „Mensen in de buurt," zei hij
laconiek, „misschien wel Athairianen". Ogabi
fronste het voorhoofd. Hij spoedde zich langs
het ongebaande pad. D ar rook Lij de zachte
geur van een blanke vrouw en even later
hoorde hij kreten van de ontvluchte gevange
nen, de doodskreet van hem, die door een
speer geraakt was. De Athairianen joegen
hun gevangenen met hun speren voor zich
uit. Een van hen wilde Helen vastgrijpen,
doch Lavac sloeg hem tegen de grond. On
middellijk sprong een ander naar voren en
wilde den Fransman een speer in zijn rug
steken. Tarzan naderde juist <-p tijd de plaats
van het drama, om te voorkomen dat Lavac
gedood zou worden.
TALLINN.
De drie volle etmalen, welke we
thans in deze oude Czarenstad door
brachten, hebben ons tot volbloed
Tallineezen gemaakt. Het is een won
der, zóó snel een mensch (en wel
speciaal Rallye-rijders) hier inbur
gert. We bestellen met groot lef
Estlandsche lekkernijen, we flanee-
ren over de pleinen en door de stra
ten als Grootvorsten en zitten af en
toe demonstratief met de kranten
van dit land voor onzen neus, of we
nooit anders dan Estlandsch gelezen
hebben.
Zoo langzamerhand zijn we (in 't bijzon
der schrijver dezes) „bijgekomen". De stijve
ruggetjes zijn ontdooid, het motorgeronk is
uit onze ooren en als je loopt voel je niet
meer de Fiat in je teenen huppelen.
De Rallye-ploeg compleet.
Overigens vliegen de dagen hier om. We
slapen in ons vorstelijk bed vele uren ach
tereen; we wandelen als renteniers door dit
prachtige oord en Kruit knipoogt tegen ieder
aardig Tallineesch meisje. En dat zijn er
zoo nog al wat
De heele Rallye-ploeg is thans compleet;
21 koppels. Een wonderlijk mengelmoes van
Engelschen, Italianen, Franschen, Duit-
schers, Zweden en Hollanders. Eén groote
familie. We wisselen sigaretten en bespreken
de weersvooruitzichten. Vooral 't laatste
Het grootste deel van den dag hangen deze
menschen in de garages om. Dit moet nog
verbeterd worden, dat veranderd, en weer
anderen ploeteren zich in 't zweet om de
brokken, gemaakt op de heenreis, weer aan
mekaar te lijmen.
En er zijn zoo nog al wat brokken ge
maakt! De een zit met vastgeloopen assen,
een ander met een paar verloren spatborden
en nog anderen hebben bevroren remmen.
Voorts is er een hausse in sneeuw- en ijs-
kettingen, de garages doen in dit opzicht
beste zaken.
Slip- en glijproeven.
Je hoort de vreemdste verhalen vertellen.
Zoo is er een Franschman, die met een soort
benzine schijnt te rijden, bestaande uit
ether, olie en benzine. Dat is zijn geheim,
en niemand vertelt hij er 't fijne van. Weer
anderen monteeren allerlei lampen en zoek
lichten op hun wagens, terwijl er ook zijn,
die zich onledig houden met liet maken van
slip- en glijproeven. Het laatste lijkt me
zeer nuttig.
Als ik dit schrijf, sneeuwt het; net als
gisteren en eergisteren. Soms wat fijne poe
dersneeuw, dan weer een lawine van groote
vlokken. In een paar minuten ligt het dan
drie of vier duim dik op de straten en alle
Rallye-rijders staan er met benepen gezich
ten naar te kijken. Daar gaan de goede kan
sen! Maar enfin we hebben nog twee
dagen.
De freule treurt.
In 't Hollandsche kamp is de stemming
voortreffelijk. Alleen kankert Bakker-Schut
in koor met z'n vriend Nortier, dat ze per
manent te veel eten, en vindt Freule van
Vreedenburgh 't nog steeds verschrikkelijk,
dat ze met de auto op een slee naar Tallinn
gebracht moest worden.
Maar overigens, niets dan goede moed cn
gezond optimisme, hetwelk zich met name
tijdens de geanimeerde table-d' höte-uren
manifesteert. De kellners, waarvan vele met
melancholieke snorren en groot vertoon van
waardigheid, schudden af en toe hun eer
waarde hoofden om zooveel deining.
Wij met onze „Groene" hebben nog
steeds enorm veel bekijks. Als we
den kleinen held op 't een of ander
plein parkeeren, staat 't direct zwart
van 't volk. Ze kruipen er onder en
loeren naar binnen. De meisjes ma
ken foto's en wij zelf staan er als
koningen naast.
Als „extra-voorstelling" laat Kruit dan
meestal bij 't starten 't knalpot-concert hoo-
ren. Dat is 't mooiste van alles. Als een
brieschende kater huppelt de „Groene" dan
weg en wit van schrik stuift de belangstel
lende menigte achteruit.
De zon
een wonder.
Vandaag hebben we de zon gezien. Tien
minuten lang stond zij achter de sneeuw
wolken. Als een roodkoperen bal. We waren
juist een kilometer of 16 buiten Tallinn, in
de bosschen, en 't effect was onvergetelijk. Al
't rijp, dat hier centimeters dik op de boomen
en de planten ligt, werd goudgeel gekleurd.
De sneeuw werd licht-bruin en 't geheel had
iets fantastisch. Als de Estlandsche goden en
godinnen plotseling uit 't niet te voorschijn
waren gekomen, had 't ons niets verwonderd.
Zelfs Kruit, de grootste nuchterling in heel
dit barre sneeuwland, werd er stil van. En
dan moet er wat gebeuren.
Grijsaards skiën.
Op den terugweg kwamen we de kerkbe
zoekers tegen. De vrouwen in nationale klee
derdracht, met witte mutsen, roode doeken
en blauwe rokken. Daarover bonten vellen.
Gezeten op sleeën met 3 of 4 paarden ervoor,
vormt dit een uiterst boeiend folkloristisch
schouwspel. Zij, die niet uit de kerk komen,
skiën. Grijsaards van in de tachtig en kleu
ters van even 5 jaar, zie je hier op die
smalle latten rondhuppelen. Ze zijn er on
gelooflijk handig in. Het is 'n wonder, hoe
ze een helling nemen. Dan gaat 't eene been
dwars uit, het andere naar voren en met
sprongetjes beklauteren ze de steilste hel
lingen.
Het skiën is hier zeer populair. Ook ik
heb me een paar van die smalle latten laten
aanmeten, maar na een half uur was ik pre
cies 10 meter verder gekomen. Kruit lag op
den grond en hield z'n buik vast van het
lachen. Het zweet liep me in stralen langs
den rug, en ik had kramp in allebei m'n
kuiten.
Na een laatste poging, waarbij m'n bee-
nen, de ski's en de leeren riemen één onont
warbare knoop geworden waren, heb ik
't opgegeven, en bij mezelf gezworen hier
geen ski meer aan te raken.
Malle gevallen.
We hebben hier doorloopend honger; dat
is natuurlijk 't gevolg van de kou en
van de prima Tallinneesche keuken. Het be-
studeeren van de menu's is een feest op zich
zelf en iedere maaltijd wordt een soort culi
naire eeredienst.
De eerste dagen hadden we anders rare
ervaringen. Nadat we, na een kwartier op
een spijskaart te hebben getuurd, teneinde
dit volkomen onleesbare taaltje te ontcij
feren, eindelijk iets lazen van „haringhi",
en dachten toen de een of andere haring be
steld te hebben, kwam de ober met twee pot
jes mosterd aandragen. Een andere keer
bleek een gebraden haantje een bord haver
mout te zijn en de laatste ervaring was met
een soort stinkende visch, die we voor sau
cijzen-broodjes aanzagen.
De taal hier is verschrikkelijk. Er is geen
beginnen aan ze machtig te worden. Een
Hollander vertelde ons, dat er 73 manieren
zijn om één woord uit te spreken. En 73
maal beteekent het iets geheel anders. Be
gin daar maar mee! Voorts zijn er 15 naam
vallen
Een geheimzinnige Hollander.
Van Hollanders gesproken. Er zijn er een
stuk of zeven hier en we hebben er al drie
bij ons gehad. Vanmorgen in een lunchroom
ineens een" heer en dame voor ons. „Ik ge
loof dat u Hollanders zijt, heeren?" Dat
kwam uit en direct schoven ze bij. Het man
nelijk deel wilde echter z'n naam niet zeg
gen. Hij zei incognito te reizen hier. Het is
niet gelukt uit te vinden wie 't geweest is.
Of een Hollandsch diplomaat, óf een kunste
naar-op-de-vlucht. 't Was overigens zeer
charmant gezelschap.
Het groote wonder van Tallinn is de
avond. Als de duisternis over de oer
oude burchten en torens en stadsmu
ren valt, als de lantaarns aanvlam-
men en de sneeuw zachtkens uit den
hemel dwarrelt. Dan staan de dik-
berijpte boomen als wonder-mooie
schilderijen tegen een antiek fond,
dan waant men zich in 't Rusland
van drie eeuwen her, en ieder oogen-
blik verwacht men, dat uit een van
de poortjes een paar sleden zullen
komen aansuizen, met een Russisch
vorst erin, met vurige paarden en
walmende flambouwen.
Soms staan we een half uur en langer op
één punt. We laten deze zeldzaam rijke ro
mantiek op ons inwerken en trachten het
beeld vast te houden.
Elegant Estland.
Per slee, met rinkelende paarden er voor,
gemend door een zweep-knallende bestuur
der met vervaarlijke snorpunten, gaan we
dan terug. Naar Reval, de stad, waar de
neon-lichten van verre lokken, waar de sche
pen in de wijde haven liggen te kreunen te
gen de steigers en waar rijk-Estland zich ver
maakt. Waar de handkus nog in de mode is
en niemand haast heeft.
Neen, vergeten zullen we dit land en deze
stad niet spoedig.
„De vier dagen" naderen. We bespreken
driemaal per dag 't probleem hóe wakker
te blijven. We hebben coffeïne-pillen meege
nomen en kochten gisteren een flesch ster
ke eau de cologne. Daar zullen we ons mee
wasschen. Voorts spraken we af, steeds te
blijven praten terwijl we elkaar op't sneeuw
traject (ongeveer 2000 kilometer) periodiek
met sneeuw zullen inwrijven. Als dat niet
helpt, helpt niets. De rest moeten we over
laten aan de Voorzienigheid.
Zal die ons behouden naar de Blauwe
Kust brengen
Blauwe kust wandelen in colbertjes
baden in de Middellandsche Zee plom-
bière eten om af te koelen
Monte Carlo neen, ik kan me niet
voorstellen, dat we er over een week zullen
zitten.
Het lijkt té mooi en té ver
VRIJDAG 20 JANUARI 1939.
Hilversum, 1875 en 301.5 m.
8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00
AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPRO. 9.00 VARA
10.40 VPRO. 11.0012.00 VARA.
8.00 Orgelspel. (Om 8.16 Berichten).
8.30 Gramofoonmuziek.
10.00 Morgenwijding.
10.20 Declamatie.
10.40 Gramofoonmuziek.
11.00 Vervolg declamatie.
11.20 VARA-Orkest.
12.00 De Palladiana.
(Om 12.15 Berichten).
12.40 Sportreportage.
I.00 Het AVRO-Amusementsorkest.
2.00 Gramofoonmuziek.
2.40 Causerie „Hoe leven en wonen wij in de
stad en buiten?"
3.00 Cabaretprogramma.
4.00 Gramofoonmuziek.
5.00 Voor de kinderen.
5.30 „Esmeralda" en gramofoonn.uz'ek.
6.28 Berichten.
6.30 Literaire causerie.
6.50 Hammond-orgelconcert.
7.00 VARA-Kalender.
7.30 Berichten.
7.35 Causerie „De geest der Middeleeuwen en
de mystiek.
8.00 Cello en piano.
8.30 Causerie over Vincent van Gogh.
9.00 De Ramblers.
9.20 Reportage met muziek.
9.50 Utrechtsch Stedelijk Orkest, de Stem des
Volks en solisten (Opn.).
10.30 Berichten ANP.
10.40 Avondwijding.
II.00 Viool en piano.
11.30 Jazzmuziek (Gr.pl.).
11.5512.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n, 415.5 m.
Algemeen programma, verzorgd door de KRO
8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.)
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Bijbelsche causerie.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
I.20 KRO-Operette-orkest en solist.
2.05 Gramofoonmuziek.
2.15 Orgelconcert. (2.453.00 Gramofoonmur
3.15 Pianovoordracht.
(3.303.45 Gramofoonmuziek).
4.00 Gramofoonmuziek.
4.15 KRO-Melodisten en solist.
(5.005.15 Gramofoonmuziek).
6.00 Land- en tuinbouwcauserie.
6.20 KRO-orkest. (Om 6.30 Berichten).
7.00 Berichten.
7.15 Causerie „Rondom het dienstbodenvraag-
stuk".
7.35 Sportreportage. (Opn.).
8.00 Berichten ANP.
8.15 Rotterdamsch Philharmonisch orkest en
solist.
9.15 Muziekkorps van het 1ste Regiment Hu
zaren en reportage.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Gramofoonmuziek.
II.0512.00 Gramofoonmuziek.
Feuilleton
31.
„Dat is een goede en afdoende reden,"
merkte Monck op. Hij bleef nog een poosje
bij haar omhangen, maar er werd niets in
tiems meer tusschen hen besproken. Ze voelde
dat hij zijn doel bereikt had en niets meer
zeggen zou.
De wapenstilstand tusschen hen zou blij
ven bestaan, totdat het psychologisch oogen-
blik gekomen was om dien te doen eindigen
en dat oogenblik zou komen op den avond
voor Kerstmis, in de door de maan bestraalde
eenzaamheid van Khanmulla. Later dacht ze,
dat het misschien wel zoo goed was om te
gaan en er zoo een eind aan te maken.
Ze kon hem de gelegenheid niet benemen en
het zou niet veel tijd kosten om hem te over
tuigen, dat het beter was, dat ze bleven wie
ze waren.
Wanneer hij jonger was geweest, minder
verknocht aan zijn werk, minder slaaf van zijn
eerzucht, zou dat misschien eenig verschil
hebben gemaakt en wanneer ze nooit met
Ralph Dacre getrouwd was geweest en nooit
de gebondenheid had gevoeld van die aller
zonderlingste paar weken, zou ze misschien
eerder bereid zijn geweest haar leven aan het
zijne te verbinden. Maar het lot had het anders
gewild. Hun wegen liepen uiteen; hij besefte
dat evengoed als zij; hij zou haar niet dwin
gen. Ze zagen beiden duidelijk en helder in,
dat, wanneer de oase in de woestijn voor een
poosje allerlei bekoorlijks heeft, men daar
toch niet voortdurend kon vertoeven.
- De wegen die ze te volgen hadden, lagen
aan gene zijde, in de woestenij. Ze liepen daar
al meer en meer uiteen, totdat eindelijk het
groen van de oase, waar ze elkaar hadden ont
moet, voor ieder hunner niet meer zou zijn
dan een halfvergeten droom.
HOOFDSTUK X.
De overgave.
Het was volle maan op den avond voor
Kerstmis. Ze scheen zoo helder, dat de ge-
heele wereld scheen omgetooverd in een
sprookjesland van zilver en zwart.
Stella stond op de veranda van „De Groene
Bungalow" en keek met bevend hart naar bui
ten in den prachtigen nacht. De schoonheid
daarvan was overweldigend.
Ze voelde zich zoo klein, bijna angstig, alsof
de een of andere onbeken.de macht haar be
dreigde. Ze had nooit het onmeedoogende van
het Oosten zoo sterk gevoeld als dien nacht.
Het bedwelmende gevoel, dat haar in de ber
gen had overmeesterd, was geheel geweken.
Ze voelde zich buitengewoon opgewekt en hoe
het bloed ontstuimig door haar aderen stroom
de. Ze werd bezield door een intens verlangen
om heen te gaan, ofschoon het tooverachtige
van dien nacht haar onweerstaanbaar aan
trok.
Innerlijk voerde ze een tweestrijd waaruit ze
geen uitweg wist. Tot op dit oogenblik was ze
zich van die besluiteloosheid wel bewust ge
weest, maar nu deed 't haar pijnlijk aan en
maakte haar angstig. Was dat de invloed van
het Oosten, of had het maanlicht Zoo'n zonder
linge uitwerking? Of was het nog iets
grooters, dat tot dusver nog niet in haar leven
was gekomen? Ze zou het niet hebben kun
nen zeggen, maar haar blik bleef steeds ge
richt op de vrijheid.
Wat of haar ook bezielde, ze wilde zich aan
iederen invloed onttrekken en haar vrijheid
ten koste van alles, behouden. Wanneer ze
hier weer op de veranda zou staan zou de
verzoeking, waarvoor ze terugdeinsde, voor
bij zijn en zij de overwinning hebben behaald.
Zoo redeneerde ze met zichzelf, terwijl ze
rilde van angst, zoodat ze haar shawl dicht
om zich heentrok, ofschoon er niets te beken
nen was dan een aangenaam koeltje dat zacht
over de vlakte streek.
Tommy en zij zouden met de Ralstons naar
de ruïne van het paleis in de wildernis van
Khanmulla rijden, waar de pic-nic zou plaats
hebben. Ze was daar nooit geweest, maar had
het altijd hooren beschrijven als de meest
romantische plaats in Markestan. Eeuwen ge
leden was daar een groote, slag geleverd en
alle glorie was vergaan. Jaren lang reeds lag
het daar in puin. Toch was nog iets van zijn
vorige schoonheid overgebleven. De marmeren
vloeren en de gebeeldhouwde muren waren
niet geheel vernield, ofschoon slechts uilen en
vleermuizen er nun woonsteden hadden.
De inlanders koesterden er een bijgeloovige
vrees voor en kwamen slechts zelden in de
nabijheid, maar de Europeanen beschouwden
het als het mooiste plekje in den omtrek en
als het wat dichter bij Kurrumpore gelegen
had, zou het veel drukker zijn bezocht ge
worden.
Plotseling werd de stilte verbroken door
een stoot op een motorhoorn en Stella schrik
te op.
Het was de hoorn van majoor Ralston's
kleine tweemans-wagen. Ze kende die maar
al te goed.
Maar ze waren niet van plan geweest daar
van dien avond gebruik te maken, Tommy en
zij zouden in een wagentje met hen mee
rijden!
Het geknars van de wielen en het puffen
van den motor bij het hek, deed haar begrij
pen dat de wagen stilstond. De Ralstons
schenen dus van plan veranderd te zijn, tenzij...
het hart klopte haar in de keel, ze kreeg het
benauwd. Eindelijk hield het geluid van den
motor op en hoorde ze een mannenstap op
het erf.
Ze bleef doodstil staan met gevouwen han
den en staarde naar buiten.
Tusschen de suizende tamaresken zag ze een
lange, slanke gedaante naar haar toekomen.
Dat was Ralston niet. Die had een sluiigelach-
tigen gang, terwijl de stap van dezen man
ferm en beslist was.
Hij kwam doelbewust naar de trap der
veranda toe en kon haar duidelijk zien, want
ze stond in het volle maanlicht.
Even beslist kwam hij de trap op, ofschoon
zijn houding niets aanmatigends had. Zijn ge
zicht bleef in de schaduw, maar ze behoefde
't niet te zien. De reden van zijn komst zou
te lezen staan in iedere lijn van zijn gelaat,
spreken uit iedere kalme, besliste beweging.
Hij kwam naar haar toe en bleef staan
wachten in het meedoogenlooze maanlicht. Ze
had geen andere keus.
„Ik kom u halen," zei hij.
Dat waren weinig woorden, maar ze klon
ken haar vreemd in de ooren. Ze sloeg de
oogen neer en zei:
„De Ralstons komen ons halen." Haar toon
was koud, haar houding afwijzend. Ze deed
haar uiterste best om zichzelf meester te blij
ven. Hij behoefde niet te weten hoe het daar
binnen met haar gesteld was.
Toch glimlachte hij.
„Ze nemen Tommy mee," zei hij.
Ze merkte den beslisten toon van zijn stem
op en plotseling was haar weerstandsvermo
gen geheel gebroken. Ze stak met een smee-
kend gebaar haar hand uit.
„Kapitein Monck, als ik met u meega...
Hij vatte haar hand cn zei:
„Als?"
Ze deed een wanhopige poging om te lachen.
„Werkelijk, ik doe het liever niet," zei ze.
„Werkelijk?" herhaalde Monck. Hij trad
dichter op haar toe en bleef haar hand vast
houden met vasten, sterken greep: „werke
lijk?" zei hij nogeens. Toen wachtte hij nog
een oogenblik en vroeg: „Stella, ben je bang
van me?"
Ze schudde 't hoofd. Haar lippen trilden.
„Neen," zei ze, ,,o neen."
„Wat dan?" en zijn stem klonk vriendelijker
dan ze het ooit had gehoord. „Ben je bang
van jezelf?"
Ze wendde het gelaat af en zei aarzelend:
„Ik ben bang... van het leven! Het is als
een groot wiel... een groote machine... die me
eens heeft gegrepen... gegrepen en vermorzeld.
Kunt ge 't niet begrijpen?"
„Ja," zei hij en weer zweeg hij een oogen
blik, terwijl hij haar hand bleef vasthouden.
De druk van zijn hand had iets bemoedigends,
iets beschermends.
„En daarom wil je wegloopen?" zei hij ein
delijk. „Denk je, dat dat je wat helpen zal?"
Ze onderdrukte een snik.
„Ik weet het niet. Ik k an niet meer den
ken. Ik heb geen oordeel meer."
„Geloof je in oprechtheid?" zei hij, „in
waar-zijn tegen jezelf?" En toen ze huiverde
ging hij voort: „Ik zal het verleden laten
rusten. We zullen alleen over het heden spre
ken. Ik zal je niet kwellen, ik zal je niet eens
vragen om met me te trouwen"... en weer
merkte ze op, dat hij glimlachte, ofschoon
zijn stem ernstig klonk. „Totdat je eerlijk
antwoord hebt gegeven op de vraag die je nu
tracht te ontwijken. Misschien vindt je het
niet aangenaam, dat ik je voor de tweede
maal herinner aan een gesprek dat we samen
eens hebben gehad op deze zelfde plek. Maar
ik moet wel. Ik zei je, dat ik mijn beurt had
afgewacht en je antwoordde me, „dat ik te
laat kwam."
Hij wachtte even, maar zij sprak niet. Ze
was hevig ontroerd.
Hij boog zich tot haar over. „Stella, ik ben
niet zoo gek om tweemaal dezelfde fout te be
gaan. Ik laat mijn beurt niet voor de tweede
maal voorbijgaan. Ik had je toen lief, ofschoon
ik me niet^ durfde vleien eenige kans te heb
ben. En mijn liefde is niet van 't soort die hoog
opvlamt om dan te w orden uitgebluscht." Zijn
stem trilde. „Ik weet niet of jij ervan gediend
zijt. Je hebt te zeer je best gedaan en bent te
voorzichtig geweest om je te verraden Je
hart is voor mij een gesloten boek gebleven.
(Wordt vervolgd.)