i TARZAN I
DE LAMP
tegen de
dictatuur
>TTAIB>
Radioprogramma
in de Woestijn
j EDGAR RICE
j BURROUGHS
Prinselijk Gezin naar
Den Haag
Resident preventief
gesteld
De verbanning van
ir. de Wit
Molenaar zaagde hek van
de provincie door
door Ethel M. Defl
DOOR
81.
Helen uitte een kreet van afschuw, toen zij
den krjjger bemerkte, die met opgeheven
speer op Lavac toeliep. Toen opeens schoot
er een pijl in het hart van den soldaat. Met
een gil viel hij dood neer. De overige Athai-
rianen keken in het rond, waar de pijl van
daan kwam. Zij begrepen er niets van. Alleen
Lavac vermoedue de waarheid. ,,Dat moet
Tarzan zijn", fluisterde hij tegen Helen.
„Niemand beter dan Tarzan weet, hoe hij de
vijand moet aanvallen." Tarzan zelf had de
verbazing gezien, veroorzaakt door dezen ge-
heimzinnigen boodschapper van de dood. Een
glimlach verscheen op zijn gelaat. Hij
spande opnieuw zijn boog en zocht een ander
slachtoffer uit. De pijl werd afgeschoten en
opnieuw klonk er een kreet van een Athai-
riaan, die daarna neerviel. „Wie is dat? Wat
is dat?" De soldaten schreeuwden. „Dat is
de god van de mensen buiten Athair," brulde
Lavac, „hij zal jullie allen doden". De
Athairianen waren bang, maar zy wisten
tevens, dat zy ter dood gebracht zouden wor
den door de handen van hun koningin, als zij
terug durfden te komen zonder de ontsnapte
gevangenen. En daarom verscholen zy zich
achter de gevangenen, die zy als een schild
voor zich uitdreven. Zo trachtten zij aan de
wraak van den aanvaller te ontkomen en hun
gevangenen weer veilig in Athair terug te
brengen.
Pelgrimstocht naar Mekka van
groote politieke beteekenis.
Aan de bijna revolutionnair aandoende
vastberadenheid, waarmee de geheele Islam
van Britsch-Indië tot Marokko en van Da
kar tot Damascus gedurende deze laatste
weken het politieke stuur omgeworpen
heeft, is in Europa veel te weinig aandacht
geschonken. De spontane protestdemonstra
ties, waarmee de woordvoerders van de
Noord-Afrikaansche Islam op de Italiaan-
sche eischen antwoordden, werden vaak als
gelegenheidsuitingen opgevat en tot op ze
kere hoogte was deze meening niet verkeerd.
De islamietische wereld interesseerde zich
niet zoo bijzonder voor de uiteenzettingen
tusschen democratie en overheidsbeginselen
het is haar ook zeer onverschillig, welk land
nu in het Nabije Oosten door Frankrijk of
door Italië „geprotegeerd" wordt. Het eind
doel van de pan-Arabische beweging blijft
de bevrijding van de Arabische landen van
elk Europeesch voogdijschap. Maar <ie Ita-
liaansche politiek heeft de islam gedwon
gen, een bepaalde richting te gaan volgen.
Frankrijk is voorzichtig.
lië niet.
Ita-
Frankrijk heeft overal evenzeer in Tu
nis als in Syrië met pijnlijke zorgvuldig
heid vermeden, zich, buiten den omvang
van het mandaat- en protectoraatsbestuur,
te mengen in het particuliere leven van de
Islamietische landen. Italië daarentegen
deed en doet precies het tegendeel, liet laat
zijn zoogenaamde aanspraken op Tunis op
een dergelijke manier gelden, dat de Arabi
sche wereld maar al te duidelijk ingezien
heeft, dat een Italiaanscli Tunis een zelfde
lot tegemoet zou gaan als het ltaliaansche
Libyë, dat de Arabieren met groote volhar
dendheid niet „Libia",, maar „Tripolis" blij
ven noemen. Een blik in de Arabische kran
ten van de laatste dagen laat ons ovei'tui-
gend zien, dat deze toestand door den islam
zeer goed begrepen wordt.
Mohammedanen geen handelsob
jecten.
Van het symbolische „zwaard van dien is
lam", dat de woordvoerders van de Libysche
Mohammedanen den Duce overhandigden, is
nergens meer sprake. Wel echter schrijft de
leidende Marokkaansche politicus Abd-el-
Latif Sbihi in de te Casablanca verschijnen
de „Voix Nationale": „Wanneer de ltaliaan
sche dictator aanspraak maakt op het bezit
van Tunis en Suez, dan vergeet hij, dat de
Tunesiërs en Egyptenaren Mohammedanen
zijn. De reusachtige omvang van de lta
liaansche propaganda in de Arabische lan
den is daardoor op eens tof nul gereduceerd.
In Rome moet men nu maar eens voor goed
begrijpen, dat de Mohammedaansche volke
ren geen handelsartikelen zijn. Wij spreken
hierbij niet alleen in naam van alle Marok
kanen, maar in naam van de geheele Mo
hammedaansche wereld." Tot zoover de Ma
rokkaansche schrijver.
Dezelfde woorden worden echter overal
vernomen. Het Mohammedaansche verdedi
gingscomité in Tunis, waarin geen Fransch-
gezinden, doch Nationalisten zitten, ver
breidt in alle Mohammedaansche landen een
gedenkschrift, waarin het lot van de Tri-
politaansche Mohammedanen onder de lta
liaansche heerschappij geschilderd wordt en
waarin de Arabische wereld tegen de lta
liaansche kolonisatie-plannen gealameerd
wordt.
„Al Mokkatan", het toonaangevende blad
van Cairo, schrijft:
„De islam zal de ltaliaansche ko
lonisatie geen verdere uitbreiding
toestaan en de Mohammedaansche
wereld zal de ltaliaansche manoeu
vres in Tunis en in de andere Ara
bische landen met groote aandacht
volgen".
De professoren van de Arabische universi
teit in Tunis, noodigen, in een door de Ara
bische pers-agentuur verbreide verklaring
alle Arabieren van Noord-Afrika uit, niet uit
sympathie of iets dergelijks, voor Frank
rijk. doch in het belang van de eigen vrij
heid het Fransche standpunt tegenover Ita
lië met kracht te ondersteunen.
Ook actie In Palestina en Britsch-
Indië.
Zelfs Palestina en Britsch-Indië zijn door
deze beweging aangetast. De Grieksch-ortho-
doxe aartsbisschop van Jeruzalem heeft met
behulp van den vertegenwoordiger van de
Egyptische regeering, een bemiddelingsactie
tusschen Engeland en den, naar de Libanon-
republiek geëmigreerden groot-Moefti eener
zij ds, tusschen den groot-Moefti en de gema
tigd Arabische richting van den tot vertegen
woordiger van alle Arabieren op de Londen-
sche Palestina-conferentie verkozen fakir
Bey. Nashsbibi anderzijds, op touw gezet om
aldus de buitenlandsche invloeden in Pa
lestina eenigszins te kunnen beperken. De
tusschen beide richtingen staande, zeer aan
zienlijke sjeik Ali Sjahin is zelfs naar Bei
roet gegaan, om over dit onderwerp met den
groot-Moefti te spreken.
Aan den anderen kant heeft de president
van het Mohammedaansche college van Ma
dras, Abdoel Hamid Khan, een manifest ge
publiceerd, waarin hij de Britsch-Indische
Mohammedaansche wereld waarschuwt voor
de propaganda van de totalitaire mogendhe
den en den Japanschen „honger" en waarin
hij voorts verklaart, dat Oost-Azië over vijf
tig jaar niet aan Japan, maar aan Britsch-
Indië behooren zal. Hierop zou dit land zich
dus thans reeds moeten voorbereiden.
Wat zal de groot-sjeik zeggen?
Van bijzondere beteekenis zal in dit kader
de pelgrimstocht naar Mekka zijn, die reeds
begonnen is dit jaar. De groot-sjeik van de
Senoessi, die reeds in Mekka aangekomen
is, heeft verklaard, dat hij in de groote Mos
kee zelf het woord voeren zal en onder de
prominente pelgrims zijn niet alleen zoo
als altijd alle geestelijke aanvoerders van
het Nabije Oosten vertegenwoordigd, doch
voor de eerste maal ook, sinds een groot aan
tal jaren, dë pasja's van Marrakesj, Arsen-
moer en Rabat en de groot-maraboet van
Fransch-West-Afrika, Seydoe Noeroe Tall, te
zamen met de, als bijzonder heilig bekend
staande maraboets Es Hadji Ahmadoe Sy
Nijase en Saukoe Morabi, die de vertegen
woordigers zijn van 50 millioen zwarte Mo-
hamedanen.
Men ziet, hoe bijzonder groot de gevolgen
zijn van de door de Italianen gestelde
eischen, welke er nu waarschijnlijk toe zul
len leiden, dat de Arabische volkeren achter
Frankrijk zullen gaan staan. Zou de bom ver
keerd barsten?
Naar wij vernemen zal het Prinselijk
Paar zich met Prinses Beatrix in het liaatst
van deze maand naar den Haag begeven om
dar gedurende ongeveer een week ten pa-
leize te verblijven.
ONZE OOST.
Na verhoor door
rechtshof.
het Hooaae-
Gistemiorgen is te Batavia aangekomen
die heer G., resident van Batavia, die met
een vliegtuig van de K.N.I.L.M. onder ge
leide van Makassar naar Soerabaja reisde
en vervolgens per nac'htexpress van Soera
baja naar de hoofdstad.
Aangezien de betrokkene geacht wordt
nog steeds den rang van resident te bezit
ten, daar hij ontslag hoeft aangevraagd
per einde Januari en dit ontsJag nog niet
is verleend, valt de heer van G. volgens de
bepalingen onder de personen die het z.g.
forum hebben. Zijn verhoor in verband met
de zedenmisdrijven is dan ook afgenomen
door mr. Mie re met, advocaat-generaal bij
het Hooggerechtshof, waarna betrokkene in
preventieve hechtenis werd gesteld.
Ook de verdere procedure zal voor het
Hooggerechtshof worden gevoerd.
In verband met de zedenmisdrijven is te
Salatiga een Europeaan in preventieve bech
tenis gesteld en naar Semarang overge
bracht..
Te Medan heeft de officier van Justitie
een Planter preventief gesteld.
Te Paniekasan zijn twee jeugdige Inheem-
sche beamibten ontslagen, aldus de N.R.Crt.
Dit Nederlandsche slachtoffer
der Gpoe zou zich zelf niets te
verwijten hebben.
In enkele Nederlandsche bladen zijn eeni-
gen tijd geleden berichten verschenen, waar
in sprake was van een of meer rapporten,
aan het ministerie van buitenlandsche zaken
uitgebracht, welke erop zouden wijzen, dat
ir. de Wit in 1936 te Moskou zou zijn gear
resteerd en naar Siberië verbannen, in ver
band met verrichtingen, neerkomende op
het doen van werkzaamheden voor een bui
tenlandsche mogendheid.
Naar aanleiding hiervan vernemen wij
van bevoegde zijde, dat zulke rapporten niet
zijn ontvangen. Immers, als zoodanig kun
nen niet worden aangemerkt een tweetal
uiterst vluchtige mededeelingen van een
vroeger in Rusland gewoond hebbenden Ne
derlander, volgens welke ir. de Wit in 1932
en 1933 enkele zéér onschuldige inlichtin
gen van zuiver toeristischen aard heeft ver
strekt aan den Kon. Ned. Toeristenbond
A. N. W. B. Eenige aanwijzing, welke ook
slechts de minste aanleiding zou kunnen
geven tot de veronderstelling, dat ir. de Wit
de moeilijkheden waarin hij is geraakt, aan
zichzelf zou hebben te wijten, door de gedra
gingen, als waarvan in den aanhef van deze
mededeeling sprake was, is, naar ons bleek,
aan het ministerie van Buitenlandsche Za
ken niet ontvangen.
Inmiddels worden de pogingen voortgezet
om zekerheid omtrent het lot van ir. de Wit
te verkrijgen.
Tot f 10boete subs. 6 dagen
hechtenis veroordeeld.
Veertien dagen geleden heeft voor de Haar-
lemsche rechtbank terecht gestaan de 58-
jarige molenaar L. B. uit Zaandam, omdat
hij in Augustus 1937 een hek van den Pro
vincialen Waterstaat op het Kalverdijkje te
Zaandam had stukgezaagd.
Het Kalverdijkje vormt den eenigen toe
gangsweg tot den molen „de Ooievaar", wel
ke het eigendom van verdachte is. Toen de
nieuwe Zaanbrug ter plaatse gereedgeko
men was, sloot de provincie het Kalverdijkje
met een hek af, om te voorkomen, dat wan
delaars telkens den drukken oprit naar de
brug overstaken. Verdachte, meende echter
vrijen toegang tot het Kalverdijkje te hebben
en daarom had hij eenige malen het hek
vernield.
De Officier van Justitie had wegens ver
nieling vijftig gulden boete, subs vijfentwin
tig dagen hechtenis geëischt.
De rechtbanak wees gisteren vonnis eri
veroordeelde B. tot tien gulden boete, sub-
sidair zes dagen hechtenis.
ZATERDAG 21 JANUARI 1989.
Hilversum, 1875 en 801.5 m,
VARA-Uitzending. 10.00—10.20 v.m. en 7.80
—8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten).
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor Arbeiders in de Continu-bedrijven.
12.00 Gramofoonmuziek. (Om 12.15 Bericht.).
I.00 VARA-orkest.
2.00 Causerie „Stad en platteland In België".
2.202.55 Pianovoordracht.
3.00 Reportage.
3.30 Residentie-orkest en soliste, (opn.).
4.30 Esperanto-uitzending.
4.50 Vervolg concert.
5.30 Filmland.
6.00 Orgelspel.
6.28 Berichten.
6.30 De Ramblers.
7.00 VARA-Kalender.
7.05 Gramofoonmuziek.
7.10 Politiek radiojournaal.
7.30 Bijbelvertellingen.
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.15 Voor schakers.
8.16 Orgelspel.
9.00 Korte toespraak, hierna: Gramofoonmu
ziek.
9.15 „En nu... Oké"
10.30 Berichten toespraak.
10.40 Gramofoonmuziek.
II.15—12.00 VARA-orkest.
Hilversum H, 415.5 m.
KRO-U itzending.
8.009.15 Gramofoonmuziek. (Ca. 8.15 Ber.),
10.00 Gramofoonmuziek.
11,30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Melodisten en solist. (1.001.20
Gramofoonmuziek)
2.00 Voor de rijpere jeugd.
2.30 Gramofoonmuziek.
2.45 Kinderuur.
4.00 KRO-orkest.
4.30 KRO-Boys en solist. (4.005.10 Gramo
foonmuziek).
5.30 Esperantonieuws.
5.45 KRO-Nachtegaaltjes.
6.15 Gramofoonmuziek.
6.20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Berichten, gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7.15 Economische causerie.
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen
8.15 Meditatie met muzikale omlijsting.
8.35 Gramofoonmuziek.
8.45 KRO-orkest.
(9.159.35 Russisch koor en Balalaika-ork.)
10.00 Gramofoonmuziek.
10.10 Russisch koor en Balalaika-orkest.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Filmpraatje.
10.5512.00 Gramofoonmuziek.
Feuilleton
32.
Maar vanavond moet ik dat boek lezen. Ik
heb er het recht toe en je kunt het mij niet
weigeren. Al waart ge de Koningin der aarde,
dan nog zou je mij dat recht niet kunnen
ontzeggen, want ik heb je lief en ik vraag je
nu... voel je eenige liefde voor mij? Daar, nu
is 't gezegd. Wanneer je mij eerlijk kunt zeg
gen dat ik niets voor je ben... dan... is 't uit!
Maar zoo niet..." en weer sprak er innige ont
roering uit zijn stem, „zoo niet... wees dan
in 's hemelsnaam niet bevreesd. Een huwelijk
met mij beduidt geen slavernij!"
Plotseling zweeg hij en wendde zich van
haar af, want uit de kamer achter hen klonk
een vroolijke stem. Tommy kwam aangestapt.
„Zoo, beste kerel! Ben jij het? En heeft
Stella goed voor je gezorgd? Heb je wat te
drinken gehad?"
Monck's antwoord klonk eenigszins spot
tend... „Je zuster is de vriendelijkheid zelf
geweest zooals altijd. Neen dank je, ik moet
niets drinken. Ik ben juist met den wagen
van Ralston op weg naar Khanmulla." En
zich weer tot Stella wendende, zei hij: „Gaat
u met mij mee of gaat u met Tommy en de
Ralstons?"
Er sprak uit zijn stem noch angst, noch
overreding en Tommy was in zijn hart veront
waardigd over zooveel kalmte. Hy geloofde
niet dat zijn vriend het goed aanlegde.
Maar voor Stella had die kalmte een andere
beteekenis. Ze dreef er haar toe een antwoord
te geven dat onbedachtzamer was dan zij op
dat oogenblik besefte.
„Ik ga met u mee," zei ze.
„Goed," hernam Monck eenvoudig en ging
opzij om haar door te laten. Ze ging lang3
hem heen zonder hem aan te kijken. Hij had
gesproken en zij had hem niet afgewezen. Dat
was de gedachte, die haar 't meest veront
rustte. Tot op dat oogenblik had dit haar de
makkelijkste zaak ter wereld geleken. Het had
haar duidelijk voor den geest gestaan. Maar
hij had een beroep gedaan op iets, dat niet te
ontkennen viel. Hij had een beroep gedaan op
haar ware natuur, op haar waarheidsliefde en
daar kon ze de ooren niet voor sluiten. Hij
had haar alleen gevraagd waar te zijn tegen
over zichzelf.
Hij had zich op een hooger standpunt dan
het hare geplaatst. Hij had niet voorzichtig
gepleit, maar haar alleen gevraagd eerlijk te
zijn. En daarmee had hij den vinger gelegd op
de wonde plek, de fout aangewezen waardoor
zij de vergissing had begaan, waarmee ze haar
leven verknoeid had. Hij verlangde haar niet
de zijne te noemen op denzelfden grondslag
waarop zij de vrouw was geworden van Ralph
Dacre. Dat had hij duidelijk genoeg gezegd.
Hij vroeg haar niet om haar geluk onderge
schikt te maken aan het zijne. Hij vroeg alleen
van haar oprechtheid en ze wist dat hij dat
vroeg zoowel in haar belang als in het zijne.
Hij zou niet trachten haar voor zich te winnen
als zij hem niet liefhad.
Die maatstaf had hij haar aangewezen en
ze wist dat zij de proef moest aandurven. De
grootheid van zijn liefde dwong er haar toe.
En zooals hij openlijk had gezegd, hij had
er recht op, juist omdat hij een eerlijk man
was, die haar eerlijk en oprecht liefhad. Maar
hoever zou die liefde hem voeren? Dat had
ze wel graag willen weten.
't Was een gevoel dat in enkele uren was
ontstaan, dët althans wist ze. Het zou niet
opvlammen en uitdooven, het zou standhou
den, daaraan kon ze niet langer twijfelen.
Maar was dit gevoel het sterkst, het meest
overheerschend bij hem? Zou er nog plaats
zijn naast die liefde voor zijn beroep? Naast
zyn eerzucht? Zou hy bereid zijn die er aan
op te offeren? En zoo ja, wat zou die opoffe
ring hem kosten?
Ze snakte ernaar hem dat te vragen, toen
ze door den stillen maannacht zich voortspoed
den, door de wildernis van Khanmulla. Een
innerlijke macht echter weerhield haar. e
vreesde de betoovering te verbreken.
De weg was eenzaam en verlaten, juist als
op dien regenachtigen avond toen ze zich op
zyn oproep ftaar Tommy's ziekbed had be
geven. Ze dacht aan dien woesten rit door de
heid. Toen scheen ze te hebben gebukt voor
jisternis, zijn ernst, zijn kracht, „yn beslist-
zijn yzeren wil. Zou dat dezen avond weer zoo
gaan? Had ze haar vrijheid feitelijk reeds in
geboet? Was er geen ontkomen aan?
Door de stilte weerklonk het geroep van een
uil, eenzaam en verlaten. Het deed haar pijn
lijk aan en 't werd haar zonderling te moede.
Was de vrijheid dan alles? En had ze de een
zame stilte dan inderdaad boven alles lief?
Ze trok haar mantel dichter om zich heen.
Was het kil in de lucht of was het de kilte der
woestijn aan gene zijde der oase, die haar
wachtte
Ze kwamen nu uit het dichtste gedeelte der
wildernis op een weg begroeid met heesters,
die elkaar het recht op den doorgang schenen
r betwisten. De weg was ongelijk en Monck
verminderde vaart.
„We zullen moeten uitstappen," zei hy, „er
hier een smal pad at naar de ruïne voert,
het zijn maar ongeveer honderd meter die we
moeten loopen."
Ze stapten uit. De maan verlichtte den ge-
heelen omtrek. Ze waren alleen. Stella ging
het smalle pad op, dat hij had aangewezen,
m -r in een oogenblik had hij haar ingehaald.
„Laat mij vooruitgaan," zeide hij en -t „ie
woorden liep hij haar voorbij en hield de
ken voor haar opzij, terwijl ze hem volgde.
Ze liet hem stilzwijgend begaan en had een
gevoel alsof zij heiligen grond betrad.
Maar het oude gevoel als beging ze daar
mee een misdaad, deed zich nu niet gelden,
ze vreesde nu niet te zullen worden uitgedre
ven van de plaats, die zij nu op het punt stond
te betreden.
Het pad werd nu wat breeder en liep op
waarts en na eenige oogenblikken kwamen ze
aan een steenen muur, die er dwars overheen
stond. Monck stond stil.
De eene weg leidt naar het paleis en de
andere naar den tempel," zeide hij. „Welken
zullen we nemen?"
Stella keek hem in 't maanlicht aan. Ze
meende dat hij ernstig keek.
„Wordt de pic-nic niet bij het paleis gehou
den?" vroeg ze.
„Ja," antwoordde hij zonder aarzelen, „daar
vindt u Lady Harriet en haar gezelschap. Bij
den tempel aan den anderen kant is waar
schijnlijk niemand."
„Ah!" Ze besefte wat hij bedoelde en stond
een oogenblik besluiteloos en vroeg toen. „Is
het ver?"
Hij glimlachte even.
„Een heel eind voor u!"
„Maar ik kan weer omkeeren!"
„Dat zal ik u niet beletten." Zijn stem klonk
opgewekt en inwendig juichte ze.
„Laat ons dan gaan," zei ze.
Zonder verder een woord te zeggen keerde
hy zich om en ging vooruit.
Andermaal gingen ze de donkere wildernis
in. Een eind ver liep het pad langs een bouw-
valligen muur, week er toen van ai en voerde
naar het hartje van de wildernis. Monck
stapte zonder aarzelen door. Hij kende den
weg blijkbaar goed.
Eindelijk kwamen ze aan een tweede open
plek, kleiner dan de eerste en in het midden
daarvan stond in het heldere maanlicht de
bouwval van een kleinen tempel of mauso
leum. Eenige uitgesleten marmeren trappen
voerden naar een donkeren boog van den in
gang.
Monck reikte haar de hand en samen liepen
ze de trappen op. Ze hoorden een zacht ge
murmel van water, dat klonk als het gelach
van dwerggeesten. Ze gingen de poort door en
toen stond Monck stil.
Een poos bewoog hij zich niet en sprak
evenmin. Het was als wachtte hij op een tee-
ken. Ze keken in het maanlicht dat niet tot
achter de poort doordrong. De lucht in den
omtrek was kil en vochtig. Ergens in de duis
ternis kwaakte een kikvorsch en nu en dan
hoorden ze de kleine pootjes bewegen, dan was
het weer stil.
Weer huiverde Stella en trok haar mantel
dichter om zich heen.
„Waarom hebt ge my op deze lugubere
plaats gebracht?" vroeg ze onwillekeurig
fluisterend. Haar woorden schrikten hem uit
zyn droomeryen op.
„Zijt ge bang?" vroeg h(j.
„Ik zou bang zijn... alleen," antwoordde ze.
„Ik geloof niet, dat ik in Indië van de een
zaamheid zou houden. Dan is alles zoo ge
heimzinnig!"
fety deed alsof hy haar laatste woorden niet
had gehoord.
„Dus met my ben je niet bang?"
Ze huiverde even bij die vraag.
„Dat weet ik niet," zei ze. „Soms denk ik
dat ge wreed zijt."
„Kent ge me wel genoeg om dat te zeg
gen?" zei hij.
Ze trachtte hem luchtig te antwoorden.
„Dat moest ik eigenlijk zoo langzamerhand
wel, want ik heb daartoe ruimschoots gele
genheid gehad."
„Ja, zei hij bitter, „maar ge zyt bevoor
oordeeld. Ge houdt vast aan een eens opgevat
denkbeeld en als ge me liefhebt, is dat in
weerwil van u zelf."
Iets in zijn stem trof haar als de kreet van
een gewond dier. Ze trad op hem toe en zei:
„O, maar dat is niet zoo, ge begrijpt me
niet. Denk toch niet zoo hard over mij."
„Ben je zeker dat het niet zoo is?" vroeg
hij. „Stella, Stella, ben je daar zeker van?"
Die woorden troffen haar opnieuw en plot
seling voelde ze dat ze niet meer dragen kon.
(Wordt vervolgd.)