rzan DE LAMP EIS Pi I ¥1^@©PE^ IMi Een nederlaag? Een gróótsche overwinning! Radioprogramma j EDGAR RICE j BURROUGHS "N lot het bittere einde doorgevochten Fantastische Alpenrit naar de Azuren kust Na 100 uur waken een bed MONTE CARLO in de Woestijn door Ethel M. Dell DOOR 85. Tarzan had verwoed gevochten, want hij was er zich te zeer van bewust wat het ge volg zou zijn, als hij verloor. Hij had gevoch ten met de kracht van tien mannen, doch de klap was zo hevig aangekomen, dat hij zijn bewustzijn verloor. De Athairianen vlogen op hem af. Spoedig kwam Tarzan weer tot zichzelf, doch hij bemerkte, dat zijn han den op zijn rug gebonden waren. Hij werd op de been geholpen en moest met Kerkoef door de gangen lopen naar de troonzaal van Bru- lor. Daar zag hij, dat zijn vrienden ook ge vangen genomen waren. Een zachte kreet ontsnapte aan Helen's lippen, een kreet van ontsteltenis en wanhoop. Met den sterken Tarzan als gevangene, was iedere kans om te ontvluchten verkeken. Zij zou nu natuur lijk weer slavin worden van een van de vrese lijke priesters in de tempel onder water. Een officier van de wacht wees met een gebaar van triomf op de gevangenen. „En nu in de kooien met hen!" brulde hij. ,,al deze mannen hier". Daarna wees hij met zijn duim over zijn schouder naar Tarzan en zei met een wrede grijns om zijn mond: „Onze koningin wenst hem bij zich tt zien!" De Groene daverde door, ronkend en knetterénd tot het bittere einde. In de hoofden van Kruit en Van Kam pen bonsde en daverde het ook. Voort, voortging de tocht. Mechanisch hield Kruit het 70 K.M. tempo bij. Inte resse voor het Fransche stedenschoon hebben onze man nen niet meer, zij tellen slechts, kwartier na kwartier, uur na uur. Als ze even bij een barbier binnenvallen om hun baard van vier dagen te laten wegkrabben, vallen ze met een in slaap. Verder verdereindelijk Monte Carlo! Spannender dan ooit is het relaas der laatste avonturen van een vierdaagsche tocht, welke eindeloos leek! Als ik ooit in m'n leven een zon derlinge nacht heb meegemaakt, dan is liet wel die van Vrijdag op Zaterdag door de heuvels van de Cót§ d'Or en Bourgogne, op zoek naar Dyon. Een nacht als een ver schrikking, die me nog langen tijd zal heugen als de donkerste scha duwzijde der Ralley. De „Groene" bleek geen last te hebben van 't niet rusten. Hij daverde voort, uur na uur, ronkend en knetterend bij 't beklimmen der steile heuvels, gierend in de eindelooze bochten die ons Dyon-waarts brachten. Uur na uur... er kwam géén einde meer aan. Het was een hopelooze poging de 2V2 uur achterstand in te halen, 2V2 uur... die een obsessie werden. Benzinedamp hing in den wagen. Met den ellendigen stank van Fransche olie. Op de plaats van m'n voeten waren nu 2 benzineblikken gezet, zoodat ik als het ware kromgeslotcn zat. Het bonsde en ha merde in m'n hoofd en bij 't afdalen van kilometers lange hellingen kreeg ik steeds 't gevoel of ik omhoog getild werd en weg zweefde. Een nachtmerrie... van gesloten tank stations, van kleine dorpen zonder licht, van gebrek aan een slok drinken, waaraan we zoo'n behoefte hadden. Gesproken werd er niet meer. Mechanisch hield Kruit 't stuur vast en mechanisch ook wist hij 't zware 70-k.m.-tempo steeds te houden*. Uitgeput Tegen den morgen ging 't niet langer. We hebben de „Groene" aan den wegkant gereden en 10 minuten de oogen gesloten. Ik had nu nu niet meer zoo'n last van de zwarte gordijnen die over m'n oogen vielen van 't turen op den weg en ook de hevige pijn in m'n rug en beenen nam iets af. Een nieuwe morgen... Zaterdag. Rood en purper klimt de zon over de ijsbergen. De laatste Rallye-dag. Dyon... een gesprek aan de controle, die al officieel gesloten is. We hebben niets kunnen inhalen. Dyon... stad van kerken, kathedraals en smalle straten. We stuiven er door en zien er bijna niets van. We hebben geen enkele interesse voor 't Fransche stedenschoon! We reizen door. Langs Perrigny, Beaune, Chalon sur Safine (met een onvergefelijke rit langs de Saöne, die zich als een zilveren lint door haar bedding wringt), Tournus, Macon (in de vlakte van Beaujolais), Vil- Iefranche en Lyon. Dan is 't al namiddag, als we dit traject er hebben opzitten en heimelijk tel ik de uren die me nog schei den van 't einde. Zullen we nog pech krijgen? Het moet haast wel. 3 Dagen en 4 nachten heeft de „Groene" nu al met practisch geen enkele rustperiode, doorgerend. Men krijgt ontzag voor een motor, op deze wij zé. Het woord automobiel krijgt langzamerhand een an deren klank voor mij. Het wordt een levend organisme. Ik ga iets anders in dit samen stel van ijzer en staal zien, dan een dood element. Waren wij nog wel menschen? De weg is uitstekend hier. Golvend gaat hij van dorp tot dorp, van stad tot stad. Als we in Lyon voor een winkel staan om onze gezichten te bekijken, schrikken we. Baarden van 4 dagen vuil en haveloos. De barbier, voor wien we er in hemelsnaam 10 minuten afnemen (we kunnen op 't ko mende Alpen-traject toch de 21/?. a 3 ver loren uren niet meer inhalen) schrikt als we. binnenkomen. Gelukkig ziet hij de „Groene" (beter gezegd: de „Grijze", want hij is met een centimeter dikke laag stof en modder bedekt) en dus krijgen we een extra-bediening. Veel weet ik er niet van. Als de inan aan m'n linkerwang bezig is, val ik in slaap--- Hij moet me wak ker maken om te vragen of m'n haar bijgepunt moet worden... Lyon... een warnet van pleinen en stra ten. Van standbeelden, winkels en plant soenen. De eerste neon lichten gaan vloeien in de schemering, maar 't is nog in den middag. De Alpen Verder... we rennen Lyon uit, op weg naar Grenoble. De eerste heuvels van 30 graden krijgen we te nemen, 't Begin der Alpen. Zal ook dat voor de „Groene" nog uit te houden zijn? Op de bergketen van Belladonne krijgt hij 't hard te verant woorden. Hij brult en raast... maar hij haalt 't! Kranige Groene---! De laatste 30 kilometer naar Grenoble, dat geheel in de Alpen omsloten ligt, zijn een sensatie. De zon gaat hier onder en penseelt, met een gloeiende stift de sprookjesachtigste kleuren op de gletschers teeen de bergen, 't IJs wordt violet, groen en rossig. Dood moe als we zijn (vooral schrijver dezes) staren we in vervoering naar dit natuur wonder, dat nog curieuzer wordt als een regenboog zich over de bergen spant en een wolk zeedamp tusschen de bergen verdwaalt Deze damp verandert ieder moment van kleur, bruin,., geel... wit... grijs. Het is niet onder woorden te brengen, welk een immense pracht dit tafereel in dit woeste Alpen-massief uitstraalde. De laatste loodjes Men daalt 1500 meter naar Grenoble. De uiterste stuur-accuratesse is hier geboden. De bochten liggen vlak achter elkaar en soms allerellendigst kort. En dat dalen gaat met een vaart van bij de 75 of SO... Maar de angst heb ik op dat moment al lang verleerd... en overigens lig ik half buiten bewustzijn op m'n „benzine-kerkhof". Heel in de verte zie ik steeds een visioen: een bed; een Koninkrijk vöor een bed! In Grenoble is 't pleit beslecht. De con trole leert ons, dat we 3 uur te laat zijn, en dat is niet meer in te halen. De hee.ren kijken raar op als we zeggen dat we toch doorrijden. Ze begrepen niet veel van die 2 verwaarsloosde Hollanders, die voor hun plezier de tocht door de Alpen maken in de duisternis... We nemen de Route des Al-pos, 350 kilo meter lang. Een geweldig eind. Ik kan me niet meer voorstellen, dat we ooit Monte Carlo bereiken. Dat we niet geklassificeerd worden interesseert me niet. Trouwens, al had een banikje van 1000 gulden in Lyon gelegen en men had ons gevraagd, ga t ha len houdt 't, we hadden er geen moment aan gedacht... 't Is avond. De weg zigzagt va':n berg tot berg, van ravijn langs ravijn. Af en toe werp ik een bi ik in die peilfooze diepten... en kijk dan naar Kruit, die met brandende oogen zit een opgezwollen gezicht achter 't stuur zit. Crozet... Monestier de Clermont... Col du Fan, la Rochette... la Val-ette... we komen er langs. Kleine Alpendorpjes. Lichtjes in huizen, een paai- jonge menschen vóór 't dorp... winkels. De natuur is hier van woeste schoonheid. I11 't maanlicht schitteren de gletschers, de bossch-en hebben zioh in een fluwoelige duis ternis gehuld, 'n Enkele nachtvogel scheert op breede wieken weg. Het is ontzaglijk eenzaam hier. De weg is smal. Eén kronke ling, van berg tot berg. De rotsen grillig. Soms midden op den weg een steenklont. Duizend meter hoog. Als 't gat in een naald priemt de doorgang er door. Een zwarte buis, die ons opslokt. Chalets langs den weg. Madonna's in pur peren en paarlemoeren huisjes. Kruisen op de bergen In 't zoele Zuiden Eindelijk! Verder... 100 kilometer... 200... 300... Hot is reeds lang niet koud meer. Zacht en mild slaat de Middellandsche Zeewind ons tegemoet. Als ik niet zoo ver he-cn was, zou hij me zelfs verfrischt hebben. Kruit ziet er stukken beter uit. De Spartaan... Soms een enkel lichtje. I11 de diepten naast den weg. Het geheel heeft iets angst aanjagends, maar 't kunnen ook m'n in disorde zijn-de zen-u wen geweest zijn. Nog 100 kilometer... 50... 30... Dan, eindelijk 11-a 100 uren, daar zien we de lichten van Niee! En nog verder, de Middellandsche Zee. \/e dalen nu met groote snelheid. De laatste krachtproef voor de Groe ne. De nacht slokt 't licht weer weg, m-aar st-eeds in d-oorkijk tus schen de twee bergwanden komen ze na-der, de plaatsen aan de Azuren Kust. Lichten in die plaatsen. Menschen in café's en bioscopen. Uitgeruste menschen uit alle landen Ier wereld. Menschen die hier gezondheid komen koopen en 't schoon ste doel van Europa zien. I11 volgorde: Cannes, 1-e Hélenè, Nicc (via de bekende Promenade des Anglais) Ville- franclie, Beaulie-sur-Mer, Saint Laurent, Menton... Dan een bocht en als een tros van zil ver licht aanschouwen wij Monaco, met aan de baai Monte Carlo. Tien minuten later zijn we aan de con trole en nog 10 minuten latei- aan 't Britsch hotel. 't Eenige wat ik weet is dat we in een lift geduwd werden, dat iemand een kamer voor me ontsloot, en dat ik m'n schoenen en bovenkl-eeren uittrok. E11 ik zag... een bed. Een bed-...! Voor ik al m'n bovenkleeren uit had, sliep ik reeds. Slaap na 100 uren waken, na 100 uren emotie. Slaap... en Rallye-einde. E11 de wetenschap dat Kruit de eerste Holland-er is geweest die de kleine Fiat in 4 dagen tijds dwars door Europa bracht. Van Noord naar Zuid! VRIJDAG 27 JANUARI 1939. Hilversum I, 1875 en 301,5 m. 8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00 AVRO. 4.00 VARA. 7 30 VPRO. 9.00 VARA. 10.40 VPRO. 11.0012.00 VARA, 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten). 10.00 Morgenwijding. 10.20 Declamatie. 10.40 Gramofoonmuziek. 11.10 Vervolg declamatie. 11.30 Gramofoonmuziek. 12.00 De Palladians. (Om 12.15 Berichten). 12.45 Gramofoonmuziek. I.00 Het AVRO-Amusementsorkest. 2.00 Grr.mofoonmuziek. 2.40 Lezing „Huisbewoners' lief en leed". 3.00 Variété-programma. 4.00 Gramofoonmuziek. 5.00 Voor ue kinderen. 5.30 Gramofoonmuziek. 6.00 De Ramblers. 6.28 Berichten. 6.30 Letterkundig overzicht. 6.50 Gramofoonmuziek. 7.00 VARA-Kalender. 7.05 Causerie „De heilzame en de ziek makende werking van de zon". 7.23 Berichten ANP. 7.30 Berichten. 7.35 Causerie „De Mystiek van Ruusbroec". 8.00 Quatre-mains. 8.30 Causerie „Het dier in zijn wereld" (I). 9.00 Montmartre-Minstreels. 9.15 Het VARA-orkest. 10.00 Fragm. „Das Veilchen von Montmartre operette. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Avondwijding. II.00 Viool en piano. 11.30 Jazzmuziek (Gr.pl:,). 11.5512.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II, 415,5 m. Algemeen Programma, verzorgd door de NCRV. 8.00 Schriftlezing, meditatie. 8.15 Berichten, gramofoonmuziek. (9.309.45 .Gelukwenschen). 9.45 Gramofoonmuziek. 10.30 Morgendienst. 11.CO Gramofoonmuziek. 11.15 Zang en piano en gramofoonmuziek. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Orgelspel. I.30 Ensemble „Quintolia", en gramofoon muziek. 2.30 Christelijke lectuur. 3.00 Vervolg van 1.30. 3.45 Gramofoonmuziek. 4.00 Christelijk Friesch uurtje. 5.00 Gramofoonmuziek. 5.15 Instrumentaal trio en gramofconmuzbk. 6.30 Voor tuinliefhebbers. 7.00 Berichten. 7.15 Boekbespreking. 7.45 Gramofoonmuziek. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten. 8.15 Oratorium-concert (Opn.). 9.30 Causerie „Gezins- en huwelijksmoeilijk heden". 10.00 Berichten ANP, actueel halfuur. 10.30 Het Utrechtsch Stedelijk Orkest en so list (Opn.). II.25 Gramofoonmuziek. 11.50—12.00 Schriftlezing. Feuilleton 37. En hij ging voort: „Ik moest hier zijn ge weest, mijn agent wist, dat ik hier was, ik moest binnen het bereik zijn gebleven. Die waarschuwing kon te allen tijde worden ver wacht. Ik ben vervloekt dwaas geweest en Ermsted is er het slachtoffer van geworden." Hij zweeg even en zijn gezicht kreeg een andere uitdrukking. „Arm kind, dat was een schrik voor je, een afschuwelijk ontwaken voor ons beiden." Stella was zeer bleek. „Het is me alsof ik door het noodlot word achtervolgd." „Jij!" zei hij, „maar dit heeft toch mets met jou te maken." Ze leunde tegen hem aan. „Overal waar ik kom, komt ellende, heb je dat nog niet opgemerkt?" vroeg ze. „Het schijnt, dat waar ik ga, een vlammend zwaard den weg verspert," en haar stem trilde plot- seling, „o, en ik weet wel waarom. Ik weet wel waarom. Ik weet 't wel. Omdat ik eens als de gast zonder bruiloftskleed me heb ge waagd in het verboden paradijs. Toen werd ik uitgestooten. Everard, uitgestooten in de duisternis. En nu, nu ik weer heb getracht er langs een anderen kant binnen te dringen, wordt het vonnis voltrokken in dien zin, dat overal waar ik kom, iets ten doode is ge doemd. Die vreeselijke manvertelde me op den dag dat Ralph van me werd weggeno men, dat de heilige geesten vertoornd waren. En, lieveling, hij had gelijk, ik zal nooit ver giffenis erlangen, voor ik op de een of andere wijze mijn zonden heb geboet." „Stella, Stella!" viel hij haar in de rede, „je weet niet wat je zegt. Je zonde, zooals jij dat blieft te noemen, was op zijn hoogst een vreeselijke vergissing. Kun je daar niet boven uit? Heb je dan geen geloof meer? Ik dacht, dat alle vrouwen dat hadden." Ze keek l.em vreemd aan. „Ik werd niet grootgebracht in geloof aan God," zei ze, „tenminste niet persoonlijk, niet zoo innig. Jij wel?" „Ja," zei hij. „Ah," en haar verwondering nam toe. „En geloof je nog in Hem? Geloof je nog dat Hij werkelijk voor je zorgt? Ook als alles zoo wanhopig slecht gaat?" „Ja!" zei hij weer, „ik kan niet over Hem spreken, maar ik weet dat Hij er is." Ze keek hem nog steeds verbaasd aan. „O lieveling," zei ze eindelijk. „Ben je nu bij mij achter', of ben je me heel, heel ver vooruit?" Hij glimlachte flauwtjes. „Misschien wel duizend mijl achter," zei hij, „maar ik zie ver vooruit, dat is alles!" Ze stond met een zucht op en zei treurig: „En ik, i-k ben blind! En bij het hek lachte de vlaamsche gaai weer, lachte en vloog weg. HOOFDSTUK III. Een roofdier. Nctt» Ermsted lag in een donker gemaakte kamer, bevende en uitgeput. Zooals gewoon lijk in tijd van nood, had mevrouw Ralston zich over haar ontfermd, maar ze kon maar weinig doen. Het was meer het werk van haar echtgenoot dan van haar en hij kon wei nig meer doen dan volstrekte rust voorschrij ven, want Netta was geheel gebroken. Van het vreeselijk oogenblik af, dat zij in haar rickshaw van een bezoek terugkwam en ma joor Ralston aantrof, die op haar had zitten wachten, om haar mede te deelen, dat Erm sted in de rimboe was doodgeschoten, terwijl hij van Khanmulla op weg was naar huis, was ze als krankzinnig geweest. Ze hadden haar met kracht moeten tegenhouden om zich op het doode lichaam te werpen en nu alles voor bij was, nu de man die haar had liefgehad en voor wien zij nimmer liefde had gevoeld, in het graf lag, was ze gevoelloos voor alles en weigerde iedere troost. Tessa, die de oogen wijd open had en alles opmerkte, was toevertrouwd aan de zorg van mevrouw Burton en kibbelde beurtelings met den kleinen Cedric Burton, wiens geestesver- mogens haar buitengewone minachting op wekten en plaagde, uit puur verveling den on- gelukkigen Scooter, totdat al de gedachten van het arme dier zich concentreerden op een wanhopige poging tot ontvluchten. Den eersten dag na haar terugkeer in de „Groene Bungalow" wekte Tessa Stella's medelijden op. Tommy had haar buiten aange troffen, woedend als een kleine tijgerkat over een klein contretemps met mevrouw Burton en had haar op zijn schouder genomen en mee naar huis gebracht. „Wees maar vriendelijk tegen de kleine stakkert", had hij zijn zuster ingefluisterd. Niemand bemoeit zich met haar." Mevrouw Burton kon haar stellig missen. Ze liet haar met haar gemaakt glimlachje aan Stella over en Tessa en Scooter namen tot hun volle tevredenheid hun intrek in „De 1 Groene Bungalow"» Stella had weinig moeite met het kind. Zij zelf. was het voorwerp van haar hartstochte lijke bewondering, wat natuurlijk den omgang met haar zeer vergemakkelijkte. Tessa aan bad haar en volgde haar als een schaduw, wanneer ze tenminste niet geheel in beslag genomen was door haar veelgeliefden Tommy. Voor Monck had ze heel veel ontzag. Hij be moeide zich niet zoo veel met haar. Het scheen Stella, dat hij in die dagen meer dan ooit zich terugtrok. Zelfs tegenover haar was hij gereserveerd en sprak slechts weinig, blijk baar verdiept in zaken waarvan zij niets af wist. Wanneer zij haar kleine aanbidster niet had gehad, zou zij zich in die dagen uiterst een zaam en angstig hebben gevoeld. Want hij was dikwijls afwezig, dikwijls uren achtereen, zonder eenige waarschuwing en zonder te zeg gen wanneer hij dacht terug te komen. Maar ze vroeg niets en oefende zich in geduld. Ze trachtte tevreden te zijn met zijn harte lijke omhelzing als ze samen waren en de zekerheid, dat zijn hart haar alleen toebe hoorde, maar toch kon zij nooit de gedachte geheel van zich afzetten, dat aan de poort van het paradijs het zwaard, dat zij vreesde, tegen haar zou worden gekeerd. Ze waren weer in de woestijn en de weg tot den boom des levens was versperd. Misschien was het heel natuurlijk, dat zij bij Tessa troost en afleiding zocht. Het kind was in alle opzichten zeer eigenaardig. Haar gedachten over dood. hadden niets tragisch en ze was te zeer gewend aan haar vaders afwezigheid om zijn verlies sterk als een ge mis te voelen. „Denkt u, dat Paps het prettig vindt in den Hemel?" vroeg ze op zekeren dag aan Stella Ik hoop, dat moeder er ook maar gauw heen zal gaan. Dat zou beter voor haar zijn dan hier bij den Radjah te blijven. Hij is zoo eng en kruiperig. Hij wilde me eens kussen, maar ik wilde niet. Hij keek zoozoo boosaar dig." Tessa schudde het goudbruine kopje. „En buitendien kus ik alleen maar blanke mannen!" „Hoor me eens aan," zei Tommy, die bezig was op de veranda zijn pijp schoon te maken. „Houd je daar maar bij, kindlief." „Moeder zei, dat ik ondeugend was. Ze was erg boos, maar de Radjah lachte op zijn akelige, gluiperige manier, nam haar sigaret af en rookte die zelf op. Ik had daarom een hekel aan hem," besloot Tessa en haar oogen schitterden weer als van een tijger-katje. „Het was een brutaliteit!" Tommy's lach schalde over de veranda. Het was de begroeting voor Monck, die op dat oogenblik onverwacht terugkwam en in een rieten stoel ging zitten om een bundel papie ren, dien hij in de hand 'hield, door te zien. Stella, die in de kamer aan het werk was, keek bij zijn komst even op,'maar als hij zich al den tijd had gegund een blik op haar te werpen, was hij reeds weer in zijn lectuur verdiept voor zij het had bemerkt. Hij was reeds vroeg in den morgen uitgegaan en ze had hem in verscheiden uren niet gezien. Tessa, die soms erg raak uit den hoek kon komen, liep bij haar weg en ging op één been in de deuropening staan. „De meeste menschen!" merkte ze op, „zeg gen Hallo! tegen hun vrouwen als ze binnen komen." „Heel aardig van hen." zei Tommy. „Zou de Radjah dat ook doen?" „Dat weet ik niet," zei Tessa ernstig. „Ik ben eens in het paleis te Bhulwana op bezoek geweest. Maar toen was de Radjah er niet. Ze waren heel vriendelijk, maar zoo gek en 'iet ze er toen op volgen: ,,'t Verwondert me niets, dat de Radiah het meest houdt van de vrouwen van blanke mannen!" (Wordlvervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7