Troubadour Cowboy! Cursus leerbewerking Het jonge meisje, dat spoken ziet Zaterdag 28 Januari 1939 Vierde blad iétólzï *s r ïèi J -:'; -^ v*Vr*> In Kabouter- land Carnavalspakjes voor de jeugd Op versche groente geïnspireerd f ittÉR%piiiPÉïï Wij breien zelf zoo'n modern kapje! Wild-West gezelschap is men gaarne goed gekleed. Bovenstaande elegante blouse leent zich bijzonder voor theevisites en min of meer ofti- cieele bezoeken. Zij is in hooge mate „gekleed". op het bal-masqué K a, 4>A,. 4 ^*<4 v- -.. A, V*y*. a+>;«! VAv.^j bijna al weer ouderwetsch, het kaboutermutsje, dat plotse ling aller harten veroverd heeft Doch 't kan nog lang winteren en daarom geven we voor haar, die nog niet in 't bezit zijn van 't geestige kapje, eenige wenken voor het zelf breien er van. Voor nevenstaand model, waarvan wij hoofdbedekking en sjaal afzonderlijk vervaardigen, gebruikt men vierdra- dige wol. Noodig zijn voorts twee naalden nr. 3. Men breit in strepen, begint aan den zoom van het kapje, zet 110 ste ken op en breit .eerst 8 toeren rechts, vervolgens afwisse lend 7 toeren averechts en 7 rechts. Is het werk 13 centimeter lang, dan gaat men op elke rechtsche en averechtsche toer 4 steken minderen, Heeft men tenslotte nog 6 steken op de naald, dan kan men af kanten. De sjaal begint men aan den langen kant, men zet 270 steken op. Aan het begin en einde telkens, om de toer, 2 steken min deren. Heeft men op deze wijze in totaal 40 steken gemin derd, dan worden de overige 230 steken afgekant. Men strijkt nu beide stukken zeer luchtig onder een éven vochtig gemaakten doek, naait het kapje aan één zijde dicht en bevestigt dit aan den halsdoek, zooals ons schetsje aan geeft. Tenslotte worden de naadjes ook nog onder een vochtigen doek uitgestreken en ons kaboutermutsje is klaar! (door een deskundigen medewerker.) LES 12. BOEKOMSLAG. Vandaag willen we onze cursis ten eerst nog iets vertellen over het leerbranden. Zijn we behalve van een lijnentrekker ook in het bezit van een modeleur, dan gebruiken we die, gloeiend gemaakt natuurlijk voor het schaduwen en het maken van breede lijnen. Ook hierin moet men zich terdege oefe nen op stukjes leer en eerst als men dit on der de knie heeft, kan men het eigenlijke voorwerp aan de bewerking onderwerpen. Het resultaat, dat men dan verkrijgt is al leszins de moeite van de oefening vooraf waard. Een ding echter moet men goed in het oog houden, vlakken wegbranden, zoo als dat bij hout wel gebeurt, kan bij leer niet. Het branden op leer bepaalt zich uit sluitend tot het branden van lijnen, arcee ringen en het schaduwen door wegschroeien, maar nooit paag een vlak weggebrand wor den, omdat het leer dan brekerig wordt. Maar met wat fantasie kan men hier toch al heel wat mee bereiken. Nu nog even over het instrument, waar mee we op het leer branden. Wij hebben het tot nogtoe, met een lijnentrekker of brei- EEN WAARSCHUWING Al te veel jonge meisjes willen tegenwoordig haar oudere zusters nadoen. Zij zijn coquet geworden, dl te coquet; zij hebben haar hoofdjes vol recepten voor schoonheidsmas kers en crèmes, massage methodes en behandelingen met de electri- sche naald. Zoo zijn ze niet allen, gelukkig, maar haar aantal neemt hand over hand toe. Iedere re dactrice van een schoonheidsrubriek zal u kunnen vertellen, dat een steeds grooter per centage van de brieven, die zij ontvangt, door jonge meisjes van nog geen achttien jaar geschreven zijn. En deze jonge meisjes blij ken zich ernstig bezorgd te maken over de rimpels, die zij niet hebben en nog wel in lang niet zullen krijgen, en over schoon heidsvoorschriften, die haar in werkelijk heid geen enkelen nuttigen dienst bewijzen kunnen. Een woord van waarschuwing is op zijn Zij stellen Moeder voor bijzondereproblemen, de jongens en meisjes, die mee willen doen aan Carnaval! Onze bakvischjes willen haar vriendinnetjes natuurlijk de loef afsteken op den avond der avonden; de jongens interesseert hun vermomming minder, doch hoe dan ook, Moeder moet natuurlijk raad schaffen! Wij willen haar daarbij graag helpen en lieten een paar al leraardigste pakjes schetsen voor de jeugdige feestgangers. Allereerst een troubadour, de middeleeuwsche rondreizen de zanger, die de rijke kasteelbewoners zijn zelfgecomponeerde minneliederen voordroeg. Het pakje van den minstreel is van laken, in antieke kleuren uitgevoerd en met fluweelen kraag en mouwpoffen versierd. Mosgroen met roodbruin, of kaneel- bruin met geel zijn geschikte kleuren. Nummer 2 is een fantasie-costuumpje, voor meisjes van 10 of 12 jaar bestemd. Men kan het van elk willekeurig materiaal maken, mits in teere tinten. gelijktijdig verven, om dezelfde kleur te krijgen. Een aparte moeilijkheid bij dezen boek omslag is de grootte van het voorwerp. (We hebben nog maar alleen betrekkelijk kleine voorwerpen vervaardigd) Vooral het voeren is niet gemakkelijk. Na het verven of beit sen wordt eerst de versiering aangebracht, die hier in hoofdzaak uit lijnen bestaat, die we met den lijnentrekker op het vochtige leer kunnen trekken of anders branden. Op het losse patroon, dat in uw bezit is, zijn de ruitjes nog versierd met stempelwerk. Veel hangt hier natuurlijk van eigen initia tief af. Om nu den omslag flink stevig te maken, legt men hem met de binnenzijde naar boven en beplakt die binnenzijde ge heel met artex, dit is een taaie, buigzame stof, die dient ter versteviging. Is dit geheel goed gedroogd, dan wordt het met voering- leer beplakt. Met een schoonen doek wordt van het midden uit naar de kanten hierop zoo lang gewreven, tot er geen enkel rimpel tje meer in zit. Ook de reep voor de in schuif en de band worden van artex en voe ring voorzien. Is alles goed gedroogd, dan plakken we langs de randen de inschuif op den omslag en ook den band. De plaatsen hiervan kunnen we aan de hand van de tee- kening gemakkelijk hepalen. A wordt na tuurlijk geplakt langs I, II en III, de voor kant blijft open, om het boek in te schui ven en b alleen langs IV en V, want daar gaat de band van het boek doorheen. Voor een nette afwerking worden de voorkant van a en de lange kanten van b van gaat jes voorzien en met leerband omgewerkt. Eerst daarna slaat men op de hoeken van den omslag gaatjes en verder langs den ge- heelen omtrek spleetjes of gaatjes. Denkt om de hoeken! Daar komen immers 2 steken in 't gat? Verder wordt de omtrek geheel met leerband omgewerkt. Om te weten, waar men in het boek bij het lezen is gebleven, kan men van overgebleven leer een breeden' veter snijden en dien veter in het leerband van den omtrek vasthechten. I stellen met wat de vorige week is bespro ken. Eerst, als men sérieus van plan is zich aan leerarbeid te wijden, of zich zelfs aan het branden van houten voorwerpen te wa gen, dan heeft het aanschaffen van een in strumentje zin, Een nieuwe onderneming. Het voorwerp, dat we deze week onder handen willen nemen, is een boekomslag. In afwijking met de vorige lessen, geven we hier geen afmetingen op van het leer, dat we hiervoor zullen bezigen, om de een voudige reden: lang niet alle boeken zijn even groot. We kunnen dus zelf aan de band van het boek, waarvoor we den om slag bestemmen, de lengte en breedte van het stuk leer bepalen. En we gaan dan als volgt te werk: we meten de lengte van het boek en nemen voor het leer aan weerszijden 1 c-M. meer, de breedte van het leer wordt bepaald door de voorzijde van het boek, den rug en de achterzijde plus 2 c.M. Vooral niet <e zuinig zijn met leer en heel nauwkeurig toeten, anders is uw omslag te klein. Weten we dus de afmetingen, dan bepalen we de grootte van de inschuif a (fig. 2.) en den band b. (fig. 2.) Voor het leer hebben we dus noodig de grootte van den boekomslag a b. We kunnen hier weer schapenleer voor gebruiken en voor iemand met een ruime beurs raden we aan eens Grovarloleer te nemen d.i. leer met een grove natuurnerf, wel geschikt, om te verven, maar niet om te versieren (een heel mooie leersoort.) Be palen we ons tot schapenleer, dan wordt dit eerst geverfd of gebeitst. Eikenbruin of een mooie kleur groen kunnen we hiervoor zeer aanbevelen. Omslag, inschuif en band plaats. Het Jonge meisje, dat zich de allu res van een volwassen vrouw geven wil, heeft ongelijk. Het jonge meisje, dat gelooft, dat haar schoonheid gevaar loopt als zij die niet met velerlei middelen verzorgt, ziet spo ken. Er komt zeker een oogenblik, waarop een vrouw, iedere vrouw, kunstmiddelen niet missen kan, wil zij de friscbheid en de gaafheid van haar huid tot op betrekkelijk hoogen leeftijd behouden, maar dat oogen blik ligt voor het 16-, 17-jarige bakvischje nog ver in het verschiet. Wil zij toch van alle heerlijkheden, die door schoonheidsspecialis ten aanbevolen en verkocht worden, gebruik maken, dan doet zij zich meer kwaad dan goed. De jonge huid, die bezig ie zich te vormen, wordt door de absorptie van schoon heidsproducten in haar groei en ontwikke ling belemmerd, en het gevaar is volstrekt niet denkbeeldig, dat zij ten slotte ongevoe lig wordt en niet meer voldoende reageert als het w e r k el ij k noodig wordt haar on der handen te nemen. Wat moet het jonge meisje op 1 stuk van schoonheidszorg doen? Niets. Volstrekt niets, tenzij zij zich inderdaad te beklagen heeft over aandoeningen, die ingrijpen eischen. Een normale jonge-meisjes-huid kan het ge makkelijk zonder ieder schoonheidsproduct stellen; er is geen enkele amandelmelk of rozen crème gefabriceerd, die het werk, dat de natuur levert, verbeteren kan. Laat het jonge meisje zich vooral niet kwellen met de schoonheid, die de jeugdige sterren van het filmdoek s c h ij n e n te bezitten. Een filmactrice moet zich nu eenmaal veel laten welgevallen, waaraan de gewone jonge vrouw gelukkig ontkomt. Er is ten slotte geen grooter schoonheid dan die, welke de jeugd bezit, zonder dat zij er moeite voor behoeft te doen. Met die schoonheid kan het jonge meisje zich volkomen tevreden stellen. GERTRUDE. ging dan ook wel eens mal toe. Smulpartijen en drinkgelagen vormden de voor naamste bestand- deelen van het Carnavalsfeest, welks vermaken overigens veel ver wantschap vertoo- nen met de ge bruiken van de oude Heidensche Lentefeesten. Het vermommen, het schenken van bloemruikers en het werpen met lekkernijen zijn van Heidenschen oorsprong. Maar het leven is een vicieuze cirkel en de pret- lievende 20ste eeuwsche mannen en vrouwen zijn nog net zoo ver zot op maskera des en lekker eten als hun ver re voorvaderen... De Middeleeuwen noemden de week voor den vastentijd, waarin het Carnaval zijn hoogtepunt bereikte, de „Malle Week", Het 1. 2. naald gedaan (les 11.) Een bezwaar hier van is dat èn de lijnentrekker èn de brei naald vrij spoedig afkoelen, zoodat we niet geregeld kunnen doorwerken. Daarom heeft de vernuftige mensch naar een ander voor werp uitgezien, om dit branden uit te voe ren en wel een platinabrandapparaat. Dit is het instrument met een platina punt, welke door doorpompen met benzinedamp steeds gloeiend blijft. Met zoo'n apparaat kan men dus regelmatig doorwerken en de punt is niet nu eens gloeiend en dan weer bijna koud. Zooals we in dezen tijd haast voor alles electrische apparaten bezitten bestaan er op het oogenblik ook electrische brandapparaten, die heel eenvoudig te be dienen zijn. Men steekt of schroeft de punt in den houder, zet het toestel op den begin- stand, steekt den stekker in het stopcontact en draait den wijzer langzamerhand verder, totdat de punt begint te gloeien. Op omge keerde wijze schakelt men het toestelletje uit. Dit apparaatje is dus verreweg het ge makkelijkst te bedienen. En het platina brandapparaat en het 'electrische zijn na tuurlijk aanmerkelijk duurder dan de ver hitte breinaald of lijnentrekker bij aan schaffing. En is men dus maar een tijdje leerbe werker (ster), dan kan men het wel Dan zien we een cowboy! Vooral de bontgeruite blouse, de nonchalant geknoopte halsdoek en groote hoed moeten van het Hollandsche jochie of meiske een romantisch Wild-West-figuurtje maken Opzettelijk geven wij nog een prentje van een eenvoudig bloemcnverkoopstertje, want het lijkt ons goed, ons kroost niet tè gewichtige Carnavalscostumes te geven. Vooral ook moeten zij zich in hun maskerade-toiletjes onbelemmerd kunnen bewegen. Voor de zestienjarige dient de meest rechtsche creatie... een groentenvrouwtje! De jurk maakt men van effen groene zijde, crêpe of tulle, waarop men eenige appliqué's in den vorm van koolbladeren aanbrengt. Op het hoofd van de bakvisch prijkt een bosje peterselie, uit restjes vilt of uit ander ge schikt materiaal geknipt. Roode radijzen dienen als oor bellen en ook de schoentjes zijn met bosjes radijs versierd. Op corsage en taille hechten wij, imitatie-groentenbou- quetjes, doch de korfjes die het juffertje draagt, vult men liefst met versche groenten: wortelen, radijs, enz. Dit costuumpje kan met eenvoudige middelen gefabriceerd worden en maakt toch een buitengewoon aardig effect. DE „MALLE WEEK."' Léontine.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 13