De weddenschap tussen Koning Winter
en de Lentekoningin
f ÊMZÊM
m pi
ïleAte icuiyeni en mei&jei!
Oplossingen raadsels vorige week
iii.
Nieuwe Raadsels
Overstappen alstublieft
j EDGAR RICE
IBURROUGHS
Ziezo, ik hoop dat we nu eens even rus
tiger kunnen praten; ik zou jullie gewoon
kwutraken als het in zo'n razend tempo
moet gebeuren. Ik vergeet namen en ik weet
niet meer of m'n vriendjes voor de eerste
de tweede of derde keer meedoen. Maar een
ding heb ik niet vergeten en dat is jullie
iedere week te vertellen, wie het boek of
de taart gewonnen heeft. De vorige week
was het een taart, die nu natuurlek allang
naar de maag van de prijswinnaar verdwe
nen is. Een Sint Nicolaas taai taai of spe
culaas kan je nog wel eens een maand be
waren en mijn jongens hadden suikere bees
ten en chocolade figuren na twee maanden
nog in hun trommeltje zaten, maar met 'n
taart zal ik je dat zeker niet wagen, want dan
lust de poes hem zelfs niet meer.
Van de week was het weer een boek en
de gelukkige winnares daarvan is:
Hennle Korbee, P. Quantstraat 5.
Teuntje Kloosterman. Die kleine broer
tjes doen altijd ondeugende dingen, Teuntje,
of eigenlijk is het niet goed om dat te zeg
gen, maar ze doen precies wat ze graag
willen of wat ze leuk vinden en ze moeten
natuurlijk nog leren, dat er verschillende din
gen niet goed zijn. Onze kleine Frans heeft
er een hekel aan 's middags naar z'n bedje te
gaan en als hij nu half kans ziet, sluipt hij er
zachtjes uit vandaan en staat plotseling weer
in de kamer. Maar je begrijpt, een vinger
naar de deur en hij druipt met een benauwd
gezicht af. Volgende dag probeert hij het
weer, zo zijn die dreumissen van 2% jaar.
Gerard Molenaar. 't Is leuk als je achter
die Rallye avonturen staat, Gerard, maar 't
is niet leuk als je ze meemaakt. Ik heb eens
een tocht met een watervliegtuig meege
maakt, die me nog lang zal heugen. Nu vind
ik het aardig, maar toen ik daar in die open
kist boven zee zat, toen was het allesbehalve
leuk. Zo is het met veel dingen.
De Bengeltjes. O nee, Ebbo zegt nog niet
veel. Alleen als hij honger heeft, zet hij een
grote mond op, zodat Fransje hem van de
week van de hand wou doen voor een ander
broertje, omdat hij te hard huilde. Maar
overigens ligt hij heel veel, bijna dag en
nacht te slapen in het holletje van z'n wieg.
Ik hoop, dat het morgen net zulk mooi weer
is als vorige week en dat je dan geen huis
werk hebt.
Frans Peter Wethmar. Dat is heus
een hele mond vol, Frans Peter, ik zou één
zo'n naam al prachtig genoeg vinden.
Waar heb je schaatsengereden Zeker ach
ter het Singel. Wat hadden de jongens het
ijs daar anders verknoeid, dat was wel jam
mer, vond je niet, 't leek wel een wasbord
en dan nog een heel slecht.
George Veer. Ja, George, dat was heel
leelijk met die vinger van Tjib. We hebben
een stalen voordeur en de kanten daarvan
werken bijna precies als messen, dus je be
grijpt dat 't er lelijk uitziet, als je daar tussen
komt en de dokter en de chirurg zijn er dan
ook aan te pas gekomen. Maar Tjib heeft
zich wat kranig gehouden en de volgende
dag wilde hij alweer naar school, al was het
dan ook met een groot verband, en daar zal
hij nog wel een paar weken mee moeten
lopen. Hoorde jij 't op school?
Cor Wulffelé. Er waren deze week juist
veel foute oplossingen, Cor, en ik denk dus,
dat er heel wat in gevlogen zijn. Maar die van
jou waren in ieder geval goed,
Bcp Wulffelé. Ik vind het juist fijn weer
Bep. Zondag en Maandag leek het wel zomer,
je zou bijna geneigd zijn je jas thuis te laten.
Ja, die mannen met die gasmaskers ben ik
ook tegengekomen, op een avond op het Sin
gel. Een griezelig gezicht al die slurven.
Tin! v. Brederode. Ja, dat zal een feest
worden als er een Prinsje geboren wordt en
wat leuk, dat het nu in de zomer komt, dat
maakt het dubbel feestelijk. Hoe bevalt het je
op de padvinderij
Greta Blokker. Wat een fijne dag hebben
jullie van vaders verjaardag gemaakt. Als
mijn kinderen een jaartje ouder zijn word ik
misschien ook zo verrast op m'n verjaardag.
Die meneer die je tegenkwam was natuurlijk
een Duitser, maar uit welke plaats hij kwam
weet ik niet. Duitsland heeft wel tiendui
zend steden en dorpen.
Jacob en Bika Ras. Ja, jij haalt een
frisse neus, als je de raadsels wegbrengt,
Rika, een fijne wandeling als het niet stormt
en regent. De Rehoboth-school ken ik wel en
jullie hoofd ken ik heel goed. Wel gefelici
teerd, hoor, met de verjaardag van je vader.
Slary Jurg. Ik zal er op letten, Mary,
dat je naam bij de goede oplossen staat,
vorige week zal je dan wel een foutje ge
maakt hebben en daardoor is natuurlijk toen
ook de taart aan je neus (mond) voorbijge
gaan.
Dina en Wytske Hllboesen. Als Wytske
de raadsels op kan lossen en een briefje kan
schrijven mag ze natuurlijk meedoen, Dina,
net zo goed als jij en dan is ze even welkom.
Rika Key-er, Den Burg (T). Die meestor
van jullie is geloof ik een grappenmaker,
Rika, door jullie zo te pakken te nemen met
je onder stroom te zetten. Een „bibberig"
gevoel is dat, hè, als de stroom door je heen
gaat. Ik begrijp nu, waarom ik je briefje
vorige week miste.
Minkie en Rinse Hijma. Alweer een
broertje en een zusje, dat zich als vriendin
netje en vriendje aanmeldt en dat niet
afgewezen wordt. Natuurlijk niet, ik ontvang
alleen maar en wijs niemand af. Dus tot vol
gende week Minkie en Rinse, wat een gezel
lige namen hebben jullie.
Tini en Ida Scheepvaart. Een echt gezel
lig briefje, tweetal. Wie heeft het van jullie
tweeën geschreven? Leuk, dat die poes en
die hond bij jullie zulke goede vrienden zijn.-
Over het algemeen hebben die verschillende
dieren een leven als „hond en kat", maar
je ziet bij jullie, dat ze toch ook wel vrien
delijk tegen elkaar kunnen zijn en dat me
nigeen daar nog een voorbeeld aan kan
nemen.
Frans Groote, VUssingen. Nee, Frans
je laatste brief heb ik niet gezien en kon
ik dus niet beantwoorden. Eerlijk gezegd
wist ik niet eens dat jij zover uit Den Hel
der was gegaan. Vind je het leuk in de
Scheldestad of was je liever in Den Helder
gebleven? Nico Boschaard herinner ik me
niet meer. Je moet denken er deden onge
veer honderd kinderen aan „Repelsteeltje"
mee. Maar jou ken ik zoveel te beter. Blijf
je trouw schrijven?
Klaas Jellema. Ja, we hebben nu al
weer een paar dagen gehad, dat het weer
was voor de duinen, Klaas en je kan 's mor
gens en 's avonds best merken, dat de zon
wat vroeger opstaat en later naar bed gaat.
Gelukkig wel, we houden toch meer van
de lente en de zomer, dan van de winter
met z'n kou en narigheid.
Gerard Jellema. Nee, dat behoef je me
niet te vertellen, Gerard, ik heb die lek
kere taart gezien, toen hij Zaterdagmiddag
gebracht werd en ik had juist zo'n honger,
want ik had sinds half zeven niets meer
gegeten. Nu, je begrijpt, als je daar met
een hongerige maag naar zo iets heerlijks
staat te kijken, dat je dan even denkt, ik
wou dat ik dat Kindervriendje was, die zo
iets lekkers krijgt.
't Vriendje, dat me schrijft, dat
varen z'n lust en z'n leven is, vergat zijn
naam te schrijven. Ik kan me begrijpen, dat
de zee trekt. Ik ben ook bij de zee geboren
en ik houd veel van de zee, bij mooi weer
en bij lelijk weer, maar toch zou ik nooit
zeeman worden. Maar ik kan me heel goed
begrijpen, dat een ander het wel graag wil.
Kuna Visser. 't Is een lief Prinsesje,
Kuna, dat we hebben en als het broertje
van Teuntje Kloosterman er veel op lijkt,
is het dus ook een lief broertje.
Piet Strous, Vlissingen. De schepen
schijnen niet van stapel te willen loopen, als
de Koningin het wil, Piet. Het was het
tweede schip, dat stil op de helling bleef
staan. Heb ik je niet geschreven over je
tekening? Vermoedelijk had je je naam ver
geten. Ik herinner me nu niet zo goed meer
wat het was. Doe nog eens je best.
Jan Strous, Vlissingen. Nee, in Den
Helder hebben we ook niet meer op schaat
sen gereden, Jan. Het ijs, dat berijdbaar
was, hebben de jongens weggeprutst door
er steenen en rommel op te gooien.
Rika Koningstein. Dat is zeker toeval
lig, Rika, dat jij gelijk met Piet Strous dat
boek van Robin Hood gelezen had. Ja, er
zijn heel wat spannende en mooie boeken.
Jongens en meisjes, ik stop. Tot volgends
week. Alle briefjes zijn beantwoord.
i.
ii.
Als ze te water gaan.
De Melkweg.
De klok.
Goede oplossingen ontvangen vant
Jacob en Rika Ras; Nellie de Langen;
Greta Blokker; Wijnand Kerstens; Corrie
Doorn; Marie Dekker; Annie en Loekie
Janssen; Tillie, Ellie en Eleonora Bisschop;
Marie Groothuis.; Lena Looijinga; Leon en
Loeki v. d. Wal; Diena en Wyske Hilboe-
sen; Bali, Annie en Cor v. Bijnen; Nellie
Hoogvorst; Tini v, Brederode; Bep en Cor
Wulffelé; Jan Koomen; Coen en Wiesje
Coster; Leontine Neeltje, Coen en Fritsje
Coster; Repelsteeltje; Siemon Leyen; Sien-
tje, Hennie en Beppie Korbee; Frans Pe
ther Wethmar; Gerard Molenaar; De Ben
geltjes; Riek en Tiny Hendrikse; Teuntje
Kloosterman; Mary J.
Het heeft vijf vingers en toch geen hand.
Het is een schoen maar zonder zool.
II.
Voeten heb ik om op te staan, maar ik
gebruik ze niet om te lopen Wanneer je
op mijn schoot zit dan geef ik rust bij het
werk!
III.
Ik zit niet in vlees, maar wel in worst,
niet in de huid, maar wel in de darm. Met
mij is honger en dorst, ik kom voor bij
arm en rijk.
Koning Winter en de Lentekoningin hielden
een weddenschap. Koning Winter had tegen
de Lentekoningin gezegd: „Ik wil wedden,
dat de mensen meer van mij houden, dan
van jou." Als ik er ben, zeggen ze altijd:
„Fijn, het is weer winter. Nu kunnen we
weer eens heerlijk schaatsenrijden en de
kinderen kunnen weer sleeën en een sneeuw
pop maken," Maar wat kunnen de mensen
nu doen als jij er bent? Niets van dat alles.
Neen hoor, ze houden vast meer van mij.
„En ik zeg, dat de mensen meer van
mij houden," hield de Lentekoningin vol.
„Maar laten we er niet verder over kibbelen.
We zullen het de mensen zelf eens laten
zeggen."
Ze spraken af, dat elk iets mocht be
denken, wat de mensen prettig zouden vin-
de. Koning Winter mocht beginnen.
„Nou", dacht Koning Winter, „ik hoef me
niet lang te bedenken. Ik weet, dat de men
sen erg veel van schaatsenrijden houden en
dus zal ik wel zorgen, dat er gauw een
laagje ijs op het water komt." Maar om het
te laten vriezen moest het flink koud zijn en
daarvoor was het het beste, dat het zonnetje
een tijdje wegging. De Koning beval daarom
aan de zon zich zolang achter een dikke
wolk te verstoppen. Toen ging hij zelf zo hard
blazen als hij kon, zodat er een koude Noord-
Oostenwind kwam en het duurde dan ook
niet lang, of een dun ijslaagje bedekte het
water. Het werd steeds dikker en dikker en
op het laatst was het zó dik, dat de mensen
tegen elkaar zeiden: „Kijk eens, hoe het ge
vroren heeft? Fijn, ik ga gauw mijn schaat
sen weer uit de kast halen."
,Zie je," zei Koning Winter tegen de
Lentekoningin, „hoe blij de mensen met me
zijn? Overal zie je verheugde gezichten". Ja,
de Lentekoningin moest hem gelijk geven.
„Nu ga ik de kinderen nog blij maken,"
zei Koning Winter.
Hij ging nu naar de wolken, liet er kleine
regendruppeltjes uit vallen, die hij met zijn
koude Noord Oostenwind ging bevriezen en
al heel gauw hoorde hij de kinderen nu zeg
gen: „Kijk eens het sneeuwt. Fijn, nu kun
nen we straks een sneeuwpop maken en
sleeën".
In de grote steden kan je op sommige
tramlijnen een overstapje krijgen, waarop
je van de ene tram naar de andere kunt
overstappen. Dat gaat allemaal heel vlug
en gemakkelijk. Maar het is heel iets an
ders, als je in Indië een „overstapje" neemt
Dat merkte deze jonge dame ook, toen ze
uit haar auto op een olifant moest klim
men. Dat waren twee heel verschillende
vervoermiddelen. De olifant was wel he
lemaal voor dit speciale doel uitgedost en
had een prachtige stoel op zijn rug, maar
het is toch heel iets anders dan een moder
ne auto!
„Zie je nu wel, dat iedereen blij met mij
is?" zei Koning Winter.
Ja iedereen was blij. En Koning Winter
dacht: „Ik zal nog maar eens extra hard
blazen en extra veel sneeuw laten vallen,
wat zullen de mensen dan een plezier
hebben."
Nou de mensen hadden plezier, hoor. Ze
konden schaatsenrijden en de kinderen
sneeuwballen gooien naar hartelust.
Maar toen dat zoo enige weken geduurd
had en het eerste plezier ër wat af was, zag
Koning Winter tot zijn schrik, dat de men
sen niet meer zo blij keken als in 't eerst.
„Hé, wat zou er toch zijn," dacht hij; „nu
hebben ze ijs en sneeuw zoveel ze maar
willen en nu hoor ik de mensen maar steeds
mopperen." Toen hoorde Koning Winter, dat
ze tegen elkaar zeiden: „Dat ijs en die
sneeuw is wel fijn, maar ik wou toch maar,
dat het niet zo verschrikkelijk koud was.
Brrr zo koud als het deze winter, is het
haast nog nooit geweest. Mijn neus en oren
zijn bijna bevroren."
„O", dacht Koning Winter, „als het
anders niets is. Daar weet ik wel raad op."
En hij beval onmiddellijk aan de zon om
weer zo spoedig mogelijk voor de dag te
komen. Daar kwam de zon al en de men
sen hielden op met mopperen.
Maar nu gebeurde er iets anders. Door de
stralen van de zon begon het bovenste laagje
sneeuw te smelten. De Koning zag het met
schrik. „Ho, ho", dacht hij, „als de sneeuw
gaat smelten, kunnen de kinderen niet meer
sleeën". Dus zei hij tegen de zon: Zo is
het genoeg. Verstop je nu maar weer,
anders blijft er geen sneeuw meer over." En
hij dacht bij zichzelf „Nu zal ik het maar
weer eens een tijdje flink laten vriezen."
Maar o wee! Door de vorst bevroor het
gedooide laagje sneeuw en nu werd het zó
glad op straat, dat de mensen hun huizen
niet eens meer uit durfden. „Wat is dat nou"
zei Koning Winter, „nu zie ik bijna geen
mens meer op straat. Heb ik ze daarom zo
veel plezier gegeven?"
De Koning werd nu zeer boos: „Ik zal ze
wel krijgen, die akêlige mensen,"
Van kwaadheid begon hij nu heel hard
te blazen, zó hard, dat de takken van de
bomen afknapten en de mensen van angst
maar dicht bij de kachel kropen en helemaal
niet meer buiten durfden. Ze mopperden nu
nog veel meer op de winter. Van kwaadheid
begon Koning Winter steeds harder te
blazen. Juist toen hij weer een paar takken
van een boom af wou rukken, kwam daar
de Lentekoningin aan. Ze kwam hem ver
telen, dat zijn tijd om was en dat het nu
hSAr beurt om iets plezierigs voor de men
sen te bedenken. Koning Winter hield op
met blazen en keek nieuwsgierig naar de
Lentekoningin. Hij was benieuwd, wat zij nu
zou doen.
Koningin Lente vroeg direct het zonnetje
om weer te voorschijn te komen. Elke dag
moest de zon schijnen en zo duurde het niet
lang, of alle sneeuw smolt door de warme
zonnestralen weg. De mensen kwamen weer
op straat en keken direct veel vrolijker.
„Heerlijk die zon',, zeide ze tegen elkaar.
Toen deed de Lentekoningin nog iets. Op een
dag toverde ze met haar toverstaf allemaal
aardige witte bloemetjes uit de grond te
voorschijn. Dat vonden de mensen toch wel
zo fijn. „Heb je die leuke witte bloemetjes
al boven de grond gezien", zeiden ze tegen
elkaar, „het lijken precies kleine klokjes en
ze zijn zo wit als sneeuw. Sneeuwklokjes
zullen we ze noemen. Zij luiden met hun
kleine klokjes het voorjaar in. Heerlijk, nu
wordt het gauw weer warm en is het ge
daan met die akelige winter. Het voorjaar is
toch veel prettiger dan de winter."
„Hoor je, wat ze zeggen, zei de Lente
koningin tegen Koning Winter, „zie je wel,
dat ze meer van mij houden?"
Ja, het was waar. De Koning moest het
wel toegeven. De Lentekoningin had gelijk.
Ze had de weddenschap eerlijk gewonnen.
TANTE ANS.
DOOR
Drie ptomen probeerden nu tegelijkertijd
Tarzan aan te vallen. De aanvallers hadden
één ding voor, zij waren onder water beter
bekend dan de mensen, tegen wie zij vochten.
Slechts één ptoom maakte rechtsomkeert. Hij
kfrde zich om en liep hard weg. Tarzan ech
ter begreep, dat het noodlottig voor hem zou
zijn, als hij naar de tempel terugkeerde om
daar hulp te halen. De aapman volgde hem en
had hem al spoedig ingehaald. De ptoom
voelde zich in de hoogte getild en even later
vloog hij over het hoofd van den aapman
tegen de grond. Doch de ptoom nam zijn drie
tand in beide handen en wilde deze in het
lichaam van Tarzan stoten. De aapman had
deze beweging gelukkig gezien en had nog
juist de tijd zijn aanvaller bij een enkel te
grijpen en hem opnieuw tegen de grond te
werpen. Nu smeten zij beiden hun drietand
weg en trokken hun mes. De ptoom vocht als
een wilde, maar onverstandig. De aapman had
al spoedig de zwakke plek van zijn vijand
gezien en wrong hem het mes uit de vuist.
rarzan uaa zyu vyand bijna versiagen. toen
er een grote vis op het toneel verscheen, die
precies tussen de benen van Tarzan door
zwom, waardoor deze achterover viel. De
ptoom zag zijn kans en nam de gelegenheid
waar. Hij schoot naar voren en wilde het
mes, dat Tarzan had laten vallen, in het hart
van zijn hulpelozen tegenstander steken.