TARZAN :n I lazen voor DE LAMP EN DE Defensie in Indie, gesprek van den dag Radioprogramma in de Woestijn EDGAR RICE j BURROUGHS Uit de Pers van heden Dienstbode in het politieblad door Ethel M. Dell f DOOR T>, 101' t,®"6.™11 verwond en razend, omdat zijn prooi hern was ontnomen, wendde en keerde het dier zich, doch zijn krachten namen snel ff' c u 7,as niet in staat Tarzan van zich af kk,m die langs zijn dikke nek omhoog klom, waar hij eindelijk een plek vond, waar hg zijn mes in de nek kon steken. De leeuw, het luipaard en de antilope, al deze dieren had Tarzan kunnen doden, tijdens ugn leven in de wildernis, waarom zou hij dan dit beest, waarin ook bloed stroomde, niet de baas kun nen worden? Tenslotte bereikte Tarzan zijn doel en gaf zijn tegenstander de genadestoot. Het monster, trilde, stuiptrekte en stierf. De aapman, die zo juist de overwinning had be haald, liet zich nu weer op de bodem van het meer zakken en beduidde gn vrienden hun tocht voort te zetten. En weer vervolgden zij hun weg door de wildernis onder water. Tar zan keek steeds in het rond, bang dat nieuwe ar nvallers hen zouden overvallen. En werke lijk, er kwamen ook nieuwe monsters naar hen toe en zij verwachtten weer een nieuwe strijd, doch de dieren zwommen dcor en lieten hen met rust. Erger waren de zestig ptomen, die op zoek naar hen waren. En hiervan wis ten z\j niets. OóK EEN WAARDEERING! „De boekhandelaar had een olijke bui, al dus de Dordrechtsche courant, toen hij 'een zwaar boek, dat het publiek gewogen en te licht bevonden had, opnam, naar zijn étala ge droeg en voorzag van de heilsbelofte: „Een kilo Ritter voor 75 cents". Het boek was van Ritter (dr. P. H.) en het wóóg één kilo. Dus de boekhandelaar was volkomen correct, toen hij zooveel gees telijk en materieel gewicht voor 75 spie ten verkoop stelde. Maar zal men, zooals gezegd, zeer correc te daad niet als een aan de kaak stellen be schouwen? Zal men niet zeggen: „Arme Ritter (dr. P. H.), gij, die ons door uwe wekelijksche publicaties-voor-de-microfoon laaft en sterkt moet gij het nu nog beleven, dat een bru taal boekhandelaart.je uw kennis en schrijf kunde met ordinaire gewichten weegt en in ordinaire centen uitdrukt? Is dat nu de vrucht van uw literair hoogepriesterschap? Zal men zóó niet spreken en zeggen en zal men aldus des boekhandelaars verdien stelijke handeling, waardoor hij de aandacht van het leesgrage publiek vestigt op een kilo geestes-arbeid van des leesgragen pu blieks gevierden voorganger en -lichter, niet verdoemen? Spreekt en zegt en verdoemt men aldus, dan nemen wij het voor den boekhandelaar op! Want de boekhandelaar is niet slechts een oolijk man: hij is meer; hij is een Edi son of zoo iets, een Columbus, een... ja, we weten niet wat, maar in ieder geval een oorspronkelijke geest. Heeft- ié mé daar gevonden, waar de el kaar tegensprekende critici immer naar zochten; een zuivere maatstaf voor letter kundige productie. Volgt men zijn voorbeeld dan verdwijnen de letterkundige beschouwingen, die nie mand leest, dan eclipseeren de recensies, die ieder voor zoete koek aanneemt, dan wordt het geredekavel-mct-en-zonder naijver over boeken en schrijvers nagelaten. Want dan komt in de krant en in het let terkundig weekblad en in de, als zand van de zee zoo menigvuldige maadbladen-van- jongeren de dagelijksche, wekelijksche en maandelijksche letterkundige noteering. 5 kilo Merijntje Gijzen f 0.50, 2pond Szekely-Lulofs f 0.621/2, 3 ons Jo v. Ammers Kuiler f 0.95 en 1 ons Jan Greshoff f 2.75 OVER BOEKEN GEEN GRAPJES! Echter, het nieuwsblad voor den boekhan del is zéér boos op dezen boekverkooper, omdat hij met een aankondiging als boven staan het boek zijn deftigheid, zijn heilig heid ontneemt. „Eerder dan „Arme Ritter", zal men aldus het blad naar wij vreezen moeten zeggen: „Arme boekhandelaar." Het komt ons voor, dat deze een verkeerd object voor zijn grappigheid gezocht heeft. Wie iets voor het boek voelt, vindt het al vervelend, het in prijs te moeten depreciëeren - de gal genhumor, die deze boekverkooper daarbij te baat nam. pleit allerminst voor 's mans geesteshouding. Er zijn grenzen, en die grenzen werden hier overschreden. Ook al neemt de Dordrechtsche Courant het voor den boekhandelaar op. Wij scharen ons lie ver aan de zijde van het boek." DE N.S.B., DE BOEMAN? Het communistische Volksdagblad schrijft: Het debat over het wetsontwerp tot wor- ging van lie vereenigingsrecht, door minis ter Goseling ingediend, toont weer eens de zwakheid van optreden der democratische partijen. De S.D.A.P. heeft door haar Ka merlid Donker een amendement ingediend, de heer Joekes van de Vrijzinnig-Democraten heeft wat tegengesputterd. Alleen Louis de \isser rukte het schijnheilig masker van het gelaat van de in dit wetsontwerp schui- lendè politiek. Hij was de eenige die de vraag scherp stelde: Waarom thans zulk een muilkorf voor de politieke partijen en waarom niet tien jaar geleden? Het antwoord is duidelijk Omdat sindsdien de N.S.B en andere fas cistische groepen zijn ontstaan. De waarheid komt er uit, merkt het Nat. Dagblad bij deze communistische ontboeze ming op! DE EIGEN FRIESCHE KANONNEN, De provincie Friesland zal zelf de gel den beschikbaar te stellen voor afweerge- geschut ter bescherming van de provinciale electriciteitswerken, en daarbij de zegen heb ben van de regeering. Van verschillende zij den heeft men tegen dit denkbeeld protest aangeteekend; de Grondwt bepaalt nu een maal: „Al de kosten voor de legers van het rijk, worden uit 's rijks kas voldaan." Met letter en geest van deze bepaling is de parti culiere, gemeentelijke of provinciale aan koop van kanonnen niet te rijmen. Wij begrijpen, dat de zeer ernstige om standigheden van dit oogenblik tot bijzon dere maatregelen napen, zfegt Het Vk. Wij zouden arbeiders, die in dit bedrijf of in andere bedrijven, die dit voorbeeld volgen tot meewerking aan de bediening van 't „eigen" geschut worden uitgenoodigd, aller minst willen aanraden, zich aan dit werk te onttrekken. Als, immers, de landsregeering zich eenmaal op dit standpunt stelt, dan moeten overheids- en particuliere bedrijven wel zien, dat zij zoo goed mogelijk dekken. Maar de landsoverheid behoort dit stand punt niet in te nemen. Het is opzichzelf al een kwaad verschijnsel, als men zoo gemak kelijk een grondwettelijke bepaling op zijde schuift. Niet minder bedenkelijk zijn de ge volgen. Ook als wij aannemen, dat door het opnemen van de bedieningsmanschappen in een miliiaire organisatie hun volkenrechte lijke positie behoorlijk geregeld zou zijn, dan blijft het principieele bezwaar, dat hier een rijk bedrijf zich een beveiliging kan aanschaffen, die bedrijven met slechter fi- nancieelen toestand zich moeten ontzeggen; dan zal de provincie of gemeente, die nog over eeiiig geld beschikt, het eigen publiek bedrijf kunnen beschermen, en de anderen, die geheel in de financieele put zijn ge raakt, zullen zich deze „weelde" moeten ontzeggen. Tot deze hoogst onrechtvaardige toestand komt men, als men het juiste grondwettelijke beginsel loslaat... NU CARNAVAL NADERT. Is het Carnavalsfeest in zijn tegenwoor- digen vorm als ontspanning te verdedigen van katholieke zijde, vraagt Dr. H. Knip penberg in de Maasbode (R.K.) en vervolgt dan; Sinds eenigen tijd beijverden zich stede lijke besturen om het Carnavalsfeest te ver edelen en aanvankelijk leek men daarmee eenig succes te hebben. Onze katholieke pers werkt ook in die richting. Er zijn nooit meer aankondigingen van „prettige carna valsviering in vele katholieke bladen ver schenen als de laatste jaren, met het ge volg, dat op plaatsen waar vroeger van Car navalsviering geen of weinig sprake was, die stevig uitgroeide. Vergoelijkend werd gezegd, dat dit geschiedde om de meer ge goeden en de pretzuchtige jeugd af te hou den van bezoek aan andere plaatsen waar grooter gevaren hen bedreigden: meteen bleef dan het geld, dat toch op moest, ter plaatse. Optochten werden georganiseerd. Het heele jaar door voerden comité's een geldelijk beheer om die zoo aantrekkelijk mogelijk te maken. Zoo was men op den goeden weg om het in zich zinneloos feest tot een soort landjuweel „in 't sotte" te ver werken. Maar 's avonds en 's nachts? Ont ketende dwaasheid laat zich, zélfs politieel, moeilijk betoomen in maskerade-kleeding bij veel drank en opwindende muziek. Onze maatschappij blijkt allereerst be hoefte te hebben aan geestelijke herbewa pening, aan nieuwe geestelijke ordening. Zou nu niet een flinke stap in die richting zijn, dat begonnen werd met de opruiming van wat de publieke zedelijkheid schaadt, wat algemeen bekend staat als uitspatting? Als er dan toch in sommige streken publiek gefuifd moet worden bij den aanvang van den kerkelijken boetetijd, naar de meening van sommige leeken, die er materieel be lang in zien, blijkt het hedendaagsch vin dingrijk vernuft dan niet in staat een dol tegen een redelijk vermaak in te wisselen? Hiervoor getroost men zich niet de noodige moeite. Allerlei ouderwetsigheid ruimt men gemakkelijk op, maar ouderwetsche zinne loosheid laat men voorttieren. Zoo zit de zaak, nuchter en zakelijk bekeken. Amsterdamsche Mevrouwen be nadeeld. De opliehtstei in Apeldoorn aanqehouden. Korten tijd geleden had een mevrouw, wo nende op de Da Costakade te Amsterdam zooals men zich zal herinneren zonder na der te infornieeren een meisje in dienst ge nomen. Na een dag verdween dit meisje met medeneming van een portemonnaie met driehonderd gulden uit een damestasch. Volgens het signalement, dat de bedro gen mevrouw de politie opgaf, was er gelij kenis met een foto, welke in het politieblad voorkwam van een meisje, dat werd gezocht voor verschillende diefstallen, onder andere ook voor een diefstal te Den Haag. Recher cheur Bakker ging aan het speuren, ni?t het resultaat, dat hij het meisje Dinsdag middag te Apeldoorn, waar zij een paar da gen, zooals zij zeide „bij kennissen met va- cantie vertoefde" kon aanhouden. Het meisje is naar Amsterdam overge bracht en op het politiebureau ingesloten. De politie heeft inmiddels ook van een me vrouw wonende in Zuid, een klacht, dat dit meisje na korten tijd in dienst te zijn ge- wees, met geld van de familie is verdwenen. Van de driehonderd gulden, welke zij op de Da Costakade had weggenomen, was nog vijf en vijftig gulden, geborgen in de porte monnaie, van deze mevrouw, over. Van het andere had zij goeden sier gemaakt. Nederland is niet „Indisch" ge noeg, zegt oud-minister Ver schuur. In de spannende dagen van September is oud-minister Verschuur in gezelschap van zijn echtgenoote naar Indië vertrokken, gis teren keerde hij in het moederland terug. In een personderhoud verklaarde de oud minister, dat de internationale toestand de Indische ondernemers met groote zorg ver vult. In Indië, aldus de oud-minister, spreekt iedereen over de deiensie en de communis opinio is, dat Indië 6 flinke kruisers (a-klasse) noodig heeft, dat is dus meer dan in hef vlootplan Deckers is voorzien. De financieele tóestand van Indië bespre kende, zeide de lieer Verschuur, dat de landsfinanciën in 1940 een grooter tekort zullen vertoonen dan in 1939. Het perspec tief voor het komende jaar is slecht. De belastingen zijn in Indië zeer hoog en men maakt nu de naweeën mede van jaren van bezuiniging. Alle bezuinigingen geven als het ware een tegendruk. Men kan de alge- meene ontwikkeling eenige jaren stuiten maar dan doen zich allerlei eischen voor, zooals vernieuwing van materiaal, waaraan niet te ontkomen is. Nederland is niet „Indisch" ge noeg! Tenslotte maakte de heer Verschuur eeni ge opmerkingen over de belangstelling in Nederland voor Indië. Daarover is men in Indië slecht te spreken en zulks met reden, meent de heer Verschuur. Die belangstelling noemde hij ergerlijk, bedroevend klein. Hij is overtuigd van de noodzakelijkheid, dat er meer Nederlanders naar Indië moeten reizen, waardoor de massa in het moeder land meer imperium-minded zou worden. Dat is de massa veel te weinig. In Engeland is men veel meer doordrongen van de plich ten die het bezit van een imperium het moe derland oplegt, zoo besloot de heer Ver schuur. Waar de oud-minister in kwaliteit van voorzitter van de R.K. Staatspartij de kolo niën had bezocht, waren verscheidene voor aanstaanden uit dezepartij op het perron ter begroeting aanwezig. VRIJDAG 17 FEBRUARI 1939. Hilversum I, 1875 en 301.5 m. 8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00 AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPO. 9.00 VARA. 10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten). 10.00 Morgenwijding. 10.20 Zang, piano en gramofoonmuziek. 10.50 Declamatie. 11.10 Gramofoonmuziek. 11.30 „Esmeralda". 12.00 Orgel, saxofoon, klarinet en viool. 12.50 Gramofoonmuziek. I.15 Het AVRO-Amusementsorkest. 2.00 Viool en piano. 2.20 Vervolg concert. 2.40 Causerie „Huisbewoners' lief en leed". 3.00 „The Romancers", m.m.v. soliste. 4.05 Gramofoonmuziek. 5.00 Voor de scholen. 5.30 Gramofoonmuziek. 6.00 „Esmeralda". 6.28 Berichten. 6.30 Literaire causerie. 6.50 Hammond-orgelspel. 7.00 VARA-Kalender. 7.05 Causerie „De sociale taak der gemeente lijke en provinciale besturen", 7.23 Berichten ANP. 7.30 Berichten. 7.35 Causerie „Levenswaarden van het verle den". 8.20 Triocomert. 8.30 Causerie „De dienst aan het volk in de folklore". 9.00 De Ramblers, pianoduetten en solisten. 9.45 Causerie „Carnaval". 10.04 Fragmenten uit de operette „Si 1'amour passé (opn.). 10.30 Berichten ANP. 10.40 Avondwijding. II.00 Viool en piano. 11.30 Jazzmuziek (Gr.pl). 11.5512.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II, 415.5 m. Algemeen programma, verzorgd door de KRO. 8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.). 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Bgbelsche causerie. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-Melodisten en solist. 1.00 Gramofoonmuziek. I.20 KRO-Orkest en solisten. 2.05 Gramofoonmuziek. 2.15 Orgelconcert. 3.15 Gramofoonmuziek. 4.15 KRO-orkest. 5.00 Gramofoonmuziek. 5.15 KRO-Melodisten en solist.' 6.00 Land- en tuinbouwcauserie. 6.20 Berichten, hierna KRO-Melodisten en solist. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „Het vluchtelingenvraagstuk". 7.35 Musica Catholica. 8.00 Berichten ANP, mededeelingen. 8.15 Het Rotterdamsche Philharmonisch orkest en solist. 9.15 De Koninklijke Militaire Kapel en repor tage. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Bela Kiss en zijn Hongaars orkest. II.0512.00 Gramofoonmuziek. Feuilleton 55. Wanneer een zijner medeofficieren de zaak ter sprake zou hebben gebracht, zou hij woe dend zijn geweest en met kracht hebben ver dedigd datgene, waarvoor zijn vriend het niet de moeite waard zou hebben gevonden op te komen. Maar niemand sprak erover. Het bleef tusschen hen bestaan, een vreeselijk iets, dat werd doodgezwegen, maar niettemin altijd aanwezig was. Everard ging zijn gewonen gang, maar was alleen nog meer in zichzelf gekeerd, nog ernstiger, nog ongenaakbaarder dan vroeger. Hij was volkomen onverschillig voor de kou de beleefdheid, die tegenover hem werd in acht genomen. Hij scheen het niet eens op merken, dat sommige- hem meden. Hij zich van de algemeene kilheid weinig aan terwijl Tommy er soms in machtelooze woede over ontstak. Hij had nooit bijzonder onge- dwongen met zijn kameraden omgegaa Alleen voor Tommy had hij werkelijke vr'e" schap getoond en ook alleen tegenover my was zijn houding ook nu veranderd. j was tegenover den jongen buitenge vriendelijk, maar nooit waren ze meer ver trouwelijk of bespraken meer intieme onder werpen. Hij scheen te berusten in den slag boom, die tusschen hen was opgericht en dien Tommy met alle macht trachtte te negeeren. Maar hij was te allen tijde uiterst vriendelijk en hartelijk, alsof hij begreep, dat de jongen iets had verloren, wat hem buitengewoon dierbaar was; en hg had medelijden met hem. Hoe Tommy's stemming ook was, en die veranderde nogal eens, hij had altijd geduld met hem en verdroeg hem, zooals hij nooit zou hebben gedaan in vroegere gelukkiger dagen. Hij stootte hem nooit of, gaf hem nooit ongevraagd raad en trachtte nooit op eenigerlei wijs gebruik te maken van den invloed dien hij op hem had. Maar ijn verdraagzaamheid prikkelde en hinderde Tommy nog meer dan met een for- meele breuk of zelfs een stilzwijgend ontwij ken, het geval zou zijn geweest. Er waren tijden geweest, dat hij alles had willen doen om met Monck een schikking te treffen en hem te bewegen zijn geheim prijs te geven. Maar als hij eindelijk den moed had bij elkaar gehaald om een verklaring te vragen, dan werd hij als t ware tegengehouden. Er was een grens, die hij niet kon overschrijden, een onweerstaanbare macht die hem al dade lijk tegenhield. Hem ontl rak de kracht om den ijzeren wil te breken, die achter die bui tengewone vriendelijkheid verborgen was. Hij kon alleen willoos buigen voor dat onuitge sproken bevel, dat hem op een afstand hield. Hij was te eerlijk om de zaak ooit met Ber- nard te bespreken, ofschoon hij zichzelf wel eens afvroeg, hoe deze zijn broeder zou be- oordeelen Er was niet de minste stijfheid m hun omgang, ofschoon hij "ast overtuigd was. dat Everhard Bernhard niet in zijn vertrou wen had genomen. Dit was hem tot eenige troost, want daaruit bleek, dat Bernard, die zoo volkomen open en eerlijk was, tevreden was, met in het duister te worden gelaten, overtuigd, dat het niets kwaads was. Dat volkomen vertrouwen van Bernard was Tommy's eenige lichtstraal. Hij wist bij instinct, dat Bernard er de man niet naar was om kwaad te vergoelijken. Hij droeg de ba nier recht voor zich uit, zoodat iedereen het zien kon. Hij schaamde zich niet, om voor iedereen zijn Meester te belijden en Tommy was daarover in stomme bewondering. Hij merkte met groot genoegen de vertrou welijkheid op, die er bestond tusschen dezen man en zijn zuster. Evenals Stella, was hij, hoewel op andere wijze, hem gaan beschouwen als een soort beschermengel. Ook de komst van de baby was voor hem een groote heerlijkheid. Tommy hield van alles'wat jong was. Hij verklaarde, dat hij zich in Indië nog nooit zoo had thuisgevoeld. Peter was al evenveel in baby's gezel schap als d'ens Ayah. Hij was er trotsch op, dat de zorg voor de flesch aan hem was op gedragen en hij zou urenlang met het kind in zijn arm zachtjes op en neer hebben kun nen loopen. Stella was altijd gerust als de baby bij hem was. Haar vertrouwen in hem was onbegrensd. Het kind was niet heel sterk en vereischte veel zorg en Peter verzorgde het even teer als zijzelf. Tusschen herr en de Ayah bestond een zekere vijandschap, maar hiervan was in haar tegenwoordigheid nooit iets te bemer ken. Wat de baby betreft, die scheen van Pe ter, meer dan van iemand anders, te houden en voelde zich in zijn armen blijkbaar het meest op zijn gemak. „De Groene Bungalow" was de geliefkoos de verzamelplaats van al de dames uit het kampement, wel eenigszins tot schrik van Stella. Lady Harriet kwam op alle uren van den dag binnenzweven, om te informeeren naar den vooruitgang van de baby en raad te ge ven. En iedereen die een kind had gehad, scheen nog de een of andere waarschuwing of leering te hebben mee te deelen. Ze waren allen heel vrierdelijk voor haar. Ze werd dikwijls op de thee gevraagd en glim lachte over haar plotselinge populariteit. Maar, en dat drong eerst tot haar door, toen ze ongeveer drie weken in het kampe ment terug was, alleen de Ralstons schenen eraan te denken om haar en haar echtgenoot samen ten eten te vragen. Eerst dacht zij daar weinig over na; avond feestjes trokken haar slechts weinig aan, maar toen het wat verder in den tijd werd en het Kerstfeest naderde, begon het haar op te vallen, dat alle uitnoodigingen die ze ont ving, zóó strikt persoonlijk waren, dat er niet aan viel te twijfelen dat Everard er niet bg bedoeld was. Bernard werd dikwijls alleen gevraagd, maar hij weigerde meestal met de opmerking, dat de avond voor hem de beste tijd was om te werken. Maar na een poosje viel het haar op, dat Tommy zich in Everard's tegenwoordigheid niet langer op zijn gemak voelde. De oude, gezellige cameraderie tusschen hen bestond niet meer. Eerst miste ze die vaag, maar later met een angst, dien ze niet kon over- winnnen. Er was iets in Tommy's houding tegenover zijn vriend, dat haar ergerde. Ze voelde bij instinct, dat de jongen niet geluk kig was en vroeg zich eerst af of ze samen iets zouden hebben gehad, maar Everard's onveranderlijke vriendelijkheid voor Tommy, deed haar tot het besluit komen dat dit niet mogelijk was. In den loop van den tijd trof haar nog iets anders. Everard vermeed in den regel over zijn vooruitzichten te spreken. Hij was op dat punt' zoo terughoudend, dat ze er onmogelijk op kon terugkomen en op het laatst kwam zij tot de overtuiging, dat zijn hoop op promotie in rook vervlogen was Hij was heel vriendelijk tegen haar, maar evenals vroeger was hij dikwijls tijden afwezig en haar vrees voor Rustam Karin, dien zij altijd met Everard in verband bracht, nam hand over hand toe en was soms bijna niet te dragen. Zij sprak er niet verder over met Bernard. Ze had hem deelgenoot gemaakt van haar vrees en ze wist, dat hij op zgn hoede was, wist als bij instinct, dat zij op hem kon rekenen, ofschoon zij nooit weer op de zaak waren teruggekomen. Ze kon er evenmin toe komen met hem te spreken over de vreemde houding, die de rest van de kampementbewoners tegenover haar echtgenoot aannamen. Zij verdroeg het zwijgend en trok zichzelf al meer en meer terug. Altijd sinds de dagen van haar eigen uit sluiting, had zij weinig gehecht aan populari teit. De genegenheid van vrouwen als Mary Ralston en de liefde van de kleine Tessa, hadden in haar oogen veel meer waarde. Tessa en haar moeder waren andermaal de gasten van de Ralstóns. Netta had haar in trek willen nemen in het nieuwe hotel dat evenals in Udalkhand, door ondernemende inlanders dicht bij de Club was gebouwd. (Wordt vervolad.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7