TARZAN
:n I
lazen voor
DE LAMP
EN DE
Defensie in Indie,
gesprek van den dag
Radioprogramma
in de Woestijn
EDGAR RICE
j BURROUGHS
Uit de Pers van heden
Dienstbode in het
politieblad
door Ethel M. Dell
f
DOOR
T>, 101'
t,®"6.™11 verwond en razend, omdat zijn
prooi hern was ontnomen, wendde en keerde
het dier zich, doch zijn krachten namen snel
ff' c u 7,as niet in staat Tarzan van zich af
kk,m die langs zijn dikke nek omhoog
klom, waar hij eindelijk een plek vond, waar
hg zijn mes in de nek kon steken. De leeuw,
het luipaard en de antilope, al deze dieren had
Tarzan kunnen doden, tijdens ugn leven in de
wildernis, waarom zou hij dan dit beest,
waarin ook bloed stroomde, niet de baas kun
nen worden? Tenslotte bereikte Tarzan zijn
doel en gaf zijn tegenstander de genadestoot.
Het monster, trilde, stuiptrekte en stierf. De
aapman, die zo juist de overwinning had be
haald, liet zich nu weer op de bodem van het
meer zakken en beduidde gn vrienden hun
tocht voort te zetten. En weer vervolgden zij
hun weg door de wildernis onder water. Tar
zan keek steeds in het rond, bang dat nieuwe
ar nvallers hen zouden overvallen. En werke
lijk, er kwamen ook nieuwe monsters naar
hen toe en zij verwachtten weer een nieuwe
strijd, doch de dieren zwommen dcor en lieten
hen met rust. Erger waren de zestig ptomen,
die op zoek naar hen waren. En hiervan wis
ten z\j niets.
OóK EEN WAARDEERING!
„De boekhandelaar had een olijke bui, al
dus de Dordrechtsche courant, toen hij 'een
zwaar boek, dat het publiek gewogen en te
licht bevonden had, opnam, naar zijn étala
ge droeg en voorzag van de heilsbelofte:
„Een kilo Ritter voor 75 cents".
Het boek was van Ritter (dr. P. H.) en
het wóóg één kilo. Dus de boekhandelaar
was volkomen correct, toen hij zooveel gees
telijk en materieel gewicht voor 75 spie ten
verkoop stelde.
Maar zal men, zooals gezegd, zeer correc
te daad niet als een aan de kaak stellen be
schouwen?
Zal men niet zeggen: „Arme Ritter (dr.
P. H.), gij, die ons door uwe wekelijksche
publicaties-voor-de-microfoon laaft en sterkt
moet gij het nu nog beleven, dat een bru
taal boekhandelaart.je uw kennis en schrijf
kunde met ordinaire gewichten weegt en in
ordinaire centen uitdrukt? Is dat nu de
vrucht van uw literair hoogepriesterschap?
Zal men zóó niet spreken en zeggen en
zal men aldus des boekhandelaars verdien
stelijke handeling, waardoor hij de aandacht
van het leesgrage publiek vestigt op een
kilo geestes-arbeid van des leesgragen pu
blieks gevierden voorganger en -lichter, niet
verdoemen?
Spreekt en zegt en verdoemt men aldus, dan
nemen wij het voor den boekhandelaar op!
Want de boekhandelaar is niet slechts
een oolijk man: hij is meer; hij is een Edi
son of zoo iets, een Columbus, een... ja, we
weten niet wat, maar in ieder geval een
oorspronkelijke geest.
Heeft- ié mé daar gevonden, waar de el
kaar tegensprekende critici immer naar
zochten; een zuivere maatstaf voor letter
kundige productie.
Volgt men zijn voorbeeld dan verdwijnen
de letterkundige beschouwingen, die nie
mand leest, dan eclipseeren de recensies,
die ieder voor zoete koek aanneemt, dan
wordt het geredekavel-mct-en-zonder naijver
over boeken en schrijvers nagelaten.
Want dan komt in de krant en in het let
terkundig weekblad en in de, als zand van
de zee zoo menigvuldige maadbladen-van-
jongeren de dagelijksche, wekelijksche en
maandelijksche letterkundige noteering.
5 kilo Merijntje Gijzen f 0.50, 2pond
Szekely-Lulofs f 0.621/2, 3 ons Jo v. Ammers
Kuiler f 0.95 en 1 ons Jan Greshoff f 2.75
OVER BOEKEN GEEN GRAPJES!
Echter, het nieuwsblad voor den boekhan
del is zéér boos op dezen boekverkooper,
omdat hij met een aankondiging als boven
staan het boek zijn deftigheid, zijn heilig
heid ontneemt.
„Eerder dan „Arme Ritter", zal men
aldus het blad naar wij vreezen moeten
zeggen: „Arme boekhandelaar." Het komt
ons voor, dat deze een verkeerd object voor
zijn grappigheid gezocht heeft. Wie iets
voor het boek voelt, vindt het al vervelend,
het in prijs te moeten depreciëeren - de gal
genhumor, die deze boekverkooper daarbij
te baat nam. pleit allerminst voor 's mans
geesteshouding. Er zijn grenzen, en die
grenzen werden hier overschreden. Ook al
neemt de Dordrechtsche Courant het voor
den boekhandelaar op. Wij scharen ons lie
ver aan de zijde van het boek."
DE N.S.B., DE BOEMAN?
Het communistische Volksdagblad schrijft:
Het debat over het wetsontwerp tot wor-
ging van lie vereenigingsrecht, door minis
ter Goseling ingediend, toont weer eens de
zwakheid van optreden der democratische
partijen. De S.D.A.P. heeft door haar Ka
merlid Donker een amendement ingediend,
de heer Joekes van de Vrijzinnig-Democraten
heeft wat tegengesputterd. Alleen Louis de
\isser rukte het schijnheilig masker van
het gelaat van de in dit wetsontwerp schui-
lendè politiek.
Hij was de eenige die de vraag scherp
stelde: Waarom thans zulk een muilkorf
voor de politieke partijen en waarom niet
tien jaar geleden? Het antwoord is duidelijk
Omdat sindsdien de N.S.B en andere fas
cistische groepen zijn ontstaan.
De waarheid komt er uit, merkt het Nat.
Dagblad bij deze communistische ontboeze
ming op!
DE EIGEN FRIESCHE KANONNEN,
De provincie Friesland zal zelf de gel
den beschikbaar te stellen voor afweerge-
geschut ter bescherming van de provinciale
electriciteitswerken, en daarbij de zegen heb
ben van de regeering. Van verschillende zij
den heeft men tegen dit denkbeeld protest
aangeteekend; de Grondwt bepaalt nu een
maal: „Al de kosten voor de legers van het
rijk, worden uit 's rijks kas voldaan." Met
letter en geest van deze bepaling is de parti
culiere, gemeentelijke of provinciale aan
koop van kanonnen niet te rijmen.
Wij begrijpen, dat de zeer ernstige om
standigheden van dit oogenblik tot bijzon
dere maatregelen napen, zfegt Het Vk. Wij
zouden arbeiders, die in dit bedrijf of in
andere bedrijven, die dit voorbeeld volgen
tot meewerking aan de bediening van 't
„eigen" geschut worden uitgenoodigd, aller
minst willen aanraden, zich aan dit werk te
onttrekken. Als, immers, de landsregeering
zich eenmaal op dit standpunt stelt, dan
moeten overheids- en particuliere bedrijven
wel zien, dat zij zoo goed mogelijk dekken.
Maar de landsoverheid behoort dit stand
punt niet in te nemen. Het is opzichzelf al
een kwaad verschijnsel, als men zoo gemak
kelijk een grondwettelijke bepaling op zijde
schuift. Niet minder bedenkelijk zijn de ge
volgen. Ook als wij aannemen, dat door het
opnemen van de bedieningsmanschappen in
een miliiaire organisatie hun volkenrechte
lijke positie behoorlijk geregeld zou zijn,
dan blijft het principieele bezwaar, dat hier
een rijk bedrijf zich een beveiliging kan
aanschaffen, die bedrijven met slechter fi-
nancieelen toestand zich moeten ontzeggen;
dan zal de provincie of gemeente, die nog
over eeiiig geld beschikt, het eigen publiek
bedrijf kunnen beschermen, en de anderen,
die geheel in de financieele put zijn ge
raakt, zullen zich deze „weelde" moeten
ontzeggen. Tot deze hoogst onrechtvaardige
toestand komt men, als men het juiste
grondwettelijke beginsel loslaat...
NU CARNAVAL NADERT.
Is het Carnavalsfeest in zijn tegenwoor-
digen vorm als ontspanning te verdedigen
van katholieke zijde, vraagt Dr. H. Knip
penberg in de Maasbode (R.K.) en vervolgt
dan;
Sinds eenigen tijd beijverden zich stede
lijke besturen om het Carnavalsfeest te ver
edelen en aanvankelijk leek men daarmee
eenig succes te hebben. Onze katholieke
pers werkt ook in die richting. Er zijn nooit
meer aankondigingen van „prettige carna
valsviering in vele katholieke bladen ver
schenen als de laatste jaren, met het ge
volg, dat op plaatsen waar vroeger van Car
navalsviering geen of weinig sprake was,
die stevig uitgroeide. Vergoelijkend werd
gezegd, dat dit geschiedde om de meer ge
goeden en de pretzuchtige jeugd af te hou
den van bezoek aan andere plaatsen waar
grooter gevaren hen bedreigden: meteen
bleef dan het geld, dat toch op moest, ter
plaatse. Optochten werden georganiseerd.
Het heele jaar door voerden comité's een
geldelijk beheer om die zoo aantrekkelijk
mogelijk te maken. Zoo was men op den
goeden weg om het in zich zinneloos feest
tot een soort landjuweel „in 't sotte" te ver
werken. Maar 's avonds en 's nachts? Ont
ketende dwaasheid laat zich, zélfs politieel,
moeilijk betoomen in maskerade-kleeding
bij veel drank en opwindende muziek.
Onze maatschappij blijkt allereerst be
hoefte te hebben aan geestelijke herbewa
pening, aan nieuwe geestelijke ordening.
Zou nu niet een flinke stap in die richting
zijn, dat begonnen werd met de opruiming
van wat de publieke zedelijkheid schaadt,
wat algemeen bekend staat als uitspatting?
Als er dan toch in sommige streken publiek
gefuifd moet worden bij den aanvang van
den kerkelijken boetetijd, naar de meening
van sommige leeken, die er materieel be
lang in zien, blijkt het hedendaagsch vin
dingrijk vernuft dan niet in staat een dol
tegen een redelijk vermaak in te wisselen?
Hiervoor getroost men zich niet de noodige
moeite. Allerlei ouderwetsigheid ruimt men
gemakkelijk op, maar ouderwetsche zinne
loosheid laat men voorttieren. Zoo zit de
zaak, nuchter en zakelijk bekeken.
Amsterdamsche Mevrouwen be
nadeeld. De opliehtstei in
Apeldoorn aanqehouden.
Korten tijd geleden had een mevrouw, wo
nende op de Da Costakade te Amsterdam
zooals men zich zal herinneren zonder na
der te infornieeren een meisje in dienst ge
nomen. Na een dag verdween dit meisje
met medeneming van een portemonnaie met
driehonderd gulden uit een damestasch.
Volgens het signalement, dat de bedro
gen mevrouw de politie opgaf, was er gelij
kenis met een foto, welke in het politieblad
voorkwam van een meisje, dat werd gezocht
voor verschillende diefstallen, onder andere
ook voor een diefstal te Den Haag. Recher
cheur Bakker ging aan het speuren, ni?t
het resultaat, dat hij het meisje Dinsdag
middag te Apeldoorn, waar zij een paar da
gen, zooals zij zeide „bij kennissen met va-
cantie vertoefde" kon aanhouden.
Het meisje is naar Amsterdam overge
bracht en op het politiebureau ingesloten.
De politie heeft inmiddels ook van een me
vrouw wonende in Zuid, een klacht, dat dit
meisje na korten tijd in dienst te zijn ge-
wees, met geld van de familie is verdwenen.
Van de driehonderd gulden, welke zij op
de Da Costakade had weggenomen, was nog
vijf en vijftig gulden, geborgen in de porte
monnaie, van deze mevrouw, over. Van het
andere had zij goeden sier gemaakt.
Nederland is niet „Indisch" ge
noeg, zegt oud-minister Ver
schuur.
In de spannende dagen van September is
oud-minister Verschuur in gezelschap van
zijn echtgenoote naar Indië vertrokken, gis
teren keerde hij in het moederland terug.
In een personderhoud verklaarde de oud
minister, dat de internationale toestand de
Indische ondernemers met groote zorg ver
vult.
In Indië, aldus de oud-minister,
spreekt iedereen over de deiensie en
de communis opinio is, dat Indië 6
flinke kruisers (a-klasse) noodig
heeft, dat is dus meer dan in hef
vlootplan Deckers is voorzien.
De financieele tóestand van Indië bespre
kende, zeide de lieer Verschuur, dat de
landsfinanciën in 1940 een grooter tekort
zullen vertoonen dan in 1939. Het perspec
tief voor het komende jaar is slecht. De
belastingen zijn in Indië zeer hoog en men
maakt nu de naweeën mede van jaren van
bezuiniging. Alle bezuinigingen geven als
het ware een tegendruk. Men kan de alge-
meene ontwikkeling eenige jaren stuiten
maar dan doen zich allerlei eischen voor,
zooals vernieuwing van materiaal, waaraan
niet te ontkomen is.
Nederland is niet „Indisch" ge
noeg!
Tenslotte maakte de heer Verschuur eeni
ge opmerkingen over de belangstelling in
Nederland voor Indië. Daarover is men in
Indië slecht te spreken en zulks met reden,
meent de heer Verschuur. Die belangstelling
noemde hij ergerlijk, bedroevend klein. Hij
is overtuigd van de noodzakelijkheid, dat
er meer Nederlanders naar Indië moeten
reizen, waardoor de massa in het moeder
land meer imperium-minded zou worden.
Dat is de massa veel te weinig. In Engeland
is men veel meer doordrongen van de plich
ten die het bezit van een imperium het moe
derland oplegt, zoo besloot de heer Ver
schuur.
Waar de oud-minister in kwaliteit van
voorzitter van de R.K. Staatspartij de kolo
niën had bezocht, waren verscheidene voor
aanstaanden uit dezepartij op het perron
ter begroeting aanwezig.
VRIJDAG 17 FEBRUARI 1939.
Hilversum I, 1875 en 301.5 m.
8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00
AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPO. 9.00 VARA.
10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten).
10.00 Morgenwijding.
10.20 Zang, piano en gramofoonmuziek.
10.50 Declamatie.
11.10 Gramofoonmuziek.
11.30 „Esmeralda".
12.00 Orgel, saxofoon, klarinet en viool.
12.50 Gramofoonmuziek.
I.15 Het AVRO-Amusementsorkest.
2.00 Viool en piano.
2.20 Vervolg concert.
2.40 Causerie „Huisbewoners' lief en leed".
3.00 „The Romancers", m.m.v. soliste.
4.05 Gramofoonmuziek.
5.00 Voor de scholen.
5.30 Gramofoonmuziek.
6.00 „Esmeralda".
6.28 Berichten.
6.30 Literaire causerie.
6.50 Hammond-orgelspel.
7.00 VARA-Kalender.
7.05 Causerie „De sociale taak der gemeente
lijke en provinciale besturen",
7.23 Berichten ANP.
7.30 Berichten.
7.35 Causerie „Levenswaarden van het verle
den".
8.20 Triocomert.
8.30 Causerie „De dienst aan het volk in de
folklore".
9.00 De Ramblers, pianoduetten en solisten.
9.45 Causerie „Carnaval".
10.04 Fragmenten uit de operette „Si 1'amour
passé (opn.).
10.30 Berichten ANP.
10.40 Avondwijding.
II.00 Viool en piano.
11.30 Jazzmuziek (Gr.pl).
11.5512.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum II, 415.5 m.
Algemeen programma, verzorgd door de
KRO.
8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.).
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Bgbelsche causerie.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Melodisten en solist.
1.00 Gramofoonmuziek.
I.20 KRO-Orkest en solisten.
2.05 Gramofoonmuziek.
2.15 Orgelconcert.
3.15 Gramofoonmuziek.
4.15 KRO-orkest.
5.00 Gramofoonmuziek.
5.15 KRO-Melodisten en solist.'
6.00 Land- en tuinbouwcauserie.
6.20 Berichten, hierna KRO-Melodisten en
solist.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie „Het vluchtelingenvraagstuk".
7.35 Musica Catholica.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen.
8.15 Het Rotterdamsche Philharmonisch orkest
en solist.
9.15 De Koninklijke Militaire Kapel en repor
tage.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Bela Kiss en zijn Hongaars orkest.
II.0512.00 Gramofoonmuziek.
Feuilleton
55.
Wanneer een zijner medeofficieren de zaak
ter sprake zou hebben gebracht, zou hij woe
dend zijn geweest en met kracht hebben ver
dedigd datgene, waarvoor zijn vriend het niet
de moeite waard zou hebben gevonden op te
komen. Maar niemand sprak erover. Het
bleef tusschen hen bestaan, een vreeselijk
iets, dat werd doodgezwegen, maar niettemin
altijd aanwezig was.
Everard ging zijn gewonen gang, maar
was alleen nog meer in zichzelf gekeerd, nog
ernstiger, nog ongenaakbaarder dan vroeger.
Hij was volkomen onverschillig voor de kou
de beleefdheid, die tegenover hem werd in
acht genomen. Hij scheen het niet eens op
merken, dat sommige- hem meden. Hij
zich van de algemeene kilheid weinig aan
terwijl Tommy er soms in machtelooze woede
over ontstak. Hij had nooit bijzonder onge-
dwongen met zijn kameraden omgegaa
Alleen voor Tommy had hij werkelijke vr'e"
schap getoond en ook alleen tegenover
my was zijn houding ook nu veranderd. j
was tegenover den jongen buitenge
vriendelijk, maar nooit waren ze meer ver
trouwelijk of bespraken meer intieme onder
werpen. Hij scheen te berusten in den slag
boom, die tusschen hen was opgericht en dien
Tommy met alle macht trachtte te negeeren.
Maar hij was te allen tijde uiterst vriendelijk
en hartelijk, alsof hij begreep, dat de jongen
iets had verloren, wat hem buitengewoon
dierbaar was; en hg had medelijden met hem.
Hoe Tommy's stemming ook was, en die
veranderde nogal eens, hij had altijd geduld
met hem en verdroeg hem, zooals hij nooit
zou hebben gedaan in vroegere gelukkiger
dagen. Hij stootte hem nooit of, gaf hem
nooit ongevraagd raad en trachtte nooit op
eenigerlei wijs gebruik te maken van den
invloed dien hij op hem had.
Maar ijn verdraagzaamheid prikkelde en
hinderde Tommy nog meer dan met een for-
meele breuk of zelfs een stilzwijgend ontwij
ken, het geval zou zijn geweest. Er waren
tijden geweest, dat hij alles had willen doen
om met Monck een schikking te treffen en
hem te bewegen zijn geheim prijs te geven.
Maar als hij eindelijk den moed had bij
elkaar gehaald om een verklaring te vragen,
dan werd hij als t ware tegengehouden. Er
was een grens, die hij niet kon overschrijden,
een onweerstaanbare macht die hem al dade
lijk tegenhield. Hem ontl rak de kracht om
den ijzeren wil te breken, die achter die bui
tengewone vriendelijkheid verborgen was. Hij
kon alleen willoos buigen voor dat onuitge
sproken bevel, dat hem op een afstand hield.
Hij was te eerlijk om de zaak ooit met Ber-
nard te bespreken, ofschoon hij zichzelf wel
eens afvroeg, hoe deze zijn broeder zou be-
oordeelen Er was niet de minste stijfheid m
hun omgang, ofschoon hij "ast overtuigd was.
dat Everhard Bernhard niet in zijn vertrou
wen had genomen. Dit was hem tot eenige
troost, want daaruit bleek, dat Bernard, die
zoo volkomen open en eerlijk was, tevreden
was, met in het duister te worden gelaten,
overtuigd, dat het niets kwaads was.
Dat volkomen vertrouwen van Bernard was
Tommy's eenige lichtstraal. Hij wist bij
instinct, dat Bernard er de man niet naar was
om kwaad te vergoelijken. Hij droeg de ba
nier recht voor zich uit, zoodat iedereen het
zien kon. Hij schaamde zich niet, om voor
iedereen zijn Meester te belijden en Tommy
was daarover in stomme bewondering.
Hij merkte met groot genoegen de vertrou
welijkheid op, die er bestond tusschen dezen
man en zijn zuster.
Evenals Stella, was hij, hoewel op andere
wijze, hem gaan beschouwen als een soort
beschermengel. Ook de komst van de baby
was voor hem een groote heerlijkheid.
Tommy hield van alles'wat jong was. Hij
verklaarde, dat hij zich in Indië nog nooit
zoo had thuisgevoeld.
Peter was al evenveel in baby's gezel
schap als d'ens Ayah. Hij was er trotsch op,
dat de zorg voor de flesch aan hem was op
gedragen en hij zou urenlang met het kind
in zijn arm zachtjes op en neer hebben kun
nen loopen. Stella was altijd gerust als de
baby bij hem was. Haar vertrouwen in hem
was onbegrensd.
Het kind was niet heel sterk en vereischte
veel zorg en Peter verzorgde het even teer
als zijzelf. Tusschen herr en de Ayah bestond
een zekere vijandschap, maar hiervan was in
haar tegenwoordigheid nooit iets te bemer
ken. Wat de baby betreft, die scheen van Pe
ter, meer dan van iemand anders, te houden
en voelde zich in zijn armen blijkbaar het
meest op zijn gemak.
„De Groene Bungalow" was de geliefkoos
de verzamelplaats van al de dames uit het
kampement, wel eenigszins tot schrik van
Stella.
Lady Harriet kwam op alle uren van den
dag binnenzweven, om te informeeren naar
den vooruitgang van de baby en raad te ge
ven. En iedereen die een kind had gehad,
scheen nog de een of andere waarschuwing
of leering te hebben mee te deelen.
Ze waren allen heel vrierdelijk voor haar.
Ze werd dikwijls op de thee gevraagd en glim
lachte over haar plotselinge populariteit.
Maar, en dat drong eerst tot haar door,
toen ze ongeveer drie weken in het kampe
ment terug was, alleen de Ralstons schenen
eraan te denken om haar en haar echtgenoot
samen ten eten te vragen.
Eerst dacht zij daar weinig over na; avond
feestjes trokken haar slechts weinig aan,
maar toen het wat verder in den tijd werd
en het Kerstfeest naderde, begon het haar op
te vallen, dat alle uitnoodigingen die ze ont
ving, zóó strikt persoonlijk waren, dat er niet
aan viel te twijfelen dat Everard er niet bg
bedoeld was.
Bernard werd dikwijls alleen gevraagd,
maar hij weigerde meestal met de opmerking,
dat de avond voor hem de beste tijd was om
te werken.
Maar na een poosje viel het haar op, dat
Tommy zich in Everard's tegenwoordigheid
niet langer op zijn gemak voelde. De oude,
gezellige cameraderie tusschen hen bestond
niet meer. Eerst miste ze die vaag, maar
later met een angst, dien ze niet kon over-
winnnen. Er was iets in Tommy's houding
tegenover zijn vriend, dat haar ergerde. Ze
voelde bij instinct, dat de jongen niet geluk
kig was en vroeg zich eerst af of ze samen
iets zouden hebben gehad, maar Everard's
onveranderlijke vriendelijkheid voor Tommy,
deed haar tot het besluit komen dat dit niet
mogelijk was.
In den loop van den tijd trof haar nog iets
anders. Everard vermeed in den regel over
zijn vooruitzichten te spreken. Hij was op dat
punt' zoo terughoudend, dat ze er onmogelijk
op kon terugkomen en op het laatst kwam zij
tot de overtuiging, dat zijn hoop op promotie
in rook vervlogen was
Hij was heel vriendelijk tegen haar, maar
evenals vroeger was hij dikwijls tijden afwezig
en haar vrees voor Rustam Karin, dien zij
altijd met Everard in verband bracht, nam
hand over hand toe en was soms bijna niet
te dragen.
Zij sprak er niet verder over met Bernard.
Ze had hem deelgenoot gemaakt van haar
vrees en ze wist, dat hij op zgn hoede was,
wist als bij instinct, dat zij op hem kon
rekenen, ofschoon zij nooit weer op de zaak
waren teruggekomen.
Ze kon er evenmin toe komen met hem te
spreken over de vreemde houding, die de rest
van de kampementbewoners tegenover haar
echtgenoot aannamen. Zij verdroeg het
zwijgend en trok zichzelf al meer en meer
terug.
Altijd sinds de dagen van haar eigen uit
sluiting, had zij weinig gehecht aan populari
teit. De genegenheid van vrouwen als Mary
Ralston en de liefde van de kleine Tessa,
hadden in haar oogen veel meer waarde.
Tessa en haar moeder waren andermaal de
gasten van de Ralstóns. Netta had haar in
trek willen nemen in het nieuwe hotel dat
evenals in Udalkhand, door ondernemende
inlanders dicht bij de Club was gebouwd.
(Wordt vervolad.)