V ermoordde
een vader zijn kinderen?
het drama te koedijk
Woensdag 15 Maart 1939
Derde blad
Na een bewogen zitting levens-
lange gevangenisstraf geëischt
De terechtzitting
De middagzitting
Alkmaar, Dinsdag.
Er is zeker één winstpost op de droeve
balans, welke heden over een menschen-
leven wordt opgemaakt in de sombere zaal
van het gerechtsgebouw te Alkmaar. Aan
de martelende onzekerheid van den man,
(beschuldigd van een vreeselijk misdrijfj
een misdrijf dat hij halsstarrig volhoudt
niet gepleegd te hebben, zal een einde ko
men. Maandenlang heeft men hem, destijds
vader van 'n groot gezin, gevangen gehouden
onder de vreeselijke verdenking zijn vrouw
en kinderen te hebben willen vermoorden.
Tengevolge van van zijn wil onafhankelijke
omstandigheden, aldus de ambtelijke taal
der dagvaarding, is het eerste, dus de
verdrinkingspoging op zijn vrouw, niet ge
lukt.
Maar dan volgt een kille zakelijke
opsomming, waarin de verdachte B.
■wel is geslaagd... dat hij ter uitvoering
van zijn tevoren beraamd plan en ge
nomen besluit om opzettelijk fijne kin
deren Anna Emerentia Bakker, Emeren-
tia Elisabeth Bakker en Wilhelmina
Cornelia Bakker door verdrinking van
het leven te berooven, opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg toen hij
als bestuurder van een vierwielig mp-
torrijtuig waarin behalve zijn echtge-
noote ook zijne drie voormelde kinderen
waren gezeten, daarmede reed over
den Helderschen weg onder Koedijk,
met dat motorrijtuig in het kanaal is
gereden, althans dat motorrijtuig opzet
telijk overeenkomstig zijn bedoeling in
voormeld kanaal heeft laten rijden, na
dat hij zelf eerst tijdig zich daaruit had
verwijderd, tengevolge waarvan over
eenkomstig zijne bedoeling dat motor
rijtuig met zijne daarin geze
ten genoemde kinderen in het wa
ter terecht kwam en geheel of nage
noeg onder water ging en dat het wa
ter het motorrijtuig binnenstroomde,
waardoor zijne voormelde kinderen al
le door verdrinking om het leven zijn
gekomen. Althans dat hij ter tijde en
ter plaatse als bovenvermeld opzette
lijk zijne drie voormelde kinderen van
het leven heeft beroofd door opzettelijk
te handelen zooals boven is omschre
ven tengevolge waarvan deze drie kin
deren alle door verdrinking om het le
ven zijn gekomen.
De getuigen.
Er zijn geen ooggetuigen hij dit droevig
tongeval of bij de gruwelijke misdaad
geweest. De Officier van Justitie zal
zijn beschuldiging waar dienen te maken op
grond van verklaringen van getuigen, die-
er-het-eerste-bij-waren, op verklaringen van
deskundigen, die haarfijn zullen vertellen,
waarom de auto wel en waarom ze niet
'door gladheid of mechanisch gebreken in
het diepe kanaal kan zijn gereden. Op ver
klaringen van doktoren en deskundigen,
die de raadselen van een menschelijke ziel
zullen onthullen...
En dan zijn er twee figuren in dit drama,
die een zeer groote rol spelen... Het zijn de
25-jarige Maria Ludwina Dekker, dienst
bode, thans te Heemstede, eerder te Bergen
en Schagen, en het is de 59-jarige water
technicus Rudolf Kolkman, de voormalige
plaatselijke redacteur te Schagen van het
te Hoorn uitgegeven R.K. Schager Dagblad.
De eerste heeft een verhouding met den
verdachte B. gehad, toen zij te Bergen bij
haar ouders vertoefde. Volgens haar zeggen
heeft zij deze verhouding verbroken en is
haar Schagen vertrokken, om haar zieke
tante, huishoudster bij getuige Kolkman
tijdelijk te vervangen. De verdachte B.
heeft haar opgezocht, er is een twistge
sprek in de gang van het bureau van het
R.K. Schager Dagblad gevolgd. B. zou haar
verteld hebben, alles voor haar te hebben
over gehad, zelfs... het vermoorden van zijn
gezin.
De getuige Kolkman, die het opgewonden
gesprek verdacht vond, preste het meisje,
na het vertrek zoo is althans zijn lezing
hem te zeggen, wat .in de gang was
verhandeld. Hij kwam alles te weten...
Maanden liep hij met het geheim rond,
toen biechtte hij het aan den pater-gardi-
aan van Nieuwe Niedorp, den Zeercerw.
heer de Hart. Ook deze is opgeroepen, om
getuigenis af te leggen...
Wat ls de waarheid?
'Alles staat of valt met de verklaringen
Tan het meisje Dekker en den voormaligen
journalist Kolkman. Zij getuigen onder
«ede, zij zijn voor den officier ongetwijfeld
.waardevol materiaal.
Bijfiguren.
Rond deze hoofdfiguren In de meest si-
histere zaak, welke de Alkmaarsche recht
bank sinds jaren te behanedlen kreeg, groe-
Peeren zich de bijfiguren...
Het is de 49-jarige tuinder Cornelis Prins,
tuinder te Koedijk met zijn dorpsgenooten
Maria Sloot-Boon, Maarten Muis en Jacob
Stevn. Het zijn de politiemannen, chef-veld
wachter van .der Kooy te Bergen en politie
agent Aarts te Alkmaar. Er is een heer Mil
tenburg, directeur eener zuivelfabriek te
Bergen, oud-werkgever van den verdachte.
Er zijn twee menschen die hem goed ge
kend hebben: de expediteur Bakker, en de
chauffeur Blaaubóer, beiden te Bergen. Dan
zal nog een religieuze, zuster Anna Duive»
voor het getuigehekje verschijnen. Zij beert
den verdachte als patiënt in het ziekenhuis
verpleegd. Toen hij ontzet was van de zenu
Wen.., of... dit simuleerde...
De deskundigen.
Onder de deskundigen kunnen gevaarlijke
getuigen zijn, zij kunnen ook de zoogenaam
de stille getuigen een taal laten spreken die
den verdachte noodlottig kan worden... Het
zijn de arts den llartogh uit Koedijk, de
huisarts Poot uit Bergen, de arts Blok
eveneens uit Bergen. Het is de specialist
Hoeneveld uit Alkmaar. Het zijn tenslotte
twee experts uit Amsterdam de heeren
Norman en S. Scheurholts Tichelaar.
Deze dag is een nieuwe marteling voor
den verdachte, ongetwijfeld ook een zware
dag voor de hoofdgetuigen. Maar de aller
zwaarste taak heeft de rechtbank, die moet
vonnissen over een verwoest menschenleven.
Tenslotte is daar nog een stille
figuur op den achtergrond in deze
zaak. De meest tragische. Zij ver
schijnt niet in de rechtzaal. Zij
wacht! De vrouw van Bakker. Zij
blijft in de onschuld van haar man
gelooven... Zij heeft hem zijn echt
breuk vergeven... wanneer de recht
bank haar man vrij spreekt, zal
zij hem terugnemen. Maar dan be
gint in dit huwelijksleven een nieu
we episode, waarin slechts veel me
delijden en veel begrijpen de ont
zettende leegte door den dood van
drie onschuldige kinderen in het
gezin gebracht, maar eenigszins
zullen kunnen vullen.
De groote rechtszaal van de arrondisse-
ments rechtbank te Alkmaar lijkt nog
stemmiger dan gewoonlijk. Er heerscht een
sfeer van spanning en benauwenis. Zwijgend
legt de bode lijvige dossiers voor de plaat
sen der rechters. Naast den inktkoker van
den officier wordt een penhouder gelegd
de deurwaarder loopt rond - we hebben dit
alles al tientallen malen gezien, en toch...
In de getuigenkamer loopen de getuigen
zenuwachtig dooreen. Ver zitten ze thans
van elkaar, de getuigen Kolkman en Ma
ria Dekker... Ze hebben elkaar slechts ver
holen gegroet...
Er zijn vele journalisten, vele gegadigden
ook voor de gereserveerde tribune. Reeds
vroeg dromden de nieuwsgrierigen voor het
gebouw... als eindelijk het slot knarst en de
groote deuren der publieke tribune zich ope
nen, stormen zij naar binnen...
Sensatie... véél sensatie vandaag...
De verdachte, die even #oor de rechtbank
binnentreedt, naar zijn plaats wordt geleid,
is netjes gekleed en maakt een kalme, in
druk. Is het onverschilligheid of verlegen
heid?
Men kan een speld hooren vallen, als de
rechters de zaal betreden.
De rechtbank is voor deze zitting als volgt
samengesteld: Mr. A. M. Ledeboer, presi
dent, mr. H. M. Fruin en mr. F. v.d. Loos rech
ters. Het Openbaar Ministerie wordt waar
genomen door den sub. officier van Justitie
Mr. G. C. B. v. d. Feen de Lille.
Griffier is Mr. G. J. Couvée. Als verdedi
ger van verd. is toegevoegd Mr. C. A. de
Groot uit Alkmaar.
Kalm beantwoordt de verdachte de for-
meele vragen, met gespannen aandacht luis
tert hij naar de voorlezing van de dagvaar
ding.
Deskundigen verhoord.
Allereerst komen de deskundigen dan aan
de beurt. Dr. Hoeneveld, de Alkmaarsche
psychiater verklaart verdachte toereken
baar. De twee autoexperts handhaven hun
verklaringen,
Wees kalm, verdachte...
Nu wendt de president zich tot den ver
dachte. Het is doodstil in de zaal... Lang
zaam en nadrukkelijk raadt Mr. Ledeboer,
den verdachte kalm te zijn.
„Voor u, verdachte zoo zegt de presi
dent is het op het oogenblik een gewich
tig moment, omdat n uw houding moet be
palen. U wordt zwaar beschuldigd, dat weet
u: poging tot moord, subsidiair doodslag op
uw vrouw en kinderen. Wat u nu zegt is
van het grootste gewicht. Wat is er op 2
Januari gebeurd?
Verdachte begint rustig zijn uiteenzettin
gen. Ik had een auto gehuurd, zegt hij, en
ben daarmede naar mijn schoonouders in
de Weere gereden. Ik stuurde, mijn vrouw
en vier kinderen zaten in den wagen. Bij
den terugkeer om ongeveer half zeven des
avonds merkte ik, dat de weg door den ij zei
glad was en ik ben toen langzamer gaan
rijden.
De president meent, dat zooiets erg ge
vaarlijk is. Dat is wel zoo, zegt verd. Maar
ik merkte dat pas op den weg naar Noord-
scharwoude. Langs het Noord Hollandsch
kanaal onder Koedijk moest ik voor 'n hond
uitwijken, waardoor ik slipte. De auto kwam
in het Kanaal terecht. Ik dacht toen nog:
als me een ongeluk gebeurt, dan kon dat
wel eens een straf zijn voor de zondige din
gen, welke ik gedaan heb. Een straf van
Hoogerhand.
Hadt U geen andere zondige gedachten?
toen -U dat glinsterende water zag? naast
de gedachte natuurlijk aan de zondige ver
houding, welke u met dat meisje had, dat
heeft u zelf bij het vooronderzoek gezegd,
vervolgt Mr. Ledeboer.
Toen ik daar zoo reed, dacht ik aan het
geen ik achter den rug had, merkte verd.
op.
Mr. Ledeboer stelt daarna het feit vast,
dat verd. met vrouw en kinderen in de St.
Anthoniusstraat te Bergen woonde. Toen is
dat meisje D. bij u aan de deur gekomen.
Wanneer was dat?
Verd.: In October of November.
Pres.: Nee, wanneer precies?
De verdachte weet dat het 11 November
was in den avond.
Juist! En dat was een belangrijke datum,
merkt Mr. Ledeboer op. Waarom?
Verd.: Omdat het toen Sintemaarten was.
Maar dat meisje was een overbuurtje van
me, en was vóórdien ook al eens bij me ge
weest.
De president wijst er verdachte op, dat
deze bij den Rechtercommissaris verklaard
heeft een liefdesverhouding met het meisje
te hebben gehad. Hier zegt u niets!
Verd.: U vraagt er mij niet naar!
Ja, maar U heet de verhouding tussehen
dat meisje en U niet te liegen zegt mr. Le
deboer.
Het was een verkeerde verhouding
en wie vond die verhouding verkeerd?
Dat vond ik zelf, antwoordt verd.
Er was ook nog een andere, merkt mr.
Ledeboer op.
Ja, het meisje zelf, dat heeft gezegd: zoo
kan het niet langer voortduren, zegt verd.
Maar ze heeft nog meer gezegd, wijst de
president er verder op. Ik verzoek met
klem de waarheid te zeggen, verdachte!
De woorden waarmede mr. Lede
boer den verdachte toespreekt, zijn
ernstig en worden zeer langzaam
uitgesproken. In de zaal heerscht
een nerveuze spanning, die bijna
ondragelijk wordt, wanneer de pre
sident den verdachte de vraag stelt
of de gedachte aan verdrinking wel
eens is geuit.
Verd.: „Ja".
Pres.: „Door u of door het meisje?"
Verd.: „Dat zal ik wel geweest zijn, maar
ik deed het niet met een^edoeling.
„Wie heeft het eerste geRgd zoo vraagt
de president zoo gaat hot niet langer'"
Verd.: „Het meisje".
Pres.: „U hebt toen over verdrinking ge
sproken, nietwaar?"
Verd.: „Ja, omdat zij zei, dat er dan iets
verschrikkelijks zou moeten gebeuren".
Pres.: „Hoe zou het meisje het hebben
gevonden als ze geweten had dat de kinde
ren ook zouden verdrinken?
Verd.: „Daar is nooit over gesproken".
Nee ik heb gezegd: Het zou wel kun-
nen( als er op de een of andere manier
een ongeluk gebeurde, deelt verdachte mede.
Liefde kan een vergevenden, maar ook
verderfelijken invloed op den mensch heb
ben, merkt de president filosofisch op. Heeft
het meisje gezegd: Ik zou je- wel willen
hebben als je je vrouw en kinderen kwijt
was?
Nee daar is nooit over gesproken,
antwoordt verd.
Maar Maria wist wel, dat U op 2 Januari
naar Uw schoonouders ging, nietwaar?
merkt de president op.
Ze heeft het kunnen weten ,zegt verd.
Wanneer sprak U haar voor het laatst?
vraagt de president
Dat kan ik niet officieel zeggen,
antwoordt verd.
Officieel? Wat is nu officieel. Dat
zijn dagen als Kerstmis en Nieuw
jaar U bent katholiek en een goed
katholiek moet de waarheid spre
ken. Denkt U eens aan Uw arme
kleine kinderen, drukt mr. Lede
boer verd. op het hart.
gebrand, dat belemmert het gezicht van den
bestuurder Verdachte zegt, dat zijn kinderen
in den wagen met een prentenboek speel
den. Daarom brandde het licht.
Een bezoek in het ziekenhuis.
Het bekende verhaal van de opname in
t ziekenhuis volgt. Het meisje is hem ko
men bezoeken zegt verdachte, maar alleen
in tegenwoordigheid van zijn vrouw.
U zult later wel anders hooren zegt de
President.
Weer komt de onwettige verhouding ter
sprake.
Toen Uw eigen kindertjes waren verdron
ken en U weer uit het ziekenhuis was, heeft
U nog vijf of zesmaal gemeenschap met
het meisje gehad. Héél erg!
Ze heeft het me gevraagd: ik heb haar
zooveel mogelijk van me afgezet; antwoordt
verd.
Het kon wel eens héél anders zijn, merkt
de' president op. Ik zit hier niet om je er
in te draaien, maar we zoeken de waarheid.
Had je dan geen gevoel, dat je na den
dood van je eigen kindertjes nog omgang
had met dat meisje?
Verd. blijft ijskoud, op het onverschillige
af en haalt de schouders op, na het gezegde
van den president.
Was de weg glad, toen je wegreed? vroeg
de pres.
Nou... glad was d'ie niet direct, antwoordt
verd.
Je hebt vroeger anders verklaard, wijst mr.
Ledeboer er verdachte op. Dat zijn alle
maal dingen, die voor U geducht van belang
kunnen zijn...
Verd. vertelt dan verder, dat het
meisje in Maart een betrekking in
Schagen heeft gekregen. In Mei ben
ik naar Schagen gegaan om m'n
broer op te zoeken.
Nee; nee, zegt de pres: „Het meisje
was het motief!"
Een man, die veel van vrouwen
hield
Dat wilde ik alleen maar gaan waarschu
wen, omdat er een man in Schagen was,
die veel van vrouwen hield, antwoordt verd.
En moest dus die man, die veel van vrou
wen hield, persé niet in contact komen met
het meisje, dat veel van mannen hield?
merkt de president sarcastisch op.
U ging uw broer opzoeken, maar daar
bent u heelemaal niet geweest!
U heeft Marie gesproken, daar waar zij
diende? Heeft zij toen over het geval ge
sproken?
Ze heeft alleen gevraagd hoe het de
vrouw en de baby ging, zegt verd., ze heeft
ook gezegd, dat zij een en ander aan me
neer Kolkman had verteld. Toen wilde ik
die meneer Kolkman spreken, maar hq
kwam niet naar voren, zegt verd.
U bent ook bij pater Hart in Nieuwe
Niedorp geweest, nietwaar? vraagt mr. Le
deboer.
Ja, een paar dagen later. Die zei tegen
mé, dat meneer Kolkman hem verteld had,
dat hij van het meisje had gehoord, dat ik
de auto expres te water had gereden, merkt
verd. op. Maar pater Hart zal verklaren,
dat u dat zelf tegen hem heeft gezegd. Dat
is een zieleherder en die zal er dus niet
omheen draaien, merkt de president op.
Misschien heeft dit den pater door het
hoofd gespeeld, maar van mij zelf heeft de
priester dit niet gehoord, verklaart verd.
De doktoren getuigen.
Ik kan niet anders zeggen, blijft .verd.
volhouden.
Toen U naar Uw schoonouders ging, hadt
U toen een rijbewijs? wil de president we
ten.
Dat had ik, zegt verd.
Ja dat hadt U net gehaald, voor U naar
Uw schoonouders ging? Hield dat er ver
band mede? vraagt de pres.
Verd.: Absoluut niet!
Voor den Rechter-Commissaris heeft u
gezegd: „Ik heb nooit het ernstige plan ge
had m'n vrouw en kinderen van liet leven
te berooven. Dus een plan heeft u wel ge
had, wijst mr. Ledeboer verd. er met ernst
op.
Zoo goed kan ik m'n Nederlandsche taal
niet, meent verd., En hij zegt dit vrij bru
taal.
Weer komt een moment, dat een
huivering door de zaal gaat
Verdachte, vraagt de president, en
het is alsof hij door den man op
de beklaagdenbank heen wil kijken,
Ben je ook na het ongeluk nog in
tiem met het meisje geweest?
Verdachte zegt een fluisterend ja.
Op de publieke tribune wordt met
moeite een gesis van verontwaar
diging onderdrukt.
Het bezoek te Schagen.
President: „Dat verklaart een massa, het
verklaart misschien zelfs de dagvaarding.
Hebt U haar in Schagen opgezocht en is er
toen niet meer over het verleden gespro
ken?"
Verdachte: „Marie vertelde mij, dat zij te
gen den journalist Kolkman, bij wien zij
huishoudster was geworden, had verteld,
dat zij een verhouding met mij had en dat
het ongeluk er misschien wel verband mee
hield.
Dan wil de president precies weten hoe
het ongeluk is gebeurd. Het verhaal van
den hond lijkt hem onwaarschijnlijk. Geen
van de omwonenden had een hond buiten-
loopen.
Verdachte moet dan vlak voor de tafel
van de rechters komen en precies voordoen,
hoe hij viel, toen de auto in het water
terecht kwam. Hij zegt tevergeefs naar het
achterportier te hebben gegrepen en daar
na om hulp te hebben geroepen.
Hoogst onwaarschijnlijk dit verhaal, merkt
de deskundige Tichelaar op...
Zag U Uw Kinderen nog in het water?
vroeg de pres.
Ja, dat moet wel, antwoordt verd.
Maar dan heeft er een licht in den wagen
Achtereenvolgens komen dan de doktoren
den Hartigh, Blok en Pool voor het getui-
genhekje. De eerste twee noemen de hou
ding van den verdachte na het ongeval ge
kunsteld, de laatste, de huisarts, acht de
reactie van den verdachte normaal. Dr. den
Hartogh zegt dat de weg zeer glad was. Dr.
Poot heeft verd. in het ziekenhuis behan
deld, waarheen deze in den nacht van 2 op
3 Januari was vervoerd. De man was hoogst
opgewonden en moest door twee mannen
worden vastgehouden. Hij schreeuwde om
zijn vrouw en kinderen. Get. had hem een
inspuiting met baromina gegeven en hem
ook een laminalpoeder toegediend, om te
slapen. Hij had het voortdurend over zijn
kinderen. Vroeger was verd. lief voor z'n
vrouw en kinderen en nooit had get. ge
dacht dat verd. een verhouding met een an
dere vrouw zou aanknoopen.
Pres.: U heeft ook Marie Dekker behan
deld?
Dr. Poot zegt, dat dit zoo is, waarop de
president vraagt, of get. de Rechtbank kan
verklaren, wat deze juffrouw tegen hem
heeft gezegd?
Dokter Poot: Als Marie Dekker mij ont
heft van m'n ambtseed.
Het meisje wordt dan binnengeroepen en
ontheft dr. Poot van z'n ambtseed.
Als mej. Dekker vertrokken is, deelt dr.
Poot mede, dat het meisje in den avond van
2 Januari 1938 in hoogst opgewonden toe
stand bij hem was gekomen. Zij had door
de radio bij een zekeren Blokker gehoord,
wat er was gebeurd. Zij kwam regelmatig
bij verd. aan huis en hield veel van de kin
deren. Het meisje huilde erg, zegt getuige.
Hierna werd tot des middags twee uur
gepauzeerd.
De eerstegetui-genverhooren in de
middagzitting draaien om twee
vragen:
Is de verklaring van verdachte
dat een hondje voor den wagen
geloopen heeft, aannemelijk?
en:
Hoe zagen de kleeren van ver
dachte er uit na het gebeuren.
Eenige inwoners van Koedijk
leggen daarover verklaringen af,
die eensdeels den verdachte ont
lasten, anderdeels niet.
De eerste is C. Prins, tuinder. Hij heeft ge
zien, dat de wagen hortend over den weg
reed, met de rechterwielen op den berm van
den weg. Het was erg glad en donker. De
auto reed langzaam. Do getuige kan zich
niet herinneren of de jas van verdachte nat
was. De vrouw van verdachte heeft hem ver
klaard, dat de auto reeds eenige malen was
geslipt.
En was er in de buurt ook een foxjef,
vraagt Mr. de Groot.
D er zijn daar wel drie foxies; antwoordt
get.
Dit is een winstpunt voor den ver
dachte.
De president kijkt in de richting van
den officier èn herhaalt bedacht
zaam: drie foxjes
De verdediger verschanst zich weer
voldaan achter zijn papieren.
Een volgende getuige, mej. Borst heeft ech
ter weer geen hond gezien
De tuinder Muis heeft geconstateerd, dat
de mouwen van verdachte's jas nog droog
waren. Hij weet het absoluut zeker. Latei-
is verdachte hem komen bedanken voor de
hulp en heeft ook hem het verhaal van het
hondje gedaan.
Bij het verhoor van den timmerman Steijn
boekt Mr. de Groot opnieuw een succesje.
Er zijn geen origineele toxjes in de buurt,
zooals de president vraagt, maar wel hondjes
De volgende getuige, Klaas Mol, heeft weer
geen hondjes gezien. De Officier toekent het
ijverig aan.
Tenslotte weet een getuige nog te vei tel
len, dat de eenige hond in de buurt achter
de kachel lag.
„Wat ben Ik toch stom geweest",
moet verdachte volgens den getuige Aarts,
politieagent te Koedijk, na het ongeluk heb
ben uitgeroepen.
Mr. de Groot haalt haast onmerkbaar de
schouders op. Dit heeft immers tweeërlei be-
teekenis in dit geval?
Verdachte ontkent inmiddels iets derge
lijks te hebben gezegd.
Dan volgt een dispuut over de remsporen,
waarbij chef-veldwachter van der Kooij uit
Bergen getuigt. Slipsporen heeft deze politie
man niet gevonden.
De deskundige voorgeroepen, zegt dat hij
er niet zeker van is, dat de auto op dien
weg een slipspoor moet hebben nagelaten.
Het verhoor van get. v.*d. K. wordt dan
voortgezet. Deze verklaart, dat de sporen van
den auto onmiddellijk van den weg naar het
water liepen.
Pres.: Was verdachte volkomen kalm toen
u hem als getuige hoorde?
Get: Dat was achttien dagen na het ge
beurde en toen was verd. volkomen kalm.
Hij heeft gezegd dat het glad was en hij
daarom den binnenweg had genomen.
De Pres. zegt aan verd. dat deze 'n ande
ren weg had kunnen nemen, dan langs het
Kanaal.
Verd.: Ik voor mij, vond het een veiliger
weg, dan over de ongelijke keien van de
dorpen van Langendijk.
Ook getuige van der Kooij zegt, dat de
jas van verdachte van onderen nat, van bo
ven droog was.
De oud-werkgever van verdachte, de heer
Miltenburg, directeur van de melkfabriek
„Wilhelmina", komt verklaren, dat het hem
niet onmogelijk voorkomt, dat verdachte is
gaan leeren auto-rijden in de hoop aan de
fabriek nog eens een anderen cliauffeur te
vervangen.
Wéér een winstpuntje vodr verdach
te, immers door deze verklaring is
de veronderstelling, dat verdachte
expres was gaan leeren auto-rijden
om zich van zijn vrouw te ontdoen,
zeer verzwakt!
Eenige volgende getuigen brengen weinig
licht.
Tragisch is de verklaring van verdachte's
vrouw uit de stukken, dat zij voor het ver
trek nog op goede controle van den huurwa
gen heeft aangedrongen.
„Maar de Chandler was goed", zegt de ga"
ragehouder.
Een verdacht bezoek ln het zie
kenhuis.
Een eerbiedwaardige figuur be
treedt de zaaL
Zuster A. Duiwes, verpleegster in het St.
Elisabethsziekenhuis, komt verklaren, dat
verdachte tijdens zijn verblijf aldaar wel
eens door een meisje is bezocht. Zij zou hqt
meisje echter niet herkennen.
Verd. ontkent.
Get. zegt, dat verd. in het ziekenhuis een
verklaring heeft geteekend, dat het meisje
steun kan gaan halen.
Verd.: Daar staat me niets van voor. Het
is wel mijn handteekening, maar ik moet ge
dacht hebben, dat het stuk voor m'n vrouw
was.
Nu wacht het publiek op de over
volle tribune een bittere teleurstel
ling. Als Marie Dekker, de fatale der
de in dit treurspel moet worden ge
hoord, gaan de deuren dicht. Even
heeft men haar mogen zien, als de
president haar op het gewicht van
den eed wijst Het is een schrale fi
guur, gekleed in een bruine mantel.
Zij draagt daarbij een modieus hoed
je met een voile„Gulzige oogen"
mompelt iemand achter ons op de
gereserveerde tribune
Als de deuren weer worden geopend is
deze getuige volkomen murw gevraagd. Zij
stamelt nog iets onverstaanbaars en mag
zich voorloopig weer verwijderen
Moeilijk halfuur voor getuige
Kolkman.
De 59-jarige tweede kroongetuige, de heer
R. Kolkman, gewezen redacteur van het
R.K. Schager Dagblad, destijds te Schagen,
moet een benauwd halfuurtje doormaken.
Hij vertelt dat op zekeren dag hij er
achter kwam dat het meisje, dat bij hem
in dienst was, verkeering had met een ze
keren B. uit Bergen, die bij het meisje op
bezoek kwam. Hij dwong het meisje toen te
vertellen, wat ze met B. had besproken. Ze
vertelde het over en zeide dat B. het onge
luk met opzet had veroorzaakt. Get. zag
daarin een bevestiging der geruchten, welke
alreeds lang de ronde deden.
In het najaar van 1936 zoo had het
meisje getuige medegedeeld was de ver-
houding begonnen en in het voorjaar van
1937 wilde zij het uitmaken, doch verdachte
had zich hiertegen verzet.
Verd. had toen leeren autorijden en zeide