V ermoordde een vader zijn kinderen? het drama te koedijk Woensdag 15 Maart 1939 Derde blad Na een bewogen zitting levens- lange gevangenisstraf geëischt De terechtzitting De middagzitting Alkmaar, Dinsdag. Er is zeker één winstpost op de droeve balans, welke heden over een menschen- leven wordt opgemaakt in de sombere zaal van het gerechtsgebouw te Alkmaar. Aan de martelende onzekerheid van den man, (beschuldigd van een vreeselijk misdrijfj een misdrijf dat hij halsstarrig volhoudt niet gepleegd te hebben, zal een einde ko men. Maandenlang heeft men hem, destijds vader van 'n groot gezin, gevangen gehouden onder de vreeselijke verdenking zijn vrouw en kinderen te hebben willen vermoorden. Tengevolge van van zijn wil onafhankelijke omstandigheden, aldus de ambtelijke taal der dagvaarding, is het eerste, dus de verdrinkingspoging op zijn vrouw, niet ge lukt. Maar dan volgt een kille zakelijke opsomming, waarin de verdachte B. ■wel is geslaagd... dat hij ter uitvoering van zijn tevoren beraamd plan en ge nomen besluit om opzettelijk fijne kin deren Anna Emerentia Bakker, Emeren- tia Elisabeth Bakker en Wilhelmina Cornelia Bakker door verdrinking van het leven te berooven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg toen hij als bestuurder van een vierwielig mp- torrijtuig waarin behalve zijn echtge- noote ook zijne drie voormelde kinderen waren gezeten, daarmede reed over den Helderschen weg onder Koedijk, met dat motorrijtuig in het kanaal is gereden, althans dat motorrijtuig opzet telijk overeenkomstig zijn bedoeling in voormeld kanaal heeft laten rijden, na dat hij zelf eerst tijdig zich daaruit had verwijderd, tengevolge waarvan over eenkomstig zijne bedoeling dat motor rijtuig met zijne daarin geze ten genoemde kinderen in het wa ter terecht kwam en geheel of nage noeg onder water ging en dat het wa ter het motorrijtuig binnenstroomde, waardoor zijne voormelde kinderen al le door verdrinking om het leven zijn gekomen. Althans dat hij ter tijde en ter plaatse als bovenvermeld opzette lijk zijne drie voormelde kinderen van het leven heeft beroofd door opzettelijk te handelen zooals boven is omschre ven tengevolge waarvan deze drie kin deren alle door verdrinking om het le ven zijn gekomen. De getuigen. Er zijn geen ooggetuigen hij dit droevig tongeval of bij de gruwelijke misdaad geweest. De Officier van Justitie zal zijn beschuldiging waar dienen te maken op grond van verklaringen van getuigen, die- er-het-eerste-bij-waren, op verklaringen van deskundigen, die haarfijn zullen vertellen, waarom de auto wel en waarom ze niet 'door gladheid of mechanisch gebreken in het diepe kanaal kan zijn gereden. Op ver klaringen van doktoren en deskundigen, die de raadselen van een menschelijke ziel zullen onthullen... En dan zijn er twee figuren in dit drama, die een zeer groote rol spelen... Het zijn de 25-jarige Maria Ludwina Dekker, dienst bode, thans te Heemstede, eerder te Bergen en Schagen, en het is de 59-jarige water technicus Rudolf Kolkman, de voormalige plaatselijke redacteur te Schagen van het te Hoorn uitgegeven R.K. Schager Dagblad. De eerste heeft een verhouding met den verdachte B. gehad, toen zij te Bergen bij haar ouders vertoefde. Volgens haar zeggen heeft zij deze verhouding verbroken en is haar Schagen vertrokken, om haar zieke tante, huishoudster bij getuige Kolkman tijdelijk te vervangen. De verdachte B. heeft haar opgezocht, er is een twistge sprek in de gang van het bureau van het R.K. Schager Dagblad gevolgd. B. zou haar verteld hebben, alles voor haar te hebben over gehad, zelfs... het vermoorden van zijn gezin. De getuige Kolkman, die het opgewonden gesprek verdacht vond, preste het meisje, na het vertrek zoo is althans zijn lezing hem te zeggen, wat .in de gang was verhandeld. Hij kwam alles te weten... Maanden liep hij met het geheim rond, toen biechtte hij het aan den pater-gardi- aan van Nieuwe Niedorp, den Zeercerw. heer de Hart. Ook deze is opgeroepen, om getuigenis af te leggen... Wat ls de waarheid? 'Alles staat of valt met de verklaringen Tan het meisje Dekker en den voormaligen journalist Kolkman. Zij getuigen onder «ede, zij zijn voor den officier ongetwijfeld .waardevol materiaal. Bijfiguren. Rond deze hoofdfiguren In de meest si- histere zaak, welke de Alkmaarsche recht bank sinds jaren te behanedlen kreeg, groe- Peeren zich de bijfiguren... Het is de 49-jarige tuinder Cornelis Prins, tuinder te Koedijk met zijn dorpsgenooten Maria Sloot-Boon, Maarten Muis en Jacob Stevn. Het zijn de politiemannen, chef-veld wachter van .der Kooy te Bergen en politie agent Aarts te Alkmaar. Er is een heer Mil tenburg, directeur eener zuivelfabriek te Bergen, oud-werkgever van den verdachte. Er zijn twee menschen die hem goed ge kend hebben: de expediteur Bakker, en de chauffeur Blaaubóer, beiden te Bergen. Dan zal nog een religieuze, zuster Anna Duive» voor het getuigehekje verschijnen. Zij beert den verdachte als patiënt in het ziekenhuis verpleegd. Toen hij ontzet was van de zenu Wen.., of... dit simuleerde... De deskundigen. Onder de deskundigen kunnen gevaarlijke getuigen zijn, zij kunnen ook de zoogenaam de stille getuigen een taal laten spreken die den verdachte noodlottig kan worden... Het zijn de arts den llartogh uit Koedijk, de huisarts Poot uit Bergen, de arts Blok eveneens uit Bergen. Het is de specialist Hoeneveld uit Alkmaar. Het zijn tenslotte twee experts uit Amsterdam de heeren Norman en S. Scheurholts Tichelaar. Deze dag is een nieuwe marteling voor den verdachte, ongetwijfeld ook een zware dag voor de hoofdgetuigen. Maar de aller zwaarste taak heeft de rechtbank, die moet vonnissen over een verwoest menschenleven. Tenslotte is daar nog een stille figuur op den achtergrond in deze zaak. De meest tragische. Zij ver schijnt niet in de rechtzaal. Zij wacht! De vrouw van Bakker. Zij blijft in de onschuld van haar man gelooven... Zij heeft hem zijn echt breuk vergeven... wanneer de recht bank haar man vrij spreekt, zal zij hem terugnemen. Maar dan be gint in dit huwelijksleven een nieu we episode, waarin slechts veel me delijden en veel begrijpen de ont zettende leegte door den dood van drie onschuldige kinderen in het gezin gebracht, maar eenigszins zullen kunnen vullen. De groote rechtszaal van de arrondisse- ments rechtbank te Alkmaar lijkt nog stemmiger dan gewoonlijk. Er heerscht een sfeer van spanning en benauwenis. Zwijgend legt de bode lijvige dossiers voor de plaat sen der rechters. Naast den inktkoker van den officier wordt een penhouder gelegd de deurwaarder loopt rond - we hebben dit alles al tientallen malen gezien, en toch... In de getuigenkamer loopen de getuigen zenuwachtig dooreen. Ver zitten ze thans van elkaar, de getuigen Kolkman en Ma ria Dekker... Ze hebben elkaar slechts ver holen gegroet... Er zijn vele journalisten, vele gegadigden ook voor de gereserveerde tribune. Reeds vroeg dromden de nieuwsgrierigen voor het gebouw... als eindelijk het slot knarst en de groote deuren der publieke tribune zich ope nen, stormen zij naar binnen... Sensatie... véél sensatie vandaag... De verdachte, die even #oor de rechtbank binnentreedt, naar zijn plaats wordt geleid, is netjes gekleed en maakt een kalme, in druk. Is het onverschilligheid of verlegen heid? Men kan een speld hooren vallen, als de rechters de zaal betreden. De rechtbank is voor deze zitting als volgt samengesteld: Mr. A. M. Ledeboer, presi dent, mr. H. M. Fruin en mr. F. v.d. Loos rech ters. Het Openbaar Ministerie wordt waar genomen door den sub. officier van Justitie Mr. G. C. B. v. d. Feen de Lille. Griffier is Mr. G. J. Couvée. Als verdedi ger van verd. is toegevoegd Mr. C. A. de Groot uit Alkmaar. Kalm beantwoordt de verdachte de for- meele vragen, met gespannen aandacht luis tert hij naar de voorlezing van de dagvaar ding. Deskundigen verhoord. Allereerst komen de deskundigen dan aan de beurt. Dr. Hoeneveld, de Alkmaarsche psychiater verklaart verdachte toereken baar. De twee autoexperts handhaven hun verklaringen, Wees kalm, verdachte... Nu wendt de president zich tot den ver dachte. Het is doodstil in de zaal... Lang zaam en nadrukkelijk raadt Mr. Ledeboer, den verdachte kalm te zijn. „Voor u, verdachte zoo zegt de presi dent is het op het oogenblik een gewich tig moment, omdat n uw houding moet be palen. U wordt zwaar beschuldigd, dat weet u: poging tot moord, subsidiair doodslag op uw vrouw en kinderen. Wat u nu zegt is van het grootste gewicht. Wat is er op 2 Januari gebeurd? Verdachte begint rustig zijn uiteenzettin gen. Ik had een auto gehuurd, zegt hij, en ben daarmede naar mijn schoonouders in de Weere gereden. Ik stuurde, mijn vrouw en vier kinderen zaten in den wagen. Bij den terugkeer om ongeveer half zeven des avonds merkte ik, dat de weg door den ij zei glad was en ik ben toen langzamer gaan rijden. De president meent, dat zooiets erg ge vaarlijk is. Dat is wel zoo, zegt verd. Maar ik merkte dat pas op den weg naar Noord- scharwoude. Langs het Noord Hollandsch kanaal onder Koedijk moest ik voor 'n hond uitwijken, waardoor ik slipte. De auto kwam in het Kanaal terecht. Ik dacht toen nog: als me een ongeluk gebeurt, dan kon dat wel eens een straf zijn voor de zondige din gen, welke ik gedaan heb. Een straf van Hoogerhand. Hadt U geen andere zondige gedachten? toen -U dat glinsterende water zag? naast de gedachte natuurlijk aan de zondige ver houding, welke u met dat meisje had, dat heeft u zelf bij het vooronderzoek gezegd, vervolgt Mr. Ledeboer. Toen ik daar zoo reed, dacht ik aan het geen ik achter den rug had, merkte verd. op. Mr. Ledeboer stelt daarna het feit vast, dat verd. met vrouw en kinderen in de St. Anthoniusstraat te Bergen woonde. Toen is dat meisje D. bij u aan de deur gekomen. Wanneer was dat? Verd.: In October of November. Pres.: Nee, wanneer precies? De verdachte weet dat het 11 November was in den avond. Juist! En dat was een belangrijke datum, merkt Mr. Ledeboer op. Waarom? Verd.: Omdat het toen Sintemaarten was. Maar dat meisje was een overbuurtje van me, en was vóórdien ook al eens bij me ge weest. De president wijst er verdachte op, dat deze bij den Rechtercommissaris verklaard heeft een liefdesverhouding met het meisje te hebben gehad. Hier zegt u niets! Verd.: U vraagt er mij niet naar! Ja, maar U heet de verhouding tussehen dat meisje en U niet te liegen zegt mr. Le deboer. Het was een verkeerde verhouding en wie vond die verhouding verkeerd? Dat vond ik zelf, antwoordt verd. Er was ook nog een andere, merkt mr. Ledeboer op. Ja, het meisje zelf, dat heeft gezegd: zoo kan het niet langer voortduren, zegt verd. Maar ze heeft nog meer gezegd, wijst de president er verder op. Ik verzoek met klem de waarheid te zeggen, verdachte! De woorden waarmede mr. Lede boer den verdachte toespreekt, zijn ernstig en worden zeer langzaam uitgesproken. In de zaal heerscht een nerveuze spanning, die bijna ondragelijk wordt, wanneer de pre sident den verdachte de vraag stelt of de gedachte aan verdrinking wel eens is geuit. Verd.: „Ja". Pres.: „Door u of door het meisje?" Verd.: „Dat zal ik wel geweest zijn, maar ik deed het niet met een^edoeling. „Wie heeft het eerste geRgd zoo vraagt de president zoo gaat hot niet langer'" Verd.: „Het meisje". Pres.: „U hebt toen over verdrinking ge sproken, nietwaar?" Verd.: „Ja, omdat zij zei, dat er dan iets verschrikkelijks zou moeten gebeuren". Pres.: „Hoe zou het meisje het hebben gevonden als ze geweten had dat de kinde ren ook zouden verdrinken? Verd.: „Daar is nooit over gesproken". Nee ik heb gezegd: Het zou wel kun- nen( als er op de een of andere manier een ongeluk gebeurde, deelt verdachte mede. Liefde kan een vergevenden, maar ook verderfelijken invloed op den mensch heb ben, merkt de president filosofisch op. Heeft het meisje gezegd: Ik zou je- wel willen hebben als je je vrouw en kinderen kwijt was? Nee daar is nooit over gesproken, antwoordt verd. Maar Maria wist wel, dat U op 2 Januari naar Uw schoonouders ging, nietwaar? merkt de president op. Ze heeft het kunnen weten ,zegt verd. Wanneer sprak U haar voor het laatst? vraagt de president Dat kan ik niet officieel zeggen, antwoordt verd. Officieel? Wat is nu officieel. Dat zijn dagen als Kerstmis en Nieuw jaar U bent katholiek en een goed katholiek moet de waarheid spre ken. Denkt U eens aan Uw arme kleine kinderen, drukt mr. Lede boer verd. op het hart. gebrand, dat belemmert het gezicht van den bestuurder Verdachte zegt, dat zijn kinderen in den wagen met een prentenboek speel den. Daarom brandde het licht. Een bezoek in het ziekenhuis. Het bekende verhaal van de opname in t ziekenhuis volgt. Het meisje is hem ko men bezoeken zegt verdachte, maar alleen in tegenwoordigheid van zijn vrouw. U zult later wel anders hooren zegt de President. Weer komt de onwettige verhouding ter sprake. Toen Uw eigen kindertjes waren verdron ken en U weer uit het ziekenhuis was, heeft U nog vijf of zesmaal gemeenschap met het meisje gehad. Héél erg! Ze heeft het me gevraagd: ik heb haar zooveel mogelijk van me afgezet; antwoordt verd. Het kon wel eens héél anders zijn, merkt de' president op. Ik zit hier niet om je er in te draaien, maar we zoeken de waarheid. Had je dan geen gevoel, dat je na den dood van je eigen kindertjes nog omgang had met dat meisje? Verd. blijft ijskoud, op het onverschillige af en haalt de schouders op, na het gezegde van den president. Was de weg glad, toen je wegreed? vroeg de pres. Nou... glad was d'ie niet direct, antwoordt verd. Je hebt vroeger anders verklaard, wijst mr. Ledeboer er verdachte op. Dat zijn alle maal dingen, die voor U geducht van belang kunnen zijn... Verd. vertelt dan verder, dat het meisje in Maart een betrekking in Schagen heeft gekregen. In Mei ben ik naar Schagen gegaan om m'n broer op te zoeken. Nee; nee, zegt de pres: „Het meisje was het motief!" Een man, die veel van vrouwen hield Dat wilde ik alleen maar gaan waarschu wen, omdat er een man in Schagen was, die veel van vrouwen hield, antwoordt verd. En moest dus die man, die veel van vrou wen hield, persé niet in contact komen met het meisje, dat veel van mannen hield? merkt de president sarcastisch op. U ging uw broer opzoeken, maar daar bent u heelemaal niet geweest! U heeft Marie gesproken, daar waar zij diende? Heeft zij toen over het geval ge sproken? Ze heeft alleen gevraagd hoe het de vrouw en de baby ging, zegt verd., ze heeft ook gezegd, dat zij een en ander aan me neer Kolkman had verteld. Toen wilde ik die meneer Kolkman spreken, maar hq kwam niet naar voren, zegt verd. U bent ook bij pater Hart in Nieuwe Niedorp geweest, nietwaar? vraagt mr. Le deboer. Ja, een paar dagen later. Die zei tegen mé, dat meneer Kolkman hem verteld had, dat hij van het meisje had gehoord, dat ik de auto expres te water had gereden, merkt verd. op. Maar pater Hart zal verklaren, dat u dat zelf tegen hem heeft gezegd. Dat is een zieleherder en die zal er dus niet omheen draaien, merkt de president op. Misschien heeft dit den pater door het hoofd gespeeld, maar van mij zelf heeft de priester dit niet gehoord, verklaart verd. De doktoren getuigen. Ik kan niet anders zeggen, blijft .verd. volhouden. Toen U naar Uw schoonouders ging, hadt U toen een rijbewijs? wil de president we ten. Dat had ik, zegt verd. Ja dat hadt U net gehaald, voor U naar Uw schoonouders ging? Hield dat er ver band mede? vraagt de pres. Verd.: Absoluut niet! Voor den Rechter-Commissaris heeft u gezegd: „Ik heb nooit het ernstige plan ge had m'n vrouw en kinderen van liet leven te berooven. Dus een plan heeft u wel ge had, wijst mr. Ledeboer verd. er met ernst op. Zoo goed kan ik m'n Nederlandsche taal niet, meent verd., En hij zegt dit vrij bru taal. Weer komt een moment, dat een huivering door de zaal gaat Verdachte, vraagt de president, en het is alsof hij door den man op de beklaagdenbank heen wil kijken, Ben je ook na het ongeluk nog in tiem met het meisje geweest? Verdachte zegt een fluisterend ja. Op de publieke tribune wordt met moeite een gesis van verontwaar diging onderdrukt. Het bezoek te Schagen. President: „Dat verklaart een massa, het verklaart misschien zelfs de dagvaarding. Hebt U haar in Schagen opgezocht en is er toen niet meer over het verleden gespro ken?" Verdachte: „Marie vertelde mij, dat zij te gen den journalist Kolkman, bij wien zij huishoudster was geworden, had verteld, dat zij een verhouding met mij had en dat het ongeluk er misschien wel verband mee hield. Dan wil de president precies weten hoe het ongeluk is gebeurd. Het verhaal van den hond lijkt hem onwaarschijnlijk. Geen van de omwonenden had een hond buiten- loopen. Verdachte moet dan vlak voor de tafel van de rechters komen en precies voordoen, hoe hij viel, toen de auto in het water terecht kwam. Hij zegt tevergeefs naar het achterportier te hebben gegrepen en daar na om hulp te hebben geroepen. Hoogst onwaarschijnlijk dit verhaal, merkt de deskundige Tichelaar op... Zag U Uw Kinderen nog in het water? vroeg de pres. Ja, dat moet wel, antwoordt verd. Maar dan heeft er een licht in den wagen Achtereenvolgens komen dan de doktoren den Hartigh, Blok en Pool voor het getui- genhekje. De eerste twee noemen de hou ding van den verdachte na het ongeval ge kunsteld, de laatste, de huisarts, acht de reactie van den verdachte normaal. Dr. den Hartogh zegt dat de weg zeer glad was. Dr. Poot heeft verd. in het ziekenhuis behan deld, waarheen deze in den nacht van 2 op 3 Januari was vervoerd. De man was hoogst opgewonden en moest door twee mannen worden vastgehouden. Hij schreeuwde om zijn vrouw en kinderen. Get. had hem een inspuiting met baromina gegeven en hem ook een laminalpoeder toegediend, om te slapen. Hij had het voortdurend over zijn kinderen. Vroeger was verd. lief voor z'n vrouw en kinderen en nooit had get. ge dacht dat verd. een verhouding met een an dere vrouw zou aanknoopen. Pres.: U heeft ook Marie Dekker behan deld? Dr. Poot zegt, dat dit zoo is, waarop de president vraagt, of get. de Rechtbank kan verklaren, wat deze juffrouw tegen hem heeft gezegd? Dokter Poot: Als Marie Dekker mij ont heft van m'n ambtseed. Het meisje wordt dan binnengeroepen en ontheft dr. Poot van z'n ambtseed. Als mej. Dekker vertrokken is, deelt dr. Poot mede, dat het meisje in den avond van 2 Januari 1938 in hoogst opgewonden toe stand bij hem was gekomen. Zij had door de radio bij een zekeren Blokker gehoord, wat er was gebeurd. Zij kwam regelmatig bij verd. aan huis en hield veel van de kin deren. Het meisje huilde erg, zegt getuige. Hierna werd tot des middags twee uur gepauzeerd. De eerstegetui-genverhooren in de middagzitting draaien om twee vragen: Is de verklaring van verdachte dat een hondje voor den wagen geloopen heeft, aannemelijk? en: Hoe zagen de kleeren van ver dachte er uit na het gebeuren. Eenige inwoners van Koedijk leggen daarover verklaringen af, die eensdeels den verdachte ont lasten, anderdeels niet. De eerste is C. Prins, tuinder. Hij heeft ge zien, dat de wagen hortend over den weg reed, met de rechterwielen op den berm van den weg. Het was erg glad en donker. De auto reed langzaam. Do getuige kan zich niet herinneren of de jas van verdachte nat was. De vrouw van verdachte heeft hem ver klaard, dat de auto reeds eenige malen was geslipt. En was er in de buurt ook een foxjef, vraagt Mr. de Groot. D er zijn daar wel drie foxies; antwoordt get. Dit is een winstpunt voor den ver dachte. De president kijkt in de richting van den officier èn herhaalt bedacht zaam: drie foxjes De verdediger verschanst zich weer voldaan achter zijn papieren. Een volgende getuige, mej. Borst heeft ech ter weer geen hond gezien De tuinder Muis heeft geconstateerd, dat de mouwen van verdachte's jas nog droog waren. Hij weet het absoluut zeker. Latei- is verdachte hem komen bedanken voor de hulp en heeft ook hem het verhaal van het hondje gedaan. Bij het verhoor van den timmerman Steijn boekt Mr. de Groot opnieuw een succesje. Er zijn geen origineele toxjes in de buurt, zooals de president vraagt, maar wel hondjes De volgende getuige, Klaas Mol, heeft weer geen hondjes gezien. De Officier toekent het ijverig aan. Tenslotte weet een getuige nog te vei tel len, dat de eenige hond in de buurt achter de kachel lag. „Wat ben Ik toch stom geweest", moet verdachte volgens den getuige Aarts, politieagent te Koedijk, na het ongeluk heb ben uitgeroepen. Mr. de Groot haalt haast onmerkbaar de schouders op. Dit heeft immers tweeërlei be- teekenis in dit geval? Verdachte ontkent inmiddels iets derge lijks te hebben gezegd. Dan volgt een dispuut over de remsporen, waarbij chef-veldwachter van der Kooij uit Bergen getuigt. Slipsporen heeft deze politie man niet gevonden. De deskundige voorgeroepen, zegt dat hij er niet zeker van is, dat de auto op dien weg een slipspoor moet hebben nagelaten. Het verhoor van get. v.*d. K. wordt dan voortgezet. Deze verklaart, dat de sporen van den auto onmiddellijk van den weg naar het water liepen. Pres.: Was verdachte volkomen kalm toen u hem als getuige hoorde? Get: Dat was achttien dagen na het ge beurde en toen was verd. volkomen kalm. Hij heeft gezegd dat het glad was en hij daarom den binnenweg had genomen. De Pres. zegt aan verd. dat deze 'n ande ren weg had kunnen nemen, dan langs het Kanaal. Verd.: Ik voor mij, vond het een veiliger weg, dan over de ongelijke keien van de dorpen van Langendijk. Ook getuige van der Kooij zegt, dat de jas van verdachte van onderen nat, van bo ven droog was. De oud-werkgever van verdachte, de heer Miltenburg, directeur van de melkfabriek „Wilhelmina", komt verklaren, dat het hem niet onmogelijk voorkomt, dat verdachte is gaan leeren auto-rijden in de hoop aan de fabriek nog eens een anderen cliauffeur te vervangen. Wéér een winstpuntje vodr verdach te, immers door deze verklaring is de veronderstelling, dat verdachte expres was gaan leeren auto-rijden om zich van zijn vrouw te ontdoen, zeer verzwakt! Eenige volgende getuigen brengen weinig licht. Tragisch is de verklaring van verdachte's vrouw uit de stukken, dat zij voor het ver trek nog op goede controle van den huurwa gen heeft aangedrongen. „Maar de Chandler was goed", zegt de ga" ragehouder. Een verdacht bezoek ln het zie kenhuis. Een eerbiedwaardige figuur be treedt de zaaL Zuster A. Duiwes, verpleegster in het St. Elisabethsziekenhuis, komt verklaren, dat verdachte tijdens zijn verblijf aldaar wel eens door een meisje is bezocht. Zij zou hqt meisje echter niet herkennen. Verd. ontkent. Get. zegt, dat verd. in het ziekenhuis een verklaring heeft geteekend, dat het meisje steun kan gaan halen. Verd.: Daar staat me niets van voor. Het is wel mijn handteekening, maar ik moet ge dacht hebben, dat het stuk voor m'n vrouw was. Nu wacht het publiek op de over volle tribune een bittere teleurstel ling. Als Marie Dekker, de fatale der de in dit treurspel moet worden ge hoord, gaan de deuren dicht. Even heeft men haar mogen zien, als de president haar op het gewicht van den eed wijst Het is een schrale fi guur, gekleed in een bruine mantel. Zij draagt daarbij een modieus hoed je met een voile„Gulzige oogen" mompelt iemand achter ons op de gereserveerde tribune Als de deuren weer worden geopend is deze getuige volkomen murw gevraagd. Zij stamelt nog iets onverstaanbaars en mag zich voorloopig weer verwijderen Moeilijk halfuur voor getuige Kolkman. De 59-jarige tweede kroongetuige, de heer R. Kolkman, gewezen redacteur van het R.K. Schager Dagblad, destijds te Schagen, moet een benauwd halfuurtje doormaken. Hij vertelt dat op zekeren dag hij er achter kwam dat het meisje, dat bij hem in dienst was, verkeering had met een ze keren B. uit Bergen, die bij het meisje op bezoek kwam. Hij dwong het meisje toen te vertellen, wat ze met B. had besproken. Ze vertelde het over en zeide dat B. het onge luk met opzet had veroorzaakt. Get. zag daarin een bevestiging der geruchten, welke alreeds lang de ronde deden. In het najaar van 1936 zoo had het meisje getuige medegedeeld was de ver- houding begonnen en in het voorjaar van 1937 wilde zij het uitmaken, doch verdachte had zich hiertegen verzet. Verd. had toen leeren autorijden en zeide

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 5