De vlootkosten in Ned* Indië De terugkeer van den Rooden Pimpernel ex rijwielen, loopen lichter. Het vervolg op een vermaarde film Van opvoeding gesproken Boekbespreking YliexwMs uit Ulfc VxfMcd De nieuwe kostenverdeeling tusschen Nederland en Indiè Danielle Darrieux' eerste Amerikaansche film Een pracht boek van de Zee Visscherij Helder-nieuws HRC-nieuws Burgerlijke Stand van Den Helder] Wat geven de bioscooen? Tivoli- Theater De eerste Amerikaansche film van Danielle Darrieux draait van gisteren tot en met Maandag a.s. in het Tivoli-thcater. Hier ziet men de pititge Fransche star in een scène met Douglas Fairbanks Jr. Ongetwijfeld zal men zich nog herinneren het enorme succes van enkele jaren geleden, dat geboekt werd door de film „De Roode Pimper nel". Een film, gemaakt naar het gelijknamige boek van Baronesse Orczy en waarin men de avonturen ziet van den Engelschen edelman Sir Percey Blakeney en diens vrienden, in hun werk om Franschen van de guillotine te red den. Deze film was een rolprent van groot for maat. De hoofdrol was in handen van niemand minder dan Erroll Flynn, die daarin een onver beterlijke creatie te aanschouwen gaf. Baronesse Orczy heeft het niet bjj één boek gelaten en het was te voorzien, dat de filmin dustrie zich ook niet bij dit eene succes zou houden. Eenigen tijd geleden maakte men een aanvang in Amerika met de verfilming van „De terugkeer van den Rooden Pimpernel" en sedert enkele maanden is deze rolprent ook in Holland in circulatie gebracht. In deze film komt men tal van oude beken den tegen. In de eerste plaats natuurlijk weer Sir Percey Blakeney. Even verwaand en inge beeld, maar even dapper, met evenveel bravour en handigheid als z'n illusteren voorganger. Ditmaal heeft men echter niet aan Flynn de rol van den Pimpernel toebedeeld, doch aan een minder bekenden artist. Voorts is daar Robespierre, Chauvelin en Tallien, en te zamen met de „liga" van de Pimpernel geven ze U een dosis avonturen voor, die doorgaans zeer smakelijk opgedischt worden. Deze tweede film over dit onderwerp zit goed in elkaar en men zal er ongetwijfeld een pret tig anderhalf uur aan beleven. Zij is echter van een niet evenhoog niveau als de eerste. Niet zoozeer voor wat betreft de spanning, als wel wat betreft historisch inzicht. Zoo is bijv. de uitbeelding van Robespiere allesbehalve aan de waarheid getoetst, terwijl de mise en scène van het toenmalige Frankrijk nogal wat te wenschen overlaat. Daarnaast zijn er legio goede momenten. Om er een te noemen: het dramatische moment in de senaat als Robespiere ter verantwoording geroepen wordt. Dit onderdeel is wel het best geslaagde van de geheele film. Wie van romantiek houdt, gekruid met een historisch sausje, zal van deze film genieten. Temeer als hij het boek gelezen heeft. Als tweede film draait „De Jungle-godin". Ergens in de Pacific strijken twee jonge kerels neer. Niet voor hun plezier, maar tengevolge van het minder prettige feit, dat hun vlieg machine naar beneden gestort is. Het blijkt een paradijsachtig stukje grond te zjjn, en ze ontmoeten er een vrouw. Dat is Dorothy La- mour. Aanvankelijk maakt ze een vrij „inland- schen" indruk, doch allengs gaat ge begrijpen, dat het een dochter van Albion is. Het is een film van poëzie en humor, van zingen onder palmen en banjo-getokkel, maar ook van aardbevingen, krokodillengevechten en barbaarsche afgodendienarij. Een wonderlijk mengelmoesje, dat men in technicolor opge diend krijgt. Het is prettig, dat de regisseur van dit pro duct de humor niet uit het oog verloren heeft, zoodat men verscheidene malen hartelijk om dit alles kan lachen. Enkele tafreelen getuigen van het technische meesterschap der huidige filmindustrie. ïlLatta-tPiecde.'i Het is nog niet zoo lang geleden, dat het Immer naar nieuwe krachten speurende Holly wood, in casu Universal's president William Rogers, een uitnoodiging richtte tot Danielle Darieux, de schalksche Fransche ster, die zoowel in het komische als humoristische genre excelleert, om aan de andere z(jde van het groote water een verbintenis aan te gaan. Danielle weigerde aanvankelijk, onder druk van de Fransche filmindustrie, die terecht in haar een der meest representatieve verschijningen van den tegenwoordigen tjjd zag. Toch gaf zij tenslotte toe en het resultaat is, dat haar eerste film opgenomen kon worden. Het is „De Par\jsche Ondeugd" („The Rage of Paris"). Het is niemand minder dan Herman Koster, de regisseur van de films van Deanna Durbin, die de opname geleid heeft. Men zou kunnen zeggen, dat Koster de voetsporen drukt van Ernst Lubitschdezelfde vloeiende stijl, dezelfde zeer geestig invallen, dezelfde ironie kenmerken beider werk en het is opvallend hoeveel variatie talentvolle regisseurs weten te brengen in producten, waarvan de ingre diënten dezelfde zijn en die toch altijd op nieuw amuseeren, als zij maar de kwaliteiten hebben van deze „Parijsche Ondeugd". De personages zijn, achteraf beschouwd oude bekenden met nieuwe gezichten. Daar is het meisje dat fortuin zoekt en het hoopt te vinden in de brandkast en dan een of anderen voor indrukken vatbaren gentleman. Daar is de butler van middelbaren leeftijd, wiens on verstoorbaarheid altijd zoo grappig aandoet; daar is de elegante kellner, wiens populariteit bij de chique cliëntèle hem geen windeieren legt; daar is de Prins, die Asschepoetster ge lukkig maakt en veel meer geld heeft dan Asschepoetster vermoedde. En daar is de oudere vrouw, die het leven kent en de dank bare taak heeft opmerkingen te maken waar bij de toehoorders in den lach schieten. Al deze lieden hebt ge meer ontmoet in films: maar ondanks al die parallel loopende lijnen en overeenkomsten tusschen „The Rage of Paris" en soortgelijke komedies, zet men U geen opgewarmd kostje voor, want frisch is de dialoog, oorspronkelijk zijn tal van regie vondsten en sprankelend is het spel van Danielle Darieux, die Engelsch spreekt zonder accent en tot veler verbazing in een blijspel, dat niet ver van een klucht afstaat, even goed, zoo niet beter, op haar plaats blijkt te zijn dan in tragedies. Van „Mayerling" naar „The Rage of Paris" is een heele stap. Danielle doet hem zonder te struikelen en ontpopt zich als een artiste, die alles kan spelen en die in haar vak in de voorste gelederen staat. Deze eerste Amerikaansche film van Danielle Darrieux is een aardige film, die tot de beste amusementsproducten ge rekend kan worden. Als tweede film draait een rolprent, ge titeld „My Lucky Star", waarin niemand minder dan 's werelds kampioene schaats- rijden Sonja Henie de eerste viool bespeelt. Men ziet de pittige Noorsche weer in een van haar charmante rollen, terwijl maar liefst niet minder dan acht nieuwe songs opge nomen werden. De namen zijn: „I've got a date with a Dream", „This may be the Night" „By a wishing Well" en „Could you Pass in Love", alsmede „Classy Clothes Chris", „Plymouth Rock", „Marching Along" en „Farewell Song". Utitte )3io-lco~ap Willy Fritsch en Mae West. Het „Witte"-programma van deze week biedt een tweetal films, in elk waarvan een zeer populaire star optreedt. In de eerste plaats is daar „De Lachparade", een vroolljke musical met in de hoofdrol Mae West, nog steeds een der beste actrices van Hollywood. Daarna draait „Het Zevende Huwelijks jaar", met niemand minder dan Willy Fritsch, den vermaarden UFA-acteur en jeune pre mier. In deze film ziet men Fritsch weer op z'n best en dat wil, bjj een zoo groot aantal Willy Fritsch-films, heel wat zeggen. Een aardig program, een combinatie van Duitsche en Amerikaansche amusements kunst. Of: hoe moeiiyk paedagogiek Is. Dat de paedagogiek een verbazend moeiiyk ding is, iets dat lang een ieder niet ligt, wordt weer eens ten duidelijk ste gedemonstreerd door het navolgende verhaal, dat van A tot Z met de werke lijkheid overeenkomt, waaraan geen let ter fantasie is toegevoegd. Het gebeurde ergens tusschen de Keizers- brug en Tuindorp: in een winkel, waarin siga ren, cigaretten en tabak verkocht worden. De eigenaresse zat in de kamer, achter den winkel, en bemerkte op een gegeven moment dat er bezoek in haar winkel was. Geen nor maal bezoek, want de bel was niet overge gaan, zoodat men de mat moest hebben „over sprongen". Zij keek door de matglazen ruit en zag: een jongmensch, in den leeftijd van circa 14, 15 jaar, die bezig was z'n zakken te vullen met doosjes rookmateriaal. Uiteraard bleef de juffrouw niet binnens kamers, doch zij wierp de deur open en greep den jeugdigen vandaal in den kraag, trok hem. naar binnen, teneinde aldaar vonnis te vellen. „lederen dag" Het bleek dat de jeugdige dief niet alleen was. Buiten stonden eenige vrienden te wach ten, waaronder een broertje. De winkelierster wendde zich tot het broertje en vroeg of ook hij soms in 't bezit was van gestolen sigaren of cigaretten. Nee, dat was niet het geval. Op de vraag of z'n broer zich wel eens meer met deze „sport" ophield, antwoordde de jongere editie met de grootst mogelijke laconiekiteit: „O ja, juffrouw, hjj doet 't iederen dag?"... Wat het drama binnenshuis betreft, aan vankelijk nam de knaap een uitdagende hou ding aan en liet voorkomen of het hier vrij- heidsberooving betrof. De juffrouw, een kor daat type, liet zich hierdoor echter niet van den kook brengen en fouilleerde het veelbe lovende knaapje van z'n kruin tot z'n teenen; en al spoedig viel hij door den mand; zoowel sigaren als cigaretten kwamen aan het licht, welke vondsten de lip des jongelings danig aan het trillen bracht, vooral toen hem de ver zekering gegeven werd dat de politie in de zaak gemengd zou worden. Doch de juffrouw was van goedhartigen in slag en dacht aan de ouders. Zij dacht: nette ouders zullen het heel erg vinden als hun zoon naar de Prins Hendriklaan moet om daar als een misdadiger ondervraagd enzoovoorts te worden. Stel net je zelf voor... En dus besloot ze den knaap te sparen en het niet aan. te geven, maar de ouders op de hoogte te stellen. Ze vroeg het adres en nadat den jongen met de staart tusschen de beenen er van door gegaan was begaf de juffrouw zich 's avonds naar Tuindorp, en belde aan de des betreffende woning aan. Het bleek het juiste adres te zijn, maar bij de moeder, die open deed, was zij niet aan het goede adres. Die toch hoorde het verhaal aan, schudde haar hoofd eens even, keek de bezoekster ver wijtend aan en repliceerde toen: „Maar juffrouw, da's toch niet zoo erg!" De juffrouw stond even perplex, veronder stelde dat ze het niet goed gehoord had en vertelde nog enkele bijzonderheden. Tenslotte i3 het niet leuk als men z'n winkelvoorraad op deze wijze ziet slinken. Weer schudde de moeder het hoofd, om dan deze woorden te spreken, die o.l. een wel zeer duidelijk bewijs z(jn van het feit, dat nog lang niet iedereen de kunst der paedagogie verstaat: „Nou ja, juffrouw, waarom zullen we er nog verder over praten, 't is nou toch 'beurd Waarlijk, opvoedkunde is een moeilijk ding. De Cyclone" van Roger Vercel. Uitgave „De Toorts" te Heemstede. Ingen. 2.50, geb. 2.95. Wij kunnen bogen op een vrij goed gevulde bibliotheek „see-stories", zeeverhalen. Wij be zitten de werken van Joseph Conrad, van Heinrich Hauser, van Stevenson en Marryat. Er zijn onder deze werken zeer veel goede, doch hadden het genoegen er zoojuist een bij zonder voortreffelijk geschreven aan toe te voegen en wel: „De Cyclone" van Roger Vercel. Vercel. Dit is een boek van de zee, een boek dat met name de lezers van onze krant, die zoo vertrouwd zijn met het water en het sleep bootwezen, zal boeien. Méér dan boeien: het zal hen enkele uren meevoeren naar zee, en zij zullen kunnen genieten van een verhaal, zoo boeiend, zoo suggestief geschreven als men dat slechts zelden aantreft. Waar Conrad, de nestor der „see-story- tellers", het zoekt in een ongebreidelde fan tasie, daar zoekt Vercel zijn kracht in de nuchterheid. Hij vertelt de dingen zoo maar losweg, zonder ze aan te dikken, zonder ze te doopen in een saus van sentiment. Bij hem zijn de kerels van de „Cyclone", de zeesleepboot, geen ridders en helden. Integendeel, het zijn maar doodgewone jongens, met een massa ge breken en die alleen de beschikking kregen over een paar stevige knuisten en een ijzer- sterke body. Waarin overigens geen enkele verdienste schuilt. Maar het zijn flinke kerels, kerels van stavast, die niet gauw den moed opgeven en zich eerst op hun plaats voelen als ze kunnen vechten tegen den wind en de zee. Het is het verhaal van een Grieksche schuit, die in noodweer ten onder dreigt te gaan. De „Cyclone" vaart uit en bindt den strijd met de elementen aan. Een verbeten, taaie strijd, waarin de troeven gelijk verdeeld zitten. Men leest dit relaas, dat den vorm aanneemt van een épos met stijgende belangstelling. Men ervaart tusschen de regels door, dat hier een voortreffelijk auteur aan het woord is, een auteur, die zijn kracht zoekt in de realiteit der dingen en daaromheen geen enkele fan tasie weeft. Wie een waarlijk achttien karaats boek over de zee wil lezen, schaffe zich deze uitgave aan. Men zal er geen spijt van hebben. Inte gendeel, men zal zich een bezit rijk achten, dat men niet meer zal willen missen. Op één ding willen wij nog speciaal de aan dacht vestigen: en dat is op de uitstekende vertaling van Th. R. Boosman, een oud-stuur man der koopvaardij, die met kennelijk inzicht in de materie dit verhaal uit het Fransch tot ons gebracht heeft. Een wel zeer gelukkige uitgave van „De Toorts". Urk 23 Maart. Door 4 vaartuigen werd he den aan den Gemeentelijken Vischafslag al hier aangevoerd: 105 pond poonen, prjjs 7&— g ct iio pond schelvisch, 10 ct.; 50 pond "schar, 6—7 ct. per pond; 30 stuks ma kreel, prijs 5 ct. per stuk. De opstelling der Helder-elftallen voor a.s. Zondag is als volgt: zy y L Kenter Smit De Jongh L. Trap Hoebe Teecklenburgh Kiesewetter Spierenburg Gast Voerman Deur Helder 2—Q.S.C. 2. Aanvang 2.30 u. Prins Schotting v. Beekhoven P Trap v. Steenbergen Been Rottier Burger v. Tongeren Sjersma Goldschalk W.F.C. S—H.R.C. 8. Opstelling H.R.C. 3. H. Smerecnik Bromlewe Dekker Geervliet Schoemaker v. d. Dungen De Schipper Kater Darphorn De Graaf Van Es BÜjaAlen C groote belangstelling vonden op 21 en 1 aart de eerste Nederlaagwedstrijden plaats in het Nat. Chr. Geh.-onth. Hotel, Spoorgracht 40, tusschen de Biljart-clubs „Op Stoot", en „de Poedel", beiden van Juliana dorp. Beide avonden werd vrij goed spel gege ven, doch V.O.P. liet zich niet onbetuigd, in tegendeel, de jubileerende club werd geen der beide avonden geslagen. Er moesten 13 partijen worden gespeeld. De stand is thans: Julianadorp „Op stoot", 6 gew. partijen. V.O.P. 7 gew. partijen. Julianadorp De Poedel 6V2 gew. partijen; V.O.P. 6V2 gew. partijen. Dinsdag 28 Maart wordt de nederlaagwed strijd voortgezet tegen nog een club uit Julianadorp. van 24 Maart 1939. GETROUWD: J. Schellinger en A. M. Stro band. L. C. Möls en J. Dienst. BEVALLEN: Ch. P. DijkstraHeeres, z. Voor de voorbereiding der landsverdedi ging is te allen tyde een der voornaamste factoren het geld. Meer dan ooit geld dit in den tegenwoordigen tjjd, nu de be wapeningen zoo hoog opgevoerd z(jn; en dan nog in het byzonder voor de marine. De aanschaffing en exploitatie van een oorlogsvloot is een uiterst kostbare onder neming. Zoo beloopen de prijzen in millioenen voor een volledig uitgerust slagschip 75 h 100, voor een Nederlandschen kruiser 18.5 h 20, voor een torpedobootjager 5 en een onderzeeboot 4. Ook het kleine materieel is duur: een motortorpedoboot kost evenals een groot zeeverkennings- of bombardements vliegtuig 250.000 300.000. Daarbij komen dan nog de exploitatiekosten, die b.v. voor een kruiser in Indië 1.9 millioen per jaar bedragen. Er is thans reden om meer dan gewone aandacht aan de kosten der marine te wijden. Vooreerst omdat algemeen de behoefte ge voeld wordt om o.a. de verdediging van Indië te versterken, terwijl anderzijds de financiën van beide deelen van het Rijk in een benarden toestand verkeeren. Onder die omstandigheden is het begrijpe lijk, dat de vraag, hoe de kosten van de vloot over Holland en Indië verdeeld moeten wor den, wat meer haken en oogen oplevert dan in betere tijden. Zooals men weet, draagt Indië alle kosten voor de Indische landmacht, terwijl die voor de vloot verdeeld worden. Buiten deze ver deeling vallen de kosten voor de opleiding van het Europeesch marinepersoneel en zijn pensioenen, die ten laste van de Rjjksbegroo- ting komen; terwijl Indië de kosten van de plaatselijke maritieme middelen draagt. De overige uitgaven worden over de beide be- grootingen verdeeld naar een systeem, dat nog al eens verandert Hoe het was. Feitelijk is voor deze verdeeling nog altijd van kracht het Koninklijk Besluit van 1896, dat Indië belast met de kosten der exploitatie van de in Indië aanwezige schepen en Neder land met alle overige uitgaven. In 1915 is men echter begonnen daarvan af te wijken door Indië, dat het toen goed betalen kon, ook te belasten met de halve kosten van aan bouw der nieuwe voor Indië bestemde schepen. De inzinking in de Indische financiën maakte deze verdeeling onmogelijk. Dienten gevolge is sedert 1935 het systeem gevolgd, dat Indië hoogstens de helft betaalde van de exploitatie- en bouwkosten der voor Indië be stemde schepen en Nederland de rest. Thans heeft de Regeering het plan opgevat om voor het sedert lang overleefde Koninklijk Besluit van 1896 een nieuwen grondslag te vestigen voor de verdeeling der vlootkosten tusschen Holland en Indië. De moeilijkheid was daarbij een regeling te ontwerpen, die zou toelaten om bjj die verdeeling telkenjare rekening te houden met de draagkracht der beide deelen, aangezien deze blijkens de er varing vooral voor Indië aan sterke ver anderingen onderhevig is. Bovendien moesten de beide besturen het over die regeling eens worden. In Indië be stond sedert jaren het verlangen om het Indische aandeel in de vlootkosten op een vast bedrag bepaald te zien. Het nadeel van zulk een verdeeling is, dat de belangen van beide gebiedsdeelen niet meer gelijkelijk be trokken zouden zijn bi) een evenueele uit breiding der Marine in Indië, waarvan immers de kosten dan uitsluitend ten laste van het Moederland zouden komen. Bovendien hield dit systeem in het geheel geen rekening met de mogelijkheid van veranderingen in de draagkracht der beide gebiedsdeelen. De regeering heeft daarom de voorkeur ge geven aan een andere regeling, die aan de Volksvertegenwoordiging is voorgelegd in een wetsvoorstel tot wijziging van de begrooting voor Koloniën voor 1938 en door de Tweede Kamer dezer dagen aanvaard is. De nieuwe regeling. Volgens deze regeling zal Indië de exploi tatiekosten van de in Indië aanwezige vloot dragen en Nederland alle overige. Daarbij zal echter van den financieelen toestand in beide deelen van het R(jk afhangen of Nederland een bijdrage geeft voor de Indische exploi tatiekosten, dan wel een Indische bijdrage ontvangt voor de bouwkosten. Ter beantwoor ding ln komende jaren van de vraag, welke bijdragen betaald moeten worden, zijn reeds thans schema's opgemaakt, omtrent alle mogelijke financieele situaties in beide deelen, waaruit afgelezen kan worden, welk der ge biedsdeelen in de termen valt voor het leveren van een bijdrage en hoet groot deze moet zijn. Dientengevolge moet Nederland over 1939 in de Indische exploitatiekosten een be drag van 5 millioen bijpassen. Bezwaren in Indië. Dit systeem is in Indië niet onverdeeld gunstig ontvangende Volksraad heeft er zich tegen uitgesproken. Niettemin is het aanmerkelijk gunstiger voor Indië dan voorafgaande verdeelings- systemen. Duidelijk blijkt dit uit het feit, dat Indië volgens het systeem van 1915, over 1939 ongeveer 33 millioen méér zou moeten be talen dan volgens de nieuwe regeling, en volgens het systeem van 1935 ongeveer 8.5 millioen meer. Blijkbaar spruit de tegenkanting van den Volksraad voornamelijk voort uit het feit, dat de defensiekosten voor Indië stijgen. Dat is echter een verschijnsel, dat zich overal doet gelden. Tenslotte is de stjjging der Indische marine uitgaven nog betrekkelijk gering: over 1939 toch bedragen die uitgaven ruim 27 millioen tegenover ruim 22 millioen in 1938. Met inbegrip van de 71 millioen legeruitgaven blijft Indië in zijn defensie-begrooting nog aanzienlijk achter bij het Moederland, dat in 1939 aan gewone en buitengewone uitgaven voor leger en vloot 234 millioen moet be dragen. Het is nu eenmaal rationeel en billijk, dat bij de stijging der defensie-kosten beide deel- genooten daarvan hun aandeel te dragen krijgen. De nieuwe regeling houdt daarbij dan nog terecht rekening met de wederzijdsche draagkracht. En dat Indië niet overmatig getroffen wordt, biykt uit het feit, dat de belastingen er altijd nog zeer belangrijk lager zjjn dan in Holland. Ook hier is een regeling, die iedereen te vreden stelt, moeilijk te treffen. Waar het op betalen aankomt, is dat trouwens heel vaak het geval. De tijdsomstandigheden zijn er echter niet naar om over de kosten-verdeeling ■'e twisten. Hoofdzaak is, dat de versterking der defensie voortgang vindt. Het is daarom goed, dat de Kamer het voorstel der regee ring aanvaard heeft. Des te meer omdat haar regeling na lang wikken en wegen aldus ont- de beste "jkt' die in de gegeven omstandigheden b.ereikt kon worden. wIÜL 'S- dan ook te verwachten, dat de Eerste Kamer zich eveneens daarmee ver eenigen zal, zoodat vermoedelijk ln komende dienovereenkomstig de vlootkosten over Holland en Indie verdeeld zullen worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 6