Wij lazen voor 0
De moord te Brunsum
opnieuw berecht
Een reisje in 1754
Dg Ibbtste rcizc van
Generaal Snijders
ÖamJi den UeÈ&t
Donderdag 1 Junj 1939
Dr. Colijn:
"Hij heeft zijn vaderland goed gediend"
Derde blad
Hulde van de marine
Lugubere proeven met een lijk
DEPUTATIES VAN LFPrn
VLOOT BIJ DE GROEVE VAN
DEN OUD-OPPERBEVELHEBBER
Het stoffelijk overschot van tre-
ne,';aa, K J: Snii,ders. oud-opperbe-
H Van lanci" en zee,niacht,
.gi potbesoheraier van de Nederland-
sche luohtvaart, van onze luchtver-
(binding met de overzeesche gewes-
ten en van talrijke nationale instel
lingen met allerlei doel, is gisteren
ter ruste gelegd op de begraafplaats
Oud Eikenduinen. Het was gisteren
op twee maanden na juist 25 jaren
geleden, dat in Nederland de mo
bilisatie werd afgekondigd, tijdens
welke generaal Snijders, die na een
hoogst eervolle loopbaan reeds was
gepensionneerd, op verzoek van
Hare Majesteit de Koningin het op
perbevel over de gemobiliseerde
troepen van land- en zeemacht op
izicth nam, een taak, welke hij tot
het einde toe met voorbeeldig be
leid heeft vervuld.
'Als vertegenwoordiger van H. M. de Ko
ningin waren heden aanwezig vice-admi-
raal F. Bauduin, adjudant generaal, chef
van het militaire huis van Hare Majesteit,
en H. Ms. adjudant majoor H. J. Phaff.
De minister-president, dr. H. Colijn, was
in den rouwstoet medegekomen, om op de
begraafplaats de gevoelens der regeering
te vertolken.
Onder de vele aanwezigen op de begraaf
plaats bevonden zich o.a. de ministers J.
A. N. Patiijn, minister van buitenlandsche
zaken, dr. J. J. C. van Dijk, minister van
defensie, mr. C. M. J. F. Goseling, minister
van justitie, Ch. J. I. M. Weiter, minister
van koloniën, mr. dr. ir. J. A. M. van Buu-
ren, minister van waterstaat, prof. dr. J. R.
Slatemaker de Bruine, minister van onder
wijs, kunsten en wetenschappen.
Voorts de voorzitters van de Eersite en
Tweede Kamer der S'taten-Generaal, mr. W.
L. baron de Vos van Steenrwijik en mr. J.
(Rih. van Schaik, de voorzitter van de alge-
mee ne rekenkamer, de heer R. Zuyder-
faoff, staatsraad vice-admiraal J. J. Ram-
bonnet, vice-admiraal A. Vos, oudste actief
Vlagofficier, vice-admiraal J. T. Furstner,
chef van den marinestaf, luitenant-generaal
J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, com
mandant van het veldleger, gouverneur
van de residentie, vertegenwoordigers van
de generale staf, een
deputatie van de Zeemacht,
bestaande uit de commandant der marine
sdhout-bij-naoht H. Jolles, chef van den staf
zeemacht, kapitein ter zee J. G. van den
Berg en luitenant-ter-zee le klasse B. J.
Vel derman, adjudant van den Commandant
'der Marine, lcapitein-ter-zee H. J. Van der
Stad, commandant van de maritieme mid
delen te Vlissingen, en tal van andere au
toriteiten.
Door de familie uitgenoodigd, spralk de
minister van Staat, Dr. H. Colijn, aan de
igroeve. Uitvoerig schetste spr. de groote
Verdiensten van den overledene voor land
en volk gedurende de moeilijke jaren van
1914 tot 1918, na eerst te hebben uitgewijid
Over zijn reeds zoo eervolle loopbaan welke
daaraan voorafging.
Het waren de schokkende gebeurtenis
sen, aldus dr. Colijn, van de Augustus
maand 1914 die generaal Snijders uit de af
geslotenheid van de bureaux van den gene-
ralen staf ineens in het volle licht van de
algemeene volksaandacht plaatsten. Het is
'hier niet de plaats een breede schets ie
geven van de werkzaatnlhe'den en van de
verantwoordelijkheid van den opperbevel
hebber van land- en zeemacht gedurende
de jaren 1914 t.m. 1918.
Wel was de mobilisatie vlot ver-
loopen, en wel schiep de kort te vo
ren tot stand gekomen nieuwe le-
gerorganisatie de gelegenheid om
dadelijk met de concentratie der op
gekomen troepen een aanvang te
maken, maar aan het apparaat, dat
izoo noodig, onze neutraliteit met
kracht van wapenen zou moetcni
handhaven, ontbrak nog veel. De
materieele uitrusting van het. leger
was nog lang niet op de hoogte
van den tijd en de geoefendheid
van de onder de wapenen geroepen
oudere lichtingen was niet op het.
peil, dat voor den modernen oorlog
werd geëischt.
De vraag komt op, hoe het mogelijk is,
<!at één man gedurende vier lange jaren,
onder zulke verhoudingen, dien last heeft
kunnen torsen.
Slechts onbegrensde toewijding aan Vor
stin en Vaderland vormde de motorische
kracht voor de vervulling van een taak,
■waarvan men de zwaarte slechts benaderen
kan!
De groote schaduw.
En dan zegt Dr. Colijn mat nadruk:
'Over het einde van deze vierjarige pen-
tode valt een schaduw, waaraan we hie*
en va n d a a g niet mgocn voorbijgaan.
Buigend voor onredelijke critiek
hebben de toenmalige bewindslieden
den opperbevelhebber tot heengaan
genoopt. En wel werd voor die daad
een jaar later verzoening gedaan
door de verleening van het groot
kruis van den Nederlandschen
Leeuw, maar dat heengaan zelf en
nog meer de wijze waarop da
heengaan plaatsgreep, doet nu nog
zeer. Het was allerminst in over
eenstemming met dc ongemeen
_Generaal Snijders. j
groote verdiensten, die generaal
Snijders aan volk en vaderland be
wezen had.
Doch hier toonde de soldaat zijn groot-
illlrlKes> geen politiek, doch
1 berusting, geloovend, dat de tijd
reent zal doen. En inmiddels zich aangog,
dend om het leven niet als afgesloten te
beschouwen, doch het ook verder met al
zijn gaven en krachten te stellen in dienst
van liet nationaal belang!
Ook liet laatste gedeelte van het leven
van generaal Snijders, het zich wijden aan
(ie aviatiek, besprak de minister uitvoerig.
Zijn krachtig initiatief bij de voorberei-
ding van den eersten vliegtutocht van Neder
land naar Indië is de oorsprong geweest
van onze wonderbare lucht verbinding met
Nederland overzee. Ondanks zijn hoogen
leeftijd - nog in zijn 76e levensjaar
reisde hij in het belang der luchtvaart naar
Java en nog maar enkele maanden geleden
toen reeds 86 levensjaren volbracht waren,
bood hij zich aan andermaal die reis te on
dernemen!
Zoo is er dan, besloot dr. Colijn, wanneer
men dit leven beziet, alle reden om met
nadruk te getuigen: II a bien mérité de sa
patrio (hij heeft zijn vaderland goed ge
diend).
Waar het gold bevordering van het natio
naal gevoel, waar het betrof verhooging
van 's lands weermacht, waar 't aankwam
op een ruime visie in toekomstmogelijk
heden, daar kon men overal generaai Snij
ders vinden in het voorste gelid van be
langstellenden en meestal onder de duwers
en stuwers!
De marine betuigt haar hulde.
Nadat dr. Colijn was uitgesproken,
legde de oud-minister van Marine,
gep. vice-admiraal Naudin ten Cate
met een kort woord van eerbiedige
hulde aan de nagedachtenis van
generaal Snijders een groote krans
met rood-wit-blauw namens de Ko
ninklijke Nederlandsche Marine bij
de baar neer. Op het lint van deze
krans stond: van de Koninklijke
Nederlandsche Marine aan generaal
Snijders, die van 19141918 den
lande als opperbevelhebber heeft ge
diend.
Er waren nog zeer veel andere kransen,
o.a. van de Kon. Ned. Ver. „Onze Vloot",
waarvan wij nog opmerkten den voorzitter,
den heer N. van Zalinge en den secretaris^
jhr. van der Wijok en van „Nationaal Her
stel",
Een laatste groet der oud-makkers.
Van de zijde van de Kon. Vereeniging van
officieren, Ridders der Militaire Willemsor
de, had een eenvoudig ceremonieel plaats.
In dit verband verdient vermelding, dat
generaal Snijders het onderscheidingstee
ken van ridder 4e klasse der Militaire
Willemsorde verkregen heeft, omdat hij zich
ais tweede- luitenant der Genie, gedeta
cheerd bij het Kon. N'ed.-Indische leger bij
twee gelegenheden op Atjeh zeer bijzonder
onderscheiden heeft bij de oprichting van
versterkingen, welke hij met moed en be
leid heeft volbracht, niettegenstaande ver
scheidene zijner makkers sneuvelden of
gewond werden.
De genoemde vereeniging was overeen
komstig haar wet vertegenwoordigd door
twee harer leden.
In de aula plaatsten de beide leden der
vereeniging zich aan weerszijden van de
kist, die gedekt was door de nationale vlag
met de onderscheidingsteekenen op fluwee-
len kussens, met het front naar de naast-
bestaanden. Bij het uitdragen van de baar,
waarbij de militaire kapel treurmuziek
deed weerklinken, stelden zij zich op voor
de kist, de onderscheidingen op de kussens
dragende, en begaven zich op deze wijze
naar het graf, Daar stelden zij zich aan 't
hoofdeinde op en legden de onderschei
dingsteekenen naast de kist.
Alvorens de kist daalde, legden zij een
orchidee op de kist onder het uitspreken
der woorden: „Een laatste groet der oude
makkers", terwijl zij hun standplaats aan
het hoofdeinde bleven innemen tot de plech
tigheid beëindigd was.
Daarna werd de kist in de met sparren
groen bekleede groeve plechtig neergelaten,
terwijl stemmig het Wilhelmus weerklonk.
STUDIECOMMISSIE PLATTELAND.
In verband met de instelling van een stu
diecommissie voor het platteland door het
bestuur der R.K. Staatspartij schrijft de
„Gelderlander":
De economische crisis heeft toestanden
doen ontstaan, died ringend om verbetering
roepen. En dat niet enlkel op stoffelijk ge
bied, maar ook in godsdienstig en moreel
en in algemeen cultureel opzicht. Oude,
kerngezonde tradities ten plattelande drei
gen teloor te gaan en daarmee opbouwende
krachtien, die voor onze volksgemeenschap
van zeer groote beteekenis, ja onmisbaar
zijn.
De wederopbouw van het platteland is
dan ook een probleem van de eerste orde...
Dat met nadruk in de algemeene richt
lijnen voor die commissie ook wordt ge
vraagd naar eisohen, die op grond van de
algemeene inzichten over de economische
bestaanbaarheid van de landbouwbedrijven
in den ruimsten zin aan de z.g. crisis-maat
regelen der Overheid worden gesteld, stemt
tot voldoening en wel heel in het bijzonder
dat de vraag onder oogen zal worden ge
zien, wleke veranderingen deze maatregelen
op korten termijn hebben te ondergaan.
We hopen intusschen, dat de opdracht
ook aanleiding geeft tot een grondig na
gaan van de nadeelige invloeden, die de
wijze van werkverschaffing en de toestan
den daarbij in meer clan één opzicht heeft
veroorzaakt.
Hier ligt een veld van onderzoek, dat in
bijzondere mate de aandacht verdient. We
hopen op een en ander binnenkortnog na
der terug te komen.
GEEN STAATSGODSDIENST IN NEDER
LAND.
De Limburger Koerier bevat een beschrij
ving van het leven bij de grenstroepen. In
het vervolg in het nummer van 26 Mei tref-
Het leven is een beetje erg versteend. Wij
zijn zoo gewend geraakt aan de afwisselen
de spanning en ontspanning, dat het ons al
lemaal niets meer doet. De spanning geeft
ons geen spanning meer en de ontspanning
lucht ons niet op. Wij lezen onverschillig
de krant: Hitier heeft de deur opengelaten
en Beek heeft de deur opengelaten en
Mussolini heeft de deur opengelaten en
Daladier heeft de deur opengelaten en
langzamerhand begrijpen wij waarom Euro
pa verkouden is. Van het Oostelijk front
geen nieuws. Ja toch! Japan heeft het be
staan van een oorlogstoestand in China er
kend, waarmede het een einde heeft ge
maakt aan een van de langdurigste „inci
denten" in de geschiedenis. En tevens aan
een van de onwaarschijnlijkste; kunt u zich
voorstellen dat een Japansch meisje tot nu
toe haar verloofde, die naar het front ver
trok, uitgeleide deed met de woorden: „Ik
vind het een afschuwelijk idee dat je naar
het incident gaat?" Ik niet, maar dat kan
aan mijn gebrek aan fantasie liggen. Overi
gens zal dit niet veel aan den toestand ver
anderen. Japan zal Chineesche provincies
blijven bezetten en den volgenden dag mer
ken, dat de Chineezen er weer zijn, maar in
de gedaanten van „bandieten".
Het is afschuwelijk om het te zeggen,
maar je frischt er heelemaal van op, als je
weer eens van een ouderwetsche romance
leest. Ter afwisseling van de open deuren en
de incidenten is het bepaald een weldaad.
Welnu dan, met een roos tusschen mijn
tanden, een snik in mijn keel en met schrijf
machine-toetsen die ratelen als castagnet
ten ga ik u het vreemde avontuur vertellen
van de Mexicaansche cabaretdanseres Sofia
Alvarez. Met het Italiaansche stoomschip
Rex is zij dezer dagen van een wereldtour-
née in Amerika aangekomen en om zeven
uur in den prillen ochtend heeft haar schok
kende verhaal persvlooien die brj nacht
en ontij op de bWnenkomende schepen wor
den losgelaten klaar wakker gemaakt.
De bladen in Singapore hebben er vol over
gestaan (zegt ze) maar ik heb uit bezuini
ging die abonnementen allang opgezegd en
zoo is het u misschien ook gegaan. Laten
we Sofia dus maar op haar woord gelooven:
Twee jaar geleden trok ze de wereld in
met een zingende en dansende troep. Alles
ging op rolletjes tot ze in Brisch-Indië aan
kwam. De eerste voorstelling had plaats in
Bombay en van dat oogenblik had ze geen
rust meer. Een Indische prins had zijn hart
aan Sofia Alvarez verloren. Ze struikelde
over hem iederen keer dat ze haar kleed
kamer in- of uitging, en ais ze eenmaal bin
nen was, struikelde ze over de vazen met
bloemen en andere geschenken waarmee hij
haar achtervolgde. Iedere postbestelling
bracht een brief, die warm aanvoelde door
het liefdevuur dat er in smeulde. Vóór de
tournée eindigde, had de prins zijn hart en
zijn olifanten aan haar voetjes gelegd. Sofia
vertrok naar Singapore. Zaken zijn zaken en
je mag geen contract verbreken en zoo.
Maar de koeriers van den prins kwamen
met een eigen vliegtuig ook naar Singapore,
en op de een of andere manier was er blijk
baar toch wel van het contract af te komen,
want de koeriers voerden in triomf Sofia
Alvarez met zich mede en de banketbakkers
van Bombay werkten in het zweet huns aan-
schijns, want de prins had een grootseh ver
lovingsfeest verordineerd. Hoe het feest
was? Een beetje opzichtig, vond het Mexi
caansche danseresje, maar toch wel knal.
Déür lag het 'm dan ook niet aan maar
op een gegeven oogenblik gebeurde er iets
heel raars. Ze moest kennis maken met Me
vrouw en de kleuters. Op dat oogenblik, zoo
vertelt ze, vergat ze heelemaal haar En-
gelsch. Ze sprak Mexicaansch. En men moet
aannemen, dat er ook geen woord Fransch
bij was. Wat ze zeide, zal vermoedelijk het
equivalent zijn geweest van het goed-Hol-
landsche asjemenou, want de prins zei ont
daan, dat alles in het nette was, aangezien
hij volgens zijn stand recht had op acht
vrouwen en zij maar nummer twee was, een
heele eer, daar logischerwijze nummer twee
als laatst-aangekomene de favoriet is boven
nummer één. Sofia was nog altijd reuze
kwaad, een contract verbroken en zoo, en
zeide dat hij haar nog veel meer kon zeg
gen, altijd in het Mexicaansch dan, waar
door het niet zoo ruw klonk.
„Ik was beleedigd", zeide Sofia tot de
reporters, een van haar heupen omhoog
gooiende omdat een fotograaf haar op den
korrel nam. „Ik zei, dat ik linea recta naar
huis ging, en de prins zei, dat hij meekwam,
maar hij is gelukkig den weg kwijt ge
raaktEn zoo zit dan ergens in Bom
bay een teleurgestelde prins te treuren om
zijn schoone van de Rio Grande, terwijl zijn
trouwe gade, nummer één bij gebrek aan
nummer twee, zijn pantoffels en zijn glaasje
Britsche ranja met een rietje klaarzet.
Tenzij natuurlijk het heele verhaal een
reclame-stunt is, hetgeen u gemakkelijk ge
noeg kunt controleeren door de kranten van
Singapore van een jaar geleden te laten
komen. Ik voor mij houd het verhaal voor
echt; ik wil het gelooven, omdat dit nu eens
wérkelijk een incident was en omdat Sofia
Alvarez géén deur heeft opengelaten.
fen wij de volgende zinsnede aan;
„In deze pracht-cantine is intusschen, be
halve aan het plezier, ook weer aan iets
andere gedacht. Dat hoort erbij, vinden de
soldaten. Tegen den achterwand, in een
kleurigen stralenkrans, staat het Maria
beeld, vanwege de Meimaand met bloemen
versierd.
„H. Maria, moeder der soldaten, bid voor
ons", staat er in keurige letters rondom
geschilderd..."
Het lijkt ons niet juist, zegt het Nat. Dag
blad, dat op deze wijze een militair lokaal
een bepaald godsdienstig stempel krijgt. Er
zijn in de weermacht ook niet-katholieken,
voor wie zulk een ontspanningslokaal even
zeer bestemd is. Wij kennen in Nederland
geen staatsgodsdienst en niemand begeert
invoering van een staatsgodsdienst; laat
men dan ook van zekere zijde niet trachten
openbare militaire lokaliteiten een karak
ter te geven, alsof er in Nederland een
staatsgodsdienst bestond. Het hier opge
merkte geldt ook voor het plaatsen van
kruisbeelden in openbare gebouwen als
raadhuizen e.d.
VAN FRIESLAND BEGINT DE VOETBAL
VICTORIE.
De Oproerige Krabbelaar van Het Volk
geeft de Friezen een pluim op hun hoed,
en schrijft dan:
Vanwaar deze ontboezeming? Vleierij?
Met welk oogmerk? En welk middel ware
ondoelmatiger in dit geval?
Neen, dat ik zoo goed te spreken ben over
deze bakermat der vrijheid, zit hem in den
kantonrechter te Leeuwarden (zijn naam
eindigt op „stra"), die de organisators van
den voetbalwedstrijd te Zwaagwesteinde van
rechtsvervolging heeft ontslagen, al werd
die dan op Zondag gehouden.
Zeker, zegt de magistraat in zijn beslis
sing, het was op Zondag, maar niet in de
uren, bestemd voor openbare godsdienst
oefening, en een voetbalmatch is geen ver
makelijkheid.
Men komt daar uit belangstelling voor
de zuivere sportieve prestaties der spe
lenden. Het maken van reclame en het hef
fen van een toegangsgeld om an zijn on
kosten te komen, verandert daaraan niets.
Het element van het vermaak blijft volko
men op den achtergrond. De belangstelling
in de sport staat bij spelers en toeschouwers
voorop.
Wij verheugen ons van harte over deze
houding, niet uit persoonlijke voorkeur
voor dit of eenig spel, maar uit innige af
keer van het weinig sportieve spel, dat men
ineens met die oude Zondagswet is gaan be
drijven. Een spel vol doorzichtige onzui
verheden, dat nergens méér is misplaatst
dan in de zaal, waar de beoefening der ge
rechtigheid voorop staat.
En het zou nog zonde zijn, als de Frie
zen geen vrijheidslied hadden om het bij
deze gepaste gelegenheid aan te heffen.
v WEER TWINTIG JAAR GEVAN
GENISSTRAF GEEISCHT. GRU
WELIJKE BIJZONDERHEDEN.
Opnieuw werd, thans door het Ge
rechtshof te 's Hertogenbosch, een
eisch van twintig jaar gevangenis
straf gehoord tegen den schilder W.
van E. te Brunsum, verdacht teza
men met de vrouw van den W., Ma
ria Johanna Schuurmans, echtge-
noote van Henrich Maassen, door
bijlslagen te hebben verwond en la
ter gewurgd.
Bij de behandeling voor de recht
bank vermeldden wij reeds uitvoerig
dat een liefdesdrama aan deze gru
welijke daad ten grondslag heeft
gelegen, terwijl ook roofzucht er
niet vreemd aan was.
Voorts hadden beiden zich te verantwoor
den als verdacht van het feit, dat zij na den
moord het lijk van de vrouw in een zak
hebben gestopt, het daarna hebben gesleept
naar den tuin van verdachte M. H. Dr.,
waar het, nadat een kuil gegraven was, is
opgeborgen. De kuil werd met appel en
aardappelschillen dichtgegooid en vervol
gens met rijshout afgedekt. Een en ander
hebben zij gedaan teneinde den dood der
vrouw .verborgen te houden.
Een bekentenis.
Verd. gaf toe, dat hij de vrouw met bijl
slagen van het leven had beroofd. „Ik heb
echter in drift gehandeld en heb nooit de
bedoeling gehad de vrouw met voorbedach
ten rade te vermoorden. Zij had mij dien
dag beleedigd en in het gezicht gespuwd.
Ik heb mij toen kwaad gemaakt, een bijl
genomen en er maar op los geslagen."
Aan de vrouwelijke verdachte M. H. D.,
vroeg de president of zij het lijk van de
vermoorde vrouw in een zak heeft vervoerd
en in een kuil heeft gelegd. Hierop ant
woordde de vrouw dat zij wel een zak ver
borgen heeft gehouden, zij heeft echter niet
geweten, dat er in dien zak een vrouwen-
lijk zat. Zij heeft altijd gedacht dat het
smokkelwaar was.
Gruwelijke bijzonderheden
Hierna werd een begin gemaakt met het
hooren der diverse getuigen. Als'eerste ge
tuige werd gehoord de hoofdagent van po
litie, H. Kennis te Brunssum. Deze ver
klaarde dat hij in den kuil, gelegen in den
tuin van de vrouwelijke verdachte M. H. D.
een zak had gevonden. In den zak lag een
vrouwenlijk met het hoofd naar heneden,
de voeten staken er buiten uit. Het lijk was
met bloed bevlekt en om den hals zat een
touw met een schuifstrik. Vrij spoedig is
getuige overgegaan tot de arrestatie van een
schilder W. van E., die bij zijn verhoor be
kende de yroyw opzettelijk en met voorbe
dachten rade met bijlslagen te hebben ver
moord.
De hoofdagent gaf als zijn meening
te kennen dat de zak, waarin het lijk
van de vrouw gezeten heeft, niet
dichtgebonden kan zijn geweest. Het
lijk was daarvoor te groot en de zak
te klein. Hieruit volgt z.i. dat de
vrouwelijke verdachte geweten moet
hebben wat zij in den zak heeft ver
voerd.
Levend in den zak gestopt.
Als gei. deskundige werd hierna gehoord,
Dr. den Hertog, wonende te Heerlen, die
sectie op het lijk heeft verricht. Getuige ver
klaarde dat het slachtoffer twee hoofdwon
den had en een wonde op den rug. Deze
wonden waren echter niet doodelijk. De
dood moet zijn ingetreden nadat de vrouw
in den zak was gestopt. Getuige is dan ook'
van meening dat de dood door verstikking
is ingetreden.
EEN LUGUBERE PROEF.
Na de zitting van de rechtbank te
Maastricht heeft de dokter met een
lijk, dat hem ter beschikking was
gesteld, geprobeerd of men, wanneer
het lijk in een zak werd gestopt, de
zak al ol niet kon vastbinden. Met
een beetje moeite is het hem gelukt
den zak vast te binden.
De vrouwelijke verdachte bleef ontkennen
de mannelijke betuigde eveneens haar on
schuld en nam alle verantwoordelijkheid op
zich. Na een kort requisitoir eischte de pro
cureur-generaal
twintig jaar gevangenisstraf.
Wegens gebrek aan bewijs is vrouw D.,
van medeplichtigheid aan moord vrijgespro
ken. Ook de advocaat-generaal moet zich bij
dit vonnis neerleggen. Echter is de vrouw
wegens het verbergen van een lijk veroor
deeld tot zes maanden gevangenisstraf. De
ze straf komt haar ten volle toe en de ad
vocaat-generaal eischte tegen haar opnieuw
zes maanden gevangenisstraf.
De verdedigers pleitten clementie.
Uitspraak over 14 dagen.
De stalhouder wilde meneer wel
„met de koets dienen".
Wanneer burgers en boeren in het mid
den der achttiende eeuw op reis gingen,
hadden zij de keus tusschen de schuit en
den postwagen. Maar voor de „groote lui"
ging de schuit wat langzaam en zal de post
wagen wel wat veel geschommeld of gestoo-
ten hebben. Wie nu geen eigen reisrijtuig,
of althans een rijtuig dat daartoe gebruikt
kon worden, in zijn stad had, vervoegde zich
bij een stalhouder, die Mijnheer dan wel
tegen een billijke vergoeding „met de koets
wilde dienen".
Nu gebeurde het, dat de Heeren Lups en
Hoovy, voorname Oostzeehandelaren in Am
sterdam, de laatste met zijn vrouw, in het
jaar 1754 een reis naar Den Haag moesten
ondernemen. Den 27sten Februari lieten zij
de koets van den stalhouder Jan Schijff
voorkomen, die ze voor vijf dagen voor de
som van f43.huurden. Óf die koets reeds
vroeg voorkwam, is niet bekend. Maar zoo
niet, dan heeft de knecht van den stalhouder
die meeging, öngetwijfekl goed doorgereden
en de f2 fooi, welke hij bij thuiskomst ont
ving, wel verdiend! Want denzelfden dag
nog hielden zij voor de Oude Doelen, of voor
een ander logement in de Hofstad, waar ze
kere Benoist kastelein was, stil. Benoist
begon met te vertellen, dat hij den koffer
reeds ontvangen had van het veer, en dat
hij voor vracht 14 stuivers had betaald'
Lups en Hoovy hadden nl. voor alle zeker
heid met de schuit ieder hun knecht voor
uitgezonden. Deze heeren hadden hun tijd
gekort o.m. met het nuttigen van een „twee
de ontbijt", dat per hoofd op 5 stuivers
berekend werd.
Een wijntje hoort er bij.
De reisgenooten liepen dien dag hun mid
dagmaal onderweg mis. Dus bestelden zij
een behoorlijk souper. De waard dischte dit
zoo keurig op, dat het ieder der aanzitten-
den op een rijksdaalder kwam te staan. Bij
een goed souper hoort echter een goed
wijntje. Het drietal gebruikte een flesch
Pontac voor f 1.30 en een flesch Bourgogne
voor f2.Ook de bedienden vergaten zij
niet. De knechts, bij wie de koetsier zich had
aangesloten, verteerden met hun drieën aan
eetwaren een daalder en de heeren tracteer-
den hen bovendien op een flesch,je pontac.
De overige dagen was dit dienstpersoneel
te samen voor f 4.20 in den kost. Hun nacht
verblijf schijnt onder den prijs, dien de Hee
ren betaalden, begrepen te zijn geweest, of
wellicht kropen zij met den koetsier in het
hooi, want op de rekening trok Sinjeur Be
noist geen post uit.
Zooveel te duurder echter berekende hi]
de „voorname reizigers". Alleen aan logies
betaalden zij f 15.waarvoor zij slechts
twee kamers gehad hadden, waarvan het
verwarmen nog f5 extra kostte.
Mevrouw mocht een grooten koffer hebben
meegenomen om de toiletten in te bergen,
waarin ze visites ging rijden, of waarin zij
des avonds op bezoek ging bij den heer
Galofkie het halen en brengen bereken
de de Haagsche stalhouder Arie Rongee
haar voor f 1.10. Zij scheen geen plaats te
hebben durven inruimen aan het toiletwa
ter, want zij was genoodzaakt de twee
flesschen Eau-de-Bristol, elk van 8 stuivers,
welke zij in de vier dagen van het verblijf
in Den Haag noodig had, bij den waard te
betalen.
Overigens leefden de reizigers niet over
dadig. Dat zij ieder voor 8 stuivers ont
beten tegenwoordig doet men 't er niet
voor!
Doch met dit al beliep de rekening, die
de kastelein hun aanbood, toen zij den 3en
Maart wegreden f78.80. Of het mee
viel of niet, is een onbekende zaak: er werd
f 1.45 fooi gegeven.
En dat zij behouden weer thuis kwamen,
bewijst de kwitantie, die de stalhouder bfj
de betaling gaf.