Met de onderzeeërs naar de West AKKERTJE 60 Glorierijke Jaren RENAUIT DEN HELDER De „ovet steek", een sprong over den Atlantischen Oceaan Een tweede film over het leven van Koningin Victoria Garage CONNEMAN Zaterdag 24 Juni 1939 Derde Blad Neem dadelijk 'n en wèg is Uw kiespijn, Wat geven de Bioscopen? Rialto theater Verdiensten en fouten Misdadigersfilm met Edward G. Robinson DE RENAULT CABRIOLETS DE IDEALE OPEN WAGENS H.R.C -jeugd ontvangt de Black Boys-adspiranten De „oversteek", een sprong over den Atlantischen Oceaan Nadat we in Casa Blanca een druk en dank baar gebruik hadden gemaakt van de badge legenheid, die ons geboden werd in de hotels waarin wij overnachten, (we zijn hierover nog vol lof)brandstof en olie geladen was wer den 's Zaterdags, na een verblijf van' twee dagen, om 17 uur de trossen losgegooid. We hadden reeds een 1500 mijl achter de ru» en er resten nog een 3800, die we ar moesten leg gen in negentien dagen. Vele dagen lang niets dan water en wolken, wolken en water. De eerste dagen zagen we zoo nu en dan heel in de verte nog wel eens een schip, vermoede lijk een van de lijnen die voeren op Madeira en de Canarische eilanden, en Z.-Afrika. Na dien was het echter alleen lucht en water wat de klok sloeg. Een pluimpje voor den kok. Een ieder, die wel eens aan boord van een onderzeeboot is geweest, kan vertellen hoe klein en weinig plaatsinnemend alles is ge maakt, neem b.v. de Kombuis. Dit „voor name" ding bestaat in zijn geheel, kookplaat en oven inbegrepen, ongeveer een vierkante meter en toch moet hierop gekookt en ge braden worden voor niet minder dan ruim dertig man. Eveneens moet daar het brood worden gebakken. Vanuit Nieuwediep hadden we voor twee dagen brood meegenomen en dus moest de Chef den derden dag eens too- nen wat hij kon. Allen zaten natuurlijk in spanning hoe dat eerste broodje uit zou val len. „Chef, waarschuw je als het eerste brood uit de oven komt?" „Wat seisteSafe!!!" en even later... „Daar komt-ie Alle hens petten af! Ja, U denkt er mis schien makkelijk over, maar zoo'n eerste broodje moet uiterst beleefd ontvangen wor den, wil het in den vervolge smakelijk zijn. Inderdaad het brood was in één woord ver rukkelijk, af, en dat i zoo de geheele reis gebleven. Menige bakker aan den wal kan een puntje zuigen aan het brood, dat onze chef ons opdiende. Maar ook het koken, bak ken en braden was tip-top. 't Was net of goochelde de „kanenpieper" met zijn pulle tjes, pannetjes en kombuiske. Dat men met een beetje beleefdheid het meeste bereikt, blijkt uit het volgende: In Casa-Blanca werd een hoeveelheid gist inge slagen en bij ons aan boord is het veel lan ger goed gebleven dan op de andere boot. Dat kwam alleen hierdoor: wij spraken het gist steeds aan in ons allerbeste schoolfransch en dat deden ze op de O 13 niet. 't Was dus lou ter eigen schuld. Een mede-passagier. Op een avond stonder we achter het kuipje zoo een beetje met elkaar te kletsen over koetjes en kalfjes, toen er plotseling een doodgewoon Boerenzwaluwtje neerstreek op den schouder van een der opvarenden. Ver moedelijk was dit vogeltje den koers kwijt geraakt, want we waren reeds een 1500 kilo meters van het vasteland verwijderd. Het beestje was dood en dood op en we besloten dan ook hem maar naar beneden te bren gen, dan kon hij daar een beetje op verhaal komen. Zoo gezegd, zoc gedaan. Een koek blik werd gepromoveerd tot vogelkooitje en daar werd onze hirundo in gedaan. Maar ja, we konden hem niets te eten geven, want in secten hadden we niet aan boord. (Den vol genden dag één vlieg). Van alles en nog wat hebben we geprobeerd, 'rijst, brood, stukjes vleesch, maar niks hoor, hij at niet. Den volgenden morgen leek hij weer ge heel opgemonterd en trippelde door zijn „kooi" en daarom werd besloten hem maar weer te laten vliegen; aan boord ging hij toch dood. Inderdaad vloog het zwaluwtje weg, maakte een eererondje rond de twee booten en kwam teiug op de O 14, waar hij zich weer kalm grijpen liet. Een uur of vier later was hij dood, vermoedelijk verhongerd, 't Was jammer, maar wij hebben in elk geval ons best gedaan om hem in leven te houden. Neptunus komt aan boord. Den eersten Mei, toen in Holland allerwege de verjaardag gevoerd werd van H.K.H. Prin ses Juliana, passeerden wij de Noorderkeer kring. Nu is het de gewoonte op de meeste Dat doet U natuurlijk niet, maat wèl geeft U nu reeds even Uw Zomerbestelling van kolen op aan ons bestelkantoor Koningstraat 82. Wij hebben groote voorraad van alle soorten. Bezoek van Neptunus en Amalia, zijn lieftallige echtgenoote. sehepen, dat, indien er opvarenden zijn, die nog nimmer de keerkringen passeerden of „gedoopt' werden, alsnog deze „zeedoop" on dergaan. Aangezien er aan boord van de O-booten ook meerdere personen waren, die nog niet het „bewijs van zeemanschap" had den, werd er een telegram verzonden aan den „Heerscher aller Zeeën, met het vriendelijk verzoek of hij zoo goed zou willen zijn, bij ons aan boord te komen, om deze plechtig heid te verrichten. Het verzoek werd ingewil ligd en zoo arriveerde Vader Neptunus om streeks tien uur, met zijn vrouw, de lieftallige Amalia (hm) en zijn gevolg, de trouwe hel pers Tip en Top. De zwaar gebaarde Vader Neptunus was gehuld in een soort van toga, die beschilderd was met draken, zeesterren, zeepaardjes en zeeslangen; op het hoofd een gouden kroon en in de hand het majesteits- teeken, de drietand, nog druipend;, van het bloed, ArnaHa, die schijnbaar eeiï g'ruwelijken hekel Had aan het navolger, der slanke lijn mode, was eenvoudig, doch netjes gekleed. Het strooien hoedje, dat inderdaad een hoed was en geen bloementuintje, torentje of pan- nekoek, stond „haar" keurig in één woord. Tip en' Top, met als attributen eenige kwas ten en een scheermes, (afmeting ongeveer een halve meter), waren „gekleed" in een rokje van geplozen touwwerk en getatoueerd met alle mogelijke en onmogelijke figuren, die maar iets uit te staan hebben met de zee. Bij het betreden van het bovendek, kreeg Zijne Majesteit natuurlijk de noodige eerbe wijzen en werd daarna toegepsroken door den Commandant. Vlot beantwoordde Vader Nep. deze speech en wenschte geluk met den ver jaardag van H.K.H. en eindigde met de woorden: „Tip en Top, brave helpers, doet je best". (Ze hebben hun best gedaan, inder daad!!!) In volgorde werden de te doopen schepe lingen „afgewerkt": Tip zeepte ze flink in met een niet geringe hoeveelheid meelpap en Top schoor ze, heel netjes, alhoewel er ver scheidene waren, die absoluut niet tegen op scheren konden Daarna werden ze in een geïmproviseerden badkuip, een stuk zeildoek op dek gespannen, waarin zeewater, geworpen. Dat was de eigenlijke doop en voor de slachtoffers een goede gelegenheid, de „scheerzeep" eenigs- zins af te wasschen. Na de plechtigheid ont ving de doopeling een certificaat, een bewijs dat hij nu „zeeman" was. Het lamste slachtoffer was een boffer, want Tip en Top vonden het niet meer de moeite hem in te zeepen en daarom werd de put met restee- renden inhoud over zijn hoofd uitgestort. Nou, waarde lezers, als U dat eens had kunnen zien! Om te stikken gewoon! 't Leek wel een mummie! De eerste oogenblikken was het hem onmogelijk de oogen te openen, maar het hoefde al niet meer, want eenige seconden later lag hij reeds te spartelen in het zoute water. Eenige der gedoopten zonnen echter op wraak, en nauwelijks had het laatste slachtoffer zich een beetje afgepoeldeld, of Tip en zijn maat Top werden gegrepen en onder gedompeld. Vader Neptunus hield zijn buik vast van het lachen, maar dat zou hem bezuren, want even later lag ook hij te spar telen en te proesten, onder luid gejoel der toeschouwers. Maar dat was nog niet ge noeg!! Ook Amalia moest er aan gelooven. Dit "ongewenschte bad zorgde echter, dat er veel, heel veel van het vrouwelijk schoon van de ega verloren ging, en Vrouwe Amalia maakte dan ook maar gauw dat ze weg kwam. Dit Neptunusfeest was een zeer welkome afwisseling in het eentonige en tevens zware bestaan dat we hadden, werken, wacht loo- pen, niets om je heen als water, water en nog eens water, met als eenige plaats van vertier: achter in 't kuipje, 't Was echter op merkelijk hoe goed de steming was en ge bleven is tot we arriveerden te Curagao. Dat was maar goed ook, want anders was het in 't geheel geen doen. Tevens is het weer ge durende de „oversteek" goed gebleven en ook dat werkte mee om de goede stemming te bewaren. Vliegende visschen en Fregatvogels. Al slingerden de booten op de lange Oceaandeining, was zoo nu en dan de zee zoo kalm, dat het voorluik open kon, ofschoon er natuurlijk een mannetje op post moest blij ven staan, die voorkomen moest, dat een speelsch golfje een kijkje ging nemen in ons logies. We hadden genoeg water om ons hten Het was wel fijn, dat het luik zoo nu en dan eens open kon, want dan kregen wij weer een beetje versche lucht in de bool. Was het na werktijd, dan zaten we, als we tenminste geen wacht hadden, rond dat luik, te boomen over '--s en nog wat. In 't be^m hadden de vliegende visschen terdege aan dacht. Als glanzende eendekkertjes met zil veren vleugels scheerden ze over het water vlak. „He, zie je dat kleintje daar? Da's vast een jagertje!" „Dan is die „knerper" daar, zeker een bommenwerper! Gossie, wat een kanjert zeg!!" en dergelijke uitdrukkingen waren niet van de lucht. Rond en over de booten zweefden de schit terende Fregatvogels. Prachtvogels, witte, slanke dieren, die in vele opzichten gelijkenis vertoonen met onze Zeezwaluwen, maar dan met de middelste staartveeren verlend, on geveer een twintig centimeter. Ook het ge luid, dat we zoo nu en dan hoorden, toonde veel overeenkomst met een „kek"-geluid der sterns. Hoe dichter we bij land kwamen, des te meer vogels zagen we: roofvogels, jagers en zeezwaluwen, enz. Na veertien dagen, eindelijk land. Eindelijk kregen we land vooruit: Marti- nique en Dominica. Maar we waren er nog niet. We hadden nog de heele Carabische Zee voor ons. We moesten tusschen Martinique en Dominica door, Straat Dominica, maar later meer. d. J. dank zij de bijzondere samenstelling die dadelijk élke pijn verdrijft! Wei ger namaak. Let op het AKKER-merk. Per koker van 13 stuks -12 stuivers. Per doos van 2 stuks - 2 stuivers. Het zal ongeveer anderhalf jaar gele den zijn, dat het R.K.O.-concern de film „Victoria the Great" (Victoria de Groote) uitbracht en het werd een film, die een triomf bracht voor het spel van twee ar- tisten uit Hollywood: Anna Neagle en Adolphe Wohlbrück. Een film, die zoowel artistiek als historisch volkomen verant woord was, en die iets deed zien van het werk van de meest vermaarde Engelsch Koningin. Thans draait in het Rialto-theater een film over dezelfde vorstin, over denzelfden Prins Albert van Saksen-Coburg, en over hetzelfde Engeland. Alleen met dit verschil, dat men den titel veranderde in „60 Glorious Years" en dat het gegeven omgewerkt werd. „60 Glorierijke Jaren" is een film, die boven de middelmaat uitkomt. Dit zij in de eerste plaats opgemerkt. Een film, waaruit duidelijk blijkt, dat het den vervaardigers ernst ge weest is dit uiterst delicate onderwerp op een dusdanige wijze te brengen, dat de historie geen geweld werd aangedaan, terwijl men toch een boeiend geheel verkreeg. Welnu, evenals dit het geval was met de eerste film, heeft men ook thans grove on waarschijnlijkheden zoo veel mogelijk uitge bannen. Een enkele maal maakt men, doch men kan dit gaarne vergeven, van het leven van Victoria een „vie romancée", doch slechts sporadisch werd dit hinderlijk of banaal. In dit opzicht verdient R.K.O. dan ook zeker een woord van waardeering voor dit perfecte werk. i Wederom werden de hoofdrollen gelegd in handen van Anna Neagle en Adolphe Wohl brück. En wederom ziet men een voortreffelijk duo, dat welhaast volmaakt op elkaar is in gespeeld en dat van beide kanten toont, wat er met vrijwel volmaakt serieus spel is te be reiken. Met name Anna Neagle ziet men wederom in een harer brilliantste vormen. Het is waar achtige filmkunst, die zij weet te geven en men vraagt zich enkele malen met verbazing af, hoe zij een dermate hooggestemde sfeer weet te bereiken, louter en alleen door haar verschijning, door haar aanwezigheid op het witte doel. Zoo er één vrouw in Hollywood gevonden wordt, die een koningin koninklijk kan vertolken, dan is het deze vitale en zeer charmante Anna Neagle. Het zijn inderdaad zestig glorierijke jaren, die men ziet. Hoewel de waarheid niet ver- .bloemd wordt en men in deze 60 jaren ook de minder schoone episoden voorgezet krijgt. Niet voor niets was het tenslotte de tijd van Dickens, en ook de Krim-oorlog kan men niet wegvagen als een quantité négligeable... Maar men krjjgt een klaar en aannemelijk beeld van old England. Met zijn romantiek, zijn gratie en eigenaardigheden. Men krijgt markante „Victoria Regina'' vertelt haar zieke huishoudster van haar gedenkwaardi- gen jubileumtocht door Londen, in Herbert Wil- cox' Imperator film „60 Glorierijke Jaren". (Rialto-theater). staaltjes van massa-regie te aanschouwen en hoort telkens weer de walsklanken van Strauss opklinken in de wijde zalen van Windsor Castle en Buckingham Palace. Het slot van de film brengt, eenzaam, de hoogbejaarde vorstin, die over een machtig imperium regeert, en achterbleef. Alleen met zichzelf en haar schoone herinneringen. Dan ziet zij den weg terug, die zij gegaan is. Toch is deze film niet volmaakt. Zij kan zeker geen aanspraak maken op een vergelij king met de eerste over dit onderwerp, of schoon de R.K.O. kennelijk haar best gedaan heeft om hetzelfde niveau te bereiken. Het geheel doet een ietsje te fragmentarisch aan. Diverse episoden worden te vluchtig, te oppervlakkig behandeld, terwijl andere deelen daarentegen weer te veel uitgesponnen zijn. Uiteraard komt dit geheel niet ten goede. Voorts heeft men niet kunnen voorkomen, dat verscheidene onderdeelen frappante over eenkomst vertoonen met de eerste füm. On getwijfeld zullen velen het waardeeren, nog eens de in technicolor opgenomen beelden te aanschouwen, maar in een nieuwe film over een zelfde onderwerp verwacht men iets anders. Als men over deze bezwaren kan heen stappen, zal men deze film romantisch en meermalen boeiend als zij is, echter kun nen waardeeren. Men ziet er in ieder geval een Enge land, waarby men onwillekeurig parallellen gaat trekken met het huidige En dat tot de conclusie te komen, dat er wel veel, zeer veel, veranderd is in onze dagen. In het voorprogramma draait de film „Sophie Lang in Hollywood". Ulttte Ria^caap St. Louis Blues" een prima Swing-film Liefhebbers van zang en dans, van swing en rhythme kunnen van de week in de Witte hun hart ophalen. Daar draait nl. de Paramount- film „St. Louis Blues", een film, met in de hoofdrollen Dorothy Lamour, Lloyd Nolan en Tito Guizar. Jazz-fans krijgen het volle pond, o.a. van Maxine Sullivan, de bekende zwarte lady-crooner en van de diverse orchesten die zich op hun best doen hooren. Een lichte, maar ongetwijfeld zeer amusante film. De naam van de tweede hoofdfilm luidt „De Avonturen van Bill Peck", een allergenoeg lijkste rolprent van Tommy Kelly, den New- Yorkschen straatjongen, en van Ann Gillis. Het is alles zeer humoristisch en avontuurlijk en men kan er anderhalf uur lang z'n hart aan ophalen. Alzoo: een programma van kwaliteiten. Jxv-oXi-tPizateA. Enkele weken geleden draaide in ditzelfde theater eveneens een film met in de voornaam ste rol die merkwaardige Amerikaan: Edward G. Robinson. Inderdaad: een merkwaardige Amerikaan. De man, die officieel geboekstaafd staat als het prototype van den gangster, den Amerikaan- schen criminalist, den man, die als géén ander de misdadiger weet uit te beelden. Robinson is een perfect filmer. Hij speelt in iedere film, op welke plaats men hem ook aan treft, zij het in een hoofd-, dan wel in een bij rol, steeds van binnen uit, weet op weerga- looze manier het luguber element aan te bren gen en men kan hem zonder restrictie rekenen bij figuren als Peter Lorre, Karloff en wijlen Charley Chan, die ieder voor zich een zeker type op crimineel gebied vertegenwoordigen. Robinson is, en ook hierop mag wel eens de aandacht gevestigd worden, een kunstenaar. Hij is maar niet zoo'n representant van het wild-west kaliber. Hij is niet de man die het moet hebben van een zwarte monnikspij, van schaduwen achter ritselende gordijnen en van pompeuze knockpartijen. Hij hoeft het ook niet te zoeken in revolver-schieten en fantastisch knap speurderswerk. Niets van dat alles. Hij behoeft alleen maar zichzelf te zijn en uit zich zelf weer te geven datgene, wat er in het mis dadige brein van een gangster leeft en broeit. De film „Ik eisch gerechtigheid", waarvan de belangrijk betere origineele titel luidt „I am the Law", vervaardigd onder leiding van Alexander Hall van de Columbia, is een span nende film. Men krijgt in een goeddeels logisch en met intelligentie weergegeven verhaal te zien de episode uit het leven van een gang, en waar Edward G. Robinson hier de eerste viool bespeelt, is het te begrijpen, dat de liefhebber van „crime-stories" (misdadigersverhalen) hier het volle pond krijgt. Het is alles zeer geheimzinnig. Er wordt een moord gepleegd en speurders tijgen aan het werk. Het is niet onze gewoonte details van dit soort films te geven en ook thans zullen wij ons aan deze gewoonte houden, teneinde niets van de spanning teloor te doen gaan. Naast Robinson treden op Barbara O'Neil en John Beal en ook deze twee vervullen hun se cundaire plaatsen op een wijze, die men niet anders dan als voortreffelijk kan kwalificeeren. Een echte misdadigersfilm, spannend van be gin tot eind, die liefhebbers van het genre uit het hart gegrepen zal zijn. Als tweede film draait in de Tivoli „De Dorps-Detective", een film met en van Joe Brown. Wij behoeven hiervan waarschijnlijk weinig te zeggen. Er is een groot publiek, dat gaarne de Joe Brown-films aanschouwt en deze categorie zal zich waarschijnlijk opperbest vermaken aan het spel van dezen Amerikaan- schen komiek. ZEER VLOT VAN LIJNEN IN 5 SECONDEN OPEN EN DICHT Wie volkomen van een automobiel wil ge nieten schaife zich een open wagen aan. Renault biedt U hierin een serie wagens in verschillende prijsklassen, die door de vol komen tochtvrije constructie en de gecapi tonneerde kap alle voordeelen van gesloten wagens hebben. JUVAOUATRE 1 _n Cond. Int. Stand. Uitv1lwü." „4 ONDER DE KAP" fl. 1390.- PRIMAOUATRE Cond. Int. 4-deurs 1ÖOU.- „5 ONDER DE KAP" fl. 2150.- VIVA GRAND SPORT ___A Cond. Int. 4-deurs tl. Z/JV.- „6 ONDER DE KAP" fl. 3300.- Hoofdagent voor DEN HELDER en omstreken LANGESTRAAT Telef. 429 Morgen, 25 Juni, zal de „hope" van de Racers haar „dag" hebben. Want naar aanlei ding van het bezoek der Racing-adspiranten verleden jaar aan Sneek gedaan, komen nu de Black Boys adspiranten en juniores een tegen bezoek afleggen. Hedenmiddag ca. kwart over vieren arriveeren de Friezen reeds, waarna in gezelschap der Racing-jeugd een bezoek aan de haven gebracht zal worden, waarbij o.a. een bezoek aan Hr. Ms. „Tromp" op het program ma staat. Daarna zullen de adspiranten van Black Boys om pl.m. half zeven op het H.R.C.- terrein aan de diverse pleegouders worden toe vertrouwd. Zondag vinden dan de volgende wedstrijden plaats: Half tien: H.R.C. eBlak Boys e. Half elf: H.R.C. aBlack Boys a. Twee uur: H.R.C. cBlack Boys c. Drie uur: H.R.C. juniores—Black Boys juniores. De opstelling van de H.R.C. juniores is als volgt: Blankwater Dijkstra Bijl Bijl Dijkshoorn v. Dungen J. D. Bakker de Schipper Kater G. C. Bakker A. v. Vliet Zoowel des morgens als des middags be draagt de entreée 10 cent, dus voor niemand een bezwaar om deze interessante krachtme tingen te aanschouwen. Wie in de „Toelast" komt, weet qualiteit te waardeeren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7