W ieringermeer,
Tevergeefs 1
studieobject voor vele
takken van wetenschap
WIERINGERMEER
De Wieringermeer-vrouw
bracht haar offer
Op bezoek bij Dr.
de Froe en zijn
medewerkers bij 't
onderzoek naar de
lichamelijke ge*
steldheid der be-
woners
'ii Hnlve
Lucifer
Polderdag 1939
Van vrouwen-emancipatie, boerinnenmoed en saamhoorigheid
Bil de nadering van den negenden
Polderdag, het herdenkingsieest
van de droogvalling der zilte Zui-
derzeegronden, gaan onze gedach
ten dit keer niet in hoofdzaak nit
naar het rijke land zelf, naar bo
dem en vrucht, naar graanschuur
en repelbank, daarover schreven
wij reeds vaak genoeg doch zul
len wij ons bezig houden met de be
woners van het Nieuwe Land, met
de Adam en de Eva van het Wie-
ringermeer-paradijs speciaal
met Eva
Eenige dagen geleden werd een
Engelsch beeldhouwwerk, Adam
voorstellend, als publieke ver
makelijkheid tentoongesteld
door een schatrijken Amerikaan
die daarmee slechts bewees
hoe weinig begrip hij had van
wat de kunstenaar in het zeer
origineele beeld had vertolkt.
Want Adam stond daar, met voeten als
klauwen in den grond gehaakt, met mach
tige armen geheven naar de wereld, met
een lichaam, plomp, maar onverzettelijk,
gespannen de spieren, gezwollen de borst,
met een kop, waaruit elementaire kracht,
heerschzucht en triomf spraken. Men heeft
geléchen om deze steenen kolos, om het
wonderlijke gedrocht, dat niets bezat van
de legendarische heerlijkheid, waarmee de
literatuur den eersten mensch pleegt te
omgeven.
Het Amerikaansche publiek betaalt nu
een paar dollarcenten toegang en lacht
óók, terwijl de beeldhouwer Jacob Epstein,
op zijn atelier in Londen, zich van woede
op de lippen bijt om de verguizing van
zijn schepping, zijn Adam, een synthese
van instinct en bovenaardschen glans.
De handen gestrekt
zwarte akkers
naar de
We denken aan dat moderne beeld
houwwerk èn aan Epsteins eeuwenoude
inspiratie en beseffen weer eens, dat het
leven een eeuwige cirkelgang is, waarin
de mensch steeds weer zegevierend een
brok aarde in bezit neemt.
Zóó hebben, man voor man, de
Wieringermeerboeren hun land in
bezit genomen, met de voeten zich
inklauwend in de donkere modder,
die den veelbelovenden naam
„klei" droeg, met de handen ge
strekt naar de zwarte akkers, de
borst gezwollen van trots om 't eer
ste ontkiemend zaad op het proef
veld, de kop vol taaie wilskracht,
maar in de oogen een klein helder
licht, als een weerspiegeling van
den polder-horizon
Zóó hebben de pachters gewroet in de
aarde, rijdend en varend van den éénen
kavel naar den anderen, over en door een
weeken poel, de nog ongebaande wegen
van tóen
Zoo is Adam gegaan, zóó is Eva ge
volgd
Neen, neen, duizendmaal neen!
gevólgd is zij niet, de Wieringer-
meerboerin; dót begrip kent zij
evenmin als iedere andere moder
ne Nederlandsche plattelandsvrouw!
De vrouwenemancipatie heeft het platte
land niet ongemoeid gelaten!
Niet meer achter de kaastobbe
Ja, door de mechanisatie van het boeren
bedrijf kreeg de „vrijmaking" van de vrouw
zelfs een natuurlijk terrein onder haar, die
vroeger achter de kaastobbe stonden en de
boter karnden.
De Noordhollandsche boerin besteedt
thans een deel van haar tijd aan cultureel
en sociaal werk. Ze is bijvoorbeeld een
wakker lid van een of anderen Boerinnen-
bond, zij heeft, evengoed als haar stadsche
zusteren, haar eigen meening op politiek
en maatschappelijk terrein; zij is 'n moder
ne, vooruitstrevende vrouw, wie alle
slaafschheid vreemd is.
Op haar is zeker niet meer van toepas
sing de bekende karakteristiek van Hilde-
brand in zijn Camera Obscura:
Daar staat zij nu, die, na zijn
beesten, het hoogst taat aangeschre
ven in de schatting van Dries Riek,
haar welbeminden echtgenoot. Ik
zeg, na zijn beesten. Want als zijn
beesten sterven, kost de inkoop van
andere geld; een vrouw is om niet
terug te vinden, en brengt mogelijk
nog wel een stuivertje mee. „Mis
schien wel zoo 'n beste keezer niet
maar een mensch moet wat wa
gen, in de koeien zit hij ook
niet^ 't Kan goed en kwalijk uit
vallen; da's aventuur."
,.De bestemming der Noordhollandsche
boerin, als zoodanig" zoo gaat Hilde-
brand in den jare 1841 voort Is k e e z e n,
keezen, altijd keezen, is bestendig te
zorgen dat de melk, die 's ochtends en 's
avonds na „melkerstaid" wordt binnenge
bracht, de deur niet uitga dan in de ge
daante van goede, gezonde en iet barsten
de kaas. En dat geeft haar dagelijks zoo
veel werk, dat men niet weet hoe zij den
tijd vindt om kinderen te krijgen. Noch-
thans krijgt zij ze in groote menigte. Maar
ook, als het „puppie" een dag of drie door
de buren is „gekeken", en in deszelfs be
wonderde tegenwoordigheid het betamelijk
aantal suikerstukken gegeten werd, verlaat
zij de kraamkamer alweer, en begeeft zich
oogenblikkelijk aan de kaastobbe."
Wat mag zij wel voor oen wezen
zijn?
Dit alles is lang geleden. De vrouw als de ge
hoorzame hulp van den man, zijn dienares
se, de moeder van zijn kinderen, en de
hoedster van zijn beesten, de vrouw als
„keezer": een „ouderwetsche" situatie, wel
ke zéker niet thuis hoort op het Nieuwe
Land. Daar, waar alles „model' 'is, waar
de bouwbedrijven de boerin zéker geen en
kele taak verschaffen en het weidebedrijf
slechts in den hooitijd het schoone ge
slacht noodig heeft. Wat mag zij dan toch
wel voor een wezen zijn, zij, de Wieringer-
merboerein, wat voor verwoede feministe
troont daar onder het roode dak der fraaie
boerderij?? Deelt zij de lakens uit in haar
helder huis, laat zij den man ploeteren en
bekommert zij zich slechts om etenspot en
pronkkamer?
Niets van dit alles!
Zij heeft slechts op een eigen, een
hoogst vrouwelijke manier, de evo
lutie van haar sexe geïnterpre
teerd. Haar nieuwe rechtspositie
de gelijke van den man vormt
voor haar niet een arrogant doej
zooals voor sommige „Blaauwkou-
sen" doch het middel om haar
taak als lid van een gansch nieuwe
gemeenschap, zoo goed mogelijk te
vervullen. Zij is hier niet geko
men, uit Groningen, Friesland, Hol
land, Zeeland, ómdat haar man, de
uitverkoren pachter, haar vóórging,
Neen, maar omdat zij mede een
persoonlijk verlangen had naar het
nieuwe, omdat zij voelde óók cul
tuur te kunnen maken, gelijk zoo
vele vrouwen, in dezen op dit punt
wel zeer verlichten tijd, dit als een
bevrijdende gewaarwording hebben
ervaren. Hij pionier, zij pionierster!
Daravoor bracht zij een offer, dat grooter
geacht moet worden dan het offer van den
man! Juist ómdat zij niet meer met de
bloote armen in de kaastobbe roert4 ómdat
ze niet meer behoefte te karnen, te mel
ken...; ómdat ze huist op haar model-hof
stede, dadrom is haar taak moeilijker, we
zouden willen zeggen teerder dan die van
haar stoeren echtvriend.
Hadr valt de eenzaamheid in den wijden
polder zwaarder, in hdar roept de stilte
van dit wondere land een droeviger weer
klank. Want zij is, in al haar kloekheid en
frisschen moed, vrouw, vrouw in eerste
en laatste instantie.
Openhartige gesprekken.
W5j hebben met vele dames uit den pol
der gesproken, openhartig gepraat over
haar illusies en bevindingen in de nieuwe
omgeving.
En overal hooren wij, zoowel bij de pach
tersvrouw als de middenstandster, óók bij
de arbeidersvrouw, hetzelfde, vooral van
haar, die acht, negen jaar geleden hun ten
ten hier opsloegen. „Ik vond 't eerst ver
schrikkelijk, 't avonds vooral, zóó akelig
stil je hoorde niets, zag niets... maar toch
is 't mooi... Soms mengt de man zich in 't
gesprek: „Erg mooi,, érg interessant, we
hebben hier als 't ware een miniatuur-schep
ping meegemaakt", zegt hij. „Ja, wél stil; er
was geen buurman, maar de natuur was
onze buurman en die liet ons geweldig veel
zien!"
Saamhoorigheidsgevoel.
Bij alle gesprekken voert één ding den
boventoon: het besef, dat men zélf de een
zaamheid doorbreken moet, dat men hier
gekomen is niet slechts voor een stuk brood
maar om samen het nieuwe land en zijn
cultuur te helpen opbouwen!
En dat kan niet, als de Fries op een
eerbiedigen afstand blijft van den Zeeuw,
den Hollander, dat kan zéker niet, als de
ééne huisvrouw, haar deur gesloten houdt
voor de ega van haar buurman, schoon
héél andere gewoonten heeft dan zU.
ónder accent, zelfs, een anders gerichte
langstelling. Zeer bewust zijn de vrou
uit de Wieringermeer de saamhoongm
gaan beoefenen, als de hoogste deugd, nee
als de levensvoorwaarde voor geluk e
voorspoed in deze eerste Zuiderzeeprovin-
cie. Het is ons uit tientallen uitspraken ge
bleken, dat de vrouw hier wars is van de
„theekrans-geest", dat het zwakke geslacnt
hier geestelüke krachttoeren is gaan ver
richten. Wij laten hier eenige kernachti
ge gezegden, opgeteekend uit den mond der
Wieringermeerschen, volgen:
„We voelen, dat we den polder omhoog
moeten halen!" „Je moet contact houden.
,Ik wist dat het niet gemakkelijk zijn
zou, maar je moet immers strijden om voor
uit te komen!"
De Bond van Boerinnen en Andere Plat
telandsvrouwen en diverse clubs vinden
hier dan ook een gragen aanhang
Gemeenschapszin bedreigd.
De „Zuiderzeemcnschen" zijn gelukkig!
geen kleurlooze massa, integendeel, zij
hebben hoevele malen heeft ons blad
daar niet op gewezen iets markants.
Reeds het feit, dat ze, vanuit het oude
land, het onbekende tegemoet gingen, stem
pelt hen immers tot het type, dat zijn
eigen leven maakt.
Dat dan ook bereid is lós te laten, zich
aan te passen „De menschen waren
reeds soepel, anders waren ze hier niet
gekomen", merkt een der geïnterviewde
dames op.
Dat juist door de zeer positieve eigen
schappen der Wieringermeerbevolking de
ze soepelheid bedreigd wordt men
weet het maar al te goed! Oók onder de
vrouwen! En daarom vraagt het streven
naar eendracht van haar een dagelijks
hernieuwde inspanning.
Na negen jaren bewust pionierschap be
gint het zwaarste deel van de taak. Nu
moet angstvallig behoed worden, die spon
taan gegroeide gemeenschapszin, die in
de eerste jaren vooral zulke wonderen ver
richt heeft, och thans op een gevaarlijken
leeftijd is gekomen Zij wordt be
dreigd door bijna onzichtbare vijanden. Zou
het, opdat haar offer niet tevergeefsch zij,
niet goed wezen, dat Eva, óók in 't open
bare leven, bijvoorbeeld in den toekomsti-
gen gemeenteraad, naast Adam ging staan,
niet als een „manwijf", doch als de be
schermengel van het hoogste goed der Wie
ringermeer; de saamhoorigheid?
NOG EEN PAAR BELANGRIJKE MEN-
SCHEN: DE KOK EN KAMPBEHEERDER
LOKKEN EN ZIJN VROUW.
Door de vriendelijke medewerking van Dr. de Froe,
den leider van het anthropologisch onderzoek in de Wie
ringermeer, was een onzer redacteuren de eerste persman,
die een gedeelte van dit onderzoek, dat eenig in de wereld
is, mocht bijwonen. Medische studenten doen schoolkin
deren en ouderen honderden vragen naar hun lichamelijke
gesteldheid, doen metingen en maken vergelijkingen. De
manier waarop dit wordt gedaan, is een zéér bijzondere.
Alle lof hebben de medici voor de bereidwilligheid van de
openbare lichamen en de bewoners, waardoor dit hoogst
belangrijke onderzoek zonder veel omslag kan geschieden.
(Von onzen eigen verslaggever).
Klaas boft bij de rekenles. Juist als
meester van die sommen opgeeft van A en
B, die samen een afstand van 20 Kilometer
kuieren, waarbij A om 3 uur en B om 4 uur
vertrekt, sommen waar ie zoo gruwelijk
het land aan heeft, wordt ie eruit gestuurd.
Gewoonlijk is dat niet mooi, want dan moet
je bij den bovenmeester komen en die
vraagt je dan een en ander en die zegt je
dan een en ander. En dat is heelemaal niet
gezellig. Maar nu moet je bij een juffrouw
en een meneer komen, die zóómaar aan
een tafeltje op de gang zitten, de juffrouw
met haar rug tegen Piets jas, en de me
neer met zijn schoenen vlak naast Kees
zijn klompen... En op dat tafeltje ligt een
plankje met allemaal oogen erop gespij
kerd, en een ijzeren ring met allemaal bos
jes haar eraan, wit haar en bruin haar en
rood haar en van dat tusschenbeiden haar,
dat je zelf hebt. Die meneer schuift met
dat plankje langs je eigen oogen, en als
hij dan een oog heeft gevonden, dat precies
de kleur heeft van je oog, noemt hij
een nummer en dan schrijft de juffrouw
het op. Van dat haar zoeken ze ook uit en
dan is er ook nog zoo'n leuk ding waar ze
je hoofd mee meten. En dan doen ze een
heelehoel vragen. Zulke bijvoorbeeld:
Droom je veel?
Hoeveel boterhammen lust jij wel op?
Hou je van sneeuwballengooien?
Kgijg je daar noiot dooie vingers van?
van?
Ze vroegen ook nog of je dat horloge
kon hooren tikken. Piet had gezegd dat ie
't heelemaal aan 't eind van de gang kon
hooren. Nou, eigenlijk leek het wel of je
't zelf niet hoorde... of wel? Als Piet 't
hoort, kon jij 't toch zeker óók wel. En
toen zei je maar: ja meneer... Toen begon
nen ze allebei te lachen, die meneer en die
juffrouw, want het horloge stond stil... Nou
je had heusch niet met opzet gejokt, maar
verder zal je toch érg je best doen, precies
te vertellen, hoe je die kleur vindt, en of
je die E op dat bord goed kunt lezen, en
zoo. 't Is veel te fijn, dat uur op de gang
en later in het kamertje waar een dokter
is, die heelemaal niet èng doet... En 't is
toch écht gemeen van Doris z'n vader, dat
Doris niet mag... Doris mag óók, zegt me
neer, de vader van Doris vindt het ook
goed...
Gelukkig... Hij wou zoo graag!
Als Klaas geweest is komt Kees, en Piet
en Doris en Marietje en Klaartje, en onver
moeid zijn de medewerkers van Dr. de
Froe, den leider van 't antropologisch on
derzoek in de Wieringermeer, bezig om de
kinderen „uit te hooren", om uiterst be
langrijke gegevens te verzamelen...
't Gaat allemaal zóo rustig, zóo gemak
kelijk en zóo weinig storend voor het
onderwijs, dat uw verslaggever eigenlijk
eerst een minuut of 5 zich anthropologisch
moet acclamatiseeren, voor hij door heeft,,
wat er allemaal gebeurt... Ze hebben er
slag van deze dames en heeren ouderejaars
medische studenten om van de kinderen
met een gezellig praatje, zonder eenig ver
toon dat er iets geweldig geleerds gebeurt,
te hooren wat ze willen weten.
En dat is toch héél veel! Het anthropolo
gisch onderzoek, het vierde en laatste ge
deelte van de groote enquete door de
stichting „Bevolkingsonderzoek van de
Wieringermeer" omvat het samenstellen
van een zéér volledig rapport omtrent de
lichaamsgesteldheid der bewoners. Men
hoeft waarlijk geen dokter te zijn, om te
begrijpen, wat daarbij komt kijken, wil het
goed gebeuren.
Waarom, vragen wij dokter de Froe, doet
men een dergelijk onderzoek juist in de
Wieringermeer?
Dat zit zoo. De Wieringermeer is een
omsloten gemeenschap, waarvan verwacht
kan worden, dat de leden lang op dezelfde
plaats blijven. Het historische ontbreekt,
alles is nieuw, alles is doelbewust opgezet.
We gaan nu na, en dat doen we zéér pre
cies, de staat van de tegenwoordige bewo
ners en hun kinderen. Er is een sociogra
fisch, een psychologisch, een phonetisch
onderzoek geweest en ons onderzoek het
antrophologische completeert het. Het on
derzoek in alle vier afdeelingen is bij de
zelfde menschen gebeurd.
Nu zal worden nagegaan hoe de
jeugd in deze eigenlijk cosmopoli-
tische omgeving van Zeeuwen, Gro
ningers, Friezen, Noordhollanders,
enz. enz. opgroeit, welke invloed de
verschillende volksgroepen in li
chamelijk en geestelijk opzicht op
elkaar uitoefenen.
„Wat verwacht u daarvan, dokter", is on
ze tweede vraag.
„Dat er over 50 jaar weinig meer van te
zien is, dat er veel geassocieerd, samen
gesmolten dus, zal zijn. Alleen het con
stante zal blijven, het extreme verdwijnt.
Dat de menschen veranderen als ze
in een andere omgeving komen, is niet
nieuw, u ziet dat bijv. bij een stadsmensch
dat op het platteland komt wonen. Er komt
op den duur wijziging in lichaamsvorm
en geestelijke gesteldheid".
„Er zal dus een bepaald ras bijkomen, de
Wieringermeerbewoner?"
„Wellicht. Maar overigens doen wij niet
aan doelbewust rasonderzoek. De verschil
lende rassen hebben zich in Nederland
reeds zoo vermengd, dat van een zuiver
ras van Friezen, van Zeeuwen, van Gronin.
gers al bijna geen sprake meer is.
Dan gaat dokter de Froe vol lof
uitweiden over de voortfeffelijke
medewerking van de Openbare
Lichamen, de onderwijzers en ten
slotte van de bewoners zelf. Allen
hebben zij het juiste inzicht en be
grijpen de beteekenis. Hierdoor zijn
groote kosten van voorbereiding
v oorkomen en kan men zoo mogelijk
nieuwe instrumenten bijkoopen.
Dure instrumenten! Een paar bosjes haar
geen echt haar maar cellulose dat niet
yeikleurt, een paar passers, een instrument
je om op kleurenblindheid te toetsen, het
loopt in de honderden guldens.
„t Zijn zeer precieze instrumenten," ver
klaart dokter de Froe met begrijpelijke
trots, speciaal ook wat de meetinstrumen
ten betreft. Vroeger werd geschat, thans
wordt waarlijk gemeten. We doen een an
dere vraag.
„Kunnen ziekten of erfelijke omstandig
heden invloed hebben op de lichaamsge-
js al mèefdon genoeg om een
héél bosch in een half
uur in lichterlaaie te
doen komen I
Rookt niet in bosch of hei!
s.teldheid, zóódat het type wordt beïnvloed
en anders schijnt dan het is?
Dokter de Froe lacht smakelijk
Daarvoor zijn or nu juist speciaal opftelei
de medische studenten aan het werk. W ij
onderzoeken alleen de gezonde menschen,
de anderen vallen vanzelf af.
En toen kreeg de boer een pluim
op zijn hoed! 't Is niet alleen voor
de studenten nuttig, voor de weten-
schappelijke ontwikkeling, ook voor
hun eigen persoonlijkheid. Want,
zegt dokter de Froe, zij leeren den
boer kennen, zij leeren dat de stads
mensch niet superieur is, zij leeren
het rustige overleg van den boer
toetsen aan hun eigenwisselvallig
heid, ze zullen zich thans reeds
leeren behoeden tegen onvermijdelij
ke fouten, als zij later, zóó uit de
stad zich op het platteland vestigen,
Wordt een dergelijk onderzoek vaak ge-
daan dokter?
Voor zoover mij bekend, is dit onderzoek
het eerste en eenige op de wereld.
Vinden de studenten het hier prettig?
Gaat U dat maar eens aan den kampkok
vragen...
HET KAMP
Ziehier het menu van eeni polderjongenj
3 pond aardappelen
3 ons groente
Yi pond vet en vleesch of spek.
En ziehier het menu voor den kampbe
woner, nu de groene vlag met de roode
slang van Esculapius is geheschen:
1 bordje soep
aardappelen, groente, vleesch
pudding
fruit
En toch kan één man in het kamp dat
alles maken, 't Is Lokken, de populaire
kampbeheerder en kok, die den pollepel
zwaait bij de machtige kookfornuizen, bij
de geweldige koffieketels en de imposante
stapels boterhammen, met vier soorten „ba
leg".
Is dokter de Froe trotsch op zijn arbeid,
Lokken kan het kzijn, immers hij
zorgt dat zijn gasten behoorlijk gevoed en
gelaafd zijn, en dus gesterkt en getroost
hun zware dagtaak kunnen volbrengen.
Moeder Lokken, is een levend protest te
gen de slanke lijn, als wij kampbewoner]
waren, was 't eerste wat wij zouden zeg
gen „Bei mir bist du schön". Het type van
de goede hospita.
De gasten zijn eenvoudig gehuisvest,
is niet moeilijk te raden, waar de dames
verblijf houden een fleurig kleedje over.
de koffers, een bloemetje op de tafel, ver
raadt in 'n oogopslag ,,'t eeuwig vrouwelij
ke" óók bij de aanstaande vreeselijk geleer
de specialisten... In het kamp wordt behal
ve aan phsycologie, anthropologie, biologie,
anatomie enzoovoort, enzoovoort ook aan
waschlogie en naaiologie gedaan, in een
der tafels prikt een stopnaald, in een hoek
staat een zinken bakje met een preparaat
dat uit de verte het meest op pas uitge
wrongen zijden kousen lijkt.
Bij de heeren is het bepaald Bohemiën
Kampleven...
Tot 12 Augustus blijft Dr. de Froe met
zijn staf in het nieuwe land. Dan vertrek
ken zij met hun kostbare gegevens over
haarkleur, oogenkleur, geaardheid van den
huid, kleurenzin, schedelwijdte, haarvormen
tanden, bijzonderheden over het schrift, den
gang, de lichaamshouding en nog duizend
andere voor den leek soms onbegrijpelijke,
voor de wetenschap belangrijke antwoorden
meer...
Over vijftig jaar, geen Friezen, geen
Groningers meer dan is alles één. We
hebben zoo'n stil vermoeden, dat meneer
Smeding de zandlooper van Vader Tijd wel
een duwtje zou willen geven.
We kunnen ons zoo voorstellen, dat hij, de
man, die een groot deel van zijn leven
heeft gewijd aan het leggen van de fundee
ringen, ook het schoone gebouw, dat tegen
dien tijd dan gereed moet zijn, zoo graag
zou willen zien.
Vijftig jaar duurt nog zoo heel erg lang!
De heer en mevrouw Lokken met hun
dochter, ln volle aandacht voor het stoffe
lijk welzijn van hun gasten.